Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 mei 2009, nr. PO&I/P&O/2009/10428A, tot (hernieuwde) instelling van de Adviescommissie Bezwaren Personeel SZW (Instellingsbesluit Adviescommissie Bezwaren Personeel SZW)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gehoord het Departementaal Georganiseerd Overleg;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de commissie:

de Adviescommissie Bezwaren Personeel SZW;

b. het DGO:

het Departementaal Georganiseerd Overleg;

c. EC aj:

het Expertisecentrum Arbeidsjuridisch, onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

d. de minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

e. het ministerie:

het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

Er is een Adviescommissie Bezwaren Personeel SZW, hierna te noemen: de commissie.

Artikel 3

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste acht leden, met inbegrip van de voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. De leden worden door de minister benoemd en ontslagen. Ten minste één en ten hoogste drie leden worden benoemd op voordracht van het DGO.

  • 3. De minister kan een plaatsvervangend voorzitter benoemen.

  • 4. De benoemingen gelden voor een periode van vier jaar. De (plaatsvervangend) voorzitter en overige leden kunnen tussentijds op eigen verzoek worden ontslagen. Herbenoeming is mogelijk.

  • 5. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter maken geen deel uit van het ministerie en zijn derhalve niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag.

  • 6. De commissie wordt secretarieel en administratief ondersteund door EC aj. De secretaris maakt geen deel uit van de commissie.

  • 7. EC aj formeert in overleg met de voorzitter, per zaak of per cluster van te behandelen zaken, een ad hoc commissie. Deze commissie bestaat per zitting uit drie leden, waaronder een voorzitter, een lid namens het DGO en een lid namens het bevoegde gezag.

Artikel 4

  • 1. Een lid van de commissie verschoont zich, indien hij rechtstreeks betrokken is geweest bij de voorbereiding van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, dan wel indien zich anderszins omstandigheden voordoen die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de secretaris.

Artikel 5

De commissie heeft tot taak de minister respectievelijk het bevoegde gezag te adviseren over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van bezwaren welke door personeelsleden of belanghebbenden zijn ingediend tegen jegens hen genomen besluiten, voor zover de behandeling van die bezwaren niet aan een andere commissie is opgedragen.

Artikel 6

  • 1. De indiener van het bezwaarschrift dan wel diens vertegenwoordiger alsmede het bevoegde gezag dan wel diens vertegenwoordiger, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

  • 2. Het horen geschiedt door de voltallige commissie, bedoeld in artikel 3, zevende lid, tenzij deze het horen opdraagt aan de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. Van het in de gelegenheid stellen te worden gehoord kan worden afgezien indien:

    • a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is;

    • b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;

    • c. de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord;

    • d. de commissie op grond van de aan haar voorgelegde stukken tot het oordeel komt dat het bevoegde gezag dient te worden geadviseerd volledig aan het bezwaar tegemoet te komen.

Artikel 7

  • 1. De commissie kan, indien zij zulks nodig oordeelt of op verzoek van de indiener van het bezwaarschrift dan wel van het bevoegde gezag, ook anderen dan de in artikel 6, eerste lid, genoemde personen horen.

  • 2. De commissie kan vorderen dat alle stukken waarvan zij kennisneming noodzakelijk acht, worden overgelegd.

Artikel 8

  • 1. De commissie brengt een door de voorzitter en secretaris ondertekend en met redenen omkleed advies uit aan de minister respectievelijk het tot het beslissen op het bezwaar bevoegde gezag. Bij het advies gaat een samenvattend verslag van de hoorzitting.

  • 2. De voorzitter van de commissie kan een advies om een bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond te verklaren namens de commissie uitbrengen, zonder raadpleging van overige leden van de commissie.

  • 3. Het advies van de commissie en het samenvattend verslag van de hoorzitting zendt het bevoegde gezag als bijlage bij de beslissing op bezwaar aan belanghebbende of diens vertegenwoordiger.

  • 4. Een afschrift van de beslissing op bezwaar zendt het bevoegde gezag aan EC aj.

Artikel 9

  • 1. Het besluit van de minister van 30 september 1994, nr. CDPM/94/0852/AG1/h1, wordt ingetrokken.

  • 2. Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten benoemingen en aanwijzingen van leden die gebaseerd zijn op het in het eerste lid genoemde besluit op artikel 3 van dit besluit. De benoemingen van de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en overige leden worden geacht te zijn ingegaan met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Adviescommissie Bezwaren Personeel SZW.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 mei 2009

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de secretaris-generaal,

J.F. de Leeuw.

TOELICHTING

Algemeen

Bij besluit van 30 september 1994 (kenmerk nr. CDPM/94/0852/AG1/h1) is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) een Adviescommissie Bezwaren Personeel SZW (hierna: de commissie) ingesteld. Dit besluit is om meerdere redenen toe aan actualisering. Ten eerste omdat de Bijzondere Commissie van Overleg, die voorafgaand aan het besluit van 1994 was gehoord, niet meer bestaat. Deze Bijzondere Commissie is opgevolgd door het Departementaal Georganiseerd Overleg (DGO). Verder geldt dat een aantal zaken dat in het besluit van 1994 was opgenomen, niet meer in overeenstemming is met de praktijk. Zo bestaat de commissie uit veel meer dan de daarin genoemde drie leden. Verder is van belang dat het ministerie van SZW sinds 1 januari 2008 is aangesloten bij het Expertisecentrum Arbeidsjuridisch (hierna: EC aj), onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het secretariaat van de commissie is als gevolg daarvan sinds 1 januari 2008 ondergebracht bij EC aj. De uniforme bezwaarprocedure die per 1 maart 2009 bij EC aj is ingevoerd, leidt ook tot een enkele aanpassing van de werkwijze van de commissie.

Dit besluit vervangt het genoemde besluit van 30 september 1994.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Om veelvuldige herhaling van omvangrijke omschrijvingen te voorkomen, zijn in deze begripsbepaling enkele verkorte aanduidingen opgenomen.

Artikel 3

Dit artikel is geactualiseerd ten opzichte van artikel 2 van het instellingsbesluit van 30 september 1994. In het besluit van 1994 stond in artikel 2.1 dat de commissie uit drie leden bestond, waarvan er één werd voorgedragen door de Bijzondere Commissie. Het secretariaat werd opgedragen aan CDPM. Zowel de Bijzondere Commissie als CDPM (een voormalig onderdeel van het ministerie van SZW) bestaan thans niet meer. Ook is de commissie in de loop der jaren uit meer dan drie leden gaan bestaan. De commissie bestaat momenteel uit een (onafhankelijk) voorzitter, een (onafhankelijk) plaatsvervangend voorzitter, twee leden namens het DGO en (met ingang van 1 april 2009) drie leden namens het bevoegde gezag. Per zitting wordt een commissie van drie leden samengesteld. De logistieke, administratieve en secretariële ondersteuning van de commissie is sinds 1 januari 2008 ondergebracht bij EC aj. De logistieke en administratieve ondersteuning omvat onder meer het plannen van hoorzittingen van de commissie, het regelen van de locatie en catering voor hoorzittingen. De secretariële ondersteuning omvat de inhoudelijke voorbereiding van hoorzittingen, het opstellen van een samenvattend verslag van hoorzittingen en het opstellen van conceptadviezen van de commissie.

In artikel 3, vijfde lid, is net als voorheen (in artikel 2.3) bepaald dat de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter geen deel uitmaken van het ministerie van SZW en derhalve niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag. Dit in aansluiting op het bepaalde in artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.

Tot op heden werden de leden van de commissie voor onbepaalde tijd benoemd. Met artikel 3, vierde lid, waarin een benoemingstermijn van in beginsel vier jaar is opgenomen, wordt meer aangesloten bij hetgeen bij andere departementale adviescommissies gebruikelijk is, te weten een begrensde benoemingstermijn. Herbenoeming is overigens wel mogelijk. Ingevolge het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van dit besluit, gaat de termijn van vier jaar voor de zittende leden in met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikelen 4 tot en met 7

Deze artikelen komen inhoudelijk overeen met de artikelen 3 tot en met 6 van het instellingsbesluit van 30 september 1994.

Artikel 8

Artikel 8, eerste lid, komt inhoudelijk overeen met artikel 7 van het instellingsbesluit van 30 september 1994.

Het tweede lid van artikel 8 is nieuw opgenomen, maar betreft slechts een vastlegging van de gegroeide praktijk. Mede omdat de commissie betrekkelijk weinig bij elkaar komt, is het gebruikelijk dat de voorzitter in overleg met de secretaris bekijkt of een zaak kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. Er is pas sprake van kennelijke ongegrondheid of kennelijke niet-ontvankelijkheid wanneer er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake wanneer uit het bezwaarschrift zelf reeds aanstonds blijkt dat de bezwaren van de indiener van het bezwaarschrift ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Verder geldt dat het enkele feit dat er sprake is van een termijnoverschrijding nog niet de conclusie rechtvaardigt dat er sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar, omdat er sprake kan zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. De gebruikelijke werkwijze is dat in voorkomende gevallen de voorzitter namens de commissie adviseert een bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond te verklaren. Het met redenen omklede advies hiertoe wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend, zoals alle andere adviezen van de commissie.

Het derde lid van artikel 8 is opgenomen in verband met een aanpassing van de werkwijze van de commissie aan de uniforme bezwaarprocedure van EC aj per 1 maart 2009. Voorheen was het gebruikelijk dat afschriften van de adviezen van de commissie direct aan belanghebbenden en hun vertegenwoordigers werden toegezonden. Volgens de nieuwe werkwijze worden de adviezen eerst als bijlage bij de beslissing op bezwaar door het bevoegde gezag aan belanghebbenden of hun vertegenwoordigers toegezonden. Het oude instellingsbesluit liet het moment van verzending van het advies en het verslag van hoorzitting aan belanghebbenden in het midden. Hoewel de nieuwe werkwijze niet strijdig is met het bepaalde in het oude instellingsbesluit, wordt de nieuwe werkwijze voor de duidelijkheid expliciet vastgelegd in artikel 8, derde lid.

Artikel 8, vierde lid, is beperkt gewijzigd ten opzichte van artikel 8 van het besluit van 30 september 1994. In het oude besluit was bepaald dat het bevoegde gezag uitsluitend in het geval van een beslissing op bezwaar die geheel of gedeeltelijk afweek van het advies van de commissie, verplicht was een afschrift van de beslissing aan de secretaris van de commissie te zenden. Gebruikelijk was om de commissie altijd een afschrift van de beslissing op bezwaar toe te zenden. Conform de nieuwe uniforme bezwaarprocedure van EC aj worden de contraire beslissingen op bezwaar door de ondersteuning van EC aj naar de commissie gezonden. Door ontvangst van de beslissing op bezwaar kan beoordeeld worden of deze contrair is. Gelet hierop wordt nu in artikel 8, vierde lid, bepaald dat het bevoegde gezag een afschrift van alle beslissingen op bezwaar aan EC aj zendt.

Artikel 9

Dit artikel regelt ten eerste de intrekking van het verouderde instellingsbesluit van 30 september 1994. Het tweede lid bevat een overgangsbepaling. Als gevolg hiervan blijven op het oude besluit gebaseerde besluiten tot benoeming van commissieleden (met inbegrip van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter) van kracht en worden deze geacht te zijn gebaseerd op het nieuwe instellingsbesluit. De benoemingstermijn van vier jaar (zie artikel 3, vierde lid) wordt geacht gelijktijdig met de inwerkingtreding van het nieuwe instellingsbesluit in te gaan.

Artikelen 10 en 11

Deze artikelen regelen de inwerkingtreding en citeertitel.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de secretaris-generaal,

J.F. de Leeuw.

Naar boven