Regeling beoordeling centraal examen 2009

Bestemd voor: scholen voor voortgezet onderwijs

instellingen voor beroepsonderwijs en educatie

de staatsexamencommissie

Datum: 31 maart 2009

Kenmerk: CEVO-09.0313

Datum inwerkingtreding: zie artikel 13

Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t.

Juridische grondslag: artikel 39 Examenbesluit v.w.o.-h.a.vo.-m.a.v.o.-v.b.o.

Relatie tot eerdere mededelingen:

Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/VO, 079-3232.444

De voorzitter van de centrale examencommissie vaststelling opgaven,

Gelet op: Artikel 39 , eerste lid, onderdelen d, e, f en g, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.; artikel 17 van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling gelden de begripsbepalingen die zijn gegeven in artikel 1 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.

  • 2. Voorts wordt in deze regeling verstaan onder:

    •. ’Algemeen bestuur’:

    het Algemeen Bestuur van de CEVO

    •. ’Dagelijks Bestuur’:

    het Dagelijks Bestuur van de CEVO

    •. ’voorzitter’:

    de voorzitter van het Algemeen Bestuur van de CEVO

    •. ’vaksectie’:

    een vaksectie van de CEVO

    •. ’opdracht’:

    een vraag of opdracht in een toets;

    •. ’uitvoering van een opdracht’:

    de wijze waarop een kandidaat een opdracht heeft uitgevoerd en het eindresultaat van die uitvoering;

    •. ’antwoord’:

    de uitvoering van een opdracht

    •. ’opgave’:

    enige bij elkaar behorende opdrachten in een toets die als zodanig zijn aangemerkt

    •. ’praktische toets’ :

    het in artikel 41 a van het Eindexamenbesluit genoemd praktische gedeelte van het centraal examen v.m.b.o., onderscheiden in een cspe (centraal schriftelijk en praktisch examen) voor de beroepsgerichte vakken en een cpe (centraal praktisch examen) voor de beeldende vakken;

    •. ’tweede examinator’:

    de door de directeur aangewezen medebeoordelaar van een examentoets;

    •. ’Examenbesluit’ :

    het Eindexamenbesluit v.w.o.- ha.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o, dan wel het Staatsexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 2000

Artikel 2. Beoordelingsnormen

  • 1. De beoordelingsnormen voor de centrale examens worden weergegeven in een correctievoorschrift bij iedere toets. Dit bestaat uit:

    • a. regels voor de beoordeling, op grond van het Examenbesluit;

    • b. algemene regels, op grond van deze regeling

    • c. vakspecifieke regels, op grond van een besluit van het Dagelijks Bestuur op grond van artikel 10 van deze regeling

    • d. een beoordelingsmodel bij iedere toets.

  • 2. Het correctievoorschrift, bedoeld in het eerste lid, wordt ingericht met inachtneming van Bijlage 2. In afwijking hiervan wordt het correctievoorschrift voor het centraal schriftelijk en praktisch examen vmbo ingericht met inachtneming van Bijlage 3.

  • 3. De directeur stelt na de afname van een toets het correctievoorschrift aan de examinator ter beschikking.

  • 4. In uitzonderingsgevallen kan het Algemeen Bestuur beslissen, dat bij een toets geen beoordelingsmodel wordt gevoegd.

Artikel 3. Algemene regels

  • 1. Voor de uitvoering van een opdracht worden door de examinator en door de gecommitteerde, dan wel de tweede examinator, scorepunten toegekend, in overeenstemming met het bij de toets behorende correctievoorschrift. Scorepunten zijn de gehele getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal punten voor een opdracht is.

  • 2. Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels.

    • a. Indien een opdracht volledig juist is uitgevoerd, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend.

    • b. Indien een opdracht gedeeltelijk juist is uitgevoerd, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het beoordelingsmodel.

    • c. Indien een opdracht is uitgevoerd op een wijze die niet in het beoordelingsmodel voorkomt en deze uitvoering op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, worden scorepunten toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.

    • d. Indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken / gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde (gedeelte van het) antwoord.

    • e. Indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van een kandidaat voor te komen.

    • f. Indien in een opdracht een fout is gemaakt die de verdere uitwerking van de opdracht beïnvloedt, mag alleen die fout en niet de invloed van die fout op de verdere uitwerking worden aangerekend, tenzij daardoor de opdracht aanzienlijk vereenvoudigd wordt of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

    • g. Een zelfde fout in de uitvoering van verschillende opdrachten moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld

Artikel 4. Algemene regels specifiek voor de beoordeling van schriftelijke toetsen

  • 1. Indien een voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerst gegeven antwoord beoordeeld.

  • 2. Indien meer dan een voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerst gegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal.

  • 3. Indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven.

  • 4. Het juiste antwoord op een meerkeuze vraag is de hoofdletter waarmee de juiste keuzemogelijkheid bij de vraag is aangeduid. Voor het juiste antwoord wordt 1 scorepunt toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel een ander aantal punten is aangegeven, voor ieder ander antwoord 0 scorepunten.

Artikel 5. Algemene regels specifiek voor de beoordeling van cspe en cpe

  • 1. Mocht tijdens het examen een hulpmiddel niet werken en dit is niet te wijten aan het verkeerd gebruik door de kandidaat dan mag dat geen invloed hebben op de beoordeling van de kandidaat. De kandidaat mag daar in tijd en scorepunten niet door benadeeld worden.

  • 2. Indien een kandidaat binnen de gestelde tijd een (deel)opdracht opnieuw wil uitvoeren om de prestatie te verbeteren, wordt de kandidaat daartoe in de gelegenheid gesteld. Voor zover van toepassing stelt de examinator de daarvoor benodigde materialen ter beschikking.

Artikel 6. Vermeende fouten

  • 1. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het beoordelingsmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en beoordelingsmodel juist zijn.

  • 2. Degene die in de toets of het beoordelingsmodel een fout of onvolkomenheid meent te hebben geconstateerd kan deze fout aan de CEVO meedelen.

  • 3. Deze mededeling wordt voorgelegd aan de desbetreffende vaksectie, en indien deze de mededeling als juist aanmerkt, kan de vaksectie de voorzitter adviseren een beslissing op grond van artikel 9 te nemen.

  • 4. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsschema. Met een eventuele fout wordt bij de bepaling van het cijfer voor het centraal examen zoals bedoeld in artikel 11 rekening gehouden.

Artikel 7. Noteren scorepunten

  • 1. De examinator vermeldt op een lijst de namen of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere opdracht toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

  • 2. De directeur zendt van iedere toets de scores van een aantal kandidaten voor een door de CEVO te bepalen datum aan een door de CEVO te bepalen adres.

  • 3. De CEVO geeft aan van welke kandidaten de scores aan dat adres worden gezonden.

Artikel 8. Toekennen scorepunten

  • 1. Voor een toets kan maximaal het aantal scorepunten worden behaald dat de som is van de maximale scores van de vragen waaruit de toets bestaat; de maximumscore van de toets wordt in het correctievoorschrift en voorop de toets vermeld.

  • 2. Scorepunten worden met inachtneming van het beoordelingsmodel toegekend op grond van de uitvoering door de kandidaat van iedere opdracht. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.

  • 3. De score voor de schriftelijke toets wordt als volgt verkregen. De examinator en de gecommitteerde stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

  • 4. De score voor de praktische toets wordt als volgt verkregen. De examinator en de tweede examinator stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

Artikel 9. Afwijking

Het dagelijks bestuur, of bij ontstentenis van het dagelijks bestuur de voorzitter, kan, de voorzitter van de betreffende vaksectie gehoord, beslissen dat voor een of meer opdrachten aan alle kandidaten het maximale aantal scorepunten of ten minste een aantal kleiner dan het maximum aantal scorepunten wordt toegekend.

Artikel 9a. Gebruik vaktaal

Indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bij voorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.

Artikel 10. Aanvullende regels

Het Dagelijks Bestuur kan op voorstel van een vaksectie beslissen, dat in het correctievoorschrift bij een toets aanvullende regels worden opgenomen, waaronder regels voor aftrek van scorepunten. Deze zijn evenzeer verbindend als hetgeen in deze regeling is voorgeschreven.

Artikel 11. Bepaling cijfer centraal examen

  • 1. Het cijfer van het centraal examen wordt verkregen volgens de rekenregels zoals beschreven in bijlage 1 bij deze regeling.

  • 2. Voor vakken met meer dan een toets wordt het cijfer voor iedere toets overeenkomstig het eerste lid bepaald. Het cijfer voor het centraal examen is het rekenkundig gemiddelde van de cijfers van de toetsen, dan wel een ander gemiddelde, zoals aangegeven in het examenprogramma.

Artikel 12. Bekendmaking

Deze regeling zal in de Staatscourant worden gepubliceerd. Daarnaast is de regeling te raadplegen via www.cfi.nl.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2009.

Artikel 14. Intrekking

De Regeling beoordeling centraal examen wordt ingetrokken.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beoordeling centraal examen.

De voorzitter van de CEVO,

H.W. Laan.

BIJLAGE 1. HET NORMERINGSVOORSCHRIFT

Het normeringsvoorschrift bestaat uit twee onderdelen:

  • •. de hoofdrelatie: een formule die, voor de overgrote meerderheid der kandidaten, het berekeningsvoorschrift geeft voor het omzetten van de scores naar cijfers.

  • •. de grensrelaties: vier formules die, voor kandidaten met zeer lage of zeer hoge scores, het met de hoofdrelatie berekende cijfer zonodig corrigeren.

1. De hoofdrelatie luidt aldus:

C = 9,0 * (S/L) + N ...............................(1)

waarin:

C =. het examencijfer.

S =. de score, dat wil zeggen: het door de kandidaat behaalde aantal scorepunten.

L =. de lengte van de scoreschaal, zoals vastgelegd in het correctievoorschrift;

N =. de normeringsterm, waarvan de waarde ligt tussen N = 0,0 en N = 2,0 , vast te stellen door het CEVO-bestuur middels een normeringsbeslissing.

2. De grensrelaties gelden bij N ≠ 1,0 en zeer hoge of lage scores. Hiervoor geldt:

 

– bij N > 1,0:

C ≤ 1,0 + S/5,0

..................................(2a)

en

 

C ≤ 10,0 – (L-S)/20,0

..................................(2b)

 

– bij N < 1,0:

C ≥ 1,0 + S/20,0

..................................(3a)

en

 

C ≥ 10,0 – (L-S)/5,0

..................................(3b)

Bij voorbaat zullen dus alle score / cijfer combinaties liggen binnen het gebied van toegestane waarden dat wordt begrensd door deze vier ongelijkheden.

Dreigt bij toepassing van hoofdrelatie (1) een cijfer buiten deze grenzen te vallen, dan moet dat cijfer vervangen worden door het cijfer te berekenen met de corresponderende grensrelatie.

3. Het cijfer C wordt afgerond op één decimaal

Als de tweede decimaal 5 of hoger is, wordt de eerste decimaal met 1 verhoogd en de tweede en volgende decimalen weggelaten.

Als de tweede decimaal 4 of lager is, wordt de eerste decimaal met 1 verlaagd en de tweede en volgende decimalen weggelaten.

BIJLAGE 2. INRICHTING CORRECTIEVOORSCHRIFT CENTRAAL (SCHRIFTELIJK) EXAMEN

Bij elke toets hoort een correctievoorschrift, waarin de relevante bepalingen van het Eindexamenbesluit vwo-havo- mavo-vbo en van de onderhavige regeling beoordeling centraal examen zijn opgenomen.

Het correctievoorschrift bestaat uit de onderdelen

  • 1. Regels voor de beoordeling

  • 2. Algemene regels

  • 3. (indien van toepassing) Vakspecifieke regels

  • 4. Beoordelingsmodel

1. Regels voor de beoordeling

Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld.

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

  • 1. De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO.

  • 2. De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.

  • 3. De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde.

  • 4. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast.

  • 5. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.

2. Algemene regels

Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVO-regeling van toepassing:

  • 1. De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

  • 2. Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel.

    Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.

  • 3. Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:

    • 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend;

    • 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel;

    • 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

    • 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;

    • 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

    • 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;

    • 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;

    • 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen;

    • 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bij voorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.

  • 4. Het juiste antwoord op een meerkeuze vraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuze vraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend.

  • 5. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

  • 6. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

  • 7. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het beoordelingsmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en beoordelingsmodel juist zijn.

    Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden.

  • 8. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.

  • 9. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.

Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van de scores naar cijfers.

3. Vakspecifieke regel(s)

In het correctievoorschrift van een vak kunnen vakspecifieke regels gegeven worden.

4. Beoordelingsmodel

(antwoorden en scores per vraag).

BIJLAGE 3. INRICHTING CORRECTIEVOORSCHRIFT CENTRAAL SCHRIFTELIJK EN PRAKTISCH EXAMEN VMBO

Het correctievoorschrift bestaat uit:

  • 1. Regels voor de beoordeling

  • 2. Algemene regels

  • 3. Vakspecifieke regels (indien van toepassing)

  • 4. Beoordelingsmodel

  • 5. Berekening cijfer

1. Regels voor de beoordeling

Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld en bekend gemaakt via de Staatscourant. De regeling is ook te raadplegen via www.cfi.nl en www.examenblad.nl.

Voor de beoordeling zijn op grond van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit de volgende passages van belang.

  • 1. De directeur doet een exemplaar van de opdrachten en de beoordelingsnormen van het examen toekomen aan de examinator.

  • 2. Deze beoordeelt de prestaties, voor zover van toepassing tijdens het maken van de praktijkopdrachten, volgens de door de CEVO gegeven richtlijn en legt zijn bevindingen schriftelijk vast in het beoordelingsschema (4.2).

  • 3. De door de directeur aangewezen tweede examinator beoordeelt het resultaat van de praktijkopdrachten, alsmede de verrichtingen van de kandidaat zoals blijkend uit de in het vorige lid bedoelde schriftelijke vastlegging daarvan. De directeur overhandigt de tweede examinator daartoe een exemplaar van de opdrachten en de beoordelingsnormen.

  • 4. De examinator en de tweede examinator stellen in onderling overleg de score vast.

  • 5. De examinator zendt de score en voor zover mogelijk het beoordeelde werk aan de directeur.

2. Algemene regels

Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de Regeling beoordeling centraal examen van toepassing:

  • 1. De examinator vermeldt op het beoordelingsschema de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere opdracht toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

  • 2. De examinator kent voor een prestatie scorepunten toe in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Wijzigen, weglaten of toevoegen van onderdelen van het beoordelingsmodel is niet toegestaan. Scorepunten zijn alleen de gehele getallen 0, 1, .., n. Waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een opdracht is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.

  • 3. Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:

    • 3.1 voor een volledig juiste prestatie wordt bij de desbetreffende opdracht het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend;

    • 3.2 indien een prestatie gedeeltelijk juist is, wordt indien het beoordelingsmodel dit toelaat, een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het beoordelingsmodel;

    • 3.3 indien een andere prestatie is geleverd dan aangegeven in het beoordelingsmodel en deze is aantoonbaar vakinhoudelijk juist of gedeeltelijk juist worden moeten scorepunten toegekend naar analogie van het beoordelingsmodel;

    • 3.4 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van eenzelfde prestatie.

  • 4. Mocht tijdens het examen een hulpmiddel niet werken en dit is niet te wijten aan het verkeerd gebruik door de kandidaat dan mag dat geen invloed hebben op de beoordeling van de kandidaat. De kandidaat mag daar in tijd en punten niet door benadeeld worden.

  • 5. Indien de examinator voor het begin van het examen meent dat in het examen of in het beoordelingsmodel een fout of onvolkomenheid zit, deelt hij dit onverwijld mee aan de CEVO.

    Indien een vermeende fout of onvolkomenheid pas tijdens de afname blijkt, beoordeelt de examinator het werk van de kandidaten alsof het examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid dan alsnog mededelen aan de CEVO.

    Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve vaststelling van de normering van het examen rekening gehouden (zie ook 5 berekening cijfer).

  • 6. Als een onvolkomen prestatie in een onderdeel van het examen doorwerkt in een daaropvolgend gedeelte, mag alleen die onvolkomen prestatie en niet de verdere uitwerking daarvan worden aangerekend, tenzij daardoor het volgende gedeelte aanzienlijk wordt vereenvoudigd of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

  • 7. Scorepunten worden toegekend op grond van de door de kandidaat geleverde prestaties voor iedere opdracht. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.

3. Vakspecifieke regels

Voor het centraal schriftelijk en praktisch examen zijn geen / de volgende vakspecifieke regels vastgesteld.

4. Beoordelingsmodel

Het beoordelingsmodel bestaat uit twee delen: het beoordelingsschema (paragraaf 4.1) en de toelichting bij het beoordelingsschema (paragraaf 4.2).

In (de toelichting bij) het beoordelingsschema staan:

  • de scores per vraag;

  • de juiste antwoorden bij de minitoetsen;

  • de uitwerking van schriftelijke en ICT-opdrachten;

  • mondelinge vragen met hun correctievoorschrift die niet in het beoordelingsschema opgenomen zijn.

5. Berekening cijfer

Het cijfer voor het cspe wordt als volgt verkregen.

De examinator en de tweede examinator stellen in onderling overleg de score vast Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

De directeur stelt het cijfer voor het cspe vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.

TOELICHTING

1. Algemeen

De invoering van het ‘Besluit van 31 maart 2008, houdende wijziging van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. en enige andere besluiten in verband met het afleggen van centraal examen in een vak op hoger niveau, de vereenvoudiging van aanwijzing van gecommitteerden en enige andere aanpassingen’ en de invoering van cspe (centraal schriftelijk en praktisch examen) bij beroepsgerichte vakken maken het noodzakelijk de Regeling beoordeling centraal examen op een aantal punten aan te passen. Tevens is deze gelegenheid gebruikt de ‘Aanvulling Regeling beoordeling centraal examen’ in de Regeling te integreren. Het vervallen van enkele niet meer van toepassing zijnde onderdelen, tijdelijke maatregelen tijdens de invoering van het vmbo, zijn in deze actualisatie meegenomen.

2. Toelichting bij de wijzigingen

(Tweede)correctie

Wijziging van het Eindexamenbesluit heeft geleid tot een gewijzigde procedure bij de (tweede) correctie. Uitgangspunt is het versterken van de rol van het bevoegd gezag inzake de afhandeling van en de verantwoordelijkheid voor de tweede correctie. Ter vergroting van de kwaliteit van de tweede correctie is voorgeschreven dat de tweede corrector bij het gecorrigeerde werk een door hem opgestelde en ondertekende verklaring voegt betreffende de verrichte correctie, die mede door zijn bevoegd gezag wordt ondertekend. Tevens wordt de procedure aangescherpt die moet worden gevolgd als de eerste corrector (examinator) en tweede corrector (gecommitteerde) niet tot overeenstemming kunnen komen. In dat geval kan de corrector (zowel de eerste als de tweede) het meningsverschil voorleggen aan het eigen bevoegd gezag. Dit bevoegd gezag beoordeelt of er werkelijk sprake is van een serieus meningsverschil en kan dan vervolgens contact opnemen met het bevoegd gezag van de andere corrector. Als het bevoegd gezag van beide scholen niet tot overeenstemming kunnen komen dan kunnen zij dit melden bij de Inspectie van het Onderwijs. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.

Binnen deze aanvullende regelgeving – zie bijlage 2, Inrichting correctievoorschrift centraal (schriftelijk) examen, onder 1. regels voor de beoordeling – blijft de mogelijkheid bestaan dat 1e en 2e corrector door middeling op de totaalscore overeenstemming bereiken.

Centraal schriftelijk en praktisch examen

Het cspe is ingevoerd als de examenvorm voor centrale examens in de beroepsgerichte vakken. Dit maakt een aanpassing van bijlage 3, Inrichting correctievoorschrift centraal schriftelijk en praktisch examen vmbo, noodzakelijk.

Naar boven