Regeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 29 april 2009, nr. BJZ2009024680, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, houdende vaststelling van de maximale inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die luidde op 31 december 2006, van de maximale vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, van die wet, van de minimaal vereiste inkomens, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet, van de bedragen, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet, van het percentage van de normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van die wet, van het normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van die wet, van de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 28, van die wet, van de minimum-normlast, bedoeld in artikel 29, eerste lid, formule, van die wet, en van het bedrag, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van die wet (Regeling koopsubsidiegrenzen Wet BEW oud)

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Gelet op artikel II, tweede lid, van de wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (Stb 2006, 734);

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die luidde op 31 december 2006;

b. eenpersoonshuishouden:

eenpersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de wet;

c. tweepersoonshuishouden:

tweepersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de wet;

d. eenpersoonsouderenhuishouden:

eenpersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de wet;

e. tweepersoonsouderenhuishouden:

tweepersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, van de wet.

§ 2. Inkomensgerelateerde parameters

Artikel 2

De maximale inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet, zijn voor het tijdvak van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 voor:

  • a. een eenpersoonshuishouden: € 20 275;

  • b. een tweepersoonshuishouden: € 27 175;

  • c. een eenpersoonsouderenhuishouden: € 18 175, en

  • d. een tweepersoonsouderenhuishouden: € 23 800.

Artikel 3

De maximale vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, zijn voor het tijdvak van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010:

  • a. € 22 000 bij een eenpersoonshuishouden als de eigenaar-bewoner op de laatste dag van het eerste bijdragejaar van een driejaarstijdvak in de zin van de wet jonger is dan 65 jaar;

  • b. € 37 625 voor een eenpersoonshuishouden als de eigenaar-bewoner op de laatste dag van het eerste bijdragejaar van een driejaarstijdvak in de zin van de wet 65 jaar of ouder is, of een eenpersoonsouderenhuishouden, en

  • c. € 52 075 voor een tweepersoonshuishouden of een tweepersoonsouderenhuishouden als de eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort op de laatste dag van het eerste bijdragejaar van een driejaarstijdvak in de zin van de wet 65 jaar of ouder is, of een tweepersoonsouderenhuishouden.

Artikel 4

De minimaal vereiste inkomens, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de wet, zijn voor het tijdvak van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 voor:

  • a. een eenpersoonshuishouden: € 13 875;

  • b. een tweepersoonshuishouden: € 17 550;

  • c. een eenpersoonsouderenhuishouden: € 13 925, en

  • d. een tweepersoonsouderenhuishouden: € 17 650.

Artikel 5

Het minimum-inkomensijkpunt, bedoeld in artikel 28 van de wet, is voor het tijdvak van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 voor:

  • a. een eenpersoonshuishouden: € 13 875;

  • b. een tweepersoonshuishouden: € 17 550;

  • c. een eenpersoonsouderenhuishouden: € 13 925, en

  • d. een tweepersoonsouderenhuishouden: € 17 650.

Artikel 6

De minimum-normlast, bedoeld in artikel 29, eerste lid, formule, van de wet, is voor het tijdvak van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010: € 121,28.

§ 3. Overige parameters

Artikel 7

  • 1. Het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de wet, is tot en met 30 juni 2016: € 134 925.

  • 2. Het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de wet, is tot en met 30 juni 2016: € 107 950.

Artikel 8

Het percentage van de normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet, bedraagt, voor zover de datum van de acceptatie van de offerte, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de wet, is gelegen voor of op 30 juni 2016: 5,0.

Artikel 9

Het normbedrag voor de spaarpremie, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de wet, bedraagt, voor zover de peildatum in de zin van de wet is gelegen voor of op 30 juni 2016: € 60,17.

Artikel 10

Het bedrag, genoemd in artikel 31, eerste lid, van de wet, is tot en met 30 juni 2016: € 173,06.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 11

De Regeling koopsubsidiegrenzen 2007, de Regeling huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen 2007 en de Regeling koopsubsidiegrenzen Wet BEW oud 2008 worden ingetrokken.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2009.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling koopsubsidiegrenzen Wet BEW oud.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 april 2009

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E.E. van der Laan.

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2007 is de wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (Stb 2006, 734) (hierna: de Wet BEW plus) in werking getreden. Op de voor 1 januari 2007 op voet van de Wet bevordering eigenwoningbezit toegekende eigenwoningbijdragen blijft, op grond van artikel II van de Wet BEW plus, de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die luidde op 31 december 2006 (hierna: de Wet BEW oud), van toepassing.

Indien voor 1 januari 2007 een eigenwoningbijdrage of op voet van de zogenoemde vangnetregeling een bijzondere bijdrage is toegekend heeft de eigenaar-bewoner recht op eigenwoningbijdragen voor de op de primaire toekenning volgende driejaarstijdvakken of op bijzondere bijdragen na de eerste keer dat zo’n bijzondere bijdrage is toegekend zolang wordt voldaan aan de eisen van de Wet BEW oud. Om hier op een juiste manier uitvoering aan te kunnen geven moeten een aantal parameters van de Wet BEW oud jaarlijks worden aangepast aan de inflatie. Artikel II, tweede lid, van de Wet BEW plus, zoals dat luidt sinds de inwerkingtreding van de wet van 29 mei 2008 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (uitvoeringstechnische wijzigingen) (Stb 2008, 198), voorziet daarin.

Met deze regeling worden daarom de maximale inkomensgrenzen, de maximale vermogensgrenzen, de minimaal vereiste inkomens, de minimum-inkomensijkpunten en de minimum-normlast, bedoeld in de Wet BEW oud vastgesteld voor het tijdvak van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010.

In de artikelen 6, 8, 9 en 10 van de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 waren een aantal niet-inkomensgerelateerde parameters met betrekking tot de Wet BEW oud vastgelegd voor het tijdvak van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2016. Omwille van de kenbaarheid van die parameters zijn deze overgeheveld naar de artikelen 7 tot en met 10 van deze regeling. Daarmee zijn alle parameters, voor zover geen afgeleide van de Wet inkomstenbelasting 2001, die van toepassing zijn op de Wet BEW oud opgenomen in deze regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Met dit artikel zijn de maximale inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet BEW oud, voor het tijdvak van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 vastgesteld. De onafgeronde grenzen voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 zijn conform artikel 41, eerste lid, van de Wet BEW oud verhoogd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het peiljaar (2008), zoals in januari 2009 in de Staatscourant bekendgemaakt, zijnde: 1,025. De uitkomsten zijn vervolgens (na voor de ouderenhuishoudens te zijn verhoogd met tegemoetkomingen) afgerond op een veelvoud van € 25 (conform artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet BEW oud).

Artikel 3

De maximale vermogensgrens voor een tweepersoonshuishouden, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BEW oud, is het bedrag, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit luidt in het peiljaar (2008), zijnde: € 40.630. De maximale vermogensgrenzen voor een eenpersoonshuishouden, een eenpersoonsouderenhuishouden en een tweepersoonsouderenhuishouden zijn ten opzichte van de onafgeronde grenzen voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 conform artikel 41, eerste lid, van de Wet BEW oud verhoogd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het peiljaar (2008), zoals in januari 2009 in de Staatscourant bekendgemaakt, zijnde: 1,025. De hieruit ontstane onafgeronde vermogensbedragen zijn vervolgens afgerond op een veelvoud van € 25 (conform artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet BEW oud).

Als een een- of tweepersoonshuishouden op de laatste dag van het eerste bijdragejaar van een driejaarstijdvak 65 jaar of ouder is, wordt het beschouwd als een ouderenhuishouden.

Artikelen 4 en 5

Op grond van artikel 41, vierde lid, van de Wet BEW oud dienen jaarlijks de minimum-inkomensijkpunten te worden vastgesteld. De basis voor deze bedragen wordt op grond van artikel 28 van de Wet BEW oud gevormd door de bedragen die in de Wet werk en bijstand en de Algemene ouderdomswet zijn opgenomen. De minimum inkomensgrenzen zoals opgenomen in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BEW oud zijn hieraan identiek.

De onafgeronde minimum-inkomensijkpunten respectievelijk minimum inkomensgrenzen zijn overeenkomstig artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet BEW oud naar boven afgerond op een veelvoud van € 25. Voor ouderenhuishoudens is de in de wet vastgelegde franchise van € 1675 voor alleenstaanden en € 1050 voor gehuwden bijgeteld.

Artikel 6

De minimum-normlast, bedoeld in artikel 29, eerste lid, formule, van de Wet BEW oud, is ten opzichte van het onafgeronde bedrag voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 conform artikel 41, eerste lid, van die wet aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het peiljaar (2008), als in januari 2009 in de Staatscourant bekendgemaakt, zijnde: 1,025. Het onafgeronde bedrag is vervolgens overeenkomstig artikel 41, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet BEW oud naar boven afgerond op hele eurocenten.

Artikelen 7 tot en met 10

De in deze artikelen opgenomen parameters zijn gelijk aan die in de artikelen 6, 8, 9 en 10 van de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007. Omwille van de kenbaarheid zijn deze parameters uit de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 overgeheveld naar deze regeling.

Artikel 11

De Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 bevatte de parameters voor het jaar 2007. De parameters die gelden tot 1 juli 2016 zijn overgenomen in de artikelen 7 tot en met 10 van deze regeling. De Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 kon daarom worden ingetrokken.

De Regeling huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen 2007 bevatte huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen voor het tijdvak van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 alsmede koopsubsidiegrenzen voor het tijdvak van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008. Deze regeling was uitgewerkt en kon worden ingetrokken.

De Regeling koopsubsidiegrenzen Wet BEW oud 2008 bevatte de parameters voor de Wet BEW oud voor het tijdvak van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009. Ook die regeling was uitgewerkt en kon worden ingetrokken.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E.E. van der Laan.

Naar boven