TOELICHTING
Algemeen
Op 23 november 2008 is het actieplan LeerKracht van Nederland aan
de Tweede Kamer aangeboden.
Aanleiding voor dit Actieplan is het advies van de Tijdelijke
Commissie Leraren, onder leiding van dhr. dr. A.H.G. Rinnooij Kan. De analyse
van de Tijdelijke Commissie Leraren dat Nederland bij ongewijzigd beleid
afstevent op een kwantitatief en kwalitatief lerarentekort, wordt door het
kabinet gedeeld.
Het actieplan bevat maatregelen om het lerarentekort te
bestrijden en de kwaliteit en positie van het beroep leraar te verbeteren. De
instelling van de lerarenbeurs voor scholing valt binnen deze context. Voor een
sterker beroep en een hogere beroepskwalificatie is opscholing belangrijk.
Wanneer leraren een opleiding willen volgen voor een hogere beroepskwalificatie
of zich willen specialiseren, kunnen zij een beroep doen op deze regeling.
De regeling biedt leraren die reeds bevoegd zijn voor het
primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en leraren in het hoger
beroepsonderwijs die een opleiding op minimaal bachelor niveau hebben afgerond
de mogelijkheid om aanspraak te maken op subsidie om zich verder te
scholen.
In 2008–2009 ging het om een opstartregeling met een
experimenteel en tijdelijk karakter.
Hieruit bleek een grote behoefte onder leraren. Er zijn bijna
12.000 aanvragen ingediend. In totaal hebben zo’n 8.500 leraren een beurs
ontvangen. Het belang van opscholing en de gebleken behoefte onder leraren is
aanleiding om door te gaan met deze faciliteit voor leraren. Daarom is nu
gekozen voor een regeling met een looptijd van 2009 tot en met 2011.
De regeling bestaat uit twee gedeelten. Naast een lerarenbeurs kan
ook subsidie worden aangevraagd voor zij-instroom. Deze subsidie heeft tot doel
om professionals van buiten het onderwijs binnen de school te halen. Uit
onderzoek blijkt dat zij-instromers een aanwinst zijn voor het onderwijs en na
afronding van het zij-instroomtraject doorgaans ook als leraar in het onderwijs
blijven werken.
Rol werkgever
De rol van het bevoegd gezag in deze regeling is beperkt tot de
beslissing om al dan niet studieverlof te verlenen aan de aanvrager. De
regeling voor studieverlof beoogt de financiële drempel voor de werkgever om de
leraar studieverlof te geven weg te nemen. De subsidie wordt door de leraar
aangevraagd door middel van een standaard aanvraagformulier dat de werkgever
mede ondertekent. Op dit formulier dient de werkgever te verklaren dat hij aan
de werknemer het gevraagde studieverlof zal verlenen.
Voor het onderdeel zij-instroom geldt dat het bevoegd gezag als
werkgever van de zij-instromer de subsidie aanvraagt. Het bevoegd gezag is
verantwoordelijk voor het in staat stellen van de zij-instromer om de vereiste
scholing te volgen, zorg te dragen voor voldoende begeleiding en het
verschaffen van voldoende studieverlof.
Administratieve lasten
De met deze regeling gemoeide administratieve lasten zijn
beperkt. De uitvoering van de regeling ligt bij de Informatie Beheer Groep
(hierna: IB-Groep). De aanvraag moet worden ingediend door middel van het
daartoe door IB-Groep op de website van de IB-Groep ter beschikking gestelde
formulier. De aanvrager dient op dit aanvraagformulier aan te geven welke
opleiding hij wil gaan doen, wat zijn huidige onderwijsbevoegdheid is en aan
zijn werkgever een verklaring te vragen omtrent zijn dienstverband. Indien
tevens een subsidie voor studieverlof wordt aangevraagd dient de werkgever te
verklaren dat hij het aangevraagde studieverlof aan de leraar zal
verlenen.
Belangrijke wijziging ten opzichte van de Tijdelijke regeling
lerarenbeurs is dat de leraar niet meer jaarlijks een verklaring hoeft te
overleggen van zijn studievoortgang. Dit levert een aanmerkelijke besparing op
van de (ervaren) administratieve lasten.
Voor de zij-instroom is gekozen voor een zo laagdrempelig
mogelijke procedure. Het bevoegd gezag vraagt de subsidie aan. De subsidie
wordt als voorschot ineens uitbetaald. Van het bevoegd gezag wordt gevraagd dat
zij een melding maakt aan de uitvoerder indien de zij-instromer niet meer bij
haar werkzaam is. Tenslotte wordt het bevoegd gezag gevraagd enkele
bewijsstukken aan te houden die in direct verband staan met de zij-instroom.
Dat zijn de geschiktheidsverklaring, de scholingsovereenkomst en het
afsluitende bekwaamheidsonderzoek. Stukken die normaliter ook in een verplicht
bekwaamheidsdossier aanwezig behoren te zijn. De reden om deze stukken te laten
aanhouden is dat op deze wijze het mogelijk is vast te stellen wat het effect
van de regeling is.
Artikelsgewijs
Artikel 2 Subsidieaanvraag
De lerarenbeurs wordt door de leraar aangevraagd. Indien de
leraar subsidie aanvraagt voor studieverlof, dient het bevoegd gezag waar de
leraar werkzaam is te verklaren dat deze het gevraagde verlof ook zal
verlenen.
De subsidie voor zij-instroom wordt door het bevoegd gezag waar
de zij-instromer wordt aangesteld aangevraagd.
Artikel 3 Te subsidiëren activiteiten lerarenbeurs
De regeling is enerzijds bedoeld voor het volgen van een
opleiding die resulteert in een andere bevoegdheid of graad en anderzijds voor
het volgen van een opleiding die resulteert in extra bekwaamheden.
Voor de Tijdelijke regeling werd gewerkt met een limitatieve
lijst van opleidingen waarvoor een subsidie kon worden verkregen. Om de leraren
meer keuzevrijheid te bieden is ervoor gekozen om uit te gaan van generieke
criteria. De korte opleiding mag niet leiden tot een bachelor of mastergraad.
Er geldt een minimum studielast van 200 uren, waarvan minimaal 40 contacturen.
De opleiding mag niet langer dan een jaar duren.
Onder contacturen verstaan we die uren dat een leraar fysiek
aanwezig is op een opleiding. Deze minimumnorm wordt gesteld om een scheiding
aan te brengen tussen de na- en bijscholing. De laatste is de
verantwoordelijkheid van de scholen en valt derhalve niet onder deze
regeling.
Ter zake van promotie is op grond van deze regeling geen
subsidieverlening mogelijk.
In deze regeling is ervoor gekozen om zogenaamde
deficiëntieprogramma’s of schakelprogramma’s ook subsidiabel te maken. Veel
leraren, al zijn ze bevoegd, worden niet zonder meer toegelaten tot een
wo-masteropleiding. Zij moeten van de opleiding eerst hun deficiënties
wegwerken. Hiervoor krijgt een leraar maximaal een jaar extra subsidie, mits
dit programma onderdeel is van een regulier wo-bachelor opleidingen en erop
gericht is dat een wo-masteropleiding wordt gevolgd. Ook hier geldt dat de
subsidieduur maximaal drie jaar is.
Ter zake van reeds aangevangen studies kan voor de resterende
nominale restduur subsidie worden aangevraagd. Hiervoor geldt een
standaardaftrek van een jaar subsidieduur. Reeds aangevangen opleidingen die
vallen onder de korte opleidingen, komen niet voor subsidie in aanmerking.
De duur van de subsidie is afhankelijk van de studielast van de
gekozen bachelor of master. Voor iedere 30 ECTS wordt een jaar subsidie
toegekend, met een maximum van drie jaar. Korte opleidingen, niet zijnde een
bachelor of master, mogen maximaal een jaar duren.
Artikel 4 Subsidieaanvrager lerarenbeurs
De regeling is bedoeld voor leraren die al bevoegd lesgeven, en
minimaal 20% van hun werktijd belast zijn met les(gebonden) taken en
pedagogisch en didactisch verantwoordelijk voor het onderwijs – op groepsniveau
en/of individueel niveau – aan leerlingen. Deze formulering is gekozen om de
regeling open te stellen voor de professional die zich bezighoudt met lesgeven.
Deze formulering sluit personeel met bijvoorbeeld alleen administratieve of
management taken uit. De werkgever verklaart op het aanvraagformulier dat de
leraar bevoegd lesgeeft en voldoet aan deze voorwaarde. Indien een leraar reeds
is gestart met een bachelor of een master kan hij een lerarenbeurs aanvragen,
mits hij nog minimaal 30 ECTS moet halen.
Artikel 5 Subsidieplafond lerarenbeurs
Het totaal beschikbare budget voor de uitvoering van deze
regeling is, 20 miljoen euro in 2009. Van 11 mei 2009 tot en met 17 juni 2009
kunnen leraren een aanvraag indienen. Indien er sprake is van onderuitputting
van dit budget, wordt een tweede aanvraagtermijn opengesteld. Hiervoor is het
voor dat jaar overgebleven bedrag beschikbaar. Voor de jaren 2010 en 2011 wordt
het subsidieplafond in de Staatscourant bekendgemaakt.
Artikel 6 Maximaal subsidiebedrag
De hoogte van de bijdrage is dusdanig gekozen dat het merendeel
van de beschikbare opleidingen redelijkerwijs kan worden gevolgd. Ten aanzien
van de tegemoetkoming voor studiemiddelen en reiskosten is gekozen voor vaste
percentages met het oog op het beperken van administratieve lasten. De leraar
hoeft ten aanzien van de tegemoetkoming niet aan te tonen dat deze kosten
daadwerkelijk door de leraar zijn gemaakt. De gehanteerde percentages zijn
bedoeld als tegemoetkoming in de door de leraar werkelijk te maken kosten.
Artikel 7 Subsidiebedrag voor studieverlof
Er is voor gekozen te werken met een aantal uren dat wordt
bepaald op basis van de aanstellingsomvang. Studieverlof kan alleen worden
aangevraagd voor bachelor of masteropleidingen. Voor korte opleidingen, die
niet leiden tot een bachelor- of een mastergraad wordt geen studieverlof
verleend.
Voor de aanstellingsnorm geldt de deeltijdfactor zoals die ook
bij de salarisbetaling wordt gehanteerd (zie hiervoor de salarisstrook). Bij
een voltijdsaanstelling kan een leraar maximaal 160 klokuren studieverlof
vergoed krijgen. Het is aan de leraar en het bevoegd gezag om in onderling
overleg te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan het opnemen van
het studieverlof.
De subsidie wordt voor een periode van maximaal drie jaar
toegekend (afhankelijk van de duur van de opleiding).
De uurbedragen zijn gebaseerd op het gemiddelde salaris dat
wordt betaald in de sector.
Artikel 8 Vereisten aanvraag lerarenbeurs
Het aanvraagformulier voor het aanvragen van een subsidie in het
kader van de lerarenbeurs voor scholing is te downloaden vanaf de website van
de IB-Groep. Integraal onderdeel van het formulier is een verklaring van de
werkgever waarin een aantal subsidiebepalende elementen moet worden ingevuld.
Deze verklaring heeft expliciet niet het doel de werkgever de mogelijkheid te
bieden een oordeel uit te spreken over wenselijkheid of noodzaak van de te
volgen opleiding. Het aanvraagformulier dient per post te worden ingediend bij
de uitvoerder: Informatie Beheer groep, Postbus 11163, 9700 CJ Groningen. Een
leraar kan zonder tussenkomst van zijn werkgever een aanvraag indienen. In dat
geval moet hij zelf aantonen dat hij voldoet aan de subsidievoorwaarden (zijn
bevoegdheid, het voor minimaal 20% van zijn aanstelling belast zijn met
lesgevende taken en het in dienst zijn aan een door OCW bekostigde
onderwijsinstelling).
Artikel 9 Termijn indiening aanvraag
Om leraren in staat te stellen nog voor het komende studiejaar
gebruik te maken van deze regeling is er gekozen voor een openstelling van de
regeling gedurende de periode van 11 mei 2009 tot en met 17 juni 2009. Hiermee
wordt bereikt dat de IB-Groep de aanvragen kan behandelen voordat het nieuwe
studiejaar daadwerkelijk begint. In de jaren 2010 en 2011 zal de
aanvraagtermijn nog een maand vroeger opengaan.
Artikel 10 Criteria verdeling lerarenbeurs
De verdeling over de onderwijssectoren weerspiegelt de verhouding
van het aantal in de onderwijssector werkzame leraren. Deze verdeling wordt
gehanteerd om leraren uit elke sector de kans te geven een succesvolle aanvraag
te doen. Als aan het einde van een aanvraagtermijn aanvragen van een
onderwijssector onder het genoemde percentage liggen, worden de aanvragen
opnieuw volgens dezelfde verdeelsleutel over de onderwijssectoren verdeeld, om
zo onderuitputting te voorkomen. Elke volgende aanvraagtermijn wordt weer ‘met
een schone lei’ begonnen. Dit betekent dat de subsidies wederom worden verdeeld
op basis van het aantal in de onderwijssector werkzame leraren. Er wordt bij
een nieuwe aanvraagtermijn geen rekening gehouden met de gerealiseerde
relatieve aandelen van de onderwijssectoren in de vorige aanvraagtermijn. Er
geldt tevens ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Bij aanvragen die op
dezelfde dag binnenkomen wordt, indien nodig, geloot.
Artikel 11 Weigeringsgronden
De leraar komt gedurende zijn onderwijsloopbaan slechts eenmalig
voor de Lerarenbeurs voor scholing in aanmerking. Uitzondering hierop is het
deficiëntieprogramma: voor subsidie hiervoor is het een voorwaarde dat zo’n
programma gevolgd wordt door een masteropleiding.
Artikel 12 Termijn beslissing
Direct na ontvangst zal de IB-Groep een ontvangstbevestiging
versturen zodat de aanvrager een bewijs heeft dat zijn aanvraag is ontvangen.
Deze ontvangstbevestiging zegt uiteraard niets over het wel of niet ontvangen
van een subsidie. Als een aanvraag incompleet is, wordt de aanvrager in de
gelegenheid gesteld de aanvraag te completeren.
De IB-Groep zal vervolgens de binnengekomen aanvragen binnen 8
weken behandelen.
Artikel 13 Subsidieverplichting leraar
De subsidieduur voor een bachelor of master is gebaseerd op het
aantal punten dat een leraar moet halen. Voor iedere 30 ECTS (helft van een
voltijdjaar) krijgt een leraar subsidie. De leraar krijgt drie uitloopjaren na
afloop van de subsidieperiode om het vereiste aantal punten te behalen. In de
uitloopjaren krijgt de leraar geen subsidie.
Artikel 14 Subsidieverplichting bevoegd gezag
Het bevoegd gezag dient in haar administratie bij te houden op
welke wijze het verlof tot stond komt. Op welke wijze dit gebeurt is een vrije
keuze van het bevoegd gezag.
Artikel 17 Vaststelling van de subsidie lerarenbeurs
De subsidie wordt een jaar nadat de subsidieperiode en de
uitloopperiode is afgerond, vastgesteld. De leraar moet namelijk de subsidie
voor studiekosten terugbetalen indien hij binnen een jaar na afronding van zijn
opleiding het onderwijs verlaat om in een andere sector te gaan werken. De
leraar krijgt een vaststelling en weet dan dat de subsidie niet meer kan worden
teruggevorderd. In geval hij niet de vereiste studiepunten heeft gehaald moet
de leraar sowieso afrekenen en kan de vaststelling derhalve direct
plaatsvinden.
Artikel 19 Terugvordering van de subsidie
studieverlof
De toekenning van compensatie van studieverlof voor het bevoegd
gezag is gekoppeld aan het verlenen van studieverlof. Komt dit studieverlof
door toedoen van het bevoegd gezag niet tot stand, dan zal de compensatie
worden teruggevorderd voor het deel van het studieverlof dat door het bevoegd
gezag niet verleend is.
Artikel 20. Te subsidiëren activiteiten zij-instroom
Instellingen in het voortgezet onderwijs of in het
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie kunnen subsidie aanvragen om een
zij-instromer aan te trekken. De subsidie wordt verleend aan het bevoegd gezag
van een instelling. Met het geld kunnen de instellingen een eenmaal geworven
zij-instromer opleiden tot een bevoegd leraar. Instellingen maken namelijk
kosten voor assessment om vast te stellen of de zij-instromer geschikt is,
opleidingskosten, verletkosten en kosten voor begeleiding van de
zij-instromer.
Artikel 21 Subsidieplafond
In 2009 is er € 6 miljoen beschikbaar. Hiervan kan ten behoeve
van zo’n 300 zij-instromers subsidie worden verleend. Voor de jaren 2010 en
2011 wordt het subsidieplafond in de Staatscourant bekendgemaakt.
Artikel 22 Subsidiebedrag zij-instroom
Het subsidiebedrag is € 19.000 per zij-instromer. Om
administratieve lasten te vermijden is gekozen voor een vast bedrag waarmee het
bevoegd gezag een groot deel van de kosten kan bestrijden.
Artikel 24 Termijn indiening subsidieaanvraag
zij-instroom
De aanvraagtermijn staat continu open totdat het subsidieplafond
is bereikt.
Artikel 25 Criteria verdeling subsidie zij-instroom
De subsidie wordt verdeeld volgens het principe ‘wie het eerst
komt, wie het eerst maalt’.
Artikel 27 Verplichtingen subsidieontvanger
zij-instroom
De subsidieontvanger moet zich inspannen om de zij-instromer zijn
onderwijsbevoegd te laten behalen. Het bevoegd gezag heeft een meldingsplicht
voor het geval de zij-instromer stop of niet start met zijn opleiding.
Artikel 28 Voorschot subsidie zij-instroom
Om administratieve lasten voor de instellingen te beperken, wordt
de gehele subsidie als voorschot uitgekeerd.
Artikel 29 Vaststelling subsidie zij-instroom
Een zij-instroomtraject duurt doorgaans twee jaar. Een
zij-instromer mag in ieder geval niet langer onbevoegd lesgeven. De termijn van
drie jaar is daarom ruim voldoende.
Artikel 30 Besteding subsidie
Bij deze subsidie gaat het om een geoormerkte subsidie. Dat
betekent dat de subsidie moet worden besteed aan het in deze regeling
omschreven doel. De instelling is gehouden om de subsidie daarvoor
daadwerkelijk te gebruiken. Niet-bestede middelen kunnen worden daarom
teruggevorderd, al dan niet door verrekening. Terugvordering is bijvoorbeeld
aan de orde indien een zij-instromer halverwege het traject stopt. Hierdoor
houdt de instelling onbedoeld geld over.
Artikel 31 Verantwoording en controle
Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de
aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie in de jaarrekening herkenbaar als
bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde
posten. Omdat sprake is van een geoormerkte subsidie moet deze worden
gespecificeerd overeenkomstig model G, behorend bij Richtlijn RJ 660, alinea
212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving.
De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in de
jaarrekening van het laatste jaar van de besteding. Bij meerjarige subsidies
wordt de subsidie op de balans geboekt onder de post ‘overlopende passiva’.
Tegenover de lasten in de jaren erna valt eenzelfde deel van de overlopende
passiva als bate vrij ten gunste van de exploitatierekening. In het laatste
jaar van besteding valt het restant vrij. Mogelijk niet-bestede gelden met een
terugbetalingsverplichting worden dan als schuld aan OCW opgenomen.
Artikel 32. Wijziging Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor
scholing
Op grond van deze regeling hoeft de leraar niet meer jaarlijks af
te rekenen op het behalen van 30 ECTS studiepunten. Bovendien krijgt de leraar
een langere uitloopperiode. Er is besloten om deze wijziging ook op toepassing
te verklaren van de leraren die reeds gebruik maken van de lerarenbeurs op
grond van de Tijdelijke regeling. De wijziging brengt ook met zich mee dat de
leraar niet elk jaar opnieuw een verklaring hoeft te overleggen. De subsidie
loopt automatisch door.
Artikel 33. Hardheidsclausule
De hardheidsclausule is opgenomen om de uitvoerder de
mogelijkheid te geven in individuele gevallen af te wijken van de regeling. De
uitvoerder kan bij het vastleggen van de verplichtingen van de leraar in de
beschikking of bij het hanteren van bijvoorbeeld de terugbetalingsverplichting
afwijken van de normen. Dit kan bijvoorbeeld als vooraf blijkt dat een leraar
niet aan de studievoortgangsnorm kan voldoen omdat een opleiding een afwijkend
studieritme heeft. Door deze bepaling kan de uitvoerder hier rekening mee
houden. In het geval achteraf blijkt dat de studievoortgangsnorm niet zijn
behaald, kan de uitvoerder rekening houden met persoonlijke omstandigheden,
zoals ziekte en overlijden van familie etc.
De Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H.A. Plasterk.