Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 april 2009, nr. DL/B/119494, houdende een projectsubsidie voor de verdiepingsslag van de academische opleidingsschool 2009–2011 (Regeling verdiepingsslag academische opleidingsschool 2009–2011)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. school:

een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

c. po:

het primair onderwijs, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra,

d. vo:

het voortgezet onderwijs, als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

e. bve:

het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie, als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs,

f. hoger onderwijs:

hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs, als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW),

g. opleidingsschool:

partnerschap tussen één of meer scholen voor po, vo of bve en één of meer lerarenopleidingen die in gezamenlijkheid toekomstige leraren voor een groot gedeelte van hun tijd op de werkplek opleiden,

h. academische opleidingsschool:

opleidingsschool die het opleiden van leraren verbindt met het in het kader van die opleiding verrichten (voor een belangrijk deel door de leraar in opleiding) van praktijkgericht onderzoek en het bevorderen van schoolontwikkeling en innovatie,

i. formulier:

het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen formulier Samenstelling aanvraagdossier toetsing verdiepingsslag academische opleidingsschool,

j. schooljaar:

tijdvak dat aanvangt op 1 augustus van enig kalenderjaar en eindigt op 31 juli daaropvolgend.

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

De Minister kan projectsubsidie verstrekken voor een beperkt aantal academische opleidingsscholen die zich tijdens de schooljaren 2009–2010 en 2010–2011 kunnen ontwikkelen tot goede praktijkvoorbeelden. De academische opleidingsschool levert een bijdrage aan het beantwoorden van de volgende vragen:

  • Wat zijn de extra elementen die een academische opleidingsschool toevoegt aan het opleiden van leraren?

  • Hoe kan het opleiden van leraren in een werkpleksituatie (nog) beter worden gecombineerd met het doen van praktijkgericht onderzoek in een school?

  • Welke aanvullende kwaliteitscriteria zijn nodig bovenop de kwaliteitscriteria voor een opleidingsschool?

  • Welke aanvullende kosten maakt een academische opleidingsschool bovenop de kosten voor een opleidingsschool?

Artikel 3. Subsidieontvanger

  • 1. Subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de statutaire doelstelling past binnen het doel van de subsidieverlening.

  • 2. Vanuit de academische opleidingsschool zal één partner optreden als penvoerder van de academische opleidingsschool.

  • 3. De subsidieontvanger is de penvoerder, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor de schooljaren 2009–2010 en 2010–2011 gezamenlijk een bedrag van € 2.800.000 beschikbaar.

Artikel 5. Subsidiebedrag

  • 1. De subsidie per subsidieontvanger bedraagt € 70.000 per schooljaar.

  • 2. De subsidie wordt verstrekt als tegemoetkoming in de uitgaven die zijn verbonden aan de in artikel 2 omschreven activiteiten. Zij kan ook worden aangewend voor andere activiteiten van de instelling(en) waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 6. Subsidieaanvraag

Subsidie wordt op aanvraag van de penvoerder, bedoeld in artikel 3, tweede lid, verleend.

Artikel 7. Vereisten subsidieaanvraag

De subsidieaanvraag met daarbij een activiteitenplan wordt ingediend met behulp van het formulier bij SenterNovem.

Artikel 8. Activiteitenplan

Het activiteitenplan omvat een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, zoals bedoeld in het formulier.

Artikel 9. Termijn indiening aanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag wordt ingediend uiterlijk 15 september 2009.

  • 2. Voor de dieptepilots die per 1 maart 2009 deelnemen aan het ‘overbruggingsjaar opleiden in de school 2008–2009’ als vervolg op de subsidieregeling ‘Dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische school 2005–2008’ bestaat de mogelijkheid om in een eerste tranche de aanvraag in te dienen, indien zij reeds uiterlijk 1 mei 2009 deze aanvraag hebben ingediend.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIEVERLENING

Artikel 10. Criteria verdeling bij subsidieverlening

  • 1. De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

  • 2. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag bij gelijke geschiktheid en bij overschrijding van het subsidieplafond op basis van volgorde van ontvangst van de aanvragen met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

Artikel 11. Advies voorafgaand aan subsidieverlening

  • 1. De Minister beslist over de subsidieverlening mede op basis van het advies van SenterNovem.

  • 2. SenterNovem brengt advies uit op basis van de criteriavoor de verdiepingsslag academische opleidingsschool in bijlage 1.

Artikel 12. Tijdvak subsidieverlening

Subsidie wordt verleend voor de schooljaren 2009–2010 en 2010–2011.

Artikel 13. Begrotingsvoorwaarde

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de met inachtneming van artikel 4 verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 14. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverlening worden geweigerd of beëindigd indien:

    • a. aan de subsidieaanvrager geen subsidie verleend is in het kader van de ‘Regeling tegemoetkoming opleidingsscholen’, of

    • b. de subsidieaanvrager niet of niet langer voldoet aan alle criteria zoals gesteld in de bijlage.

  • 2. De Minister kan voor bepaalde gevallen van het eerste lid afwijken voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.

HOOFDSTUK 4. VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 15. Informatieplicht

  • 1. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de Minister te voeren beleid.

  • 2. De subsidieontvanger geeft aan door of namens de minster aangewezen ambtenaren op verzoek inzage in de in artikel 17 van de Wet overige OCW-subsidies bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te verkrijgen in de besteding van de subsidie.

  • 3. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 16. Verantwoording en control

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie.

  • 2. Indien de subsidieontvanger een regulier bekostigde instelling op grond van de WHW betreft, dan vindt de verantwoording van de subsidie in de jaarverslaggeving tevens plaats in de FSR-bijlage bij het jaarverslag, bedoeld in artikel 3, onderdeel g van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 17. Activiteitenverslag

  • 1. Het activiteitenverslag bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

  • 2. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.

  • 3. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

  • 4. Het activiteitenverslag wordt ingediend bij SenterNovem.

HOOFDSTUK 5. SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 18. Ambtshalve subsidievaststelling

Voor 1 oktober 2011 of anders binnen 2 maanden na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een activiteitenverslag in, bedoeld in artikel 17. Binnen 3 maanden na ontvangst van het activiteitenverslag wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

HOOFDSTUK 6. BETALING

Artikel 19. Betaling per schooljaar

Het subsidiebedrag wordt als voorschot per schooljaar aan subsidieontvanger betaald. Het eerste bedrag wordt betaald binnen vier weken na de subsidieverlening, het tweede bedrag in november 2010.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 20. Effectmeting

Er zal onderzoek worden gedaan naar het bereikte effect dan wel het bereikte resultaat van deze subsidie.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt per 1 augustus 2011.

Artikel 22. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verdiepingsslag academische opleidingsschool 2009–2011.

Deze regeling zal met toelichting en bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

BIJLAGE 1: CRITERIA EN INDICATOREN VOOR DE VERDIEPINGSSLAG ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL

Criteria

Deze criteria betreffen de voorwaarden die, in aanvulling op het toetsingskader van NVAO voor de beoordeling van de kwaliteit van de opleidingsschool van toepassing zijn voor deelname aan de verdiepingsslag van de academische opleidingsschool. De criteria zijn gebaseerd op de rapportage ‘Landelijke criteria Opleiden in de School; Resultaten dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische opleidingsschool 2005–2008 (KPMG 2008)’.

SenterNovem zal de aanvragen beoordelen mede aan de hand van deze criteria.

  • 1. Er is een opleidingsschool, als bedoeld in artikel 1, onderdeel i. De opleidingsschool die zich meldt voor de verdiepingsslag academische opleidingsschool verbindt het opleiden van leraren met het in het kader van die opleiding verrichten (voor een belangrijk deel door de leraar in opleiding) van praktijkgericht onderzoek en het bevorderen van schoolontwikkeling en innovatie.

  • 2. De opleidingsschool heeft een onderzoekplan voor de academische opleidingsschool dat wordt gedragen door alle partners in de opleidingsschool.

  • 3. Er wordt voldoende personeel ingezet voor innovatie/het doen van onderzoek en het begeleiden van de studenten.

  • 4. Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.

  • 5. Studenten zijn actief betrokken bij het doen van onderzoek.

  • 6. Medewerkers werkzaam in de opleidingsschool zijn actief betrokken bij het doen van onderzoek.

  • 7. De academische opleidingsschool heeft een activiteitenplan met kostenraming en doet schriftelijk verslag van werkzaamheden en resultaten.

  • 8. De academische opleidingsschool richt zich met haar onderzoek/innovatie op de eigen schoolontwikkeling en op onderwerpen die verder gaan dan de belangen van de (eigen) organisatie en die van haar partners.

  • 9. De academische opleidingsschool levert een bijdrage aan het beantwoorden van de in de brief geformuleerde vragen. Met de resultaten kunnen niet alleen de partners in opleidingsschool zich ontwikkelen, maar ook partijen daarbuiten worden daartoe in de gelegenheid gesteld.

Indicatoren

SenterNovem kan bij de beoordeling gebruik maken van de indicatoren die ontleend zijn aan de rapportage ‘Landelijke criteria Opleiden in de School; Resultaten dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische opleidingsschool 2005–2008 (KPMG 2008)’.

Indicatoren criterium 1:

  • Er is een samenwerkingsovereenkomst ten aanzien van de academische opleidingsschool dat door alle partners is ondertekend. Het convenant omvat minimaal:

    • een visie op de academische opleidingsschool

    • een onderzoeksplan

    • afspraken over een stabiele infrastructuur

    • een kostenraming

    • afspraken over hoe het partnerschap opereert in de omgeving/regio

    • afspraken over de wijze van rapporteren.

Indicatoren criterium 2:

  • In het onderzoeksplan zijn afspraken opgenomen over de gezamenlijke visie op onderzoek en samenwerking opde volgende onderdelen:

    • de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de partners;

    • het gezamenlijke onderzoeksprogramma van de academische opleidingsschool voor zowel ‘studenten’ als medewerkers werkzaam in de academische opleidingsschool;

    • de wijze waarop onderzoek wordt uitgevoerd (relevantie, aanpak, onderzoeksinstrumenten, analyse, verslag, verantwoording etc.);

    • de onderzoeksonderwerpen en de onderzoekscontext (soort/type) van het uit te voeren onderzoek;

    • de verbinding tussen opleiden, onderzoek en innovatie.

  • Medewerkers op alle relevante niveaus (bestuurlijk en uitvoerend) die betrokken zijn bij het doen van onderzoek nemen het onderzoeksplan als uitgangspunt bij hun werkzaamheden in het kader van de academische opleidingsschool.

Indicatoren criterium 3:

  • Er is voldoende (personele) capaciteit vrijgemaakt voor onderzoek en innovatie om bij te kunnen dragen aan de gewenste resultaten (zie ook criterium 9), wat blijkt uit jaartaken en de kostenraming.

  • Er is aantoonbaar personele capaciteit vrijgemaakt, wat blijkt uit jaartaken en de kostenraming.

Indicator criterium 4:

  • Medewerkers betrokken bij innovatie/onderzoek zijn daartoe getraind/opgeleid of daartoe in training/in opleiding.

Indicatoren criterium 5:

  • De taken van ‘studenten’ zijn kwalitatief en kwantitatief beschreven in het onderzoeksplan.

  • Een ‘student’ neemt het doen van onderzoek op in persoonlijke ontwikkelingsafspraken.

Indicatoren criterium 6:

  • De taken van medewerkers zijn kwalitatief en kwantitatief beschreven in het functie/takkenpakket van medewerkers.

  • De medewerker werkzaam in de academische opleidingsschool neemt het doen van onderzoek op in persoonlijke ontwikkelingsafspraken.

Indicatoren criterium 7:

  • Er is een activiteitenplan met een kostenraming

  • Periodiek wordt een voortgangsrapportage/verantwoordingsverslag opgesteld.

  • Periodiek wordt de gang van zaken en de resultaten van het academische opleidingsschool concept besproken door de betrokken partners.

Indicator criterium 8:

  • Een aanzienlijk deel van de innovatie/onderzoeksagenda is niet alleen gericht op de eigen schoolontwikkeling van de academische opleidingsschool en haar partners.

Indicatoren criterium 9:

  • Academische opleidingsscholen leveren een bijdrage aan de beantwoording van de volgende vragen:

    • Wat zijn de extra elementen die een academische opleidingsschool toevoegt aan het opleiden van leraren?

    • Hoe kan het opleiden van leraren in een werkpleksituatie (nog) beter worden gecombineerd met het doen van praktijkgericht onderzoek in een school?

    • Welke aanvullende kwaliteitscriteria zijn hiervoor nodig?

    • Welke aanvullende kosten maakt een academische opleidingsschool?

  • Resultaten uit innovatie/onderzoek leiden tot aanwijsbare (reflectie op de wenselijkheid van) aanpassingen/interventies in het onderwijs op de school, de organisatie van de school of andere schoolgerelateerde onderwerpen.

  • Resultaten uit innovatie/onderzoek leiden tot aanwijsbare (reflectie op de wenselijkheid van) aanpassingen/interventies in het opleiden/begeleiden van studenten/cursisten en studerend personeel.

  • Resultaten worden aantoonbaar gedeeld binnen de opleidingsschool.

  • Resultaten worden aantoonbaar gecommuniceerd met en uitgedragen naar partijen buiten het partnerschap.

BIJLAGE 2: FORMULIER SAMENSTELLING AANVRAAGDOSSIER TOETSING VERDIEPINGSSLAG ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL

Gevraagde informatie

Bij de aanvraag voor de toetsing verdiepingsslag academische opleidingsschool behoren de hierna volgende gegevens en stukken. Bij het aanleveren van deze gegevens houdt de aanvrager de onderstaande structuur aan. Dit bespoedigt een doelgerichte behandeling van de aanvraag.

Het is van belang dat alle deelnemende partners, ter goedkeuring, hun handtekening op deze aanvraag zetten.

Bij elk onderdeel wordt de primair belangrijke informatie kernachtig beschreven. Bijlagen bevatten alleen ondersteunende informatie en dienen beperkt en beknopt te zijn.

1. Algemene gegevens

1.1 Administratieve gegevens penvoerende instantie

Naam instelling:

Postadres, postcode, plaats:

Bezoekadres, postcode, plaats:

BRIN-nummer:

Status inspectie:

Gegevens contactpersoon (naam, telefoon, e-mail):

Bankrekeningnummer, tenaamstelling en plaats:

Handtekening:

1.2 Administratieve gegevens van alle partners, weergegeven per partner:

Naam instelling:

Gegevens contactpersoon (naam, telefoon, e-mail):

Postadres, postcode, plaats:

BRIN-nummer:

Status inspectie/accreditatie:

Handtekening:

1.3 Volume en kenmerken van het aantal opleidingsplaatsen

De opleidingsschool levert die gegevens waaruit het volume en kenmerken van het in de academische opleidingsschool op te leiden ‘studenten’ (tijdens de opleiding verrichten van praktijkonderzoek en bevorderen van schoolontwikkeling en innovatie) in de studiejaren 2009–2010 en 2010–2011 blijken, volgens de volgende tabel.

Prognose

2009–2010

2010–2011

Aantal ‘studenten’ van een universitaire lerarenopleiding (masteropleiding) van 60 ECTS en waarvan 40% van het curriculum op de werkplek verzorgd.

  
   

Aantal ‘studenten’ van een door een hogeschool verzorgde lerarenopleidingen (bachelor of master) waarvan minimaal 40% van het curriculum op de werkplek verzorgd.

  
   

Aantal ‘studenten’ van een lerarenopleiding in de vorm van een kopopleiding (volgend op een hbo- of wo-vakbachelor) en waarvan minimaal 50% (= 30 ECTS) van het nog te volgen curriculum op de werkplek verzorgd

  
   

Aantal ‘studenten’ van de universitaire masteropleidingen van 120 ECTS die mede voorbereiden op de bevoegdheid voor het geven van onderwijs in het voorbereidend hoger onderwijs, en waarvan minimaal 25% (= 30 ECTS) van het curriculum op de werkplek verzorgd

  
   

Aantal ‘studenten’ van universitaire bacheloropleidingen dat een educatieve minor volgt gericht op het behalen van een bevoegdheid voor de theoretische leerweg in het vmbo en de eerste drie leerjaren Havo/VWO en waarvan minimaal 15 ECTS op de werkplek verzorgd

  
   

Aantal ‘studenten’ dat op basis van een geschiktheidsverklaring als leraar is benoemd of aangesteld (zij-instromers). Voor hen gelden de afspraken die in de wettelijk vereiste scholings- en begeleidingsovereenkomst zijn opgenomen

  

2. Gegevens ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag

  • 2.1 Uit een activiteitenplan blijkt dat de partners van de opleidingsschool zich er aan verbinden dat een belangrijk deel van de opleidingen van de leraren in opleiding (‘studenten’) bestaat uit de actieve betrokkenheid van de ‘studenten’ bij het verrichten van praktijkgericht onderzoek en het bevorderen van schoolontwikkeling en innovatie.

  • 2.2 In dat activiteitenplan is in ieder geval beschreven:

    • een visie op en doelstellingen van de academische opleidingsschool

    • een onderzoeksplan

    • de huidige situatie van de academische opleidingsschool

    • de gewenste situatie en beoogde resultaten van de academische opleidingsschool

    • de activiteiten om de gewenste situatie en beoogde resultaten te bereiken

    • aantal medewerkers dat wordt ingezet voor innovatie en het doen van onderzoek

    • de wijze waarop ‘studenten’ en medewerkers actief betrokken zijn bij het doen van onderzoek

    • de wijze waarop gewaarborgd wordt dat medewerkers gekwalificeerd zijn voor de realisatie van het onderzoeksplan

    • een tijdsplanning van de activiteiten en inzet van personeel en middelen

    • een kostenraming (materiaal, loonkosten en/of kosten derden) van het activiteitenplan en de financiële afspraken

    • afspraken over rollen, taken en verantwoordelijkheden van elk van de partners bij de uitvoering van het activiteitenplan

    • beoogd profijt van innovatie/onderzoek voor de eigen én voor andere organisaties

    • de wijze waarop de resultaten worden gecontroleerd en gemeten

    • afspraken over de wijze van rapporteren

    • hoe de voortgang periodiek wordt geëvalueerd, wat er met de uitkomsten van evaluaties wordt gedaan en wie er bij betrokken zijn (kwaliteitszorg).

    Het activiteitenplan beslaat de periode tot en met einde schooljaar 2010–2011.

3. Bijlagen

Verplichte bijlagen:

  • Document waarin partners van de opleidingsschool zich er aan verbinden dat een belangrijk deel van de opleidingen van de leraren in opleiding (‘studenten’) bestaat uit de actieve betrokkenheid van de ‘studenten’ bij het verrichten van praktijkgericht onderzoek en het bevorderen van schoolontwikkeling en innovatie

  • Activiteitenplan met kostenraming zoals beschreven in paragraaf 2.1.

Mogelijke bijlagen:

  • Relevante beleids- en verantwoordingsdocumenten van de partners waaruit hun engagement en ambities blijken met betrekking tot de academische opleidingsschool.

Uiterste indieningdatum

De uiterste indieningdatum voor aanvragen verdiepingsslag academische opleidingsschool voor de eerste ronde (voorbehouden aan academische opleidingsscholen die aan het overbruggingsjaar opleiden in de school 2008–2009 deelnemen) is 1 mei 2009.

De uiterste indieningdatum voor aanvragen verdiepingsslag academische opleidingsschool voor de tweede ronde is 15 september 2009.

Aantal exemplaren en adresgegevens

De opleidingsschool dient de aanvraag schriftelijk in enkelvoud in op volgend adres:

SenterNovem – o.v.v. Academische opleidingsscholen – Postbus 93144 – 2509 AC Den Haag

Een digitale versie (in format Word of Adobe-pdf) dient te worden bezorgd via aos@senternovem.nl

SenterNovem draagt er zorg voor dat een exemplaar van het aanvraagdossier naar het ministerie van OCW wordt gestuurd.

Bij vragen

Voor ondersteuning bij het indienen van de aanvraag kunt u zich wenden tot mw. M. van der Plas, SenterNovem, 070-373 59 41.

TOELICHTING

Opleiden in de school houdt in dat scholen voor po, vo en bve, onderwijspersoneel op de (toekomstige) werkplek opleiden. De scholen doen dat met de hbo lerarenopleidingen, de universitaire lerarenopleidingen en de regionale opleidingscentra (als het om onderwijsassistenten gaat). Een opleidingsschool is een school waar een relatief groot deel van de formatie wordt bezet door leraren die nog in opleiding zijn en die veelal na afronding van de lerarenopleiding op een andere school werk zullen moeten vinden. Een academische opleidingsschool is een school die de opleidingsfunctie combineert met op de praktijk gericht onderzoek, innovatie en schoolontwikkeling.

Mede op advies van de Onderwijsraad uit 2005 startte voormalig Minister van OCW Van der Hoeven met een regeling dieptepilots opleiden in de school, in de vorm van opleidingsscholen en academische opleidingsscholen. De pilots waren een vervolg op vele projecten voor het samen opleiden van leraren door lerarenopleidingen en afnemende scholen. Het subsidiëren van 37 dieptepilots in 2006 heeft ertoe geleid dat deze projecten konden worden uitgebouwd tot goede praktijkvoorbeelden. In afwachting van een definitieve invulling voor opleiden in de school is voor het schooljaar 2008–2009 aan 33 kansrijke dieptepilots opnieuw subsidie toegekend.

In de periode 2005–2009 zijn circa 20 dieptepilots academische opleidingsscholen ontwikkeld. Er zijn forse stappen in de ontwikkeling van goede praktijkvoorbeelden gezet. Maar er is een verdere verdiepingsslag nodig om inzicht te krijgen in aanvullende kwaliteitscriteria en randvoorwaarden en in de extra kosten voor de academische opleidingsschool. Deze (kwaliteits- en financiële) criteria voor de academische opleidingsschool zijn aanvullend op de criteria en andere voorwaarden voor de tegemoetkoming voor de opleidingsschool. Anders gezegd: de academische opleidingsschool is een ‘kop’ op de opleidingsschool. Wie dus in aanmerking wil komen voor een academische opleidingsschool, moet in ieder geval opleidingsschool zijn.

In de verdiepingsslag moet helder worden hoe die kop er uit moet zien. Dit wil zeggen dat in de verdiepingsslag een antwoord moet worden gevonden op de volgende vragen:

  • Wat zijn de extra elementen die een academische opleidingsschool toevoegt aan het opleiden van leraren?

  • Hoe kan het opleiden van leraren in een werkpleksituatie (nog) beter worden gecombineerd met het doen van praktijkgericht onderzoek in een school?

  • Welke aanvullende kwaliteitscriteria zijn hiervoor nodig?

  • Welke aanvullende kosten maakt een academische opleidingsschool?

In de periode 2009–2011 kunnen de academische opleidingsschool zich verder ontwikkelen door de stimuleringssubsidie die aan circa 20 academische opleidingsscholen wordt verleend.

Inschrijving voor de verdiepingsslag van de academische opleidingsschool is in eerste instantie bedoeld voor de academische opleidingsscholen die aan het ‘overbruggingsjaar opleiden in de school 2008–2009’ als vervolg op de subsidieregeling ‘Dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische school 2005–2008’ deelnemen. Zij moeten voor wat betreft het gedeelte opleidingsschool van de academische opleidingsschool in ieder geval in 2009 voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden in de regeling tegemoetkoming kosten opleidingsschool. Daarnaast kunnen ook (zeer beperkt) nieuwkomers in aanmerking komen om aan deze verdiepingsslag mee te doen.

De financiering zal bestaan uit een toevoeging aan het bedrag dat voor een opleidingsschool beschikbaar is. De extra bijdrage bestaat uit een tegemoetkoming in de extra kosten die scholen voor po, vo of bve zullen maken voor onder meer het in stand houden van de benodigde infrastructuur en de begeleiding van studenten voor wie de opleiding verbonden is met mede door hen verricht praktijkonderzoek. Een academische opleidingsschool zal € 70.000 ontvangen als tegemoetkoming in de kosten in aanvulling op de tegemoetkoming die het als opleidingsschool ontvangt.

Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van deze regeling is bezien op welke wijze het doel kan worden bereikt met minimale administratieve lasten. De uitvoering van de regeling ligt bij SenterNovem in samenwerking met CFI. De aanvraag wordt ingediend met een formulier dat in de bijlagen is opgenomen. De hoogte van het subsidiebedrag staat vooraf vast en is een vast bedrag. De besteding van het subsidiebedrag is vrij en niet-bestede middelen zullen niet worden teruggevorderd. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld en er is geen bepaling in de regeling opgenomen dat de subsidieontvanger een verzoek tot vaststelling moet doen. Verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving.

Artikelsgewijs

Artikel 3

In artikel 3 wordt omschreven dat één partner uit de opleidingsschool de penvoerder is en daarmee de feitelijke subsidieaanvrager. De penvoerder kan bij voorkeur één van deelnemende scholen voor po, vo en/of bve zijn of anders een van de hogescholen of universiteiten die met zijn lerarenopleidingen aan de opleidingsschool deelneemt. De voorkeur om de penvoerder bij één van de deelnemende scholen te leggen, is omdat de extra kosten van het opleiden in de school bovenop de ‘gewone’ lerarenopleidingen vooral liggen bij de deelnemende scholen en niet bij de lerarenopleidingen. De penvoerder zal ook het aanspreekpunt zijn voor de subsidieverlening en tevens de subsidieontvanger zijn.

Artikel 4

Het totaal beschikbare budget voor de gehele looptijd van deze regeling is € 2,8 miljoen. Dit bedrag is exclusief de uitvoeringskosten die ten laste komen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Onder deze uitvoeringskosten worden in ieder geval verstaan de kosten van SenterNovem en de kosten voor het (doen) uitvoeren van de audits waartoe de Minister opdracht kan geven.

Artikel 5

Artikel 5 geeft het bedrag weer waarvoor subsidie kan worden verleend.

Van de partners die deelnemen aan de academische opleidingsschool wordt een inzet uit eigen middelen verwacht. Omdat de subsidie niet geoormerkt is, mag de academische opleidingsschool de subsidie naar eigen inzicht besteden en zullen niet-bestede subsidiegelden niet worden teruggevorderd.

Artikelen 6, 7, 8 en 9

Voor subsidieverlening is het nodig een complete subsidieaanvraag te doen op basis van het formulier dat het ministerie van OCW in overleg met SenterNovem heeft opgesteld. Dit formulier heet ‘Samenstelling aanvraagdossier toetsing verdiepingsslag academische opleidingsschool’. Het activiteitenplan als bedoeld in artikel 8 maakt hier deel van uit. Het activiteitenplan bestaat minimaal uit het onderzoeksplan en de samenwerkingsovereenkomst. Bovendien dient uit het activiteitenplan te blijken op welke wijze de genoemde vragen in artikel 2 worden beantwoord. Alleen volledige aanvragen die aan de hand van dit formulier zijn opgesteld, worden in behandeling genomen. Voor indiening van de aanvraag gelden twee termijnen. De algemene termijn eindigt op 15 september 2009. Om deelnemers aan het ‘overbruggingsjaar opleiden in de school 2008–2009’ als vervolg op de subsidieregeling ‘Dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische school 2005–2008’ te laten aansluiten op deze regeling, is er voor gekozen om deze 32 dieptepilots in een eerste tranche de aanvraag te laten indienen. Voor de eerste tranche is de deadline voor indienen van de aanvraag 1 mei 2009. Subsidieverlening voor deze eerste tranche kan dan nog starten vanaf 1 augustus 2009 (het schooljaar 2009–2010). Indien de aanvraag na 1 mei, maar uiterlijk 15 september 2009 wordt ingediend, zullen de algemene termijnen gelden. Alle aanvragen die na 15 september 2009 worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Artikelen 10, 11 en 14

De beoordeling van de subsidieaanvraag geschiedt door SenterNovem op de mate waaraan voldaan wordt aan de criteria van de academische opleidingsschool (bijlage 1). Vervolgens wordt beoordeeld in hoeverre de verdeling over de betrokken scholen voor po, vo en bve evenwichtig is. De derde stap indien het subsidieplafond wordt nog steeds overschreden, is regio bepaald wordt of sprake is van een evenwichtige spreiding over Nederland. In het uiterste geval zal selectie plaatsvinden op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 13

Het begrotingsvoorbehoud houdt in dat op de subsidieverlening wijzigingen moeten worden aangebracht als de begrotingswetgever onvoldoende gelden ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 15

De subsidie ontvanger heeft een informatieplicht. Dit betekent dat de subsidieontvanger op verzoek van de Minister (of door de Minister aangewezen ambtenaren) alle benodigde inlichtingen met betrekking tot gesubsidieerde project verstrekt. De subsidieontvanger heeft ook een meldplicht. Dit houdt in dat als er tussentijds bijzondere omstandigheden plaatsvinden of zich substantiële wijzigingen voordoen in het gesubsidieerde project dat deze direct aan de door de Minister aangewezen ambtenaren, te weten die van de directie Leraren, worden gemeld.

Artikel 16

Overeenkomstig de Regeling jaarverslaglegging onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie in de jaarrekening als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Omdat sprake is van een niet-geoormerkte subsidie is een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten niet noodzakelijk. Indien sprake is van een instelling voor hoger onderwijs, wordt de subsidie tevens gespecificeerd in de FSR-bijlage bij het jaarverslag.

Artikel 17

De toekenning van de subsidie is mede gebaseerd op het activiteitenplan van het aanvraagdossier. De vaststelling van de subsidie (artikel 18) is gebaseerd op het activiteitenverslag. Het verslag beslaat de periode tot en met einde schooljaar 2010–2011.

Het activiteitenverslag is tevens bedoeld om antwoord te geven op de in artikel 2 gestelde vragen die tot doel hebben om goede praktijkvoorbeelden voor de academische opleidingsschool te verkrijgen. In het kader van de begeleiding en advisering door SenterNovem zullen tussentijdse evaluaties plaatsvinden; die spelen geen rol in de ambtshalve subsidievaststelling.

Artikel 19

De betaling van de subsidiebedragen vindt in twee gelijke gedeelten plaats.

Artikel 20

In aanvulling op de verantwoording als bedoeld in artikel 16, is informatie gewenst over de wijze waarop met behulp van deze subsidie verkregen activiteiten zijn verricht en over het bereikte effect. Daarom is hiervoor een afzonderlijk artikel opgenomen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven