Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 april 2009, nr. JOZ/118800, houdende regels voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2009–2011 (Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2009–2011)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4, eerste lid en artikel 5 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepaling

In de regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. rec:

regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de WEC;

c. cluster 3:

onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een lichamelijke handicap;

d. cluster 4:

onderwijs aan langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten;

e. (v)so:

(voortgezet) speciaal onderwijs, als bedoeld in artikel 2 van de WEC;

f. vo:

voortgezet onderwijs, als bedoeld in artikel 2 van de WVO;

g. vmbo:

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de WVO

h. aoc:

agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de WEB;

i. roc:

regionaal opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 van de WEB;

j. swv po:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de WPO;

k. swv vo:

samenwerkingsverband voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 10h van de WVO;

l. WPO:

Wet op het primair onderwijs;

m. WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs:

n. WEC:

Wet op de expertisecentra;

o. WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

p. Passend onderwijs:

het systeem waarbinnen alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod geboden krijgen;

q. onderwijscontinuüm:

flexibel onderwijsaanbod waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden;

r. integraal indiceren:

afgestemd indicatietraject voor onderwijs en (jeugd)zorg voor leerlingen die naast extra onderwijsondersteuning ook (jeugd)zorg nodig hebben;

s. indicatieprocedures:

de procedures en criteria van de indicatieorganen permanente commissie leerlingenzorg, als bedoeld in artikel 23 van de WPO en artikel 10h van de WVO, commissie voor de indicatiestelling, als bedoeld in artikel 28c van de WEC en regionale verwijzingscommissie, als bedoeld in artikel 10g van de WVO en artikel 24 van de WPO.

HOOFDSTUK 2. STARTSUBSIDIE

Artikel 2. Voorwaarden startsubsidie

  • 1. Om in aanmerking te komen voor een startsubsidie wordt een intentieverklaring opgesteld, waaruit de intentie van de deelnemers die participeren in het regionale netwerk blijkt om gezamenlijk Passend onderwijs in de regio vorm te geven. In deze intentieverklaring worden afspraken gemaakt over de inrichting van één loket voor zorgtoewijzing (inclusief afstemming met (jeugd-)zorg), over het realiseren van een onderwijscontinuüm en over de wijze waarop de ouderbetrokkenheid wordt vormgegeven.

  • 2. De intentieverklaring wordt ondertekend door alle bevoegde gezagsorganen die participeren in het netwerk. In deze intentieverklaring worden in elk geval de namen en brinnummers opgenomen van:

    • a. de swv po en de daarin deelnemende scholen voor (speciaal) basisonderwijs die participeren in het netwerk,

    • b. de swv vo en de daarin deelnemende scholen voor vo en aoc’s of roc’s voor wat betreft het daaraan verbonden vmbo die participeren in het netwerk en

    • c. de (v)so scholen en de rec’s cluster 3 en 4 die participeren in het netwerk

Artikel 3. Aanvraag startsubsidie

  • 1. Een startsubsidie kan op elk gewenst moment in een jaar worden aangevraagd.

  • 2. De aanvraag voor een startsubsidie wordt gedaan bij CFI door de rechtspersoon van het regionaal netwerk of door een bevoegd gezag van een school voor po, vo of (v)so, of een rec of een centrale dienst die zorgbekostiging als bedoeld in artikel 132 van de WPO ontvangt, namens het regionaal netwerk.

  • 3. Indien het regionale netwerk een rechtspersoon heeft ingericht, dient dit gemeld te worden aan CFI. Bij de melding dient een afschrift van de notariële akte te worden gevoegd. CFI kan de rechtspersoon van het regionaal netwerk vervolgens registreren. Vanaf dat moment kan de rechtspersoon optreden als subsidieaanvrager en/of subsidieontvanger.

  • 4. De aanvraag voor een startsubsidie wordt vergezeld van een intentieverklaring, zoals bedoeld in artikel 2.Wanneer er in een regio één of meerdere scholen zijn die (vooralsnog) niet participeren in het netwerk, dan wordt dit in de aanvraag vermeld omkleed met redenen. Van deze niet deelnemende scholen wordt een verklaring van geen bezwaar bij de aanvraag gevoegd.

  • 5. In de aanvraag wordt de naam en het rekeningnummer vermeld waaraan de subsidie kan worden overgemaakt. De subsidieontvanger kan zijn: de rechtspersoon van het regionaal netwerk, een bevoegd gezag van een school voor po, vo of (v)so namens het regionaal netwerk, een rec namens het regionaal netwerk, of een centrale dienst die zorgbekostiging als bedoeld in artikel 132 van de WPO ontvangt, namens het regionaal netwerk.

Artikel 4. Verlening en vaststelling startsubsidie

  • 1. In de periode 2008–2010 kan de oprichting van een regionaal netwerk éénmalig worden ondersteund door middel van een startsubsidie met een omvang van € 50.000 per swv vo. De startsubsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2. De minister kent het beschikbare bedrag toe in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. Als datum van ontvangst geldt de datum van ontvangst van een volledige aanvraag, of indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid wordt gesteld zijn aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld. Aanvragen worden pas in behandeling genomen als ze volledig zijn.

  • 3. De startsubsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt in één betaaltermijn beschikbaar gesteld uiterlijk in de maand volgend op de maand waarin de beschikking is afgegeven.

  • 4. Binnen drie maanden na het beëindigen van de activiteiten, doch uiterlijk 1 augustus 2011, wordt een verslag van activiteiten door CFI ontvangen.

  • 5. Het verslag van activiteiten bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

  • 6. De financiële verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie. Deze bepaling geldt ook indien de subsidieontvanger de rechtspersoon van het regionaal netwerk is.

  • 7. Voor betaling in het jaar van de aanvraag wordt de aanvraag uiterlijk op 15 oktober van dat betreffende jaar door CFI ontvangen.

Artikel 5. Subsidieplafond

Voor startsubsidies is in 2009 € 1,5 miljoen en in 2010 € 1,0 miljoen beschikbaar. Subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, kan bij een wijziging in de OCW-begroting wordenverlaagdtot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting van OCW ter beschikking staat.

Artikel 6. Informatieplicht

De scholen die deel uitmaken van een regionaal netwerk dat een startsubsidie heeft aangevraagd, werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die gericht zijn op het verschaffen van nadere inlichtingen aan de minister ten behoeve van de ontwikkeling van beleid.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE VELDINITIATIEF

Artikel 7. Voorwaarden subsidie veldinitiatief

  • 1. Om in aanmerking te komen voor een subsidie veldinitiatief wordt een plan gemaakt waarin wordt aangegeven:

    • a. welke partijen deelnemen in het regionale netwerk als bedoeld in artikel 2, tweede lid, inclusief de scholen voor vwo en havo die participeren in het netwerk,

    • b. de partners buiten het onderwijs, zoals (jeugd)zorg, provincie(s) en gemeente(n) die participeren in het netwerk,

    • c. de wijze waarop personeel betrokken is bij de organisatie van het regionale netwerk en de inrichting van het onderwijs (op bestuurs- en bovenbestuurlijk niveau),

    • d. de wijze waarop ouders als collectief zijn betrokken bij de organisatie en inrichting van het onderwijs en de wijze waarop wordt voorzien in (onafhankelijke) ondersteuning van individuele ouders (op bestuurs- en bovenbestuurlijk niveau),

    • e. de wijze waarop de indicatieprocedures aaneengeschakeld zijn waardoor één loket voor de indicatiestelling ontstaat en de afspraken die zijn gemaakt over de voorbereiding van de indicatiestelling,

    • f. de wijze waarop uitwerking wordt gegeven aan integraal indiceren met de (jeugd)zorg,

    • g. de wijze waarop wordt gegarandeerd dat voor alle leerlingen binnen het netwerk een passend onderwijszorgaanbod wordt geboden,

    • h. de wijze waarop een registratiesystematiek wordt ingericht waarmee alle leerlingen in de regio in beeld zijn,

    • i. de wijze waarop het regionale netwerk het onderwijscontinuüm inricht dat aan leerlingen een gevarieerd onderwijs(zorg)aanbod biedt binnen de huidige wettelijke kaders,

    • j. de wijze waarop het regionale netwerk zorgt voor versterking van de kwaliteit van het bestaande onderwijsaanbod, waaronder de wijze waarop gewerkt wordt aan het vergroten van de bekwaamheid van leraren in het reguliere onderwijs om te kunnen omgaan met verschillen in de klas en om leerlingen die dat nodig hebben extra ondersteuning te bieden,

    • k. de wijze waarop voor alle zorgleerlingen een ontwikkelings- en uitstroomperspectief wordt vastgesteld,

    • l. de wijze waarop de (subsidie)middelen worden ingezet.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor een subsidie veldinitiatief wordt een samenwerkingsovereenkomst opgesteld, ondertekend door alle bevoegde gezagen van de scholen in het regionaal netwerk. Uit deze samenwerkingsovereenkomst blijkt dat de ondertekenaars gezamenlijk het plan als bedoeld in het eerste lid uit zullen voeren.

  • 3. Het veldinitiatief is uiterlijk drie maanden na toekenning operationeel.

  • 4. Het veldinitiatief en de subsidie veldinitiatief eindigen uiterlijk op 31 juli 2011.

Artikel 8. Aanvraag subsidie veldinitiatief

  • 1. De aanvraag voor een subsidie veldinitiatief wordt gedaan bij CFI door de rechtspersoon van het regionaal netwerk of door een bevoegd gezag van een school voor po, vo of (v)so, of een rec of een centrale dienst die zorgbekostiging als bedoeld in artikel 132 van de WPO ontvangt, namens het regionaal netwerk.

  • 2. Indien het regionale netwerk een rechtspersoon heeft ingericht, dient dit gemeld te worden aan CFI. Bij de melding dient een afschrift van de notariële akte te worden gevoegd. CFI kan de rechtspersoon van het regionaal netwerk vervolgens registreren. Vanaf dat moment kan de rechtspersoon optreden als subsidieaanvrager en/of subsidieontvanger.

  • 3. Bij de aanvraag voor een subsidie veldinitiatief worden de volgende documenten gevoegd:

    • a. een plan zoals bedoeld artikel 7, eerste lid.

    • b. een samenwerkingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, ondertekend door alle bevoegde gezagen van de scholen in het regionaal netwerk.

    • c. een advies van de regiegroep Passend onderwijs.

  • 4. Het veldinitiatief kan aanvangen op 1 augustus of 1 januari van een jaar. Om in aanmerking te komen voor een subsidie veldinitiatief per 1 augustus, wordt de aanvraag uiterlijk op 1 juni van datzelfde jaar bij de regiegroep kenbaar gemaakt en uiterlijk op 15 juni door CFI ontvangen. Om in aanmerking te komen voor een veldinitiatief per 1 januari, wordt de aanvraag uiterlijk op 1 oktober van het voorgaande jaar bij de regiegroep kenbaar gemaakt en uiterlijk op 15 oktober door CFI ontvangen.

  • 5. Om de aanvraagprocedure te versnellen kan de aanvrager de regiegroep Passend onderwijs verzoeken om in geval van een positief advies de aanvraag namens de subsidieaanvrager direct aan CFI door te sturen.

  • 6. In de aanvraag wordt de naam en het rekeningnummer vermeld waaraan de subsidie kan worden overgemaakt. De subsidieontvanger kan zijn: de rechtspersoon van het regionaal netwerk, een bevoegd gezag van een school voor po, vo of (v)so namens het regionaal netwerk, een rec namens het regionaal netwerk, of een centrale dienst die zorgbekostiging als bedoeld in artikel 132 van de WPO ontvangt, namens het regionaal netwerk.

Artikel 9. Verlenging bestaande veldinitiatieven Passend onderwijs

Aan veldinitiatieven Passend onderwijs die subsidie voor een veldinitiatief Passend onderwijs hebben ontvangen op basis van de Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009 wordt ambtshalve subsidie toegekend op grond van de Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2009–2011, indien zij voldoen aan de voorwaarden gesteld in deze regeling.

Artikel 10. Verlening en vaststelling subsidie veldinitiatief

  • 1. Regionale netwerken die Passend onderwijs vormgeven binnen een veldinitiatief krijgen hiervoor jaarlijks een subsidie van:

    • a. € 15,30 per ingeschreven leerling in de basisscholen die participeren in het regionale netwerk en

    • b. € 15 per leerling ingeschreven in de scholen voor vo en in aoc’s of roc’s voor wat betreft het daaraan verbonden vmbo die participeren in het regionale netwerk.

  • 2. De minister kent het beschikbare bedrag voor nieuwe veldinitiatieven toe in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. Als datum van ontvangst geldt de datum van ontvangst van een volledige aanvraag, of indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid wordt gesteld zijn aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld. Aanvragen worden pas in behandeling genomen als ze volledig zijn.

  • 3. De beslissing over de aanvraag, bedoeld in artikel 8,derde lid, wordt door de minister binnen 8 weken na ontvangst bij CFI genomen.

  • 4. De subsidie veldinitiatief, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks in één betaaltermijn beschikbaar gesteld op basis van de teldatum 1 oktober van het schooljaar ervoor. Bij de start van het veldinitiatief per 1 augustus wordt de subsidie voor een heel schooljaar verleend in augustus. Bij de start van het veldinitiatief per 1 januari wordt 7/12e van het subsidiebedrag per schooljaar verleend in de maand januari. Het subsidiebedrag wordt in de daarop volgende schooljaren steeds in augustus verleend voor een geheel schooljaar.

  • 5. Binnen drie maanden na het beëindigen van de activiteiten wordt een verslag van activiteiten door CFI ontvangen.

  • 6. Het verslag van activiteiten bevat:

    • a. een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten

    • b. indien van toepassing een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en de beoogde resultaten zoals vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

  • 7. De financiële verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie. Deze bepaling geldt ook indien de subsidieontvanger de rechtspersoon van het regionaal netwerk is.

  • 8. Indien de activiteit drie maanden na toekenning niet is gestart, aanzienlijk wordt vertraagd of voortijdig wordt beëindigd, informeert de subsidieontvanger de minister direct hierover.

  • 9. Indien aan één van de voorwaarden in artikel 7 t/m 14 van deze regeling niet wordt voldaan, kan het bedrag geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 11. Subsidieplafond

Voor subsidies veldinitiatief is in 2009 € 7,1 miljoen, in 2010 € 21,9 miljoen en in 2011 € 12,8 miljoen beschikbaar. Subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, kan bij een wijziging in de OCW-begroting wordenverlaagdtot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting van OCW ter beschikking staat.

Artikel 12. Wijziging in samenstelling van het regionale netwerk

  • 1. Door uittreding van scholen die participeren in het regionaal netwerk of door toetreding van scholen aan het regionaal netwerk, wijzigt de samenstelling van het regionaal netwerk. Toetreden tot of uittreden uit een regionaal netwerk kan alleen per 1 augustus van een jaar en alleen als hiervan uiterlijk op 1 maart van dat jaar door CFI een melding is ontvangen.

  • 2. Een melding van toetreding of uittreding wordt gedaan door de rechtspersoon van het regionaal netwerk of door een bevoegd gezag namens het regionaal netwerk, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 3. Een melding van toetreding of uittreding bevat in elk geval de volgende informatie:

    • a. de naam en het brinnummer van de toetredende of uittredende school, voorzien van een handtekening van het bevoegd gezag van deze school, en

    • b. de naam van het regionaal netwerk (in oprichting) waar de toetredende school vandaan kwam of waar de uittredende school zich bij aan zal sluiten.

  • 4. Indien een school al participeert in een regionaal netwerk dat een veldinitiatief uitvoert, en wil overstappen naar een ander regionaal netwerk dat een veldinitiatief uitvoert, dan wordt de toetreding en de uittreding in één melding gemeld door het regionaal netwerk waar de school wil toetreden. Deze melding bevat in elk geval de volgende informatie:

    • a. de naam en het brinnummer van de toetredende school, voorzien van een handtekening van het bevoegd gezag van deze school, en

    • b. de naam van het regionaal netwerk waar de toetredende school vandaan kwam, voorzien van een handtekening door de rechtspersoon van het regionaal netwerk of door een bevoegd gezag namens het regionaal netwerk, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, en

    • c. de naam van het regionaal netwerk waar de uittredende school zich bij aan zal sluiten.

  • 5. Uittreden van scholen die participeren in het regionaal netwerk is alleen mogelijk als het regionaal netwerk blijft voldoen aan de minimumeisen die gelden voor de samenstelling van een regionaal netwerk, óf met toestemming van de minister. De minimumeisen voor de samenstelling van een regionaal netwerk zijn:

    • a. ten minste één swv po met de daarvoor geldende eisen qua samenstelling,

    • b. ten minste één swv vo met de daarvoor geldende eisen qua samenstelling,

    • c. ten minste één rec cluster 3, en

    • d. ten minste één rec cluster 4.

  • 6. Een school voor basisonderwijs en een vestiging van een school voor vo en/of aoc’s of roc’s voor wat betreft het daaraan verbonden vmbo kan slechts in één regionaal netwerk participeren.

  • 7. Het eerste tot en met het vijfde lid geldt niet alleen voor scholen, maar ook voor aoc’s of roc’s voor wat betreft het daaraan verbonden vmbo.

Artikel 13. Informatieplicht

De scholen die onderdeel uitmaken van een regionaal netwerk dat een subsidie veldinitiatief heeft aangevraagd, werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die gericht zijn op het verschaffen van nadere inlichtingen aan de minister ten behoeve van de ontwikkeling van beleid.

Artikel 14. Egalisatiereserve (bestemmingsreserve publiek)

De subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht. De reserve bedraagt ten hoogste 50% van de subsidie die in één jaar wordt toegekend. De egalisatiereserve wordt aangehouden tot maximaal 1 augustus 2011.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2009–2011.

Deze regeling zal met een toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

In voorliggende regeling worden de aanvraagprocedure en de voorwaarden voor de toekenning van een startsubsidie en een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs beschreven.

Aanleiding

Binnen het funderend onderwijs bestaan er verschillende voorzieningen voor leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben vanwege leer- of ontwikkelingsproblemen, een handicap, stoornis of een ziekte. In het primair onderwijs zijn er samenwerkingsverbanden primair onderwijs (swv’s po of weer samen naar school verbanden), waarin basisscholen met een speciale school voor basisonderwijs samenwerken. In het voortgezet onderwijs werken scholen of instellingen waar voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs wordt gegeven ook samen in samenwerkingsverbanden (swv’s vo). Extra zorg wordt geboden via het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en in het praktijkonderwijs (pro). Voor leerlingen met specifieke handicaps en stoornissen is er de mogelijkheid om onderwijs te volgen in scholen voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, dan wel om met een leerlinggebonden financiering onderwijs te volgen in reguliere scholen.

Uit de evaluatie van de verschillende structuren is naar voren gekomen dat de verschillende voorzieningen afzonderlijk een aantal positieve resultaten hebben bereikt. De organisatie van de verschillende zorgstructuren binnen het onderwijs is echter heel complex en kent ook een aantal knelpunten: kinderen die thuis zitten of op wachtlijsten staan, veel bureaucratie rond indicatiestelling, onvoldoende aansluiting en samenwerking tussen de deelsystemen, onvoldoende afstemming en samenwerking met (jeugd)zorg, etc. Naar aanleiding hiervan is gediscussieerd over een herziening van de zorgstructuren. Dit heeft geleid tot het concept Passend onderwijs. In de brieven aan de Tweede Kamer van 25 juni 2007 en 5 december 2007 heeft het kabinet een uitwerking van dit concept gegeven. Centraal in deze uitwerking staan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en de vorming van regionale netwerken om tot een betere organisatie van onderwijs en zorg te komen. In december 2007 heeft staatssecretaris Dijksma met de Tweede Kamer gesproken over het invoeringsplan Passend onderwijs. In dit overleg heeft de Kamer ingestemd met de stimulering van de vorming van regionale netwerken en de uitwerking van Passend onderwijs via startsubsidies, veldinitiatieven en experimenten. In juni en in november 2008 heeft de Kamer voortgangsrapportages ontvangen over Passend onderwijs.

Subsidiemogelijkheden ter voorbereiding van Passend onderwijs

Voor een zorgvuldige invoering van Passend onderwijs zijn verschillende subsidiemogelijkheden ingericht:

  • Om de vorming van regionale netwerken te stimuleren is op 5 april 2008 de Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een veldinitiatief Passend Onderwijs 2008–2009 gepubliceerd.

  • Voorliggende regeling is een vervolg hierop voor de periode 2009–2011.

  • Om (onderwijskundige) initiatieven op kleinere schaal te stimuleren is op 31 oktober 2008 de Regeling voor het verstrekken van een stimuleringsubsidie Passend onderwijs 2008–2010 gepubliceerd.

  • De mogelijkheden om brede en smalle experimenten Passend onderwijs in te richten, zijn vastgelegd in de Beleidsregel experimenten Passend onderwijs (d.d. 27 februari 2009).

Vorming van Regionale netwerken

Schoolbesturen krijgen bij de invoering van Passend onderwijs de verantwoordelijkheid om voor alle leerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven bij één van hun scholen, een passend onderwijszorgaanbod te formuleren. Om dat te realiseren gaan scholen samenwerken in regionale netwerken. Concreet betekent dit dat schoolbesturen net als nu samenwerken in regionale verbanden. Bedoeling is niet een volledig nieuwe structuur te ontwikkelen, maar om te ‘verbinden’. Bestaande samenwerkingsverbanden vormen een functioneel netwerk zodat voor alle leerlingen in de regio een passend onderwijszorgaanbod kan worden ontwikkelen. De samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs en in het voortgezet onderwijs maken onderling en met de (v)so scholen en rec’s cluster 3 en 4 afspraken over de inrichting van één loket voor zorgtoewijzing en over het onderwijscontinuüm waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden. De individuele schoolbesturen blijven, ook wanneer een netwerk is gevormd, verantwoordelijk voor het toelatingsbeleid en het onderwijs op de scholen. Met de instellingen en scholen cluster 1 (voor leerlingen met visuele handicaps) en cluster 2 (voor leerlingen met auditieve en communicatieve handicaps) wordt nog overleg gevoerd over de wijze waarop de expertise van die clusters binnen de regionale netwerken kan worden ingezet. Het regionale netwerk maakt afspraken met de instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo) om een goede overgang van het v(s)o naar het mbo te realiseren.

Startsubsidie

Om de vorming en inrichting van een netwerk te stimuleren kan de minister, op basis van voorliggende regeling een startsubsidie toekennen. Deze startsubsidie wordt toegekend aan een ‘regionaal netwerk in oprichting’. Dit betekent dat (de besturen van) de scholen die een samenwerkingsverband po/vo vormen en de (v)so scholen cluster 3 en 4 die samenwerken in een rec een intentieverklaring hebben getekend om tot de vorming van een netwerk te komen. De deelname van scholen voor havo/vwo binnen het samenwerkingsverband vo is voor de aanvraag van de startsubsidie nog niet verplicht. De omvang van de startsubsidie bedraagt € 50.000. Om in aanmerking te komen voor een startsubsidie worden in een regionaal netwerk afspraken gemaakt over de inrichting van één loket voor zorgtoewijzing (inclusief afstemming met (jeugd)zorg), het realiseren van een onderwijscontinuüm en over de wijze waarop de ouderbetrokkenheid wordt vormgegeven.

Veldinitiatief

Binnen het huidige wettelijke kader kan door samenwerking al een aantal ambities van Passend onderwijs worden gerealiseerd. Zo kan één loket worden ingericht en kunnen sluitende afspraken ervoor zorgen dat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod wordt ontwikkeld. Partijen die een startsubsidie hebben gekregen en met die middelen de regionale samenwerking hebben uitgewerkt kunnen als veldinitiatief in aanmerking komen voor aanvullende subsidiering als tegemoetkoming in de kosten van de extra werkzaamheden. De omvang van de subsidie bedraagt jaarlijks € 15 of € 15,30 per leerling (zie artikel 10, eerste lid). Om in aanmerking te komen voor een subsidie veldinitiatief dienen ook de scholen voor havo/vwo deel uit te maken van het regionale netwerk. Voor de veldinitiatieven is op de OCW begroting een maximum bedrag beschikbaar. Daardoor is er ook een maximum aan het aantal veldinitiatieven dat jaarlijks subsidie kan ontvangen. Op basis van de Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009 is al een aantal veldinitiatieven van start gegaan.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepaling

Passend onderwijs betekent dat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod wordt ontwikkeld. Hiertoe krijgen de bevoegde gezagsorganen van scholen een resultaatsverplichting om voor alle zorgleerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven een passend onderwijszorgaanbod te bieden. Om dit te realiseren worden regionale netwerken ingericht, wordt per regio één loket voor de indicatiestelling ingericht en wordt een flexibel onderwijscontinuüm gerealiseerd.

Onder een onderwijscontinuüm wordt een flexibel onderwijsaanbod verstaan waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden. Het continuüm loopt van plaatsing in het regulier onderwijs tot plaatsing in het (voortgezet) speciaal onderwijs en kent verschillende vormen van extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Zorg begint bij extra ondersteuning in de klas op de reguliere school.

  • Speciale klassen in reguliere scholen. Dit kunnen bijvoorbeeld zgn. ‘auti-klassen’ zijn, specifiek gericht op leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum, maar ook klassen waar leerlingen met verschillende handicaps die (een deel van) het onderwijs in het regulier onderwijs volgen.

  • Voorzieningen als Rebound, ‘Op de rails’ en Herstart voor leerlingen die uit dreigen te vallen.

  • Symbiosevormen voor leerlingen in het (v)so. Deze leerlingen zijn ingeschreven in het (v)so maar volgen bijvoorbeeld praktijkvakken in het reguliere onderwijs.

Ter ondersteuning van de regio’s bij het realiseren van een integrale indicatiestelling voor onderwijs en (jeugd)zorg, is het kader ‘integraal indiceren’ ontwikkeld. Dit is een instrument waarmee langs zeven thema’s kan worden gekomen tot een integrale indicatie voor onderwijs en (jeugd)zorg. Op dit moment wordt het kader landelijk geïmplementeerd. Meer informatie over het integraal indiceren en de implementatie van het kader is te vinden op de website www.integraalindiceren.info.

Hoofdstuk 2. Startsubsidie

Artikel 2. Voorwaarden startsubsidie

In de regeling is aangegeven dat de intentieverklaring wordt ondertekend door alle bevoegde gezagsorganen die participeren in het netwerk. In plaats daarvan kan ook een mandaatverklaring bij de aanvraag worden gevoegd waarin nadrukkelijk naar voren komt namens welke partijen de aanvraag wordt ingediend. Voor de startsubsidie is deelname van de gymnasia en scholen voor vwo en havo nog niet verplicht.

Om het aanvragen van de startsubsidie en het verzamelen van de benodigde handtekeningen voor de intentieverklaring makkelijker te maken, heeft CFI een overzicht gemaakt van namen en brinnummers van scholen en samenwerkingsverbanden in de regio. Op dit overzicht kan worden aangegeven of een school wel participeert, niet participeert of (voorlopig) niet participeert in het netwerk. Bij de scholen die wel participeren dient een handtekening van het bevoegd gezag te worden geplaatst. Dit overzicht is te verkrijgen via de website www.passendonderwijs.nl.

Artikel 3. Aanvraag startsubsidie

De aanvraag voor een startsubsidie kan worden ingediend bij CFI, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer, onder vermelding van Passend onderwijs. Op de website van CFI kan het aanvraagformulier (CFI 59001) worden gedownload. Ook op de website www.passendonderwijs.nl vindt u een link naar het aanvraagformulier op de website van CFI.

De inzet is om in 2011 de wetgeving Passend onderwijs in te voeren. Vanaf dat moment dienen alle scholen aangesloten te zijn bij een regionaal netwerk. Voorliggende regeling is bedoeld om de vorming van regionale netwerken te stimuleren. Indien er binnen de regio waar het regionale netwerk wordt ingericht één of meer scholen zijn die vooralsnog niet participeren, dient dat in de aanvraag te worden vermeld, met de reden daarvan. Ook dient een verklaring van de niet deelnemende scholen te worden bijgevoegd waaruit naar voren komt dat deze scholen er geen bezwaar tegen hebben dat de startsubsidie wordt aangevraagd. Hiervoor is gekozen omdat het van belang is alle scholen in de regio te betrekken bij de vorming van het netwerk.

Artikel 4. Verlening en vaststelling startsubsidie

Elk regionaal netwerk kan éénmaal een startsubsidie verkrijgen, in het jaar 2008, 2009 of 2010. Regio’s die op basis van de Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief passend onderwijs 2008–2009 en vooruitlopend daarop al een startsubsidie hebben ontvangen, kunnen op basis van deze regeling niet opnieuw een startsubsidie aanvragen. In 2011 kan geen startsubsidie meer worden ontvangen. De laatste mogelijke aanvraagdatum voor een startsubsidie is 15 oktober 2010. Indien binnen het regionale netwerk in oprichting meerdere swv’s vo participeren ontvangt het netwerk per deelnemend swv vo € 50.000.

Binnen drie maanden na het beëindigen van de activiteiten, doch uiterlijk 1 augustus 2011, dient een verslag van activiteiten door CFI te zijn ontvangen. Het verslag van activiteiten kan worden ingediend bij CFI, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer, onder vermelding van ‘Passend onderwijs’. Een format voor het verslag van de activiteiten is te vinden op de website www.passendonderwijs.nl.

Startsubsidies kunnen het hele jaar door worden aangevraagd. Voor betaling in het jaar van de aanvraag dient de aanvraag uiterlijk op 15 oktober van dat betreffende jaar door CFI te zijn ontvangen. Betaling van aanvragen die na die datum worden ingediend, volgt in het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 6. Informatieplicht

Deze informatieplicht betreft voornamelijk het aanleveren van de nodige informatie aan de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs ten behoeve van de evaluatie van en advisering over vervolgstappen in het invoeringsproces Passend onderwijs en het verspreiden van goede voorbeelden.

Hoofdstuk 3. Subsidie veldinitiatief

Artikel 7. Voorwaarden subsidie veldinitiatief

Wat betreft de samenstelling van het regionale netwerk geldt bij het veldinitiatief dat, aanvullend op de participerende partijen bij de startsubsidie, ook de gymnasia en scholen voor vwo en havo moeten participeren in het regionale netwerk.

Het netwerk moet aangeven op welke manier een registratiesystematiek wordt ingericht. Dit is een concretisering van de voorwaarde dat alle leerlingen in beeld moeten zijn en dat er voor alle zorgleerlingen een passend onderwijszorgaanbod wordt ontwikkeld. Dit kan alleen worden gerealiseerd indien in een regio de meldingsplicht van leerlingen die niet naar school gaan strikt en tijdig wordt opgevolgd en als de regio een goed registratiesysteem heeft. Gedacht kan worden aan het koppelen van bestaande leerling-administratiesystemen via bijvoorbeeld het DOD (zie ook www.vdod.nl) of het ELD (zie ook www.eldvo.nl).

Het veldinitiatief is uiterlijk drie maanden na toekenning operationeel. Onder ‘operationeel’ wordt verstaan dat het planmatig en resultaatgericht nastreven van de doelen van het veldinitiatief in gang is gezet (dus een stap verder is dan ‘intenties’), waarbij er sprake is van zichtbare ontwikkeling in de voortgang. Deze definitie is opgesteld in nauw overleg met de veldinitiatieven die zijn aangevangen onder de Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009.

Artikel 8. Aanvraag subsidie veldinitiatief

De aanvraag voor een subsidie veldinitiatief kan worden ingediend bij CFI, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer, onder vermelding van Passend onderwijs. Op de website van CFI kan het aanvraagformulier (CFI 59057) worden gedownload. Ook op de website www.passendonderwijs.nl vindt u een link naar het aanvraagformulier op de website van CFI.

De regiegroep Passend onderwijs adviseert over de toekenning van aanvragen voor een subsidie veldinitiatief. Een advies van de regiegroep Passend onderwijs kan worden aangevraagd bij het Infopunt Passend onderwijs, Varrolaan 60, 3584 BW Utrecht. De regiegroep zal binnen twee weken een advies op de aanvraag geven. Dit advies moet door de aanvrager van het veldinitiatief bij de aanvraag subsidie veldinitiatief worden gevoegd, die de aanvrager bij CFI indient.

Om de aanvraagprocedure te versnellen kan de aanvrager de regiegroep Passend onderwijs verzoeken om in geval van een positief advies de aanvraag namens de subsidieaanvrager direct aan CFI door te sturen.

Artikel 10. Verlening en vaststelling subsidie veldinitiatief

Regionale netwerken die Passend onderwijs vormgeven binnen een veldinitiatief krijgen hiervoor jaarlijks een subsidie van:

  • a. € 15,30 per ingeschreven leerling in de basisscholen die participeren in het regionale netwerk en

  • b. € 15 per leerling ingeschreven in de scholen voor vo die participeren in het regionale netwerk.

Het bedrag van € 15,30 is opgebouwd uit € 15,00 per ingeschreven leerling in de basisscholen die participeren in het regionale netwerk, met een opslag van 2%. Hiervoor is gekozen omdat een aantal speciale scholen voor basisonderwijs in meerdere samenwerkingsverbanden po participeert. Hierdoor bestaat de kans dat leerlingen twee keer meetellen en als zodanig dubbel worden bekostigd. Ook de scholen voor (v)so kunnen in meerdere netwerken participeren. Daarom geldt ook voor de leerlingen die bij die scholen zijn ingeschreven dat zij niet meetellen voor de vaststelling van de omvang van de subsidie. Het aantal leerlingen op vo-scholen in zowel vwo/havo/vmbo/ pro als aoc of roc voor wat betreft het daaraan verbonden vmbo wordt meegeteld bij de vaststelling van de omvang van de subsidie veldinitiatief.

De subsidie veldinitiatief als bedoeld in artikel 10, eerste lid wordt jaarlijks in één betaaltermijn beschikbaar gesteld op basis van de teldatum 1 oktober van het schooljaar ervoor (t–1). Hierbij wordt uitgegaan van het aantal leerlingen zoals bekend is ten tijde van de subsidietoekenning. Met latere aanpassingen van het aantal leerlingen wordt alleen bij hoge uitzondering rekening gehouden

Een format voor het verslag van de activiteiten en de bereikte resultaten is te vinden op www.passendonderwijs.nl. Hierin wordt in ieder geval ingegaan op: de inrichting van één loket, het onderwijscontinuüm, de wijze waarop de kwaliteit van het onderwijs wordt versterkt, de wijze waarop personeel en ouders zijn betrokken bij de organisatie en uitwerking van Passend onderwijs en de inzet van middelen.

Indien de activiteit drie maanden na toekenning niet is gestart, aanzienlijk wordt vertraagd of voortijdig wordt beëindigd, informeert de subsidieontvanger de minister direct hierover. Dit kan schriftelijk bij CFI, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer, onder vermelding van ‘Passend onderwijs’.

Indien het veldinitiatief na drie maanden niet operationeel is, wordt de bekostiging voor de maanden dat het veldinitiatief tegen de voorschriften in nog niet operationeel is teruggevorderd. Dit betekent dat indien het veldinitiatief pas na vijf in plaats van drie maanden operationeel is, de bekostiging voor twee maanden wordt teruggevorderd.

Artikel 12. Wijziging in samenstelling van het regionale netwerk

Door samenvoeging, fusie, splitsing of opheffing van scholen die participeren in het regionaal netwerk, wijzigt de samenstelling van het regionaal netwerk. Voor de subsidie veldinitiatief hoeft de subsidieontvanger hiervan geen aparte melding te maken.

Toetreden tot of uittreden uit een regionaal netwerk kan alleen per 1 augustus van een jaar en alleen als hiervan uiterlijk op 1 maart van dat jaar door CFI een melding is ontvangen. De melding kan worden verzonden naar CFI, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer, onder vermelding van ‘Passend onderwijs’.

Wanneer een nieuwe school van start gaat en deze school zich wil aansluiten bij een veldinitiatief, dan kan deze nieuwe school de procedure voor toetreding volgen op dezelfde manier als geldt voor reeds bestaande scholen die willen toetreden.

Uittreden van scholen die participeren in het regionaal netwerk is alleen mogelijk als het regionaal netwerk blijft voldoen aan de minimumeisen die gelden voor de samenstelling van een regionaal netwerk, óf met toestemming van de minister. Toestemming van de minister kan worden aangevraagd middels een schriftelijk verzoek bij CFI, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer, onder vermelding van ‘Passend onderwijs’.

Artikel 13. Informatieplicht

Deze informatieplicht betreft voornamelijk het aanleveren van de nodige informatie aan de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs ten behoeve van de evaluatie van en advisering over vervolgstappen in het invoeringsproces Passend onderwijs en het verspreiden van goede voorbeelden.

Artikel 14. Egalisatiereserve (bestemmingsreserve publiek)

Aangegeven wordt dat een egalisatiereserve kan worden opgebouwd. Dit betekent dat indien niet alle middelen zijn besteed, deze in een volgend jaar opnieuw kunnen worden ingezet voor de doelen beschreven in deze regeling.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

Naar boven