Regeling van de Minister van Economische Zaken van 24 april 2009, nr. WJZ/9077902, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies en artikel 2, eerste lid, onder b, van het Besluit subsidies civiele vliegtuigontwikkeling;

Besluit:

ARTIKEL I

De uitvoeringsregeling CVO1 wordt gewijzigd als volgt:

In artikel 1 wordt ‘de Airbus-programma’s’ vervangen door: de programma’s van Airbus, Bombardier, Cessna, Dassault, Embraer en Gulfstream.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 april 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling CVO, die is gebaseerd op het Besluit subsidies civiele vliegtuigontwikkeling. In de huidige Uitvoeringsregeling CVO zijn de programma’s van Airbus aangewezen als internationale programma’s voor vliegtuigontwikkeling in de zin van artikel 2, eerste lid, van het Besluit subsidies civiele vliegtuigontwikkeling. Voor deze programma's geldt een lichter regime van terugbetalingsverplichtingen in het geval het project van de aanvrager technisch of commercieel zou mislukken. Airbus ondervindt echter vertragingen bij de ontwikkeling van nieuwe vliegtuigen. Daar is recent nog de wereldwijde inkrimping van het vliegverkeer en bestellingen van nieuwe vliegtuigen bijgekomen. Voor het Nederlandse luchtvaartcluster betekent dit omzetverlies, vertraging in de terugbetaling van ontwikkelingskosten, en liquiditeitsproblemen. Ter overbrugging van deze moeilijke periode heeft het georganiseerde bedrijfsleven in het luchtvaartcluster de minister van Economische Zaken gevraagd om naast Airbus, meerdere internationale programma’s voor vliegtuigontwikkeling aan te wijzen. Het gaat om regionale- en zakenvliegtuigen van Bombardier, Cessna, Dassault, Embraer, en Gulfstream. De aanwijzing van meerdere programma’s versterkt de concurrentiepositie van het luchtvaartcluster bij het risicodragend participeren in de genoemde programma’s voor vliegtuigontwikkeling en draagt bij aan het behoud van de werkgelegenheid.

De informatieverplichtingen van de aanvragers veranderen niet. De administratieve lasten (1,4%) van een subsidie op grond van deze regeling blijven daardoor gelijk.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.


XNoot
1

Stcr. 2008, 96; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriele regeling van 9 mei 2008 (Stcr. 94).

Naar boven