Regeling van de Minister van Economische Zaken van 27 april 2009, nr. WJZ/9073523, houdende wijziging van de Subsidieregeling innoveren en de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 (pilot private innovatievouchers)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, 5, eerste lid, 9, 15, 16, 17, eerste lid, 19 en 25 van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling innoveren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.2, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. die reeds eerder een aanvraag om verstrekking van een grote of kleine innovatievoucher op grond van dit hoofdstuk of hoofdstuk 5a heeft gedaan waarop de minister nog geen beschikking heeft afgegeven;.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. aan wie in hetzelfde kalenderjaar een grote innovatievoucher op grond van hoofdstuk 5a is verstrekt.

B

In artikel 5.3, tweede lid, wordt ‘op grond van dit hoofdstuk of de Subsidieregeling innovatievouchers’ vervangen door: op grond van dit hoofdstuk, hoofdstuk 5a of de Subsidieregeling innovatievouchers.

C

Na artikel 5.20 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5A. PILOT PRIVATE INNOVATIEVOUCHERS

§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 5a.1
  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    grote innovatievoucher:

    een op grond van artikel 5a.2, eerste lid, door de minister aan een ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een instelling, niet zijnde een kennisinstelling als bedoeld in artikel 5.1, ten behoeve van de uitvoering van een kennisoverdrachtproject.

    kennisoverdrachtproject:

    een door een instelling verrichte activiteit, bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, beantwoorden van een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer of ten hoogste tien ondernemers gezamenlijk, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten en van welke activiteit de gevolgen naar verwachting grotendeels ten goede zullen komen aan de Nederlandse economie. Geen kennisoverdrachtproject is een project waarbij de beantwoording van een toepassingsgerichte kennisvraag uitsluitend plaatsvindt door het leveren van goederen, het geven van cursussen of het verrichten van activiteiten op het gebied van verkoop van producten of diensten, zoals het ontwikkelen en vervaardigen van marketinginstrumenten en verkoopondersteunend promotiemateriaal;

    kleine innovatievoucher:

    een op grond van artikel 5a.3, eerste lid, door de minister aan een ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een instelling, niet zijnde een kennisinstelling als bedoeld in artikel 5.1, ten behoeve van de uitvoering van een kennisoverdrachtproject.

§ 2. Verstrekking innovatievouchers aan ondernemers
Artikel 5a.2
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag een grote innovatievoucher aan een MKB-ondernemer die een kennisoverdrachtproject wil laten uitvoeren waarvan de resultaten ten goede komen aan de activiteiten die de ondernemer in Nederland verricht.

  • 2. Per MKB-ondernemer kan per kalenderjaar één grote innovatievoucher worden verstrekt.

  • 3. Geen grote innovatievoucher wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer:

    • a. aan wie door een of meer bestuursorganen in de drie aan de aanvraag voorafgaande jaren reeds tot een hoger bedrag subsidie is verstrekt zonder goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan voor de sector waartoe de betrokken onderneming behoort is vastgesteld in een de-minimis verordening;

    • b. die failliet is verklaard, aan wie surseance van betaling is verleend, ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, of voor wie een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • c. die reeds eerder een aanvraag om verstrekking van een grote of kleine innovatievoucher op grond van dit hoofdstuk of hoofdstuk 5 heeft gedaan waarop de minister nog geen beschikking heeft afgegeven;

    • d. aan wie in hetzelfde kalenderjaar een grote innovatievoucher op grond van hoofdstuk 5 is verstrekt.

  • 4. Indien het voor de betrokken ondernemer geldende de-minimisplafond, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, niet al is bereikt door andere subsidies, wordt het bedrag dat gelet op dat plafond ten hoogste met inzet van de voucher kan worden vergoed, op de voucher vermeld.

Artikel 5a.3
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag een kleine innovatievoucher aan een MKB-ondernemer als bedoeld in artikel 5a.2, eerste lid. Artikel 5a.2, tweede lid, derde lid, onderdeel a, b en c, en vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Geen kleine innovatievoucher wordt verstrekt aan een ondernemer aan wie op grond van dit hoofdstuk, hoofdstuk 5 of de Subsidieregeling innovatievouchers reeds een kleine of grote innovatievoucher is verstrekt of aan wie op grond van de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers 2004, de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers pilot 2005, de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers pilot 2005 tweede fase of artikel 2:22 van de Regeling LNV-subsidies een innovatievoucher is verstrekt.

  • 3. Geen kleine innovatievoucher wordt verstrekt aan een ondernemer in het kader van een kennisoverdrachtproject dat een kennisvraag betreft van een aantal ondernemers gezamenlijk.

  • 4. Het tweede lid is niet van toepassing indien voorafgaand aan de aanvraag een kleine of grote innovatievoucher werd verstrekt ten behoeve van een subsidie krachtens paragraaf 4 van hoofdstuk 5 of paragraaf 4 van de Subsidieregeling innoveren.

Artikel 5a.4
  • 1. De aanvraag door een ondernemer van een grote of kleine innovatievoucher wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5a.1, en gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

  • 2. Een ondernemer kan ten hoogste één voucher tegelijkertijd aanvragen.

Artikel 5a.5
  • 1. Bij ministeriële regeling wordt bepaald gedurende welke periodes grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers kunnen worden aangevraagd en wordt per periode bepaald hoeveel grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers voor binnen dezelfde periode ingediende aanvragen beschikbaar zijn.

  • 2. De minister verdeelt de beschikbare grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 3. Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare aantal grote innovatievouchers of het beschikbare aantal kleine innovatievouchers zou worden overschreden, stelt de minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 5a.6

De minister geeft een beschikking binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 5a.7
  • 1. De ondernemer sluit in overleg met een adviseur van Syntens een overeenkomst met een instelling over de besteding van de voucher.

  • 2. Syntens stuurt een advies over de besteding van de voucher aan de ondernemer en de minister.

Artikel 5a.8

De minister kan een beschikking tot verlening van een voucher intrekken indien:

  • a. het niet aannemelijk is dat de activiteiten die met de voucher zullen worden bekostigd een kennisoverdrachtproject vormen;

  • b. de beoogde activiteiten onvoldoende bijdragen aan nieuwe producten, diensten en processen bij de ondernemer;

  • c. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de instelling in staat is om de benodigde inzet of expertise voor het kennisoverdrachtproject te leveren of de expertise heeft om de kennisvraag van de ondernemer te beantwoorden.

§ 3. Verstrekking van subsidie aan instellingen
Artikel 5a.9

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een instelling, niet zijnde een kennisinstelling als bedoeld in artikel 5.1, die een kennisoverdrachtproject heeft uitgevoerd en in verband daarmee een of meer geldige grote innovatievouchers of een geldige kleine innovatievoucher overlegt.

Artikel 5a.10

De subsidie, bedoeld in artikel 5a.9, is geen steun in de zin van artikel 87 en 88 EG-verdrag.

Artikel 5a.11
  • 1. De subsidie bedraagt tweederde deel van het bedrag van de door de instelling voor het kennisoverdrachtproject gemaakte kosten, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 5000, dan wel het krachtens artikel 5a.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag per overgelegde grote innovatievoucher en, indien het kennisoverdrachtproject gericht is op het beantwoorden van een kennisvraag van meerdere ondernemers gezamenlijk, niet meer dan € 50.000 in totaal.

  • 2. De subsidie bedraagt het bedrag van de door de instelling voor het kennisoverdrachtproject gemaakte kosten, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 2500 dan wel het krachtens artikel 5a.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag voor de overgelegde kleine innovatievoucher.

Artikel 5a.12
  • 1. De kosten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze paragraaf zijn de in artikel 5a.11 bedoelde kosten met dien verstande dat geen subsidie wordt verstrekt voor zover het onderzoek is uitbesteed aan een derde.

  • 2. De artikelen 10 tot en met 14 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.

Artikel 5a.13
  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt na afloop van het kennisoverdrachtproject ingediend en wordt behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2. De aanvraag moet binnen een jaar nadat de voucher aan de ondernemer is verstrekt, zijn ontvangen. Op een voor het einde van de termijn daartoe ingediend schriftelijk verzoek kan de minister deze termijn eenmalig verlengen.

Artikel 5a.14
  • 1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de ondernemer en de instelling reeds voor de afgiftedatum van de innovatievoucher verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan;

    • b. de uitvoering van het kennisoverdrachtproject in belangrijke mate afwijkt van de overeenkomst, bedoeld in artikel 5a.7;

    • c. de ondernemer en de instelling verbonden zijn in een groep;

    • d. de ondernemer de innovatievoucher aangewend heeft voor een kennisoverdrachtproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt.

  • 2. De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.

Artikel 5a.15

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor een subsidie, bedoeld in artikel 5a.9, is opgenomen in bijlage 5a.2.

Artikel 5a.16
  • 1. De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de toepassing van dit hoofdstuk, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1, derde lid, van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 wordt na punt 2.7 ingevoegd:

2.8

Subsidieregeling innoveren (pilot private innovatievouchers)

5a.2

Aantal beschikbare grote innovatievouchers

11-05 t/m 01-07

250 stuks

2.9

Subsidieregeling innoveren (pilot private innovatievouchers)

5a.3

Aantal beschikbare kleine innovatievouchers

11-05 t/m 01-07

250 stuks

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Den Haag, 27 april 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Algemeen

Met deze wijziging van de Subsidieregeling innoveren en de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 wordt:

  • met het nieuwe hoofdstuk 5a in de Subsidieregeling Innoveren het in een pilot mogelijk innovatievouchers in te leveren bij private instellingen;

  • de aanvraagperiode voor de vouchers in de pilot private innovatievouchers en het aantal beschikbare innovatievouchers bepaald.

2. Pilot Private Innovatievouchers

Met de toevoeging van hoofdstuk 5a aan de subsidieregeling Innovatie wordt het in een pilot mogelijk vouchers bij private kennisleveranciers in te wisselen. Met de uitbreiding van de Innovatievouchers met deze pilot kunnen vouchers worden ingezet voor specifieke kennisvragen die publieke kennisinstellingen niet kunnen beantwoorden. Hiermee worden de mogelijkheden van de voucher en het bereik van het minder innovatieve MKB, uitgebreid.

In deze pilot kunnen kleine en grote vouchers worden gebruikt voor het beantwoorden van een kennisvraag bij een instelling, niet zijnde een publieke instelling zoals beschreven in de hoofdstuk 5, artikel 5.1 van de Subsidieregeling innoveren. De pilot is een uitbreiding van de regeling Innovatievouchers 2009. De voorwaarden van de pilot komen dan ook grotendeels overeen. Zo is het niet mogelijk om in 2009 bij beide regelingen (dus twee maal) een grote innovatievoucher voor een kennisoverdrachtproject te ontvangen en in te zetten.

3. Begeleiding Syntens

In deze pilot dient de besteding van een innovatievoucher bij een instelling door een ondernemer altijd in samenspraak met een adviseur van Syntens plaats te vinden. Dit staat ook op de voucher vermeld. Dit is een waarborg dat de subsidie in voldoende mate bijdraagt aan innovatie bij de MKB ondernemer en past binnen de definitie van een kennisoverdrachtproject. De ondernemer wordt begeleid door een adviseur van Syntens bij het formuleren van een kennisvraag en de zoektocht naar een geschikte instelling die deze vraag kan beantwoorden. In overleg met de adviseur worden de afspraken tussen de ondernemer en instelling voor het kennisoverdrachtproject formeel vastgelegd. ACP zal in de nabije toekomst een onderdeel worden van Syntens. In deze hoedanigheid zal een adviseur van ACP, werkzaam voor Syntens, kunnen adviseren over de besteding van de voucher.

4. Administratieve lasten

De innovatievoucher is een laagdrempelig instrument met een breed bereik. In 2009 komen met deze pilot 1000 innovatievoucher ter beschikking. Deze worden in twee tranches van 500 beschikbaar gesteld. Deze tranches bestaan uit 250 kleine en 250 grote innovatievouchers. De administratieve lasten voor de aanvraag van de vouchers bedragen voor de MKB-er rond een half uur à € 45 per uur. Met de pilot komt dit voor 1000 vouchers uit op € 38.925. Dat is 1.04% van het totale verplichte subsidiebedrag ( €3.750.000). Voor deze eerste tranche van 500 innovatievouchers komt dit uit op € 19.463. Dat is 1.04% van het totale verplichte subsidiebedrag (€ 1.875.000).

De administratieve lasten voor de vouchers op grond van hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling innoveren liggen op 0.43% van het totale beschikbare subsidiebedrag. De administratieve lasten in deze pilot zijn hoger, omdat de aanvraag nog niet volledig elektronisch zal kunnen plaatsvinden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B

De wijziging van de artikelen 5.2 en 5.3 is ter voorkoming van cumulatie tussen de vouchers die bij kennisinstellingen besteed kunnen worden en de vouchers die bij andere instellingen besteed kunnen worden.

Onderdeel C
Artikel 5a.1 Kennisoverdrachtproject

Bij een kennisoverdrachtproject gaat het om overdracht van voor de ondernemer nieuwe kennis. Het betreft kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten waarover de instelling de beschikking heeft. De vraag van de ondernemer aan de instelling dient toepassingsgericht te zijn, zodat de ondernemer deze kennis kan aanwenden voor vernieuwing van zijn product, proces of dienst. Al naar gelang de vraag van de ondernemer wordt deze kennis door de instelling bewerkt om voor de betreffende ondernemer tot een antwoord te leiden en interessant te worden. Vereist is voorts dat het gaat om kennisoverdrachtprojecten waarvan de gevolgen grotendeels ten goede komen aan de Nederlandse economie. De bedoeling is niet dat het beantwoorden van een kennisvraag gebeurt door het leveren van goederen, zoals bijvoorbeeld software, zonder dat de instelling verder nog enige werkzaamheden verricht. De definitie bepaalt daarom uitdrukkelijk dat dit niet onder de definitie van kennisoverdrachtproject valt. Het geven van een cursus valt evenmin onder deze definitie. Tenslotte zijn ook activiteiten in het kader van uitvoering van verkoopgerichte marktactiviteiten uitgesloten. Het gaat dan om activiteiten in het kader van promotie en sales van producten of processen, zoals het ontwerpen en uitvoeren van reclamemateriaal en andere sales-activiteiten.

Uit de definitie van kennisoverdrachtproject blijkt dat één ondernemer of ten hoogste tien ondernemers met één kennisvraag naar een instelling kan gaan. Het maximum van tien ondernemers geldt voor een kennisoverdrachtproject waarbij grote innovatievouchers worden ingewisseld. Bij een kennisoverdrachtproject waarbij een kleine innovatievoucher wordt ingewisseld geldt een maximum van één ondernemer. Zie, voor de per kennisoverdrachtproject aan het aantal betrokken ondernemers gestelde maxima, ook (de toelichting op) artikel 5a.3, derde lid en 5a.11, eerste lid. Zowel de instelling als de ondernemers zelf dienen op deze maxima bedacht te zijn.

Artikel 5a.1 Kleine en grote innovatievouchers

MKB-ondernemers kunnen een grote of een kleine innovatievoucher aanvragen. Een kleine innovatievoucher is maximaal € 2500 waard, een grote innovatievoucher maximaal € 5000. De kleine innovatie – of snuffelvoucher – is sterker nog dan de grote innovatievoucher bedoeld om ondernemers te stimuleren met een kennisvraag af te stappen op een instelling. Aan zo’n snuffelvoucher is, anders dan aan de grote innovatievoucher, geen verplichte eigen bijdrage van de ondernemer gekoppeld. Uit de definities van de beide typen vouchers blijkt voorts dat alleen de ondernemer op wiens naam een innovatievoucher is gesteld deze voucher kan inleveren bij een instelling. Innovatievouchers zijn derhalve niet ‘verhandelbaar’.

Een voucher kan besteed worden bij een instelling, niet zijnde een kennisinstelling. Dit zorgt er voor dat een ondernemer bij allerlei verschillende soorten organisaties een voucher kan besteden. Het is immers het doel van deze pilot om te experimenteren met een brede bestedingsmogelijkheid van vouchers. Het begrip instelling is echter niet zo breed dat daarmee een voucher bij individuele personen besteed kan worden. Er zal sprake moeten zijn van enige vorm van organisatie en professionaliteit. Voorts begrenzen de artikelen 5a.8 en 5a.14 de mogelijkheid om een voucher te besteden.

Voor dit hoofdstuk zijn verder de definities van ondernemer en MKB-ondernemer uit het Kaderbesluit EZ-subsidies relevant. Indien de ondernemer een originele grote innovatievoucher of kleine innovatievoucher overlegt die op zijn naam is gesteld, mag de instelling ervan uitgaan dat aan de MKB en de-minimis-vereisten is voldaan.

Artikelen 5a.2 tot en met 5a.6 (algemeen)

Paragraaf 2 van dit hoofdstuk (artikelen 5a.2 tot en met 5a.6) is gebaseerd op artikel 4, onderdeel e, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en regelt alles omtrent de verstrekking van de verschillende innovatievouchers. De resterende bepalingen van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn, gezien de systematiek van dat besluit, hierop niet van toepassing. Daarom zijn in paragraaf 2 zaken opgenomen die normaal gesproken zouden voortvloeien uit het Kaderbesluit EZ-subsidies, zoals de bepaling omtrent aanvraagformulieren, beslistermijnen, de-minimisverordeningen etc.

Artikel 5a.2

Omdat er nu verschillende sectoren onder de regeling vallen, is onderdeel a van het derde lid opgenomen in verband met de diverse toepasselijke de-minimis verordeningen (algemeen, inclusief landbouwverwerking, € 200.000; landbouw € 7500; visserij € 30.000; vervoer € 100.000). De toetsing aan het relevante de-minimisplafond vindt plaats bij de verstrekking van de vouchers aan de ondernemer, niet bij de verstrekking van de subsidie aan de instellingen. In het vierde lid is een regeling opgenomen voor die gevallen, waarin in het voor de betrokken aanvragende ondernemer geldende de-minimisplafond, alléén gelet op andere verstrekte subsidies en niet op de aangevraagde voucher, nog ‘ruimte’ zit. In dat geval kan de voucher gewoon worden verstrekt, maar wordt het betrokken ‘restbedrag’ op de voucher vermeld. In andere gevallen wordt het volle bedrag op de voucher vermeld. Bij de subsidieverlening wordt vervolgens met dit op de voucher vermelde bedrag rekening gehouden. Het verstrekken van een innovatievoucher geeft namelijk een financieel voordeel. Voor de dienst van een instelling behoeft immers – geheel of deels – niet betaald te worden. Dit voordeel is wel steun in de zin van het EG-Verdrag. De toepasselijke de-minimis verordening bepaalt dat steunmaatregelen niet op grond van artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag gemeld behoeven te worden, indien het totale niet-goedgekeurde steunbedrag dat aan een onderneming is verleend niet hoger is dan bijvoorbeeld € 200.000 (bij landbouw, visserij en vervoer gelden – zoals eerder vermeld – andere plafonds) over een periode van drie jaar. Deze regeling voldoet aan de eisen van deze verordening. De minister dient er op toe te zien dat een ondernemer die aanspraak wil maken op een innovatievoucher gedurende een periode van drie jaar in totaal niet meer dan in dit voorbeeld genoemde € 200.000 aan subsidie ontvangt. Om aan deze plicht te kunnen voldoen dient de minister alle niet-goedgekeurde steunmaatregelen, niet alleen die van Economische Zaken, maar ook die van andere bestuursorganen, bij elkaar op te tellen. Hiertoe bevat het aanvraagformulier voorschriften.

Artikel 5a.3

Omdat bij uitstek een kleine innovatievoucher de bedoeling heeft een ondernemer voor de eerste maal te laten afstappen op een instelling, kan een dergelijke snuffelvoucher op basis van het tweede lid slechts eenmaal aan een ondernemer worden verstrekt en alleen dan als die ondernemer nog niet eerder op grond van een vorige voucherregeling een voucher heeft gehad. Ook ondernemers die op grond van andere regelingen al een voucher hebben gehad, komen dientengevolge niet in aanmerking voor een kleine innovatievoucher. Het derde lid geeft aan dat het niet mogelijk is voor ondernemers om de kleine innovatievoucher gezamenlijk voor eenzelfde kennisvraag in te zetten. Het is immers de bedoeling van deze snuffelvoucher dat iedere ondernemer zelf ervaring opdoet met het in contact komen met een instelling. Artikelen 5a.2, tweede lid (per kalenderjaar kan per ondernemer slechts één grote innovatievoucher worden verstrekt), welk lid van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op verstrekking van de kleine voucher is ook van belang.

Artikel 5a.5

Telkens wordt bij ministeriële regeling een periode vastgesteld, waarbinnen aanvragen voor een grote innovatievoucher of een kleine innovatievoucher kunnen worden ingediend. Daarbij wordt tevens bepaald, hoeveel innovatievouchers voor aanvragen uit die periode beschikbaar zijn.

Het tweede lid geeft een voorschrift over de wijze van verdeling van de innovatievouchers. Die komt neer op ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Het betreft hier niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een latere aanvraag eerder te besluiten dan op een eerdere, als toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft, dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt, omdat door verstrekking van innovatievouchers op latere aanvragen de innovatievouchers inmiddels op zijn. Dreigt dit te gebeuren, dan zal de behandeling van de latere aanvraag worden opgeschort, totdat op de eerdere is beslist. Indien daardoor de beslistermijn dreigt te worden overschreden, zal de aanvrager daarvan in kennis worden gesteld. Voor de verdeling van het aantal beschikbare innovatievouchers geldt als datum van de aanvraag, zoals gezegd, de dag waarop de aanvraag volledig is.

Het derde lid bepaalt dat in geval van (dreigende) overtekening van het aantal beschikbare innovatievouchers de onderlinge rangorde van – volledige – aanvragen op één dag middels loting wordt vastgesteld.

Artikel 5a.7

In deze pilot wordt bezien of de besteding van vouchers ook bij andere instellingen dan een kennisinstelling mogelijk moet zijn. Het is van belang voor ondernemers en instellingen dat de vouchers besteed worden aan kennisoverdrachtprojecten in de zin van deze regeling en waarvoor uiteindelijk subsidie verkregen kan worden. Dit wordt door verplicht overleg tussen een ondernemer en een Syntens adviseur gewaarborgd. Zie ook toelichting bij artikel 5a.8. De ondersteuning van Syntens is voor de ondernemer kosteloos. ACP zal in de nabije toekomst een onderdeel worden van Syntens.

Artikel 5a.8

Een voucher is geen subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Beschikkingen tot subsidieverlening kunnen op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht in bepaalde situaties ingetrokken worden. Het is wenselijk om te voorkomen dat een voucher wordt ingeleverd, terwijl niet aannemelijk is dat er daadwerkelijk een kennisoverdrachtproject in de zin van deze regeling uitgevoerd zal worden. Hiermee wordt namelijk voorkomen dat de aanvraag om subsidie van de instelling na afloop van de activiteiten afgewezen dient te worden, waarbij de instelling een groot gedeelte van zijn kosten niet betaald krijgt.

Om te voorkomen dat er veel gebruik gemaakt moet worden van de intrekkingsbevoegdheid is de rol van de adviseurs van Syntens (waaronder ACP) belangrijk.

Artikel 5a.9

Dit artikel regelt het verstrekken van subsidie aan de instelling. Centraal staat, dat het moet gaan om een kennisoverdrachtproject in de zin van deze regeling. Dit impliceert dat moet worden voldaan aan alle van toepassing zijnde definities en dat een of meer geldige innovatievouchers zijn overgelegd. Met een geldige innovatievoucher wordt bedoeld een voucher die op naam gesteld is van de ondernemer die het inlevert bij de instelling en ten behoeve van wie de kennisvraag wordt beantwoord. Voorts is een innovatievoucher slechts geldig als het in de op de voucher aangegeven periode bij een instelling is ingeleverd en vervolgens gedeclareerd bij SenterNovem. Indien de instelling bij de aanvraag om subsidie geen geldig voucher overlegt, wordt deze aanvraag op grond van artikel 5a.14, eerste lid, afgewezen.

Artikel 5a.11

Voor grote innovatievouchers (lid 1) geldt het volgende: in beginsel worden alle kosten van de instelling in verband met het beantwoorden van de kennisvraag van de ondernemer vergoed tot een maximum van € 5000 per ingeleverde grote innovatievoucher. Wat de instelling aan kosten gemaakt heeft, maar via de voucher niet vergoed krijgt, factureert de instelling aan de ondernemer. Indien de instelling precies € 7500 aan kosten heeft gemaakt, wordt de subsidie bepaald op tweederde deel daarvan, te weten € 5000, en dient de instelling het meerdere (de eigen bijdrage van de ondernemer van € 2500) te factureren aan de ondernemer. Het kan echter uiteraard voorkomen dat de beantwoording van een kennisvraag minder of juist meer kosten met zich mee brengt dan € 7500. In het eerste geval wordt de subsidie lager vastgesteld dan € 5000. In het tweede geval wordt de subsidie op het maximum van € 5000 vastgesteld. De resterende kosten (die dan hoger zijn dan een derde deel van de kosten) zal de ondernemer dan aan de instelling moeten vergoeden. De zinsnede dat de subsidie niet meer dan € 50.000 in totaal bedraagt is opgenomen vanwege het maximum van tien ondernemers dat bij een en hetzelfde kennisoverdrachtproject betrokken kan zijn. Het is de gedeelde verantwoordelijkheid van ondernemers en instelling om hier alert op te zijn.

Voor kleine innovatievouchers (lid 2) geldt hetzelfde als wat ter toelichting op het eerste lid voor grote innovatievouchers is opgenomen met dien verstande dat bij kleine innovatievouchers voor ondernemers geen eigen bijdrage van een derde deel geldt en dat een snuffelvoucher een waarde vertegenwoordigt van € 2500.

Eventueel door de ondernemer verschuldigde, door de instelling in rekening te brengen, BTW valt niet onder de kosten die voor subsidie in aanmerking komen (lid 1 en 2). De ondernemer kan deze BTW ook zelf verrekenen.

Artikel 5a.13

Het eerste lid bepaalt dat de aanvraag na afloop van het kennisoverdrachtproject wordt ingediend. Dit betreft meteen de vaststelling van de subsidie. De aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar bij SenterNovem, Postbus 92144, 2509 AC Den Haag of via de website www.senternovem.nl/innovatievouchers. Aanvragen kunnen niet per fax of e-mail worden ingediend en dienen te zijn voorzien van een rechtsgeldige handtekening. Bij de aanvraag moeten in ieder geval worden meegezonden: de kleine innovatievoucher of de grote innovatievouchers die ten behoeve van het kennisoverdrachtproject is of zijn ingeleverd en een kopie van de ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de instelling met de afspraken voor het kennisoverdrachtsproject.

Bij de aanvraag dient de instelling aan te geven welke prestatie (typering kennisoverdrachtproject) hij tegen welke kosten aan de MKB-ondernemer heeft geleverd. Essentieel is dat innovatievouchers niet te lang ‘op de plank blijven liggen’ en dat de instellingen en de ondernemer hiermee op betrekkelijk korte termijn aan het werk gaan. De ervaring met de vouchers in de afgelopen jaren heeft uitgewezen dat de gang van de MKB’er naar de instelling en het tot stand komen van een match met de instelling tijd vergt. Om onnodige belasting van MKB’er, instelling en SenterNovem in verband met het verzoeken tot uitstel te voorkomen, is de geldigheidstermijn van de voucher gesteld op één jaar (zie lid 2). Dit betekent dat de instelling twaalf maanden nadat de ondernemer de innovatievoucher heeft gekregen dient te declareren bij SenterNovem. Er wordt vanuit gegaan dat er ruim de tijd is om de voucher te verzilveren. Verzoeken van de instelling voor een eenmalige verlenging zullen door SenterNovem dan ook streng worden getoetst. Een verlenging kan worden verleend in situaties waarbij het gestarte kennisoverdrachtproject nog niet kon worden afgerond, maar waarbij wel aannemelijk kan worden gemaakt dat het project binnen een redelijke termijn afgesloten zal kunnen worden.

Artikel 5a.14, eerste lid

In onderdeel a is als afwijzingsgrond opgenomen dat voor het kennisoverdrachtproject voor het verstrekken van de voucher nog geen verplichtingen mogen zijn aangegaan. Dit wil zeggen dat met de subsidie op grond van dit hoofdstuk niet al lopende contracten kunnen worden gefinancierd. De innovatievouchers zijn uitdrukkelijk bedoeld om een contact tussen ondernemer en instelling te stimuleren dat er nog niet is.

Onderdeel b legt de koppeling tussen de gesloten overeenkomst tussen de ondernemer en de instelling en de daadwerkelijke uitvoering van een kennisoverdrachtproject. Door het advies van een adviseur van Syntens bij de totstandkoming van de overeenkomst is er een waarborg voor het op een goede manier inzetten van een voucher. Het is dan ook van belang dat er niet in belangrijke mate wordt afgeweken van deze overeenkomst.

Voorts is het niet mogelijk om subsidie te verkrijgen voor een kennisoverdrachtproject dat is uitgevoerd door een onderneming die in een groep verbonden is met de kennisvrager. Een groep is gedefinieerd in het Kaderbesluit EZ-subsidies.

Onderdeel d is opgenomen om te voorkomen dat de ondernemer een voucher inzet voor een kennisoverdrachtproject waarvoor (al dan niet via een programma of overkoepelend project) reeds (andere) subsidie is ontvangen. Ook de eigen bijdrage behorend bij die andere subsidie kan niet alsnog via een voucher worden gesubsidieerd.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven