Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 2009, nr. IVV/I/2009/9524, tot Wijziging Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten in verband met de instelling van een meldpunt

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT DEELTIJD WW TOT BEHOUD VAN VAKKRACHTEN

Het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien een vereniging van werknemers of vertegenwoordiging van werknemers als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet instemt met de verkorting van de werktijd en de weigering is gebaseerd op andere gronden dan met dit besluit worden beoogd, kan de werkgever dit schriftelijk melden aan het meldpunt, genoemd in artikel 3a.

  • 3. Bij de melding geeft de werkgever informatie over de redenen van de melding en verstrekt hij de overige daarbij van belang zijnde gegevens.

B

In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘de 50%, bedoeld in artikel 1, eerste lid’ vervangen door: de omvang waarmee de werktijd is verkort op grond van artikel 1.

C

Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

  • 1. Er is een Meldpunt deeltijd WW, ressorterend onder de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 2. Het Meldpunt deeltijd WW stelt de daartoe door de centrale organisaties van werkgevers aangewezen vertegenwoordiger alsmede de daartoe door de centrale organisaties van werknemers aangewezen vertegenwoordiger in kennis van een melding met het verzoek om daarover informatie te geven en zo nodig tussen partijen te bemiddelen.

  • 3. De vertegenwoordigers, bedoeld in het tweede lid, brengen uiterlijk twee weken nadat zij de melding, bedoeld in het tweede lid, hebben ontvangen aan het Meldpunt deeltijd WW een gezamenlijk verslag uit met informatie over de melding en de resultaten van de bemiddeling.

Artikel 3b

  • 1. Het is de werkgever toegestaan eenmalig de werktijd van werknemers te verkorten met ten hoogste 50% gedurende een van te voren schriftelijk vastgelegde periode indien:

    • a. de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vaststelt dat:

      • 1°. er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1, tweede lid;

      • 2°. uit het schriftelijke verslag, bedoeld in artikel 3a, derde lid, blijkt dat de bemiddeling niet tot instemming als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a heeft geleid dan wel het verslag niet binnen de in artikel 3a, derde lid, genoemde termijn is uitgebracht;

    • b. de betrokken werknemers instemmen met de verkorting van de werktijd.

  • 2. Artikel 1, eerste lid, onderdelen b tot en met f, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing.

D

In bijlage 1 wordt de zinsnede ‘gemiddeld meer bedraagt dan 50%’ vervangen door: gemiddeld meer bedraagt dan de omvang waarmee de werktijd is verkort op grond van artikel 1 van het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 april 2009.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 april 2009

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Deeltijd WW

Zoals aangegeven in de toelichting op het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten (hierna: het Besluit) komen veel bedrijven als gevolg van de huidige economische ontwikkeling voor de keuze te staan om vakkrachten die van wezenlijk belang zijn voor het productievermogen te ontslaan bij gebrek aan voldoende opdrachten, of om ze in dienst te houden, in welk geval de reserves die nodig zijn om deze tijd door te komen snel uitgeput zullen raken. In overleg met sociale partners is geconcludeerd dat het gewenst is bedrijven in de bedoelde situatie in staat te stellen vakkrachten te behouden, terwijl zij voor ten hoogste 50% van de werktijd ten laste komen van de Werkloosheidswet (WW). Hiermee wordt beoogd op korte termijn kapitaalvernietiging te voorkomen en lange termijn aanpassingen niet te belemmeren. Deze mogelijkheid is met het Besluit, inhoudende een tijdelijke algemene ontheffing op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, gerealiseerd.

Geschillen over voorwaarden

Op grond van artikel 1, eerste lid, van het Besluit geldt als één van de voorwaarden om het aantal te werken uren van werknemers tijdelijk te kunnen verminderen, dat de relevante vertegenwoordiging van werknemers met de noodzaak daartoe heeft ingestemd. Een andere voorwaarde is dat schriftelijk is overeengekomen om het loon door te betalen voor zover de betrokken werknemers op grond van de criteria van de WW geen recht hebben op een uitkering op grond van die wet over de uren waarmee de werktijd is verkort. Daarnaast dienen schriftelijke afspraken te zijn gemaakt om in de periode gedurende welke de werktijd wordt verkort door scholing de inzetbaarheid van de werknemers die het betreft te behouden of te verbeteren en het verrichten van arbeid in het bedrijf van een andere werkgever mogelijk te maken. In sommige gevallen zou hierbij als scholingsinstrument een inburgeringstraject aangewezen kunnen zijn.

De situatie kan zich voordoen dat een vertegenwoordiging van werknemers om andere redenen dan met het Besluit zijn beoogd niet instemt met het tijdelijk verminderen van het aantal te werken uren. Hiermee wordt bijvoorbeeld gedoeld op de situatie waarin een vertegenwoordiging van werknemers weigert in te stemmen met urenvermindering, niet vanwege een verschil van inzicht over de vraag of een dergelijke urenvermindering noodzakelijk is in het licht van de doelstelling van het Besluit, maar omdat een werkgever niet tegemoet wil of kan komen aan de aan een dergelijke instemming verbonden nadere voorwaarden door de vertegenwoordiging van werknemers. Voorwaarden die op zichzelf niet relevant zijn voor de toepassing van het Besluit.

Een voorbeeld hiervan is een door een vertegenwoordiging van werknemers aan hun instemming gestelde voorwaarde dat de WW-uitkering van de werknemers wordt aangevuld tot het laatstgenoten loon. Anders dan bij de Bijzondere beleidsregels ontheffing verbod op werktijdverkorting 2008 het geval was, is in het overleg met sociale partners over het Besluit geen afspraak gemaakt over het aanvullen van de WW-uitkering tot het laatstgenoten loon van de werknemer van wie de werktijd wordt verkort, noch tot een ander loonniveau. Integendeel, gesproken is over anticumulatie van aanvullingen op de WW-uitkering om afspraken hierover te ontmoedigen. Enerzijds om te voorkomen dat kosten voor werkgevers toenemen daar waar de regeling juist beoogd deze kosten te verminderen, mede in het belang van het behoud van de werkgelegenheid. Anderzijds om te bevorderen dat ook aan werknemerszijde een juiste afweging wordt gemaakt over de inzet van het instrument en om een stimulans te blijven bieden om op basis van detachering naar andere – tijdelijke – werkzaamheden om te zien.

Uiteindelijk is in genoemd overleg niet gekozen voor anticumulatie van aanvullingen op de WW-uitkering om aldus ruimte te bieden aan de totstandkoming van afspraken op decentraal niveau, onder de voorwaarde dat hiermee op een verantwoorde wijze wordt omgegaan. Het uitgangspunt van de regeling is dus geen aanvulling van de WW-uitkering, tenzij op decentraal niveau hierover overeenstemming is bereikt. Het ontbreken van die overeenstemming dient echter geen beletsel te vormen voor de toepassing van het Besluit als zodanig. Dat geldt ook voor de situatie waarin door toedoen van één van beide partijen geen overeenstemming kan worden bereikt over de te maken afspraken betreffende scholing om de inzetbaarheid van werknemers te verbeteren of om detachering mogelijk te maken.

Als ondersteuning van de voorwaarden van het Besluit zijn de sociale partners in het kader van de Stichting van de Arbeid tot een aanbeveling gekomen. Deze aanbeveling bevestigt dat de invulling van deeltijd WW een zaak van sociale partners is. De aanbeveling stelt dat werkgevers niet op voorhand de mogelijkheid van loonaanvulling kunnen afwijzen. Anderzijds kan het ontbreken van overeenstemming over het onderwerp loonaanvulling geen reden zijn voor de werknemersvertegenwoordiging om goedkeuring aan een aanvraag voor deeltijd WW te onthouden.

Meldpunt deeltijd WW

Van vermeend oneigenlijk gebruik van het instemmingsvereiste en over verschillen van mening die een belemmering vormen voor de totstandkoming van afspraken als hiervoor genoemd, kan melding worden gemaakt bij het Meldpunt deeltijd WW dat gesitueerd is op mijn ministerie. Instelling van dit meldpunt is aangekondigd in de brief van 25 maart 2009 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 XV, nr. 56). Meldingen kunnen schriftelijk worden ingediend bij het meldpunt. De melding bevat in ieder geval gegevens over de reden van melding, het aantal werknemers dat de aanvraag betreft en de naast betrokken partijen.

Het adres van het meldpunt is:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

T.a.v. Meldpunt deeltijd WW

Postbus 90801

2509 LV Den Haag.

Dit meldpunt inventariseert de schriftelijke meldingen en stelt daartoe aangewezen vertegenwoordigers van de centrale organisaties van werkgevers en werknemers van de melding in kennis. De werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties wordt verzocht ieder één vertegenwoordiger te leveren. Het meldpunt doet daarbij het verzoek om tussen partijen te bemiddelen en binnen een termijn van 2 weken, dat wil zeggen uiterlijk binnen 2 weken na door het meldpunt in kennis te zijn gesteld, tot een oplossing te komen die in overeenstemming is met de doelstelling en de voorwaarden van het Besluit. Het niet binnen 2 weken komen tot een oplossing, wordt daarbij aangemerkt als het niet kunnen komen tot overeenstemming en door het meldpunt als zodanig geregistreerd. De vertegenwoordigers van genoemde centrale organisaties brengen binnen deze termijn van 2 weken schriftelijk verslag uit aan het Meldpunt deeltijd WW over de resultaten van hun inspanningen. Het meldpunt registreert op grond van schriftelijke verslagen of bij het ontbreken daarvan op grond van de verstreken termijnen wat het resultaat van bemiddeling is. Ik ga er vanuit dat langs deze weg eventuele problemen bij de toepassing van het Besluit op een bevredigende wijze door partijen zelf worden opgelost. In het kader van de reeds aangekondigde evaluatie van het Besluit zal worden nagegaan of dit ook het geval is.

Het kabinet ziet deeltijd WW op basis van instemming door de relevante werknemersvertegenwoordiging als de meest wenselijke vorm om bij getroffen bedrijven invulling te geven aan het behoud van vakkrachten. Het Besluit, de instelling van een meldpunt voor geschillen, het sociaal akkoord van afgelopen maart en de aanbeveling van de Star van half april privilegiëren de route van overeenstemming tussen sociale partners als startpunt voor het kunnen toepassen van deeltijd WW voor een bedrijf/werkgever. Het kabinet meent daarom dat die route ook nadrukkelijk als eerst wenselijke moet worden bewandeld.

De aanbeveling die in het kader van de Star tot stand is gekomen, bevestigt dat er situaties kunnen voorkomen dat deeltijd WW wel terecht is, ook al wordt instemming onthouden. Hoewel de Star er op vertrouwt dat decentrale partijen een zorgvuldige en evenwichtige afweging maken tussen de economische positie waarin het betreffende bedrijf verkeert en de mogelijke consequenties voor de werknemers, kan het onthouden van die instemming op oneigenlijke gronden zijn gebaseerd. Om toepassing van het Besluit in die omstandigheid mogelijk te maken bevat onderhavig wijzigingsbesluit een alternatieve mogelijkheid om het Besluit te kunnen toepassen.

Deze mogelijkheid tot deeltijd WW staat open voor werkgevers en werknemers die samen tot overeenstemming zijn gekomen over de vermindering van het aantal arbeidsuren. Hierbij dient vastgesteld te worden dat er ten eerste sprake is van een melding, waarin de werkgever heeft aangeven dat de instemming wordt onthouden op andere gronden dan met het Besluit worden beoogd. Ten tweede dient uit het schriftelijke verslag te blijken dat ook de bemiddeling niet tot overeenstemming heeft geleid, dan wel het verslag niet binnen twee weken is uitgebracht.

Overige wijzigingen

De wijzigingen in artikel I, onderdelen B en C, betreffende artikel 3, eerste lid, en de in bijlage 1 van het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten opgenomen Werkgeversverklaring vergoeding deeltijd WW, zijn van zuiver technische aard. Ten onrechte wordt daarin gesproken van 50%. Dit moet in beide gevallen uiteraard zijn de ‘omvang waarmee de werktijd is verkort’. Het percentage van 50 refereert aan hetgeen maximaal qua verkorting kan worden afgesproken (maar in de praktijk niet zo hoeft te zijn).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven