Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 maart 2009, nr. DP/2009024814, handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 1, eerste en derde lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling ammoniak en veehouderij1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘bijlage 1’ vervangen door: de bijlage bij deze regeling.

B

Artikel 5 vervalt.

C

Bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

D

Bijlage 2 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 maart 2009

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL C

Bijlage als bedoeld in artikel 2

Emissiefactoren voor de emissie vanuit het dierenverblijf, inclusief de emissie van de mest die in het dierenverblijf is opgeslagen.

Categorie

Emissie in kg NH3 per dierplaats per jaar

Hoofdcategorie A: rundvee

A 1

diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

 

A 1.1

grupstal met drijfmest, emitterend mestoppervlak van grup en kelder max. 1,2 m2 per koe (Groen Label BB 93.06.009)

4,3

A 1.2

loopstal met hellende vloer en giergoot of met roostervloer; beide met spoelsysteem (BWL 2001.28)

 

A 1.2.1

beweiden

7,5

A 1.2.2

permanent opstallen

8,6

A 1.3

loopstal met hellende vloer en giergoot; max. 3  m2 mestbesmeurd oppervlak per koe (Groen Label BB 93.03.003V1; BB 93.03.003/A 93.04.004V1; BB 93.03.003/B 93.04.005V1; BB 93.03.003/C 93.04.006V1; BB 93.03.003/D 94.06.020V1)

 

A 1.3.1

beweiden

7,5

A 1.3.2

permanent opstallen

8,6

A 1.4

loopstal met hellende vloer en spoelsysteem; max. 3,75 m2 mestbesmeurd oppervlak per koe (Groen Label BB 94.02.015V1)

 

A 1.4.1

beweiden

6,8

A 1.4.2

permanent opstallen

7,8

A 1.5

loopstal met sleufvloer en mestschuif (Groen Label BB 97.05.055)

 

A 1.5.1

beweiden

7,7

A 1.5.2

permanent opstallen

9,2

A 1.100

overige huisvestingssystemen

 

A 1.100.1

beweiden

9,5

A 1.100.2

permanent opstallen

11,0

A 2

diercategorie zoogkoeien ouder dan 2 jaar

5,3

A 3

diercategorie vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

3,9

A 4

diercategorie vleeskalveren tot 8 maanden

 

A 4.1

mechanisch geventileerde stal met een chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (BWL 2001.29.V1; BWL 2007.04.V1)

0,25

A 4.2

mechanisch geventileerde stal met een biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.01.V1)

0,75

A 4.100

overige huisvestingsystemen

2,5

A 5

diercategorie vleesstierkalveren tot 6 maanden

2,5

A 6

diercategorie vleesstieren en overig vleesvee van 6 tot 24 maanden (roodvleesproductie)

7,2

A 7

diercategorie fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar

9,5

Hoofdcategorie B: schapen

B 1

diercategorie schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg1, 2

0,7

Hoofdcategorie C: geiten

C 1

diercategorie geiten ouder dan 1 jaar

1,9

C 2

diercategorie opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar

0,8

C 3

diercategorie opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen

0,2

Hoofdcategorie D: varkens

 

D 1

fokzeugen, inclusief biggen tot 25 kg

 

D 1.1

diercategorie biggenopfok (gespeende biggen)

 

D 1.1.1

vlakke gecoate keldervloer met tandheugelschuifsysteem (Groen Label BB 93.03.001V1)

 

D 1.1.1.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,18

D 1.1.1.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,23

D 1.1.2

spoelgotensysteem met dunne mest en gedeeltelijk roostervloer (Groen Label BB 94.06.021V3; BB 94.06.021V1/A 97.01.049V1)

 

D 1.1.2.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,21

D 1.1.2.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,27

D 1.1.3

mestopvang in water in combinatie met een mestafvoersysteem

 

D 1.1.3.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2(BWL 2006.06)

0,13

D 1.1.3.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2(BWL 2006.07)

0,16

D 1.1.4

ondiepe mestkelders met water- en mestkanaal

 

D 1.1.4.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2(Groen Label BB 96.03.033V2)

0,26

D 1.1.4.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2(BWL 2001.14)

0,33

D 1.1.5

halfrooster met verkleind mestoppervlak (max. 60% van het totale hokoppervlak bestaat uit een roostervloer)

 

D 1.1.5.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2(BWL 2001.15)

0,34

D 1.1.5.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2(BWL 2001.16)

0,43

D 1.1.6

mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label (volledig roostervloer) BB 96.04.038V2)

 

D 1.1.6.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,16

D 1.1.6.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,20

D 1.1.7

mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label (gedeeltelijk roostervloer) BB 96.04.038V2)

 

D 1.1.7.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,22

D 1.1.7.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,28

D 1.1.8

gescheiden afvoer van mest en urine door middel van hellende mestband (Groen Label BB 96.06.040V1)

 

D 1.1.8.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,20

D 1.1.8.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,25

D 1.1.9

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V1; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V1; BWL 2008.12)

 

D 1.1.9.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,18

D 1.1.9.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,23

D 1.1.10

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(BWL 2008.06.V1; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V1; BWL 2005.01.V1; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01)

 

D 1.1.10.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,18

D 1.1.10.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,23

D 1.1.11

koeldeksysteem (150% koeloppervlak) (Groen Label BB 97.01.052V2; BB 00.06.093)

 

D 1.1.11.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,15

D 1.1.11.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,19

D 1.1.12

opfokhok met schuine putwand

 

D 1.1.12.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,07 m2, ongeacht groepsgrootte (BWL 2001.13)

0,17

D 1.1.12.2

emitterend mestoppervlak groter dan 0,07 m2, echter kleiner dan 0,10 m2, en in kleine groepen, tot 30 biggen, gehuisvest (BWL 2004.06)

0,21

D 1.1.12.3

hokoppervlak groter dan 0,35 m2, emitterend mestoppervlak groter dan 0,07 m2, echter kleiner dan 0,10 m2, in grote groepen, vanaf 30 biggen, gehuisvest (Groen Label BB 99.06.072; BB 99.06.072/A 99.11.080; BB 99.06.072/A 99.11.082)

0,18

D 1.1.13

volledig rooster met water- en mestkanalen, eventueel voorzien van schuine putwand(en), emitterend mestoppervlak kleiner dan 0,10 m2(Groen Label BB 99.06.073)

0,20

D 1.1.14

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie3(BWL 2008.08.V1; BWL 2008.09.V1; BWL 2007.05.V1)

 

D 1.1.14.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,03

D 1.1.14.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,04

D 1.1.15

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch3

 

D 1.1.15.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V1)

 

D 1.1.15.1.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,09

D 1.1.15.1.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,11

D 1.1.15.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2006.15.V1)

 

D 1.1.15.2.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,18

D 1.1.15.2.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,23

D 1.1.15.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2007.01.V1)

 

D 1.1.15.3.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,09

D 1.1.15.3.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,11

D 1.1.15.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2007.02.V1)

 

D 1.1.15.4.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,09

D 1.1.15.4.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,11

D 1.1.100

overige huisvestingssystemen

 

D 1.1.100.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2

0,60

D 1.1.100.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2

0,75

D 1.2

diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen)

 

D 1.2.1

spoelgotensysteem, spoelen met dunne mest (Groen Label BB 93.11.012V2; BB 93.11.012V2/A 99.11.077)

3,3

D 1.2.2

kunststof schijnvloer met schuif onder de roosters (voormalig Groen Label BB 94.02.014V1)4

3,7

D 1.2.3

vlakke, gecoate keldervloer met tandheugelschuifsysteem (voormalig Groen Label BB 94.04.018)4

4,0

D 1.2.4

mestschuif met gecoate, hellende keldervloer en giergoot (Groen Label BB 94.06.019)

3,1

D 1.2.5

mestgoot met mestafvoersysteem (Groen Label BB 94.06.022)

3,2

D 1.2.6

ondiepe mestkelders met mest- en waterkanaal (voormalig Groen Label BB 95.12.032)4

4,0

D 1.2.7

kraamopfokhok met hellende plaat (BWL 2001.17)

5,0

D 1.2.8

mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label BB 96.04.037V1)

3,1

D 1.2.9

schuiven in mestgoot (BWL 2001.18)

2,5

D 1.2.10

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V1; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V1; BWL 2008.12)

2,5

D 1.2.11

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(BWL 2008.06.V1; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V1; BWL 2005.01.V1; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01)

2,5

D 1.2.12

koeldeksysteem (150% koeloppervlak) (Groen Label BB 97.01.051V1; BB 00.06.093)

2,4

D 1.2.13

mestpan onder kraamhok (BWL 2006.08)

2,9

D 1.2.14

mestpan met water- en mestkanaal onder kraamhok (Groen Label BB 99.11.081)

2,9

D 1.2.15

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie3(BWL 2008.08.V1; BWL 2008.09.V1; BWL 2007.05.V1)

0,42

D 1.2.16

waterkanaal i.c.m. een afgescheiden mestkanaal of mestbak (BWL 2004.07)

2,9

D 1.2.17

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch3

 

D 1.2.17.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V1)

1,25

D 1.2.17.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2006.15.V1)

2,49

D 1.2.17.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter(BWL 2007.01.V1)

1,25

D 1.2.17.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser(BWL 2007.02.V1)

1,25

D 1.2.100

overige huisvestingssystemen

8,3

D 1.3

diercategorie guste en dragende zeugen

 

D 1.3.1

smalle ondiepe mestkanalen met metalen driekantroostervloer en rioleringssysteem (alleen toepasbaar bij individuele huisvesting) (Groen Label BB 95.02.027V1)

2,4

D 1.3.2

mestgoot met combinatierooster en frequente mestafvoer (alleen toepasbaar bij individuele huisvesting) (Groen Label BB 95.06.028)

1,8

D 1.3.3

spoelgotensysteem met dunne mest (Groen Label bij individuele huisvesting BB 95.10.030) (Groen Label bij groepshuisvesting BB 95.10.030/A 98.10.060; BB 95.10.030/B 99.11.078)

2,5

D 1.3.4

mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label bij individuele huisvesting BB 96.04.036V1) (Groen Label bij groepshuisvesting BB 96.04.036V1/A 98.10.061)

1,8

D 1.3.5

schuiven in mestgoot (alleen toepasbaar bij individuele huisvesting) (BWL 2001.19)

2,2

D 1.3.6

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(bij individuele en groepshuisvesting BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V1; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V1; BWL 2008.12)

1,3

D 1.3.7

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(bij individuele en groepshuisvesting BWL 2008.06.V1; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V1; BWL 2005.01.V1; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01)

1,3

D 1.3.8

koeldeksysteem

 

D 1.3.8.1

115% koeloppervlak (Groen Label bij individuele huisvesting en groepshuisvesting BB 97.03.054; BB 00.06.093)

2,2

D 1.3.8.2

135% koeloppervlak (Groen Label bij groepshuisvesting BB 97.03.054/A 98.10.062; BB 00.06.093)

2,2

D 1.3.9

groepshuisvestingssysteem met voerligboxen of zeugenvoerstations, zonder strobed, met schuine putwanden in het mestkanaal

 

D 1.3.9.1

met metalen driekantroosters (Groen Label BB 00.06.085V1)

2,3

D 1.3.9.2

roosters anders dan metalen driekant(BWL 2006.09)

2,5

D 1.3.10

rondloopstal met zeugenvoerstation en strobed (Groen Label BB 00.06.086)

2,6

D 1.3.11

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie3(bij individuele en groepshuisvesting BWL 2008.08.V1; BWL 2008.09.V1; BWL 2007.05.V1)

0,21

D 1.3.12

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch3

 

D 1.3.12.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V1)

0,63

D 1.3.12.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter(BWL 2006.15.V1)

1,26

D 1.3.12.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2007.01.V1)

0,63

D 1.3.12.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2007.02.V1)

0,63

D 1.3.100

overige huisvestingssystemen, groepshuisvesting

4,2

D 1.3.101

overige huisvestingssystemen, individuele huisvesting

4,2

D 2

diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder

 

D 2.1

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V1; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V1; BWL 2008.12)

1,7

D 2.2

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(BWL 2008.06.V1; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V1; BWL 2005.01.V1; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01)

1,7

D 2.3

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie3(BWL 2008.08.V1; BWL 2008.09.V1; BWL 2007.05.V1)

0,28

D 2.4

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch3

 

D 2.4.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V1)

0,83

D 2.4.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2006.15.V1)

1,65

D 2.4.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter(BWL 2007.01.V1)

0,83

D 2.4.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser(BWL 2007.02.V1)

0,83

D 2.100

overige huisvestingssystemen

5,5

D 3

diercategorie vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking5

 

D 3.1

volledig roostervloer

 

D 3.1.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (BWL 2001.20)

3,0

D 3.1.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 (BWL 2001.21)

4,0

D 3.2

gedeeltelijk roostervloer

 

D 3.2.1

gehele dierplaats onderkelderd zonder stankafsluiter

 

D 3.2.1.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (BWL 2001.22)

3,0

D 3.2.1.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 (BWL 2001.23)

4,0

D 3.2.2

mestopvang in en spoelen met NH3-arme vloeistof (inclusief aanzuren)

 

D 3.2.2.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2(Groen Label BB 93.06.010V1; BB 93.11.011; BB 93.11.011/A 95.04.024)

1,4

D 3.2.2.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 (BWL 2001.24)

2,0

D 3.2.3

koeldeksysteem met metalen driekantroostervloer (170% koeloppervlak)

 

D 3.2.3.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2(Groen Label BB 95.04.023; BB 00.06.093)

1,4

D 3.2.3.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 (BWL 2001.25)

2,0

D 3.2.4

mestopvang in met formaldehyde behandelde mestvloeistof in combinatie met metalen driekantroostervloer(Groen Label BB 95.02.025V2)

 

D 3.2.4.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

0,8

D 3.2.4.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

1,1

D 3.2.5

mestopvang in water in combinatie met metalen driekant roostervloer (Groen Label BB 95.10.029V3)

 

D 3.2.5.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

1,1

D 3.2.5.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

1,5

D 3.2.6

koeldeksysteem (200% koeloppervlak)

 

D 3.2.6.1

met metalen roostervloer

 

D 3.2.6.1.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,8 m2 (Groen Label BB 96.04.035V1; BB 00.06.093)

1,2

D 3.2.6.1.2

emitterend mestoppervlak maximaal 0,5 m2(BWL 2004.08)

1,0

D 3.2.6.2

met roostervloer anders dan metaal

 

D 3.2.6.2.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,6 m2 (Groen Label BB 99.02.069; BB 00.06.093)

1,4

D 3.2.6.2.2

emitterend mestoppervlak groter dan 0,6 m2, doch kleiner dan 0,8 m2(BWL 2001.01)

2,0

D 3.2.7

mestkelders met (water- en) mestkanaal; mestkanaal met schuine putwand

 

D 3.2.7.1

met metalen driekantroosters op het mestkanaal

 

D 3.2.7.1.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,18 m2 (Groen Label BB 97.07.056V2; BB 97.07.056/A 97.11.059V2) (BWL 2004.03)

1,0

D 3.2.7.1.2

emitterend mestoppervlak groter dan 0,18 m2, maar kleiner dan 0,27 m2 (Groen Label BB 97.07.056V2; BB 97.07.056/A 97.11.059V2) (BWL 2004.04)

1,4

D 3.2.7.2

met roosters anders dan metalen driekant op het mestkanaal

 

D 3.2.7.2.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,18 m2 (Groen Label BB 99.02.070) (BWL 2004.05)

1,2

D 3.2.7.2.2

emitterend mestoppervlak groter dan 0,18 m2, maar kleiner dan 0,27 m2 (Groen Label BB 99.02.070)

1,5

D 3.2.8

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V1; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V1; BWL 2008.12)

 

D 3.2.8.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

0,8

D 3.2.8.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

1,1

D 3.2.9

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie3(BWL 2008.06.V1; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V1; BWL 2005.01.V1; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01)

 

D 3.2.9.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

0,8

D 3.2.9.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

1,1

D 3.2.10

bollevloerhok met betonnen morsrooster en metalen driekantrooster

 

D 3.2.10.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (BWL 2001.26)

1,4

D 3.2.10.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 (BWL 2001.27)

2

D 3.2.11

hok met gescheiden mestkanalen

 

D 3.2.11.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (BWL 2001.02)

1,8

D 3.2.11.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 (BWL 2001.03)

2,5

D 3.2.12

spoelgotensysteem met metalen driekantroosters (Groen Label BB 98.10.064)

 

D 3.2.12.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

1,0

D 3.2.12.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

1,3

D 3.2.13

spoelgotensysteem met roosters(Groen Label BB 98.10.065; BB 98.10.065/A 99.11.079V1)

 

D 3.2.13.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

1,2

D 3.2.13.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

1,5

D 3.2.14

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie3(BWL 2008.08.V1; BWL 2008.09.V1; BWL 2007.05.V1)

 

D 3.2.14.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

0,13

D 3.2.14.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

0,18

D 3.2.15

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch3

 

D 3.2.15.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V1)

 

D 3.2.15.1.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

0,38

D 3.2.15.1.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

0,53

D 3.2.15.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2006.15.V1)

 

D 3.2.15.2.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

0,75

D 3.2.15.2.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

1,05

D 3.2.15.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2007.01.V1)

 

D 3.2.15.3.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

0,38

D 3.2.15.3.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

0,53

D 3.2.15.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2007.02.V1)

 

D 3.2.15.4.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

0,38

D 3.2.15.4.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

0,53

D 3.2.16

Gescheiden afvoer van mest en urine door middel van een V-vormige mestband in het mestkanaal met metalen driekant roosters op het mestkanaal

 

D 3.2.16.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (BWL 2008.10)

0.9

D 3.2.16.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2(BWL 2008.11)

1.2

D 3.3

scharrel vleesvarkens

 

D 3.3.1

beddenstal met maximaal 0,14 m2 emitterend mestoppervlak per dier tot 50 kg levend gewicht en met maximaal 0,29  m2 emitterend mestoppervlak per dier vanaf 50 kg levend gewicht (BWL 2001.30)

1,9

D 3.3.2

overige huisvestingssystemen scharrel vleesvarkens

3,0

D 3.100

overige huisvestingssystemen

 

D 3.100.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2

2,5

D 3.100.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2

3,5

Hoofdcategorie E: kippen

E 1

diercategorie opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken

 

E 1.1

open mestopslag onder de batterij al dan niet voorzien van een mestschuif (flat-deck-kooien, trapkooien of compactkooien voor natte mest)(BWL 2001.04)

0,045

E 1.2

mestbandbatterij voor natte mest met afvoer naar een gesloten opslag (minimaal 2 maal per week ontmesten)(voormalig Groen Label BB 93.06.007)4

0,020

E 1.3

compactbatterij waarvan de natte mest 2 maal daags door middel van mestschuiven en een centrale mestband afgevoerd wordt naar een gesloten opslag (voormalig Groen Label BB 95.06.026)4

0,011

E 1.4

batterij met geforceerde mestdroging (kanalenstal) (BWL 2001.05)

0,208

E 1.5

mestbandbatterij met geforceerde mestdroging6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

 

E 1.5.1

mestbandbatterij voor droge mest met geforceerde mestdroging (voormalig Groen Label BB 93.06.008)4

0,020

E 1.5.2

mestbandbatterij met geforceerde mestdroging, belucht met 0,4 m3 lucht per opfokhen per uur; mestafdraaien per vijf dagen, de mest heeft dan een droge stofgehalte van minimaal 55% (Groen Label BB 97.07.058)

0,006

E 1.5.3

batterijhuisvesting volgens categorie E 1.5.1 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie; (BWL 2001.31.V1; BWL 2007.06.V1)

0,002

E 1.5.4

batterijhuisvesting volgens categorie E 1.5.2 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie; (BWL 2001.32.V1; BWL 2007.07.V1)

0,001

E 1.6

batterijsysteem met mestbandbeluchting en bovenliggende droogtunnel (Groen Label BB 99.06.071)

0,010

E 1.7

grondhuisvesting (strooiselvloer, roostervloer) (BWL 2001.06)

0,170

E 1.8

Volièrehuisvesting6, 10 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

 

E 1.8.1

opfokhuisvesting, minimaal 50% van de leef ruimte is rooster, met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages (BWL 2005.02)

0,050

E 1.8.2

opfokhuisvesting, minimaal 65–70% van de leefruimte is rooster, met daaronder een mestband met 0,3 m3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2005.03)

0,030

E 1.8.3

45–55% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met 0,1 m3/dier/uur beluchting, mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien (BWL 2006.10)

0,030

E 1.8.4

30–35% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met 0,4 m3/dier/uur beluchting, mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien (BWL 2006.11)

0,014

E 1.8.5

55–60% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met 0,4 m3/dier/uur beluchting, mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien (BWL 2006.12)

0,020

E 1.9

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V1; BWL 2007.08.V1)3

0,017

E 1.10

biologisch luchtwassysteem 70 % emissiereductie (BWL 2006.03.V1)3

0,051

E 1.100

overige huisvestingssystemen niet-batterijhuisvesting

0,170

E 1.101

overige huisvestingssystemen batterijhuisvesting

0,045

E 2

diercategorie legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen

 

E 2.1

open mestopslag onder de batterij al dan niet voorzien van een mestschuif (flat-deck-kooien, trapkooien of compactkooien voor natte mest) (BWL 2001.07)

0,100

E 2.2

mestbandbatterij voor natte mest met afvoer naar een gesloten opslag (minimaal 2 maal per week ontmesten) (voormalig Groen Label BB 93.06.007)4

0,042

E 2.3

compactbatterij waarvan de natte mest 2 maal daags door middel van mestschuiven en een centrale mestband afgevoerd wordt naar een gesloten opslag (voormalig Groen Label BB 95.06.026)4

0,024

E 2.4

batterij met geforceerde mestdroging (deeppitstal of highrise-stal, kanalenstal) (BWL 2001.08)

0,463

E 2.5

mestbandbatterij met geforceerde mestdroging6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

 

E 2.5.1

mestbandbatterij voor droge mest met geforceerde mestdroging (voormalig Groen Label BB 93.06.008) 4

0,042

E 2.5.2

mestbandbatterij met geforceerde mestdroging, belucht met 0,7 m3 lucht per dier per uur. Mestafdraaien per vijf dagen; de mest heeft dan een droge stofgehalte van minimaal 55% (Groen Label BB 97.07.058)

0,012

E 2.5.3

batterijhuisvesting volgens categorie E 2.5.1 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie; (BWL 2001.31.V1; BWL 2007.06.V1)

0,004

E 2.5.4

batterijhuisvesting volgens categorie E 2.5.2 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie; (BWL 2001.32.V1; BWL 2007.07.V1)

0,001

E 2.5.5

verrijkte kooien met mestbandbeluchting (0,7 m3 per dier per uur) (BWL 2005.02)

0,030

E 2.5.6

koloniehuisvesting met mestbandbeluchting (0,7 m3 per dier per uur) (BWL 2009.10)

0,030

E 2.6

batterijsysteem met mestbandbeluchting en bovenliggende droogtunnel (Groen Label BB 99.06.071)

0,018

E 2.7

grondhuisvesting van legrassen (circa 1/3 strooiselvloer + circa 2/3 roostervloer) (BWL 2001.09)11

0,315

E 2.8

grondhuisvesting met beluchting onder gedeeltelijk verhoogde roostervloer (perfosysteem) (Groen Label BB 00.06.088)11

0,110

E 2.9

grondhuisvesting met mestbeluchting via buizen onder de beun (BWL 2001.10)11

0,125

E 2.10

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V1; BWL 2007.08.V1)3, 11

0,032

E 2.11

Volièrehuisvesting6, 10, 11 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

 

E 2.11.1

minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2004.09)

0,090

E 2.11.2

50% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting. Mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2004.10)

0,055

E 2.11.3

30–35% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met 0,7 m3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2005.04)

0,025

E 2.11.4

55–60% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met 0,7 m3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2005.05)

0,037

E 2.12

Scharrelhuisvesting6, 11 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

 

E 2.12.1

scharrelstal in twee verdiepingen met mestbanden onder de roosters (twee maal per week afdraaien), bezetting 9 dieren per m2(BWL 2004.11)

0,068

E 2.12.2

scharrelhuisvesting met frequente mest- en strooiselverwijdering (BWL 2004.12)

0,106

E 2.13

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1)3, 11

0,095

E 2.100

overige huisvestingssystemen niet-batterijhuisvesting

0,315

E 2.101

overige huisvestingssystemen batterijhuisvesting

0,100

E 3

diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken

 

E 3.1

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V1; BWL 2007.08.V1)3

0,025

E 3.100

overige huisvestingssystemen

0,250

E 4

diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens

 

E 4.1

groepskooi voorzien van mestband en geforceerde mestdroging6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6) (Groen Label BB 95.12.039; BB 95.12.039/A 96.06.041)

0,080

E 4.2

volièrehuisvesting met geforceerde mestdroging6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6) (Groen Label BB 97.01.050; BB 97.01.050/A 99.02.067)

0,170

E 4.3

volièrehuisvesting met geforceerde mest- en strooiseldroging6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6) (Groen Label BB 97.01.053; BB 97.01.053/A 99.02.068)

0,130

E 4.4

grondhuisvesting met mestbeluchting

 

E 4.4.1

mestbeluchting van bovenaf (BWL 2004.13)

0,250

E 4.4.2

mestbeluchting met verticale slangen in de mest (BWL 2004.14)

0,435

E 4.5

perfosysteem op gedeeltelijk verhoogde roostervloer (Groen Label BB 98.10.066)

0,230

E 4.6

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie; (BWL 2001.35.V1; BWL 2007.08.V1)3

0,058

E 4.7

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1)3

0,174

E 4.8

grondhuisvesting, mestbanden onder de roosters, mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien (BWL 2007.10)6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

0,245

E 4.100

overige huisvestingssystemen

0,580

E 5

diercategorie vleeskuikens

 

E 5.1

zwevende vloer met strooiseldroging (Groen Label BB 93.03.002; BB 93.03.002/A 94.04.017V1; BB 93.03.002/B 96.04.034; BB 93.03.002/C 96.10.048)

0,005

E 5.2

geperforeerde vloer met strooiseldroging (Groen Label BB 94.04.016; BB 94.04.016/A 96.10.047)

0,014

E 5.3

etagesysteem met volledige roostervloer en mestbandbeluchting (Groen Label BB 97.07.057)

0,005

E 5.4

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie, (BWL 2008.13.V1; BWL 2001.35.V1; BWL 2007.08.V1)3

0,008

E 5.5

grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling (BWL 2001.11)

0,045

E 5.6

vleeskuikenstal met mixluchtventilatie (BWL 2005.10.V1)

0,037

E 5.7

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1)3

0,024

E 5.8

etagesysteem met mestband en strooiseldroging (BWL 2006.13)6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

0,020

E 5.9

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens met aparte vervolghuisvesting

 

E 5.9.1

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens in etages met vervolghuisvesting

 

E 5.9.1.1

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting12

 

E 5.9.1.1.1

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.5 (grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling) (BWL 2009.02)

0,040

E 5.9.1.1.2

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.6 (vleeskuikenstal met mixluchtventilatie) (BWL 2009.03)

0,033

E 5.9.1.1.3

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.8 (etagesysteem met mestband en strooiseldroging) (BWL 2009.04)6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

0,018

E 5.9.1.1.4

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.100 (overige huisvestingsystemen) (BWL 2009.08)

0,070

E 5.9.1.2

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting13

 

E 5.9.1.2.1

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.5 (grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling) (BWL 2009.05)

0,038

E 5.9.1.2.2

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.6 (vleeskuikenstal met mixluchtventilatie) (BWL 2009.06)

0,033

E 5.9.1.2.3

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.8 (etagesysteem met mestband en strooiseldroging) (BWL 2009.07)6 (voor nageschakelde technieken: zie E 6)

0,015

E 5.9.1.2.4

Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.100 (overige huisvestingsystemen) (BWL 2009.09)

0,060

E 5.100

overige huisvestingssystemen

0,080

E 6

nageschakelde technieken, additioneel aan de emissiefactor van E 1.5, E 1.8, E 2.5, E 2.11, E 2.12, E 4.1 t/m E4.3, E 4.8, E 5.8, E 5.9.1.1.3 en E 5.9.1.2.3

 

E 6.1

mestdroogsystemen met geperforeerde doek7

0,010/0,015

E 6.2

droogtunnel met oppervlaktedroging (dichte banden)7

0,010/0,015

E 6.3

lucht uit een composteringsunit met chemische luchtwassing7

0,003/0,005

E 6.4

droogtunnel

 

E 6.4.1

droogtunnel met geperforeerde banden (BWL 2005.06)7

0,001/0,002

E 6.4.2

droogtunnel met geperforeerde metalen platen (BWL 2007.09)7

0,001/0,002

E.6.100

overige opslag van mest7

0,030/0,050

Hoofdcategorie F: kalkoenen

F 1

diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken

0,15

F 2

diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken

0,47

F 3

diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder

0,59

F 4

diercategorie vleeskalkoenen

 

F 4.1

gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer (BWL 2001.12)9

0,36

F 4.2

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V1; BWL 2007.08.V1)3

0,07

F 4.3

mechanisch geventileerde stal met frequente strooiselverwijdering (BWL 2005.07)

0,26

F 4.4

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1)3

0,204

F 4.100

overige huisvestingssystemen9

0,68

Hoofdcategorie G: eenden

G 1

diercategorie ouderdieren van vleeseenden tot 24 maanden

0,32

G 2

diercategorie vleeseenden

 

G 2.1

binnen mesten

0,210

G 2.2

buiten mesten (per afgeleverde eend)

0,019

Hoofdcategorie H: pelsdieren

H 1

diercategorie nertsen, per fokteef2

 

H 1.1

open mestopslag onder de kooi

0,58

H 1.2

dagontmesting met afvoer naar een gesloten opslag (Groen Label BB 94.02.013)

0,25

Hoofdcategorie I: konijnen

 

I 1

diercategorie voedster inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd

 

I 1.1

mechanisch geventileerde stal met gescheiden afvoer van mest en urine (BWL 2005.08)

0,77

I 1.100

overige systemen

1,2

I 2

diercategorie vlees en opfokkonijnen tot dekleeftijd

 

I 2.1

mechanisch geventileerde stal met gescheiden afvoer van mest en urine (BWL 2005.09)

0,12

I 2.100

overige systemen

0,2

Hoofdcategorie J: parelhoenders

J 1

diercategorie parelhoenders voor de vleesproductie

0,05

Hoofdcategorie K: paarden8

K 1

diercategorie volwassen paarden (3 jaar en ouder)

5,0

K 2

diercategorie paarden in opfok (jonger dan 3 jaar)

2,1

K 3

diercategorie volwassen pony’s (3 jaar en ouder)

3,1

K 4

diercategorie pony’s in opfok (jonger dan 3 jaar)

1,3

Hoofdcategorie L: struisvogels

 

L 1

diercategorie struisvogelouderdieren

2,5

L 2

diercategorie opfokstruisvogels (tot 4 maanden)

0,30

L 3

diercategorie vleesstruisvogels (4 tot 12 maanden)

1,8

1. De emissie heeft betrekking op een stalperiode van maximaal drie maanden in de winter.

2. De emissiefactor geldt inclusief opfok, jongvee onderscheidenlijk jongen, en reuen, waardoor zij niet apart meetellen voor de berekening van de ammoniakemissie.

3. De emissiefactor die bij de betreffende luchtwassystemen staat vermeld, is gebaseerd op de toepassing van het luchtwassysteem bij een traditioneel (niet emissiearm) huisvestingssysteem. Indien het luchtwassysteem wordt toegepast in combinatie met een ander emissiearm huisvestingssysteem – niet zijnde een ander luchtwassysteem – , wordt de emissiefactor van die combinatie als volgt berekend: efc = 0,01 × (100 – rpl) × efa (efc en efa zijn daarbij de emissiefactoren van de combinatie respectievelijk van het andere emissiearme systeem is; rpl geeft het reductiepercentage van de luchtwasser weer). Indien het reductiepercentage van het andere huisvestingssysteem evenwel hoger is dan 70 (efa < 0,3efo, waarbij efo de emissiefactor van overige huisvestingssystemen van de betreffende diercategorie is), dan geldt evenwel: efc = 0,01 × (100 – rpl) × 0,3efo.

4. In verband met wijziging van de grenswaarden (Stcrt. 1999, 60) is de Groen-Label-erkenning per 1 juli 1999 ingetrokken.

5. Voor opfokzeugen na de eerste dekking wordt de emissiefactor voor fokzeugen gehanteerd.

6. De aangegeven emissiefactor geldt in gevallen waarin de mest direct van het bedrijf wordt afgevoerd, of gedurende een periode van ten hoogste twee weken op het bedrijfsterrein wordt opgeslagen in een afgedekte container. In overige situaties dient bij deze emissiefactor de emissiefactor van de nageschakelde techniek (E 6) te worden opgeteld.

7. Het eerste getal geldt voor de huisvestingssystemen onder E 1.5, E 1.8, E 5.8, E 5.9.1.1.3 en E 5.9.1.2.3; het tweede getal geldt voor huisvestingssystemen onder E 2.5, E 2.11, E 2.12, E 4.1 t/m E 4.3 en E 4.8. De emissiefactor voor E 6.100 (overige opslag van mest) geldt alleen indien er geen andere nageschakelde technieken (E 6.1, E 6.2, E 6.3 of E 6.4) worden toegepast.

8. Het onderscheid tussen paarden en pony’s ligt bij een stokmaat (schofthoogte) van 156,0 cm.

9. Het aantal dierplaatsen dient te worden vastgesteld door het aantal dieren in de 10e week na opzetten te tellen.

10. Het volièresysteem is al dan niet van mestbandbeluchting voorzien. Bij toepassing van een mestnadroogsysteem moet de mest echter minimaal tweemaal per week worden afgedraaid.

11. De emissiefactor die bij het betreffende huisvestingssysteem staat vermeld, geldt ook bij aanwezigheid van een vrije, niet overdekte uitloop evenals bij de aanwezigheid van een overdekte uitloop, voor zover deze niet als permanente huisvesting wordt gebruikt.

12. Op het moment van overplaatsen naar de vervolghuisvesting bedraagt de bezetting in de stal met etages maximaal 71 dieren per  m2.

13. Op het moment van overplaatsen naar de vervolghuisvesting bedraagt de bezetting in de stal met etages maximaal 48 dieren per  m2.

Indien in de tabel wordt verwezen naar een huisvestingssysteem wordt de bijbehorende emissiefactor uitsluitend gehanteerd bij de berekening van de emissie vanuit een dierenverblijf dat is of zal worden gebouwd overeenkomstig de beschrijving van dat huisvestingssysteem. De meest recente beschrijving kan worden opgevraagd bij Infomil (070-373 55 75, www.infomil.nl).

TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 De wijziging op hoofdlijnen

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav), de uitvoeringsregeling bij de Wet ammoniak en veehouderij.

De wijziging bestaat uit het aanvullen van bijlage 1 van de Rav met een aantal nieuwe huisvestingssystemen, waaronder de koloniehuisvesting voor legkippen. Verder worden in deze bijlage een aantal wijzigingen aangebracht die enerzijds voortvloeien uit een aanvulling van de systeemnummering en anderzijds uit enkele verbeteringen in de systematiek van de bijlage. De belangrijkste wijzigingen worden hierna toegelicht. Ten behoeve van de hanteerbaarheid in de praktijk wordt de bijlage integraal vervangen.

Daarnaast vervalt bijlage 2 van de Rav. Deze bijlage was bedoeld als een tijdelijke voorziening. Zolang het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (hierna: Besluit huisvesting) nog niet in werking was, moesten bij de toepassing van de Wet ammoniak en veehouderij de maximale emissiewaarden van bijlage 2 van de Rav worden gebruikt in plaats van de maximale emissiewaarden van bijlage 1 van het Besluit huisvesting (zie artikel 1, derde lid, van de wet). Het Besluit huisvesting is inmiddels op 1 april 2008 van kracht geworden (Stb. 2008, 93), waardoor bijlage 2 van de Rav geen functie meer heeft en dus kan vervallen.

1.2 Nieuwe huisvestingssystemen

Voor de uitvoeringspraktijk is de zogenaamde ‘koloniehuisvesting’ voor de diercategorie legkippen het belangrijkste nieuwe huisvestingssysteem dat bij de onderhavige wijziging in de bijlage bij de Rav wordt opgenomen. Dit is een alternatief kooisysteem, ontleend aan het Duitse systeem ‘Kleingruppenhaltung’. Dit systeem mag worden toegepast als alternatief voor de batterijhuisvestingssystemen die met ingang van 1 januari 2012 op grond van Europese dierenwelzijnsregelgeving zijn verboden. Als alternatief kooisysteem is momenteel in de bijlage bij de Rav de zogenaamde ‘verrijkte kooi’ (E 2.5.5) opgenomen. Met het oog op dierenwelzijn en op aandrang van de Tweede Kamer mag ook dit systeem niet meer worden toegepast. Voor reeds toegepaste of vergunde verrijkte kooisystemen gaat een overgangstermijn gelden tot 1 januari 2017. De welzijnseisen die gaan gelden voor koloniehuisvesting en het verbod en het overgangsregime voor verrijkte kooisystemen worden momenteel geregeld via een wijziging van het Legkippenbesluit 2003 die naar verwachting in juli 2009 in werking zal treden.

Verder is voor alle diercategorieën varkens een nieuw biologisch luchtwassysteem toegevoegd met een emissiereductie van 70% evenals een nieuw chemisch luchtwassysteem met een reductiepercentage van 70. Voor de diercategorie vleesvarkens is bovendien nog een nieuw systeem toegevoegd met ‘gescheiden afvoer van mest en urine door middel van een V-vormige mestband in het mestkanaal met metalen driekant roosters op het mestkanaal’.

Daarnaast zijn bij de diercategorie vleeskuikens een aantal nieuwe huisvestingssystemen opgenomen, waarbij het uitbroeden van eieren en het opfokken van vleeskuikens gedurende een bepaalde tijd (13 of 19 dagen) in een aparte stal met etages plaatsvindt en voor de rest van de afmestperiode in de zogenoemde vervolghuisvesting. De vervolghuisvesting is een bestaand emissiearm huisvestingssysteem of een traditioneel, niet emissiearm systeem (categorie ‘overige huisvestingssystemen’). De combinatie van het etagesysteem voor het uitbroeden en de eerste opfok wordt samen met de vervolghuisvesting als één huisvestingssysteem beschouwd. De emissiefactoren van deze nieuwe (combinatie)systemen zijn lager dan die van de vervolgsystemen die deel uitmaken van de combinatie. Door het toepassen van deze gecombineerde systemen kunnen binnen een veehouderij tegelijkertijd meer dieren worden gehouden en daarmee een hogere productie worden gerealiseerd dan zonder deze ‘voorgeschakelde’ etagesystemen mogelijk zou zijn.

In paragraaf 2.2, de toelichting op de bijlage, wordt nader op deze nieuwe huisvestingssystemen ingegaan.

De emissiefactoren die bij de nieuwe huisvestingssystemen horen, zijn toegekend op basis van metingen, uitgevoerd door een deskundig onderzoeksinstituut volgens de Beoordelingsrichtlijn Groen Label of een gelijkwaardige meetmethode, of op grond van afleiding van, of vergelijking met reeds eerder in de bijlage opgenomen (en bemeten) systemen, voor zover dat voldoende verantwoord was.

De verschillende meetrapporten en systeembeschrijvingen die de basis vormen voor de emissiefactoren, zijn in opdracht van het ministerie van VROM door deskundigen op volledigheid en juistheid beoordeeld. Zij hebben advies uitgebracht over de te hanteren emissiefactoren voor de verschillende huisvestingssystemen.

1.3 Systeemnummering

Bij de voorgaande wijziging van de Rav (Stcrt. 2007, 92) is aan elk huisvestingssysteem een eigen systeemnummer toegekend. Het systeemnummer bestaat uit de aanduiding BWL, (na een spatie) gevolgd door het jaartal waarin het huisvestingssysteem voor het eerst in de Rav is opgenomen en (gescheiden door een punt) het volgnummer voor het betreffende jaar (beginnend met 01).

Voorbeeld: het eerste huisvestingssysteem dat dit jaar in de Rav wordt opgenomen krijgt het systeemeigen nummer BWL 2009.01. Deze systematiek wordt thans als volgt aangevuld. Bij een wijziging van de systeembeschrijving wordt aan het BWL-nummer (gescheiden door een punt) een versie(wijzigings)nummer toegekend (V1), bij een volgende wijziging (V2) enz. De enige uitzondering op deze regel zijn de Groen-Label-systemen. Indien deze worden gewijzigd worden ze met een nieuw BWL-nummer opgenomen in de lijst. Hier achter komt dan direct een versienummer, zodat duidelijk is dat er eerdere versies van de systeembeschrijving bestaan (voorbeeld: BB 99.06.076 is in 2008 vervangen door BWL 2008.08.V1). Op de systeembeschrijvingen zelf blijven de voorgaande systeemnummers vermeld staan.

In een enkel geval zijn de beschrijvingen van luchtwassers samengevoegd, omdat het feitelijk ging om dezelfde wasser bij verschillende diercategorieën. Het betreft een chemische luchtwasser met 90% emissiereductie voor alle diercategorieën kippen (Groen Label BB 00.06.089 met A-, B- en C-versies) en voor de diercategorie vleeskalkoenen (BWL 2001.35). In dit geval is ervoor gekozen de oude Groen-Label-beschrijvingen samen te voegen met de BWL-beschrijving, uiteraard voorzien van een versienummer (V1).

In verband met het beschikbaar komen van het technisch informatiedocument ‘Luchtwassystemen waarin uitvoerig wordt ingegaan op ondermeer eisen, gebruik en controle bij deze systemen, zijn alle systeembeschrijvingen aangepast. Hierdoor hebben alle luchtwassers een versienummer gekregen dan wel (bij Groen-Label-systemen) een nieuw BWL-nummer met versienummer.

In bijgaande tabel zijn de oude en de nieuwe nummers van luchtwassers weergegeven:

Oud nummer

Nieuw nummer

BWL 2001.29

BWL 2001.29.V1

BWL 2007.04

BWL 2007.04.V1

BWL 2006.01

BWL 2006.01.V1

BB 96.10.042 V1

BWL 2008.01.V1

BB 96.10.042/A 96.10.044 V1

BWL 2008.02.V1

BB 96.10.042/B 96.10.045 V1

BWL 2008.03.V1

BB 96.10.042/C 96.10.046 V1

BWL 2008.04.V1

BB 96.10.042/D 99.06.075

BWL 2008.05.V1

BWL 2004.01

BWL 2004.01.V1

BWL 2006.02

BWL 2006.02.V1

BWL 2007.03

BWL 2007.03.V1

BB 96.10.043 V1

BWL 2008.06.V1

BB 96.10.043 V1/A 99.06.074

BWL 2008.07.V1

BWL 2004.02

BWL 2004.02.V1

BWL 2005.01

BWL 2005.01.V1

BWL 2006.04

BWL 2006.04.V1

BWL 2006.05

BWL 2006.05.V1

BB 99.06.076

BWL 2008.08.V1

BB 00.02.084

BWL 2008.09.V1

BWL 2007.05

BWL 2007.05.V1

BWL 2006.14

BWL 2006.14.V1

BWL 2006.15

BWL 2006.15.V1

BWL 2007.01

BWL 2007.01.V1

BWL 2007.02

BWL 2007.02.V1

BWL 2001.31

BWL 2001.31.V1

BWL 2007.06

BWL 2007.06.V1

BWL 2001.32

BWL 2001.32.V1

BWL 2007.07

BWL 2007.07.V1

BB 00.06.089/A 00.06.090

BWL 2001.35 V1

BWL 2007.08

BWL 2007.08.V1

BWL.2006.03

BWL 2006.03.V1

BWL 2001.33

BWL 2001.31.V1

BWL 2007.06

BWL 2007.06.V1

BWL 2001.34

BWL 2001.32.V1

BWL 2007.07

BWL 2007.07.V1

BB 00.06.089

BWL 2001.35 V1

BB 00.06.089/B 00.06.091

BWL 2001.35 V1

BB 00.02.083

BWL 2008.13.V1

BB 00.06.089/C 00.06.092

BWL 2001.35 V1

BWL 2001.35

BWL 2001.35 V1

1.4 Nummering categorie ‘overige huisvestingsystemen’

Bij alle diercategorieën is de categorie ‘overige huisvestingssystemen’ omgenummerd naar een nummer eindigend met 100 (bijvoorbeeld D 1.2.18 is gewijzigd in D 1.2.100). Indien binnen dezelfde diercategorie twee categorieën ‘overige huisvestingssystemen’ voorkomen, dan is de tweede categorie omgenummerd naar een nummer eindigend met 101 (bijvoorbeeld D 1.3.13 en D 1.3.14 zijn gewijzigd in respectievelijk D 1.3.100 en D 1.3.101). Deze omnummering heeft plaatsgevonden op verzoek van de overheidsinstanties die bij de vergunningverlening gebruik maken van de Rav, met name de gemeenten. In veel digitale systemen wordt namelijk de Rav-nummering gehanteerd. Bij elke wijziging van de Rav waarbij nieuwe huisvestingssystemen worden tussengevoegd en daardoor ook de Rav-nummering van de bijbehorende categorie ‘overige huisvestingssystemen’ wordt omgenummerd (opgehoogd), moet ook steeds weer het Rav-nummer voor deze restcategorie in het digitale systeem worden aangepast. Ook leidt de tot nu gehanteerde nummering in de praktijk nogal eens tot verwarring over welk huisvestingssysteem in een concreet geval vergund is, doordat het eerdere Rav-nummer voor de categorie ‘overige huisvestingssystemen’ op een later moment is gebruikt voor een nieuw huisvestingssysteem. Door de nieuwe wijze van nummering worden deze problemen voor de uitvoeringspraktijk opgelost.

Hierna is de relatie tussen de oude en de nieuwe nummers van de categorieën ‘overige huisvestingssystemen’ in tabelvorm weergegeven:

Oude nummer

Nieuwe nummer

A 1.6

A 1.100

A 1.6.1

A 1.100.1

A 1.6.2

A 1.100.2

A 4.3

A 4.100

D 1.1.16

D 1.1.100

D 1.1.16.1

D 1.1.100.1

D 1.1.16.2

D 1.1.100.2

D 1.2.18

D 1.2.100

D 1.3.13

D 1.3.100

D 1.3.14

D 1.3.101

D 2.5

D 2.100

D 3.4

D 3.100

D 3.4.1

D 3.100.1

D 3.4.2

D 3.100.2

E 1.11

E 1.100

E 1.12

E 1.101

E 2.14

E 2.100

E 2.15

E 2.101

n.v.t.

E 3.100

E 4.9

E 4.100

E 5.9

E 5.100

E 6.9

E 6.100

F 4.5

F 4.100

I 1.2

I 1.100

I 2.2

I 2.100

1.5 Dubbele reductie bij luchtwassers

De emissiefactor die in de Rav bij luchtwassers staat vermeld, gaat uit van toepassing van een luchtwasser bij een traditioneel (niet emissiearm) huisvestingssysteem. Luchtwassers kunnen echter ook bij emissiearme huisvestingssystemen worden toegepast en leiden dan tot een (aanzienlijk) hogere emissiereductie. In de Rav was tot nu toe niet voorzien in deze mogelijkheid. In de onderhavige wijziging wordt daarin voorzien door bij de betreffende luchtwassers te verwijzen naar een nieuwe eindnoot 3 (die in de plaats komt van de vervallen eindnoot 3, zie daarvoor paragraaf 2.2). In de eindnoot is tevens aangegeven op welke wijze de emissiefactor van de combinatie luchtwassser met een emissiearm huisvestingssysteem moet worden berekend. In de meeste gevallen kan deze worden berekend met de formule efc = 0,01 × (100 – rpl) × efa, waarbij efc en efa de emissiefactoren van de combinatie respectievelijk van het emissiearme systeem is en rpl het reductiepercentage van de luchtwasser weergeeft. Een rekenvoorbeeld:

Luchtwassysteem D 1.3.11 (chemische luchtwasser met 95% reductie) wordt toegepast in combinatie met het groepshuisvestingssysteem met voerligboxen of zeugenvoerstations D 1.3.9.2 (ef = 2,5).

De emissiefactor van deze combinatie is dan: 0,01 × (100 – 95) × 2,5 = 0,125.

De mogelijkheid van ‘dubbele reductie’ is echter niet ongelimiteerd. Als de resterende hoeveelheid ammoniak in de te wassen lucht relatief klein is, dus wanneer de luchtwasser met een zeer emissiearm huisvestingssysteem wordt gecombineerd, zal de luchtwasser in de praktijk minder optimaal presteren. Als grens waarbij een optimale reductie nog mogelijk is, wordt uitgegaan van een restemissie van tenminste 30%. Voor de toepassing van ‘dubbele reductie’ wordt daarom de volgende begrenzing toegepast. Wanneer het emissiearme huisvestingssysteem waarbij de luchtwasser wordt toegepast meer dan 70% reduceert (efa < 0,3efo, waarbij efo de emissiefactor van overige huisvestingssystemen van de betreffende diercategorie is), dan geldt voor de berekening van de emissiefactor van de combinatie: efc = 0,01 × (100 – rpl) × 0,3efo. Een rekenvoorbeeld:

Luchtwassysteem E 5.4 (chemische luchtwasser met 90% reductie voor vleeskuikens) wordt toegepast in combinatie met een etagesysteem met mestband en strooiseldroging E 5.8 (ef = 0,020). De emissiefactor van de categorie ‘overige huisvestingssystemen’ (E 5.100) is 0,080. De emissiefactor van het etagesysteem E 5.8 is hier dus hoger dan 0,3 × 0,080 (efo) = 0, 024.

De emissiefactor van deze combinatie is dan: 0,01 × (100 – 90) × 0,024 = 0,0024.

Bij het bepalen of de restemissie (efa < 0,3efo), moet bij de diercategorieën biggenopfok (D.1.1) en vleesvarkens (D.1.3) de emissiefactor van het emissiearme systeem vergeleken worden met de emissiefactor van de categorie overige huisvestingssystemen bij hetzelfde hokoppervlak.

Uit de systematiek van de bijlage vloeit voort dat ‘dubbele reductie’ alleen mogelijk is bij een combinatie van systemen binnen dezelfde diercategorie. Verder wordt voor de volledigheid nog opgemerkt dat bij ‘dubbele reductie’ combinaties van meerdere luchtwassystemen niet zijn toegestaan evenals combinaties met huisvestingssystemen waar een luchtwasser reeds onderdeel van uitmaakt zoals bij de systemen E 1.5.3 en E 1.5.4.

1.6 Uitloop bij diercategorie legkippen

In de praktijk van de vergunningverlening komt het regelmatig voor dat vergunning wordt gevraagd voor een huisvestingssysteem met een vrije of overdekte uitloop, terwijl in de systeembeschrijving niets over een uitloop staat vermeld of soms expliciet staat vermeld dat de emissiefactor alleen voor het huisvestingssysteem zonder uitloop geldt. Een huisvestingssysteem met een uitloop werd daarom soms door het bevoegd gezag aangemerkt als ‘overig huisvestingssysteem’ met bijbehorende hoge emissiefactor, wat gezien de feitelijke emissie van een uitloop ongewenst lijkt.

Uit onderzoek (Ammoniakemissie en mineralenbelasting op de uitloop van leghennen, A&F, 2005) is namelijk gebleken dat een vrije uitloop slechts een extra ammoniakemissie geeft van circa 5% ten opzichte van de emissie vanuit het huisvestingssysteem zelf. Deze geringe bijdrage wordt verwaarloosbaar geacht in relatie tot de (on)nauwkeurigheid van de emissiefactor van het huisvestingssysteem zonder vrije uitloop.

Bij overdekte uitlopen ligt de zaak wat gecompliceerder. Bij dergelijke uitlopen kan onderscheid worden gemaakt tussen overdekte uitlopen die feitelijk integraal onderdeel uitmaken van het huisvestingssysteem, omdat ze bestemd zijn om dieren permanent te huisvesten zoals een zogenaamde ‘Wintergarten’, en overdekte uitlopen die dezelfde functie hebben als een vrije uitloop. De eerstgenoemde categorie overdekte uitlopen worden veelal toegepast om meer legkippen te kunnen houden en moeten in dat geval worden beschouwd als uitbreiding van het huisvestingssysteem. Voor de laatstgenoemde categorie overdekte uitlopen geldt dat de extra emissie evenals bij vrije uitlopen verwaarloosbaar wordt geacht.

Of sprake is van een overdekte uitloop, bestemd om te worden gebruikt als permanente huisvesting, zou in beginsel kunnen worden afgeleid door aan de hand van het Legkippenbesluit 2003 (artikel 4, eerste lid, onder c, juncto het vierde lid) het verplichte minimum strooiseloppervlak per dierplaats te berekenen. Het is echter niet de bedoeling dat het bevoegd gezag bij de verlening van de milieuvergunning dit dierenwelzijnsbesluit gaat hanteren. Uit de aanvraag en de bijbehorende gegevens dient duidelijk te zijn of sprake is van een overdekte uitloop bestemd om te worden gebruikt als permanente huisvesting of bedoeld als vrije uitloop voor legkippen.

De uitkomst van voornoemd onderzoek – slechts een geringe toename van de ammoniakemissie bij toepassing van een vrije uitloop – is bovendien in lijn met de jurisprudentie over vrije uitlopen in relatie tot de beoordeling van stankhinder. In de uitspraken van 27 augustus 2003, nr. 200205738/1 (Westerveld) en van 24 september 2003, nr. 200302055/1 (Veere) oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het stellen van voorschriften voldoende is om stankhinder vanuit de uitloop te voorkomen. Dit omdat de kippen maar een beperkte tijd en met weinig tegelijk naar buiten gaan, meestal in de buurt van de stal blijven en daar ook mesten. Aangenomen mag worden dat op deze wijze ook de emissie van ammoniak kan worden beperkt, waardoor de totale extra emissie bij toevoeging van een vrije uitloop aan een (bestaand of nieuw) huisvestingssysteem verwaarloosbaar is.

Op basis van voornoemd onderzoek en bovenvermelde jurisprudentie is besloten om in de Rav zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen hoe de emissie vanuit een uitloop bij de diercategorie legkippen moet worden beoordeeld. Daartoe is bij alle categorieën volière- en grondhuisvesting bij legkippen (E 2.7, E 2.8, E 2.9, E 2.10, E 2.11, E 2.12 en E 2.13) een nieuwe eindnoot 11 opgenomen, waarin wordt aangegeven dat de emissiefactor die bij het betreffende huisvestingssysteem staat vermeld, ook geldt ook bij aanwezigheid van een vrije, niet overdekte uitloop evenals bij de aanwezigheid van een overdekte uitloop, voor zover deze niet voor permanente huisvesting wordt gebruikt. Deze bepaling geldt onafhankelijk van hetgeen in de systeembeschrijving (leaflet) is vermeld over een (vrije) uitloop.

2. Toelichting per artikel en bijlage

2.1 Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 2)

De wijziging van artikel 2 (vervanging ‘bijlage 1’ door ‘bijlage’) vloeit direct voort uit het vervallen van bijlage 2. Zie verder de algemene toelichting in paragraaf 1.

Artikel I, onderdeel B (vervallen artikel 5)

Het vervallen van artikel 5 vloeit direct voort uit het vervallen van bijlage 2. Zie verder de algemene toelichting in paragraaf 1.

Artikel I, onderdeel C (vervanging bijlage 1)

Onderdeel C van artikel I regelt de vervanging van bijlage 1.

Artikel I, onderdeel D (vervallen bijlage 2)

Zie hiervoor de algemene toelichting in paragraaf 1

Artikel II (inwerkingtreding)

De gegevens uit de Rav worden gebruikt bij de verlening van milieuvergunningen aan veehouderijen. Een actuele regeling, met recente gegevens, is voor de praktijk van groot belang. Dit geldt niet alleen voor producenten en verkopers van nieuwe huisvestingssystemen (commercieel belang) of voor de veehouders die deze systemen willen toepassen, maar in veel gevallen ook voor het milieu. Veelal betreft het namelijk innovatieve technieken die de emissie van ammoniak, maar vaak ook de emissie van geur en fijn stof, verder reduceren dan de bestaande technieken. Door het opnemen van deze nieuwe innovatieve technieken in de Rav (en in de Regeling geurhinder en veehouderij) kunnen deze worden vergund en daardoor ook daadwerkelijk in de praktijk worden toegepast. Om die reden is afgezien van inwerkingtreding op één van de ‘vaste verandermomenten’ en van het stellen van een termijn van ten minste drie maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Als gevolg daarvan is de gewijzigde Rav vanaf de datum van inwerkingtreding van onderhavige regeling van toepassing op vergunningaanvragen die op of na die datum worden ingediend. Evenals bij vorige wijzigingen van de Rav is ook nu afgezien van het opnemen van bijzonder overgangsrecht, dit vanwege het uitgangspunt dat bij een beslissing op een aanvraag om een milieuvergunning de meest recente milieutechnische inzichten moeten worden toegepast. Gezien de huidige jurisprudentie, betekent het afzien van overgangsrecht, dat de gewijzigde Rav ook moet worden toegepast op vóór die datum ingediende aanvragen, waarop het bevoegd gezag op de datum van inwerkingtreding nog een beslissing moet nemen.

2.2 Toelichting op de bijlage

Hierna wordt per hoofdcategorie aangegeven welke huisvestingssystemen aan de bijlage zijn toegevoegd, dan wel welke andere aanvullingen en verbeteringen in de bijlage zijn aangebracht.

Hoofdcategorie A: Rundvee

Bij de diercategorie vleeskalveren tot 8 maanden (A 4), is de emissiefactor van het huisvestingssysteem A 4.1 (mechanisch geventileerde stal met een chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie) gecorrigeerd in 0,25 kg NH3 per dierplaats per jaar. Daardoor wordt de vaststelling van deze emissiefactor (qua afronding) in overeenstemming gebracht met de vaststelling van de emissiefactor van huisvestingssysteem A 4.2.

Hoofdcategorie D: Varkens

Bij alle diercategorieën (D 1.1 biggenopfok, D1.2 kraamzeugen e.a. D 1.3 guste en dragende zeugen, D 2 dekberen en D 3 vleesvarkens e.a) is onder de subcategorieën D 1.1.9, D 1.2.10, D 1.3.6, D 2.1 en D 3.2.8 een nieuw huisvestingssysteem ‘biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie’ toegevoegd met systeemnummer BWL 2008.12. De emissiefactoren zijn voor de verschillende diercategorieën (bij de diercategorieën biggenopfok en vleesvarkens afhankelijk van het hokoppervlak) vastgesteld op 0,18/0,23 (D 1.1.9.1/D 1.1.9.2), 2,5 (D 1.2.10), 1,3 (D 1.3.6), 1,7 (D 2.1) en 0,8/1,1 (D 3.2.8.1/D 3.2.8.2) kg NH3 per dierplaats per jaar.

Bij alle diercategorieën (D 1.1 biggenopfok, D1.2 kraamzeugen e.a. D 1.3 guste en dragende zeugen, D 2 dekberen en D 3 vleesvarkens e.a) is onder de subcategorieën D 1.1.10, D 1.2.11, D 1.3.7, D 2.2 en D 3.2.9 een nieuw huisvestingssysteem ‘chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie’ toegevoegd met systeemnummer BWL 2009.01. De emissiefactoren zijn voor de verschillende diercategorieën (bij de diercategorieën biggenopfok en vleesvarkens afhankelijk van het hokoppervlak) vastgesteld op 0,18/0,23 (D 1.1.10.1/D 1.1.10.2), 2,5 (D 1.2.11), 1,3 (D 1.3.7), 1,7 (D 2.2) en 0,8/1,1 (D 3.2.9.1/D 3.2.9.2) kg NH3 per dierplaats per jaar.

Met betrekking tot de diercategorie D 1.1 (gespeende biggen) is de bestaande eindnoot 3 vervallen. Op basis van deze mocht er tot maximaal 36 plaatsen voor gespeende biggen per 10 fokzeugenplaatsen met de emissiefactor voor gespeende biggen worden gerekend. Waren er meer biggenplaatsen aanwezig, dan moest voor het aantal boven de 36 met de emissiefactor voor vleesvarkens worden gerekend. In de praktijk komt het echter regelmatig voor dat gespeende biggen op een aparte locatie zonder de bijbehorende fokzeugen worden gehouden. De regeling in de eindnoot sluit dus niet meer aan bij de praktijk in de varkenshouderij en is daarom komen te vervallen. In de jurisprudentie was deze praktijk al eerder aanvaard (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 21 mei 1999, nr. F03.99.0164, Haaren), zodat deze wijziging feitelijk geen gevolgen voor de uitvoeringspraktijk heeft.

Bij de diercategorie vleesvarkens (D 3) zijn de oppervlaktematen van de subcategorieën D 3.2.15.3.1 (D 3.2.15.3.1 en D 3.2.15.3.2) en D 3.2.15.4 (D 3.2.15.4.1 en D 3.2.15.4.2) gecorrigeerd van 0,35  m2 naar 0,8 m2 . Bij de vorige wijziging van de Rav waren abusievelijk de oppervlaktematen vermeld die horen bij de diercategorie biggenopfok (D 1.1)

Bij de diercategorie vleesvarkens (D 3) is onder de subcategorie D 3.2 een nieuw huisvestingssysteem ‘Gescheiden afvoer van mest en urine door middel van een V-vormige mestband in het mestkanaal met metalen driekant roosters op het mestkanaal’ toegevoegd (D.3.2.16) met een onderverdeling naar hokoppervlak. D 3.2.16.1 voor een hokoppervlak maximaal 0,8 m2 met systeemnummer BWL 2008.10 en D 3.2.16.2 voor een hokoppervlak groter dan 0,8 m2 met systeemnummer BWL 2008.11. De emissiefactoren zijn vastgesteld op respectievelijk 0,9 (D 3.2.16.1) en 1,2 (D 3.2.16.2) kg NH3 per dierplaats per jaar.

Hoofdcategorie E: Kippen

Bij de diercategorieën E 2 (legkippen en (groot-) ouderdieren van legrassen) is een nieuw huisvestingssysteem ‘koloniehuisvesting met mestbandbeluchting (0,7 m3 per dier per uur)’ (E 2.5.6) toegevoegd met systeemnummer BWL 2009.10. De emissiefactor is vastgesteld op 0,030 kg NH3 per dierplaats per jaar.

Diercategorie E 3 ((groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken) is thans onderverdeeld in een twee subcategorieën, namelijk E 3.1 ‘chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie met systeemnummers BWL 2001.35.V1 en BWL 2007.08 waaraan een emissiefactor van 0,025 kg NH3 per dierplaats per jaar is toegekend en E 3.100 ‘overige huisvestingssystemen’ met een emissiefactor van 0,250 kg NH3 per dierplaats per jaar. Het voornoemde luchtwassysteem was bij de vorige wijziging van de Rav ten onrechte niet bij deze diercategorie opgenomen.

Bij de diercategorie vleeskuikens (E 5) is een nieuwe subcategorie ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens met aparte vervolghuisvesting’ (E 5.9) toegevoegd, waarbij de voormalige subcategorie E 5.9 is omgenummerd naar E 5.100 (zie paragraaf 1.4 van de algemene toelichting).

De subcategorie bestaat voorlopig uit één subsubcategorie ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens in etages met vervolghuisvesting’ (E 5.9.1). Binnen deze subsubcategorie is een onderverdeling gemaakt naar het aantal dagen dat de vleeskuikens in het uitbroed/opfok gedeelte zitten, namelijk ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting’ (E 5.9.1.1) en ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting’ (E 5.9.1.2). In het eerste geval bedraagt de bezetting in het uitbroed/opfok gedeelte op het moment van overplaatsing naar het vervolghuisvestingssysteem maximaal 71 dieren per m2 en in het tweede geval maximaal 48 dieren per m2 (zie eindnoten 12 respectievelijk 13). Vervolgens is binnen laatst genoemde omschrijvingen gedifferentieerd naar vervolghuisvesting. Hierdoor zijn er in totaal acht nieuwe huisvestingssystemen opgenomen bij de diercategorie vleeskuikens.

Bij de categorie ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting’ (E 5.9.1.1) zijn vier nieuwe huisvestingsystemen toegevoegd, namelijk ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.5 (grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling)’ (E 5.9.1.1.1) met systeemnummer BWL 2009.02, waarvan de emissiefactor is vastgesteld op 0,040 kg NH3 per dierplaats per jaar, ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.6 (vleeskuikenstal met mixluchtventilatie)’ (E 5.9.1.1.2) met systeemnummer BWL 2009.03 waarvan de emissiefactor is vastgesteld op 0,033 kg NH3 per dierplaats per jaar, ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.8 (etagesysteem met mestband en strooiseldroging)’ (E 5.9.1.1.3) met systeemnummer BWL 2009.04 waarvan de emissiefactor is vastgesteld op 0,018 kg NH3 per dierplaats per jaar en ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.100 (overige huisvestingsystemen)’ (E 5.9.1.1.4) met systeemnummer BWL 2009.08 waarvan de emissiefactor is vastgesteld op 0,070 kg NH3 per dierplaats per jaar.

Bij de categorie ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting’ (E 5.9.1.2) worden eveneens vier nieuwe huisvestingsystemen toegevoegd, namelijk ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.5 (grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling)’ (E 5.9.1.2.1) met systeemnummer BWL 2009.05 waarvan een emissiefactor is vastgesteld op 0,038 kg NH3 per dierplaats per jaar, ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.6 (vleeskuikenstal met mixluchtventilatie)’ (E 5.9.1.2.2) met systeemnummer BWL 2009.06 waarvan de emissiefactor is vastgesteld op 0,033 kg NH3 per dierplaats per jaar, ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in etagesysteem met mestband en strooiseldroging)’ (E 5.9.1.2.3) met systeemnummer BWL 2009.07 waarvan de emissiefactor is vastgesteld op 0,015 kg NH3 per dierplaats per jaar en ‘Uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.100 (overige huisvestingsystemen)’ (E 5.9.1.2.4) met systeemnummer BWL 2009.09 waarvan de emissiefactor is vastgesteld op 0,060 kg NH3 per dierplaats per jaar.

De systeembeschrijving van de vleeskuikenstal met mixluchtventilatie E 5.6 is verduidelijkt. De verduidelijking betreft de isolatie van de vloer. In verband daarmee is aan het bestaande systeemnummer een volgnummer toegevoegd (BWL 2005.10.V1).

Bij de luchtwassystemen E 1.9, E 2.10, E 4.6, E 5.4 (chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie), E 1.10, E 2.13, E 4.7, E 5.7, F 4.4 (biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie) is in de omschrijving de inperking tot ‘(volière- en) grondhuisvesting’ respectievelijk ‘niet-batterijhuisvesting’ komen te vervallen. Bij de opname van deze luchtwassystemen in de Rav was dit een relevante beperking, omdat alleen gegevens bekend waren over de werking van deze luchtwassers bij grondhuisvesting. Inmiddels is gebleken dat deze luchtwassers ook voor andere huisvesting dan ‘volière- en grondhuisvesting’ toepasbaar zijn.

Categorie E 6 (‘nageschakelde technieken’), ’kan ook worden toegepast in combinatie met het etagesysteem met mestband en strooiseldroging voor vleeskuikens E 5.8. Bij de toenmalige opname van dit systeem in de Rav is dit abusievelijk over het hoofd gezien. Daarom is deze subcategorie alsnog toegevoegd aan de hoofdomschrijving van categorie E 6 en wordt bij de omschrijving bij E 5.8 thans naar categorie E 6 verwezen. Ook bij de nieuwe gecombineerde huisvestingssystemen voor vleeskuikens E 5.9.1.1.3 en E 5.9.1.2.3, waarbij het uitbroeden van eieren en opfokken gedurende de eerste 2 of 3 weken in een afzonderlijke stal met etages plaatsvindt en de vleeskuikens vervolgens worden afgemest in voornoemd etagesysteem E 5.8, kunnen de nageschakelde technieken genoemd in E 6 worden toegepast. Ook de subcategorieën E 5.9.1.1.3 en E 5.9.1.2.3 zijn daarom toegevoegd aan de hoofdomschrijving van categorie E 6 en bij de omschrijving van deze subcategorieën wordt verwezen naar categorie E 6. Daarbij wordt er overigens van uitgegaan dat bij de ‘voorgeschakelde’ etagestal en de vervolghuisvesting E 5.8 dezelfde nageschakelde techniek wordt toegepast. Voor alle dierplaatsen (de optelsom van de capaciteit van beide stalsystemen) kan dan worden gerekend met dezelfde additionele emissiefactor (de laagste van de factoren die bij de betreffende nageschakelde techniek vermeld staan, zie eindnoot 7).Voor de overige hiervoor genoemde gecombineerde huisvestingssystemen voor vleeskuikens wordt ervan uitgegaan dat de mest – zowel die van het ‘voorgeschakelde’ etagesysteem als van de vervolghuisvesting – direct wordt afgevoerd of, gedurende maximaal twee weken, binnen de inriching wordt opgeslagen in een dichte container.

Hoofdcategorie H: Pelsdieren

De diercategorieën H 2 (zilvervossen) en H 3 (blauwvossen) zijn verwijderd, omdat het fokken van deze dieren inmiddels verboden is. Dit vloeit voort uit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (verbod op het houden van dieren voor hun producten, tenzij deze bij AMvB zijn aangewezen; zie artikel 34 van de wet) in samenhang met het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren, waarin deze diersoorten niet in de bijlage staan vermeld. Van belang in dit verband is bovendien dat er per 1 april 2008 een einde is gekomen aan de tienjarige overgangstermijn voor bestaande fokkerijen voor vossen (of chinchilla’s) (zie artikelen 3 en 4 van het besluit).

Het verbod op het fokken van vossen (en chinchilla’s) werd destijds ingesteld omdat uit onderzoek van Wageningen UR bleek dat het niet mogelijk is vossen (en chinchilla’s) op een welzijnsvriendelijke manier in gevangenschap te houden.

Gedetailleerde beschrijvingen met schematische tekeningen van de in de bijlage opgenomen huisvestingssystemen en de technische informatiedocumenten kunnen worden geraadpleegd op de website www.infomil.nl of worden opgevraagd bij InfoMil te Den Haag, tel. 070-373 55 75, e-mail: info@infomil.nl.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.


XNoot
1

Stcrt. 2002, 82; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 14 mei 2007 (Stcrt. 2007, 92).

Naar boven