Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 april 2009, nr. DK/B&B/110520, houdende vaststelling van de vergoedingen van de voorzitter en overige leden van de Raad voor cultuur (Vergoedingenregeling Raad voor cultuur)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Mede gelet op artikel 4 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

De voorzitter van de Raad voor cultuur ontvangt een vaste vergoeding. De salarisschaal van de voorzitter wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor wordt vastgesteld op 0,66.

Artikel 2

De overige leden van de Raad voor cultuur ontvangen een vaste vergoeding. De salarisschaal van de leden wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor wordt vastgesteld op 0,14.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling Raad voor cultuur.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

Naar boven