Regeling van 7 januari 2009, nr. DSV/2897940, houdende regels ter voorkoming of beperking van samenloop van kinderbijslag en kindgebonden budget met daarmee overeenkomende buitenlandse tegemoetkomingen of tegemoetkomingen van een volkenrechtelijke organisatie en aanvulling na toepassing prioriteitsregels Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 (Regeling samenloop met buitenlandse tegemoetkomingen 2008)

De Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Financiën,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 20 van de Algemene Kinderbijslagwet en artikel 2a van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

kinderbijslag:

de kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet;

kindgebonden budget:

het kindgebonden budget op grond van de Wet op het kindgebonden budget;

kinderopvangtoeslag:

de kinderopvangtoeslag op grond van de Wet kinderopvang;

tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen:

de tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000;

Verordening (EEG) nr. 1408/71:

Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149);

Verordening (EEG) nr. 574/72:

Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEGL 74);

gezinsbijslag:

gezinsbijslag als bedoeld in artikel 1, onderdeel u, onder i, van Verordening (EEG) nr. 1408/71.

Artikel 2. Samenloop met buitenlandse tegemoetkoming

  • 1. Indien ten aanzien van hetzelfde kind over eenzelfde tijdvak in Nederland recht bestaat op kinderbijslag of kindgebonden budget en tevens recht bestaat op een of meer daarmee naar aard en strekking overeenkomende tegemoetkomingen bestaande in een andere Staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland, worden de kinderbijslag onderscheidenlijk het kindgebonden budget slechts uitbetaald voor zover deze de tegemoetkoming of tegemoetkomingen op grond van de rechtens geldende regeling in het andere land overtreffen.

  • 2. Indien met toepassing van het eerste lid een bedrag wordt uitbetaald, wordt deze uitbetaling achtereenvolgens toegerekend aan de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

Artikel 3. Samenloop met uitkering van volkenrechtelijke organisatie

  • 1. Indien ten aanzien van hetzelfde kind over eenzelfde tijdvak in Nederland recht bestaat op kinderbijslag of kindgebonden budget en tevens recht bestaat op een of meer daarmee naar aard en strekking overeenkomende tegemoetkomingen op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel d, of 14, tweede lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 worden de kinderbijslag onderscheidenlijk het kindgebonden budget slechts uitbetaald voor zover deze de tegemoetkoming of tegemoetkomingen op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie overtreffen.

  • 2. Indien met toepassing van het eerste lid een bedrag wordt uitbetaald, wordt deze uitbetaling achtereenvolgens toegerekend aan de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

Artikel 4. Aanvulling na toepassing prioriteitsregels Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 bij cumulatie gezinsbijslagen

Indien met toepassing van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 gezinsbijslagen in Nederland worden uitbetaald voor zover deze een gezinsbijslag of , bij meerdere gezinsbijslagen, het totale bedrag aan gezinsbijslagen op grond van een rechtens geldende regeling bestaande in een andere lidstaat overtreffen, vindt achtereenvolgens uitbetaling plaats van de kinderbijslag, de tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag, tot ten hoogste het bedrag dat zou zijn uitbetaald indien het recht op grond van die verordeningen niet zou zijn geschorst.

Artikel 5. Overgangsbepaling

Deze regeling is van overeenkomstige toepassing op de kindertoeslag, bedoeld in artikel 6a van de Wet op het kindgebonden budget

Artikel 6. Intrekking ministeriële regeling

De Regeling samenloop kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet met buitenlandse kinderbijslag of kinderbijslag op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie wordt ingetrokken

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel 4 terugwerkt tot en met 1 januari 2008.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling samenloop met buitenlandse tegemoetkomingen 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling stelt regels indien er sprake is van samenloop van kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en/of het kindgebonden budget op grond van de Wet op het kindgebonden budget met daarmee overeenkomende buitenlandse tegemoetkomingen of tegemoetkomingen van een volkenrechtelijke organisatie.

Daarnaast stelt dit besluit regels voor de nationale berekeningsmethode wanneer toepassing van de prioriteitsregels uit Verordeningen (EEG) nrs. 1408/711 en 574/722 leidt tot de vaststelling dat Nederland verplicht is om een aanvulling te betalen op de door een lidstaat van de Europese Unie, een land aangesloten bij de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, betaalde gezinsbijslag. Onder gezinsbijslagen worden op grond van de verordening niet alleen verstaan de reeds genoemde kinderbijslag en kindgebonden budget, maar ook de tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) en de kinderopvangtoeslag.

Dit besluit dient mede ter vervanging van de op grond van artikel 20 van de AKW getroffen ministeriële regeling van 28 januari 1998, Stcrt. 223. Het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag vallen niet onder het bereik van artikel 20 van de AKW, maar onder het regime van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Om ook regels te kunnen stellen voor situaties van samenloop met het kindgebonden budget, en met de tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) en kinderopvangtoeslag voor zover de prioriteitsregels van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 van toepassing zijn, treedt voorafgaand aan de inwerkingtreding van de onderhavige regeling artikel 2a van het op artikel 46 van de Awir gebaseerde Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Uitvoeringsbesluit Awir) in werking. Artikel 2a van het Uitvoeringsbesluit Awir bevat de mogelijkheid om regels te stellen ten aanzien van samenloop van tegemoetkomingen op grond van de Awir met soortgelijke buitenlandse tegemoetkomingen.

In de volgende paragrafen worden de samenloopsituaties (met buitenlandse tegemoetkomingen die vallen buiten het bereik van de Verordeningen (EEG) nrs. 1408/71 en 574/72 en tegemoetkomingen van volkenrechtelijke organisaties) en de berekening van de aanvulling na toepassing van de Verordeningen (EEG) nrs. 1408/71 en 574/72 verder uitgewerkt.

2. Samenloop met buitenlandse tegemoetkoming(en) en tegemoetkoming(en) van een volkenrechtelijke organisatie

De onderhavige regeling bevat voorschriften ingeval van samenloop van de Nederlandse kinderbijslag en/of kindgebonden budget met buitenlandse tegemoetkoming(en) of tegemoetkoming(en) van een volkenrechtelijke organisatie die naar aard en strekking overeenkomen met die Nederlandse tegemoetkomingen, waarbij Verordening (EEG) nr. 1408/71 niet van toepassing is. In deze gevallen worden de hiervoor genoemde Nederlandse tegemoetkomingen slechts uitbetaald voor zover deze de tegemoetkoming(en) van het andere land of de regeling van de volkenrechtelijke organisatie overtreffen.

In dit kader spelen de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) geen rol. Anders dan in de Verordening (EEG) nr. 1408/71, waarin zulks uitdrukkelijk is geregeld, kunnen deze toeslagen in situaties waarin de verordening niet geldt niet zonder meer op één lijn worden gesteld met buitenlandse kinderbijslag. Wel is het denkbaar dat er in de toekomst specifieke regels worden gesteld ter voorkoming van samenloop van kinderopvangtoeslag met een soortgelijke toeslag uit een niet-EU-land of van een volkenrechtelijke organisatie.

Wanneer er sprake is van samenloop met een tegemoetkoming van een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft en dat voorschriften bevat met betrekking tot anticumulatie van gezinsuitkeringen of kinderbijslag, dan dient – ten aanzien van de tegemoetkomingen die onder de materiële werkingssfeer van dat verdrag vallen – de desbetreffende bepaling uit het verdrag te worden toegepast.

3. Berekening van de aanvulling na toepassing van de prioriteitsregels van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72

Verordening (EEG) nr. 1408/71 bevat voorrangsregels voor situaties waarin voor hetzelfde kind over hetzelfde tijdvak recht op gezinsbijslagen in twee lidstaten bestaat.4 Dergelijke situaties kunnen zich voordoen indien één persoon gelijktijdig recht heeft op gezinsbijslagen in enerzijds het woonland – bijvoorbeeld op grond van ingezetenschap – en anderzijds in het werkland, of indien meerdere personen voor hetzelfde kind gelijktijdig recht hebben op gezinsbijslagen. Verordening 1408/71 wijst in deze situaties de wetgeving aan van de lidstaat die bij voorrang de gezinsbijslagen moet betalen. De gezinsbijslagen in de andere lidstaat worden geschorst tot de hoogte van de gezinsbijslagen in de bij voorrang bevoegde lidstaat. Het bedrag dat eventueel resteert, wordt uitbetaald (de zogenaamde aanvulling). Verordening (EEG) nr. 1408/71 en de toepassingsverordening nr. 574/72 bevatten voorschriften inzake schorsing van de gezinsbijslag in geval van samenloop van rechten op gezins- of kinderbijslag voor werknemers en zelfstandigen.

Als gezinsbijslag in de zin van Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden aangemerkt de kinderbijslag, de TOG, de kindertoeslag of het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag.

Indien toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 of Verordening (EEG) nr. 574/72 leidt tot aanvulling van Nederlandse gezinsbijslagen op gezinsbijslagen van een andere lidstaat, dan zullen de Nederlandse gezinsbijslagen slechts gedeeltelijk tot uitbetaling komen. Als de gerechtigde daarbij aanspraak heeft op meer dan één van de bovenstaande prestaties moet worden vastgesteld welke van die prestaties hiervoor als eerste in aanmerking komt. Bovengenoemde verordeningen bieden hiervoor geen oplossing. In deze regeling wordt gekozen voor een oplossing waarbij eerst het Algemeen Kinderbijslagfonds wordt aangesproken, aangezien in de meeste gevallen recht op kinderbijslag bestaat. Het recht op de overige prestaties is afhankelijk van aanvullende voorwaarden en komt daarom minder veelvuldig voor. Indien de aanvulling meer bedraagt dan het bedrag van de kinderbijslag waarop aanspraak bestaat, dan vindt het resterende deel van de aanvulling plaats op grond van de TOG, uiteraard voor zover daar recht op bestaat. Resteert vervolgens nog een aan te vullen bedrag, dan vindt de aanvulling plaats op grond van de inkomensafhankelijke regelingen, voor zover daar recht op bestaat. Daarbij wordt eerst het recht op kindgebonden budget aangesproken en vervolgens - zo nodig - het recht op kinderopvangtoeslag.

Het kan voorkomen dat er meer dan één gerechtigde is tot de genoemde prestaties: de persoon die voor een kind recht heeft op kinderbijslag kan een ander zijn dan degene die voor hetzelfde kind recht heeft op TOG of kinderopvangtoeslag. Ook in deze situaties vindt aanvulling plaats in de volgorde kinderbijslag, TOG, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Voor het jaar 2008 bestaat op grond van artikel 6a van de Wet op het kindgebonden budget één aanspraak op kindgebonden budget in de vorm van een kindertoeslag voor een ouder ongeacht het aantal kinderen. Doordat in de begripsbepaling, artikel 1, wordt bepaald dat onder kindgebonden budget het kindgebonden budget in de zin van de Wet op het kindgebonden budget wordt verstaan omvat dit ook het kindgebonden budget in de vorm van een kindertoeslag zoals dat gold voor het berekeningsjaar 2008 . Daar waar in de regeling dus wordt gesproken over kindgebonden budget wordt dus mede bedoeld het kindgebonden budget in de vorm van een kindertoeslag voor het jaar 2008. In artikel 5 (overgangsbepaling) is vervolgens geregeld dat deze regeling van overeenkomstige toepassing is indien het kindgebonden budget is uitbetaald in de vorm van een kindertoeslag. Dit betekent, dat in dat geval bij samenloop met de kindertoeslag dezelfde regels gelden als bij samenloop met het kindgebonden budget.

Verder wordt in dit artikel verwezen naar de Europese verordeningen inzake coördinatie van socialezekerheidsregelingen.

Artikel 2

Artikel 2, eerste lid, bevat een regeling voor de samenloop van kinderbijslagen/of kindgebonden budget met buitenlandse tegemoetkomingen die met die Nederlandse tegemoetkomingen naar aard en strekking overeenkomen. De samenloop is beperkt tot de kinderbijslag en het kindgebonden budget aangezien het in die beide gevallen gaat om een algemene tegemoetkoming in kindgerelateerde kosten. Omdat de kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming voor specifieke kosten is, blijft deze buiten beschouwing bij de toepassing van artikel 2 en artikel 3.

In het kader van artikel 2 gaat het om uitkeringen op grond van rechtens geldende regeling uit een ander land dan Nederland, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. Indien ten aanzien van hetzelfde kind over eenzelfde tijdvak recht bestaat op kinderbijslag en/of kindgebonden budget en een of meer tegemoetkomingen op grond van een rechtens geldende regeling bestaande in een ander land, worden de Nederlandse tegemoetkomingen slechts uitbetaald voor zover deze de tegemoetkoming(en) op grond van de rechtens geldende regeling in het andere land overtreffen.

Wanneer er sprake is van samenloop met een tegemoetkoming van een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft en dat voorschriften bevat met betrekking tot anticumulatie van gezinsuitkeringen of kinderbijslag, dan dient, ten aanzien van de tegemoetkomingen die onder de materiële werkingssfeer van het verdrag vallen, de betreffende bepaling uit het verdrag te worden toegepast.

Vervolgens regelt het tweede lid dat indien een bedrag wordt uitbetaald, deze uitbetaling achtereenvolgens wordt toegerekend aan de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

Artikel 3

Artikel 3, eerste lid, bevat een regeling voor de samenloop van kinderbijslag en/of kindgebonden budget met tegemoetkomingen van een volkenrechtelijke organisatie die met die Nederlandse tegemoetkomingen naar aard en strekking overeenkomen.

Indien ten aanzien van hetzelfde kind over eenzelfde tijdvak recht bestaat op kinderbijslag, en/of kindgebonden budget en op een of meer uitkeringen op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel d, of 14, tweede lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, worden de Nederlandse tegemoetkomingen slechts uitbetaald voor zover deze de tegemoetkoming(en) op grond van de rechtens geldende regeling in het andere land overtreffen. Het gaat hierbij in ieder geval om de volkenrechtelijke organisaties die genoemd worden in de Regeling aanwijzing volkenrechtelijke organisaties in Nederland.

Vervolgens regelt het tweede lid dat indien een bedrag wordt uitbetaald, deze uitbetaling achtereenvolgens wordt toegerekend aan de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

Artikel 4

Artikel 4 bevat voorschriften voor de situatie waarin Nederland een aanvulling dient te betalen als gevolg van de toepassing van de prioriteitsregels van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en/of Verordening (EEG) nr. 574/72 bij cumulatie van gezinsbijslagen. Door de rechtstreekse werking van deze Verordeningen is het niet nodig om de bedoelde samenloopsituaties wettelijk te regelen. Niettemin is het van belang om vast te leggen hoe de samenloopregels in de Nederlandse situatie dienen te worden toegepast. Als de gerechtigde aanspraak heeft op meer dan één Nederlandse gezinsbijslag (bijvoorbeeld kinderbijslag en kindgebonden budget), moet worden vastgesteld welke van deze prestaties hiervoor als eerste in aanmerking komt. Artikel 4 van de onderhavige regeling bevat regels voor deze situatie. Bepaald is dat indien door toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 of Verordening (EEG) nr. 574/72 een bedrag moet worden uitbetaald, deze uitbetaling achtereenvolgens wordt toegerekend aan de kinderbijslag, de TOG, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag tot ten hoogste het bedrag waar recht op zou hebben bestaan indien het Nederlandse recht op grond van Verordening (EEG) nr. 1408/71 of Verordening (EEG) nr. 574/72 niet zou zijn geschorst. Door de toepassing van de Verordeningen wordt immers, in geval de gezinstoeslagen uit een ander land prioriteit hebben, de uitbetaling van de Nederlandse bijslagen en toeslagen geschorst. Bekeken dient dus te worden op welk bedrag in Nederland recht zou bestaan, indien geen aanspraken uit een ander EU-land zouden bestaan. Dit bepaalt de bovengrens van de aanvullende betalingen.

Artikel 5

Voor dit artikel wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1.

Artikel 7

Aan artikel 4 van deze regeling wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2008. Dit komt overeen met de terugwerkende kracht met betrekking tot artikel 2a, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Awir, dat op dezelfde situaties betrekking heeft als voormeld artikel 4. Vanwege de invoering van het kindgebonden budget met ingang van 1 januari 2008 bestaat met ingang van die datum, omwille van de kenbaarheid, behoefte aan een ministeriële regeling met uitvoeringsregels waarin de bestaande uitvoeringspraktijk ten aanzien van anticumulatie met buitenlandse tegemoetkomingen voor kinderen is vastgelegd, waarbij met ingang van 1 januari 2008 dus ook het kindgebonden budget moet worden betrokken.

De terugwerkende kracht heeft voor betrokkenen geen nadelige gevolgen. In artikel 4 worden immers regels gesteld, die op 1 januari 2008 ook al door de rechtstreekse werking van de verordeningen gelden.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.


XNoot
1

Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149).

XNoot
2

Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEGL 74).

XNoot
3

Regeling samenloop kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet met buitenlandse kinderbijslag of kinderbijslag op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie.

XNoot
4

Volledigheidshalve wordt vermeld dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 op termijn zal worden vervangen door Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (Pb EU L 166).

Naar boven