Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 31 maart 2009, nummer 2009/9, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

Paragraaf B5/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2 Samenhang beslissing aanvraag TWV en verblijfsvergunning

Voor verblijf in Nederland verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst dient de werkgever van de vreemdeling te beschikken over een TWV en de vreemdeling over een verblijfsvergunning. De beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd enerzijds en de beslissing op de aanvraag om een TWV anderzijds beïnvloeden elkaar. De hoofdregel is dat met de beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd gewacht wordt totdat op de aanvraag om een TWV is beslist. Wordt de TWV verleend dan zal als regel ook de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend, mits ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan. Hierbij kunnen zich de volgende situaties voordoen:

  • Een weigeringsgrond of het niet voldoen aan een voorwaarde leidt tot afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd vormt ingevolge artikel 8, eerste lid onder c, Wav een dwingende weigeringsgrond voor een TWV. Door zo mogelijk direct op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te beslissen kan de ongewenste situatie worden voorkomen dat aan een vreemdeling die inmiddels op grond van een aan de werkgever op diens aanvraag verleende TWV arbeid in loondienst is gaan verrichten, nadien het verblijf moet worden ontzegd. Het gaat daarbij om aanvragen die worden afgewezen op grond van weigeringsgronden van artikel 16 Vw, zoals gevaar voor de openbare orde (zie artikelen 3.77 en 3.78 Vb) en onvoldoende middelen van bestaan. Als voorwaarde voor verlening van de verblijfsvergunning geldt ingevolge artikel 3.31, tweede lid, onder d, Vb de verplichting mee te werken aan onderzoek naar of behandeling van TBC van de ademhalingsorganen, tenzij dat wegens de nationaliteit van de vreemdeling niet is toegestaan. Indien de vereiste medewerking niet wordt gegeven, wordt de vergunning niet verleend (zie B1). In afwachting van de beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst plaatst de burgemeester (in de praktijk de ambtenaar burgerzaken of de ambtenaar publiekszaken) een verblijfssticker (zie bijlage 7g VV) in het paspoort of identiteitsbewijs van de vreemdeling.

  • De TWV wordt geweigerd. Indien de aanvraag om een TWV wordt geweigerd voordat op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is beslist, zal als regel ook een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst worden geweigerd.

  • Een vreemdeling, die naar Nederland komt om arbeid in loondienst te verrichten, vraagt een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst aan bij de IND. In de periode, gelegen tussen verlening van een TWV en de beslissing op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning, is het de vreemdeling toegestaan de arbeid te verrichten waarvoor de TWV is afgegeven. Zolang geen beslissing op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning is genomen, mag hij derhalve niet uit Nederland worden verwijderd. Hij verblijft dan immers rechtmatig in Nederland in de zin van artikel 8, aanhef en onder f, Vw.

  • Een weigering de geldigheidsduur te verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of de intrekking ervan en ook intrekking van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd vormt op grond van artikel 12, eerste lid, onder b, Wav een dwingende grond tot intrekking van de TWV. Hiervan kan op grond van artikel 12, tweede lid, Wav door de Minister van SZW na overleg met de IND worden afgeweken ten aanzien van een vreemdeling als bedoeld in artikel 8, onder h, Vw. Het betreft vreemdelingen die in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift rechtmatig verblijf hebben indien ingevolge de Vw of een rechterlijke beslissing uitzetting achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist.

Indien voor verblijf in Nederland verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst, arbeid in loondienst als practicant of arbeid in loondienst als stagiair door het CWI een TWV is afgegeven geldt voor de toetsing van het middelenvereiste het volgende. Om in aanmerking te komen voor een TWV voor het verrichten van arbeid in loondienst of arbeid in loondienst als practicant toetst het CWI of de vreemdeling zelfstandig beschikt over een bedrag minstens gelijk aan het minimumloon, bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Om in aanmerking te komen voor een TWV voor het verrichten van arbeid in loondienst als stagiair toetst het CWI of de vreemdeling zelfstandig beschikt over een bedrag minstens gelijk aan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Indien in de hiervoor genoemde gevallen ten behoeve van de vreemdeling een TWV is afgegeven, is daarmee tevens aangetoond dat is voldaan aan het vereiste om zelfstandig te beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 3.74 Vb). De in hoofdstuk B1/4.3.1 genoemde bewijsstukken inkomsten uit arbeid in loondienst hoeven in deze gevallen derhalve niet overgelegd te worden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 maart 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

ALGEMEEN

Indien voor verblijf in Nederland verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst, arbeid in loondienst als practicant of arbeid in loondienst als stagiair door het Centrum voor Werk en Inkomen een tewerkstellingsvergunning is afgegeven beschikt de vreemdeling zelfstandig over een bedrag minstens gelijk aan het minimumloon, bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (voor arbeid in loondienst of arbeid in loondienst als practicant) of een bedrag minstens gelijk aan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a, van de Wet miniumumloon en minimumvakantiebijslag (voor arbeid in loondienst als stagiair). Dit bedrag ligt altijd iets hoger dan het bedrag dat vereist is om aan het vreemdelingrechtelijke middelenvereiste te kunnen voldoen. Deze regeling maakt dat indien er een tewerkstellingsvergunning door het Centrum voor Werk en Inkomen is afgegeven de Immigratie- en Naturalisatiedienst ervan kan uitgaan dat voor de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met één van de drie hiervoor genoemde beperkingen tevens aan het vreemdelingrechtelijke middelenvereiste is voldaan. De Immigratie- en Naturalisatiedienst kan derhalve de toets van het middelenvereiste achterwege laten. In dit verband wordt verwezen naar de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 6 oktober 2008 tot wijziging van de Uitvoeringsregels Wet arbeid vreemdelingen behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen (Stcrt. 9 oktober 2008, nr. 196).

De vreemdeling is niet meer verplicht om de in hoofdstuk B1/4.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 genoemde bewijsstukken inkomsten uit arbeid in loondienst voor deze aanvragen te overleggen. Het bovenstaande komt de lastendruk voor burgers en de bestuurlijke lasten ten goede. Met deze werkwijze wordt uitvoering gegeven aan het kabinetsvoorstel in de blauwdruk modern migratiebeleid (Kamerstukken II, 2007/08, 30 573, nr. 10) dat in het nieuwe stelsel de middelentoets door de IND achterwege kan blijven indien er een tewerkstellingsvergunning is verleend.

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven