Het vaccinatiegebied Noord-Brabant bestaat uit gebieden, waarvan de
eerste drie cijfers van de postcodes luiden:
TOELICHTING
§ 1. Inleiding
Bijna alle boerderijdieren kunnen de ziekte Q-koorts oplopen. Maar
ook huisdieren, knaagdieren en vogels kunnen besmet raken. De ziekte verloopt
bij dieren meestal symptoomloos. Bij schapen en geiten kan Q-koorts abortussen
veroorzaken. Q-koorts is een zoönose. Dit betekent dat besmetting van dier naar
mens kan plaatsvinden. Tot 2007 werden er jaarlijks ongeveer vijftien
besmettingen bij mensen gemeld. In 2007 zijn ongeveer 170 mensen en in 2008
zijn ongeveer duizend mensen ziek geworden. Een besmetting met Coxiella
burnetii, de verwekker van Q-koorts, veroorzaakt ook bij mensen in veel
gevallen geen verschijnselen. Als een besmetting wel problemen veroorzaakt gaat
het in de meeste gevallen om milde, griepachtige verschijnselen. Bij een
ernstiger verloop begint de ziekte meestal acuut met hoofdpijn en hoge koorts.
Bij 20% van de mensen bij wie een infectie is vastgesteld, ontstaat een
ernstige infectie meestal met longontsteking, soms met leverontsteking.
Over de precieze manier waarop de Q-koorts bacterie vanuit besmette
bedrijven wordt verspreid en vervolgens voor besmettingen bij andere bedrijven
en mensen zou kunnen zorgen, bestaan nog onduidelijkheden. Wel bestaat er in de
wetenschappelijke literatuur overeenstemming dat de bacterie vooral via stof
wordt verspreid. Stof, dat afkomstig is uit de melkgeiten en -schapenhouderij
en dat door de wind wordt verspreid, wordt als de drager van besmetting gezien.
Er zijn diverse onderzoeken in gang gezet die in de loop van de komende jaren
waarschijnlijk meer duidelijkheid zullen geven over de manier van
verspreiding.
Gelet op de bovenbeschreven effecten van Q-koorts, is met de
onderhavige regeling de vaccinatie van schapen en geiten voor een deel van
Nederland verplicht gesteld. Ook voorziet de regeling in de mogelijkheid voor
veehouders die niet onder de vaccinatieverplichting vallen om hun dieren
vrijwillig te laten vaccineren.
§ 2. Vaccinatie
De vaccinatie moet plaatsvinden met het middel ‘Coxevac’ van de
firma CEVA SANTE ANIMALE B.V. te Naaldwijk. Omdat het gaat om een vaccin dat
niet is geregistreerd door het Bureau Diergeneesmiddelen (BD), is er in de
regeling voorzien in een ministeriële vrijstelling van het verbod van de
Diergeneesmiddelenwet. De vrijstelling is verbonden aan de voorwaarden die in
de regeling zijn opgenomen. Zo dient het vaccin in overeenstemming met de
instructies van de fabrikant toegepast te worden en mogen drachtige schapen en
geiten niet gevaccineerd worden. De vrijstelling wordt verleend tot 1 januari
2010. De coördinatie van zowel de verplichte als de vrijwillige vaccinatie
wordt uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). De distributie van
het vaccin zal geschieden via AUV Groothandel BV, welke gelieerd is aan de AUV
dierenartsencoöperatie.
§ 2.1 Verplichte vaccinatie
Vooral in de provincie Noord-Brabant en een deel van Gelderland
zijn de afgelopen twee jaar veel mensen ziek geworden van Q-koorts. Om de
besmetting van mensen in de toekomst zoveel mogelijk tegen te gaan wordt er een
vaccinatiegebied ingesteld waarin verplichte vaccinatie van schapen en geiten
verplicht moet plaatsvinden. In bijlage I van de regeling zijn de eerste drie
cijfers van de postcodes van de gebieden, waarbinnen het verplicht is om
schapen en geiten te vaccineren, opgenomen. In dit gebied wordt vaccinatie
tegen Q-koorts verplicht voor schapen en geiten op melkgeiten- en
melkschapenbedrijven met meer dan 50 volwassen schapen en geiten, op
kinderboerderijen, op zorgboerderijen en in dierentuinen (artikel 5.2.5, aanhef
en onderdeel a). Buiten het vaccinatiegebied wordt vaccinatie verplicht voor
houders van schapen en geiten op bedrijven die door de Voedsel en Waren
Autoriteit (VWA) in de zin van het Besluit verdachte dieren met Q-koorts besmet
zijn verklaard (artikel 5.2.5, aanhef en onderdeel b)..
De houder van de dieren op de hierboven beschreven bedrijven
heeft de verantwoordelijkheid om de schapen en geiten op zijn bedrijf te laten
vaccineren. Om ervoor te zorgen dat de GD een goede planning kan maken, heeft
iedere veehouder wiens bedrijf onder de vaccinatieplicht valt, een formulier
ontvangen van de GD. Op dit formulier moet worden aangegeven hoeveel dieren op
het bedrijf aanwezig zijn en of deze reeds in 2008 tegen Q-koorts zijn
gevaccineerd. Tevens kan de veehouder aangeven welke maanden de voorkeur
verdienen om de dieren te laten vaccineren (artikel 5.2.6). Aangezien drachtige
dieren niet gevaccineerd mogen worden dient er bij de planning rekening
gehouden te worden met het moment waarop de dieren op het bedrijf normaliter
worden gedekt. Naar aanleiding van deze gegevens zal de GD een planning maken
aan de hand waarvan afspraken worden gemaakt met de bedrijven en dierenartsen.
Het is immers de dierenarts die bevoegd is om het vaccin aan de dieren toe te
dienen.
Van elk afgelegd bezoek in het kader van de verplichte
vaccinatie dient de dierenarts bij de GD opgave te doen van het aantal gemaakte
uren en het aantal dieren dat hij op dat bedrijf heeft gevaccineerd. De
veehouder dient aan te geven of alle dieren op zijn bedrijf, die onder de
vaccinatieplicht vallen, zijn gevaccineerd. Beide opgaven geschieden met
gebruikmaking van één formulier, dat door de GD ter beschikking is gesteld
(artikel 5.2.7, tweede tot en met vijfde lid).
De vergoeding van de dierenarts voor het vaccineren van schapen
en geiten wordt berekend op basis van een uurtarief van € 98.07 en
voorrijkosten van € 19,67. Deze berekening is in overleg met de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde tot stand gekomen. Na ontvangst
van de bovenbedoelde gegevens zal de GD overgaan tot uitbetaling van de
gemaakte kosten. Dienst Regelingen van mijn ministerie is belast met het
toezicht op deze geldstromen. Deze manier van werken komt overeen met de wijze
waarop de monitoring in het kader van brucellose plaatsvindt.
§ 2.2 Vrijwillige vaccinatie
Naast de verplichte vaccinatie is er voor alle overige bedrijven,
die niet onder de verplichting vallen, vrijwillige vaccinatie tegen Q-koorts
mogelijk gemaakt. Dit vloeit voort uit de artikelen 5.2.1 tot en met 5.2.4.
Indien een veehouder zijn dieren wil laten vaccineren tegen Q-koorts kan hij
zich melden bij de GD. In overleg zal er een datum worden gekozen waarop de
vrijwillige vaccinatie kan plaatsvinden. Het vaccin zal door de overheid worden
bekostigd, maar de kosten voor de vaccintoediening door de dierenarts dient de
veehouder zelf te dragen. De vrijstelling van artikel 5.2.1 is van toepassing
op zowel de verplichte als de vrijwillige vaccinatie
§ 3. Staatssteun
Het vaccin dat moet worden gebruikt voor zowel de verplichte als de
vrijwillige vaccinatie tegen Q-koorts wordt gratis beschikbaar gesteld en
geleverd aan de dierenartsen die de vaccinatie uitvoeren. De toedieningskosten
die worden gemaakt in het kader van de verplichte vaccinatie worden eveneens
van overheidswege vergoed. Beide vormen van steun voldoen aan de voorwaarden
van artikel 10 van verordening (EG) nr. 1857/2006. De steun wordt verstrekt aan
kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van deze verordening. Het gaat
hierbij om steun die op basis van het eerste lid, onderdeel b, van artikel 10
in natura wordt verstrekt. Aan het vierde lid van artikel 10 wordt voldaan via
de overige bepalingen die op basis van de regeling al gelden ter voorkoming van
de insleep van Q-koorts. De vaccinatiestrategie maakt onderdeel uit van een
nationaal programma ter preventie en bestrijding Q-koorts. Voorts is Q-koorts
een dierziekte die voorkomt op de OIE lijst waarmee ook wordt voldaan aan het
zevende lid. Het derde, vijfde, zesde en achtste lid van artikel 10 zijn
eveneens in acht genomen.
§ 4. Administratieve lasten
Uit deze wijzigingsregeling vloeien administratieve lasten voort.
Veehouders dienen gegevens aan de GD op te sturen in verband met de planning
van de vaccinatiecampagne. Dit brengt een administratieve last van € 2.226,30
met zich mee. De administratieve lasten die voor rekening van de dierenarts
komen betreffen de declaraties die zij moeten indienen bij de GD om de
toedieningskosten vergoed te krijgen. Het gaat om een administratieve last van
€ 9.000,–. Deze wijzigingsregeling brengt een totale eenmalige administratieve
lastenverzwaring van € 11.226,30 met zich mee.
Het karakter van de regeling brengt met zich mee dat afgeweken
wordt van de uitgangspunten van de vaste verandermomenten voor
regelgeving.
De Minister van
Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
G. Verburg.