Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2009, 80 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2009, 80 | Overig |
Categorie: opsporing, vervolging
Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130,lid 4 Wet RO
Afzender: College van procureurs-generaal
Adressaat: Hoofden van de parketten
Registratienummer: 2009A010
Datum vaststelling: 06-04-2009
Datum inwerkingtreding: 01-05-2009
Geldigheidsduur: 30-04-2013
Publicatie in Stcrt: PM
Vervallen: Aanwijzing inbeslagneming bij verkeersdelicten (2007A014)
Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing maximumconstructiesnelheid brom- en snorfietsen (2009A009)
Richtlijn voor strafvordering maximumconstructiesnelheid brom- en snorfietsen (2009R003)
Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers (2009A011)
Aanwijzing OM-afdoening (2008A028)
Handleiding inbeslagneming (2000H005)
Wetsbepalingen: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)
Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM)
Besluit Voertuigen (BV)
Regeling Voertuigen (RV)
Kentekenreglement (KR)
Besluit inbeslaggenomen voorwerpen
Jurisprudentie: –
Bijlagen: –
Deze aanwijzing geeft regels inzake inbeslagneming bij verkeersdelicten door een opsporingsambtenaar in geval van staandehouding of aanhouding van de verdachte bij ontdekking op heterdaad. De aanwijzing heeft een aanvullend karakter op de Handleiding inbeslagneming (artikel 94 WvSv). Deze handleiding is eveneens van toepassing op verkeersdelicten, tenzij hiervan in deze aanwijzing uitdrukkelijk wordt afgeweken.
In de aanwijzing wordt aangegeven wanneer voertuigen of onderdelen daarvan in beslag kunnen worden genomen, wanneer van inbeslagneming kan worden afgezien en wanneer een voertuig tijdelijk uit de macht van de bestuurder of eigenaar/houder kan worden genomen voor nader technisch onderzoek. Ook is een overzicht opgenomen van een aantal overtredingen van de Wegenverkeerswetgeving met aanwijzingen over inbeslagneming. De aanwijzing geeft verder regels over het doen van afstand van het in beslag genomen voorwerp door de beslagene of rechthebbende, het deponeren van het beslag en het proces-verbaal.
Deze aanwijzing heeft betrekking op de inbeslagneming bij verkeersdelicten (misdrijven en overtredingen) door een opsporingsambtenaar in geval van staandehouding of aanhouding van de verdachte bij ontdekking op heterdaad.
De aanwijzing beperkt zich tot de voornaamste wetten en reglementen op dit gebied:
− de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994),
− het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990),
− de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM),
− het Besluit Voertuigen (BV),
− de Regeling Voertuigen (RV) en
− het Kentekenreglement (KR).
Beslag kan worden gelegd met het oog op verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer, als dit naar het oordeel van de opsporingsambtenaar voor de waarheidsvinding nodig is of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr aan te tonen (artikel 94 WvSv). Dit dient niet langer te duren dan noodzakelijk in het belang van de strafvordering (artikel 116 lid 1 WvSv). Deze aanwijzing heeft een aanvullend karakter op de Handleiding inbeslagneming (artikel 94 WvSv). Deze handleiding is eveneens van toepassing op verkeersdelicten, tenzij hiervan in deze aanwijzing uitdrukkelijk wordt afgeweken.
In twijfelgevallen en wanneer inbeslagneming aangewezen lijkt, maar de aanwijzing voorziet daarin niet, moet vóórdat tot inbeslagneming wordt overgegaan altijd overleg plaatsvinden tussen het OM en de opsporingsambtenaar.
Op basis van artikel 160 lid 4 WVW 1994 kunnen de in artikel 159 WVW 1994 genoemde opsporingsambtenaren een voertuig tijdelijk uit de macht van de bestuurder of eigenaar/houder nemen voor nader technisch onderzoek, zonder dat tot inbeslagneming van het voertuig wordt overgegaan. Dit technisch onderzoek moet plaatsvinden onmiddellijk, of korte tijd nadat het voertuig uit het verkeer is genomen. In principe wordt een termijn van 24 uur gehanteerd.1 Als in gecompliceerde gevallen een langere termijn noodzakelijk is, dan heeft het de voorkeur om het voertuig in belang van het onderzoek in beslag te nemen.
Voertuigen of onderdelen daarvan die niet voldoen aan de wettelijke vereisten, worden in beslag genomen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat herstel niet mogelijk is, of als herstel door de (hoge) kosten niet te verwachten is. Te denken valt hierbij aan reparatiekosten die de waarde van het voertuig of het onderdeel overstijgen. Als de demontage van het betrokken onderdeel op een eenvoudige wijze kan gebeuren, beperkt de inbeslagneming zich tot dat onderdeel. Met nadruk, ter voorkoming van misverstanden, wordt opgemerkt dat het van belang is duidelijk, schriftelijk, vast te leggen wat wél en wat níet in beslag wordt genomen. Ter verduidelijking kan een en ander met behulp van (digitale) fotografie visueel worden vastgelegd.
Inbeslagneming van het gehele voertuig komt ook in aanmerking als de verkeersveiligheid dat vereist, bijvoorbeeld als een verdachte (bij herhaling) met een voertuig een ernstig verkeersdelict pleegt (zie verder paragraaf 10).
Bij inbeslagneming van voertuigen worden ook het kentekenbewijs deel I en II ingenomen, of deel I A en B of indien van toepassing een combinatie van deel I en I B, én de bij het voertuig horende sleutels. Als zich in het voertuig losse voorwerpen bevinden die geen relatie hebben met het strafbare feit, worden deze voorwerpen niet in beslag genomen.
Als herstel van het voertuig of vervanging van een onderdeel daarvan redelijkerwijs mogelijk en te verwachten is, kan van inbeslagneming worden afgezien. De opsporingsambtenaar vordert in een dergelijke situatie op grond van artikel 60 lid 1 onder b WVW 1994 de overgifte van het kentekenbewijs. Hij behoudt – tegen afgifte van een ontvangstbewijs – deel I/I A en geeft deel II/I B terug.
De opsporingsambtenaar geeft de verdachte een redelijke termijn van ten hoogste vier weken (artikel 39 lid 4 KR) om het voertuig te repareren en bij de politie ter controle aan te bieden. Het onder zich houden, respectievelijk het teruggeven van het kentekenbewijs, moet de politie aan de Dienst Wegverkeer (RDW) doorgeven. Dit om de volledigheid van het kentekenregister te waarborgen. Voldoet de verdachte binnen de gestelde termijn niet aan de afspraak om het voertuig te repareren, dan wordt het kentekenbewijs, onder vermelding van de reden van invordering, naar de RDW gezonden.
Wanneer de rechthebbende op het in beslag te nemen voorwerp bereid is mee te werken aan een oplossing zodat het voorwerp niet meer aan het verkeer op de weg deelneemt, kan eveneens van inbeslagneming worden afgezien. In zo’n geval moet een voor vernietiging in aanmerking komend voorwerp, bijvoorbeeld een personenauto, naar een erkend bedrijf worden gebracht om daar – na afgifte van een vrijwaringsbewijs voor de kentekenhouder – onder toezicht van de politie te worden vernietigd.
Ook in dit geval moet de politie een eventueel aanwezig kentekenbewijs op de manier als hiervoor omschreven innemen en aan de RDW zenden, onder vermelding van de reden van invordering. De RDW zal het kentekenbewijs ingevolge artikel 37 lid 3 aanhef en onder a KR ongeldig verklaren.
In het op te maken proces-verbaal wordt het verslag van de vernietiging opgenomen. Ook worden de eventueel gemaakte kosten om tot vernietiging (sloop) te komen vermeld, zodat daarmee bij de berechting rekening kan worden gehouden. Om te voorkomen dat de verdachte de indruk krijgt dat hij strafvervolging ontloopt door reparatie of vernietiging van het voorwerp, wordt hem ook in die gevallen uitdrukkelijk proces-verbaal aangezegd.
Als verwacht kan worden dat verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal volgen, verdient het aanbeveling de beslagene te verzoeken om afstand van het in beslag genomen voorwerp te doen (artikel 116 lid 2 WvSv). De beslagene doet afstand door een schriftelijke verklaring te ondertekenen.
De verdachte zal in de meeste gevallen zowel beslagene als rechthebbende op het voorwerp zijn. Als de beslagene niet ook rechthebbende is, dan is van belang dat ook de rechthebbende schriftelijk afstand doet van het in beslag genomen voorwerp. Zonder afstandverklaring van de rechthebbende is teruggave aan rechthebbende uitgangspunt, tenzij die wist of kon weten van het illegale gebruik. De kennisgeving van inbeslagneming en de door de rechthebbende ondertekende afstandsverklaring moeten met het proces-verbaal aan het OM worden gezonden. Het OM geeft, tenzij het belang van de strafvordering zich daartegen verzet, schriftelijk opdracht tot afwikkeling van het beslag. Ter voorkoming van oplopende opslagkosten wordt die opdracht zo spoedig mogelijk gegeven. Er moet voor worden gewaakt dat de verdachte de indruk krijgt dat hij strafvervolging ontloopt door afstand te doen van het in beslag genomen voorwerp. De verdachte wordt steeds proces-verbaal aangezegd.
Als inbeslagneming heeft plaatsgevonden bij verkeersdelicten die zijn begaan door minderjarigen, is terughoudendheid geboden bij het laten doen van afstand. Afstand dient pas definitief plaats te vinden na overleg van de opsporingsambtenaar met de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige, die het akkoord met de afstand schriftelijk bevestigt, door de afstandverklaring (mede) te ondertekenen.
De in beslag genomen voorwerpen worden onder de hoede gesteld van de bewaarder die daartoe in artikel 1 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen (Biv) is aangewezen, tenzij de officier van justitie op grond van artikel 117 lid 2 WvSv machtiging tot vernietiging geeft. Het in bewaring geven vindt plaats op last van het OM en gebeurt schriftelijk na ontvangst van het proces-verbaal. Totdat het OM heeft beslist, blijft het voorwerp onder de hoede van de betreffende opsporingsinstantie, die voor een voorlopige opslag zorgt en daarvan de kosten draagt.
Overigens is in artikel 10 lid 3 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen het volgende bepaald: onder de voorwerpen, als bedoeld in artikel 117 lid 2 onder b WvSv, waarvan de kosten van de bewaring niet in een redelijke verhouding staan tot hun waarde, worden ook verstaan motoren en auto’s of onderdelen daarvan met een waarde van minder dan € 450 en fietsen en bromfietsen of onderdelen daarvan met een waarde van minder dan € 90. In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat onder de voorwerpen, bedoeld in artikel 117 lid 2 onder c WvSv, die vervangbaar zijn en waarvan de tegenwaarde op eenvoudige wijze kan worden bepaald, in ieder geval motoren en auto’s zijn begrepen met een waarde van meer dan € 450 en minder dan € 2 250.
Om de kosten van de opslag zoveel mogelijk te beperken wordt daarom aanbevolen, dat de opsporingsambtenaar die een inbeslaggenomen voertuig van geringe waarde als bedoeld in artikel 10 lid 3 Biv onder zich heeft, onverwijld contact opneemt met het Openbaar Ministerie, met het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot vernietiging van het voertuig. Dit geldt in het bijzonder voor motorvoertuigen, die niet zijn toegelaten tot het verkeer op de weg en die ook niet in aanmerking komen voor een individuele toelating. Hierbij kan worden gedacht aan de enige tijd populaire minibikes2 en motorsteps.
De politie maakt bij inbeslagneming steeds zo spoedig mogelijk proces-verbaal op. Dat geldt ook als van inbeslagneming wordt afgezien omdat het voorwerp is hersteld of vernietigd. De politie zendt het proces-verbaal uiterlijk binnen vijf werkdagen aan het OM samen met de kennisgeving van inbeslagneming en een eventuele afstandsverklaring van de rechthebbende conform de werkwijze volgens het Landelijk Beslaghuis. Als het niet mogelijk is om het proces-verbaal binnen deze termijn op te maken, dan stuurt de politie in ieder geval de kennisgeving van inbeslagneming binnen vijf werkdagen aan het OM.
Een snelle inzending is nodig om op korte termijn een beslissing te kunnen verkrijgen over de afwikkeling van het beslag dat in verkeerszaken soms met hoge opslagkosten gepaard gaat. Om te bevorderen dat het proces-verbaal op het parket de vereiste aandacht krijgt, vermeldt de opsporingsambtenaar op de voorzijde daarvan met rood het woord BESLAG. Eventuele bijzonderheden worden steeds in het proces-verbaal vermeld. Daarbij valt te denken aan de reparatie van een voertuig, nadat deel I/I A van het kentekenbewijs is ingenomen, het afzien van inbeslagneming omdat het voorwerp is vernietigd, het doen van afstand of een verzoek tot teruggave van het beslag.
De politie vermeldt in het proces-verbaal de staat waarin het voorwerp zich bevindt (voertuigschets, eventueel ondersteund met een foto) evenals het bedrag dat het voorwerp bij vernietiging – bijvoorbeeld door sloop – heeft opgebracht. In de kennisgeving van inbeslagneming wordt de geschatte waarde van het voorwerp opgenomen.
Delict | Overleg OM vereist (als regel) | Bijzonderheden (de inbeslagneming kan, tenzij anders is vermeld, vanaf de eerste overtreding plaatsvinden) |
---|---|---|
WVW 1994 | ||
33, lid 1, WVW 1994 (voertuig niet toegelaten tot verkeer op de weg) | Neen | Uitsluitend in beslag nemen als met voertuig op de weg wordt gereden en het een voertuig betreft waarvoor geen typegoedkeuring wordt afgegeven of dat niet in aanmerking komt voor individuele goedkeuring. Hierbij kan worden gedacht aan minibikes, motorsteps, zelfbouwvoertuigen en dergelijke. |
Ja | Bij recidive na overleg met de ovj in beslag nemen als met het voertuig op de weg wordt gereden en het een voertuig betreft dat in aanmerking komt voor individuele goedkeuring, zoals de Segway. | |
36, lid 1, WVW 1994 (geen kenteken opgegeven) | Neen | Voertuig alleen in beslag nemen als is ‘geknoeid’ met het voertuigidentificatienummer (VIN-nummer). NB Bij vals VIN-nummer in beslag nemen en proces-verbaal opmaken op grond van overtreding van 219 WvSr. 1 |
36, lid 3, sub b WVW 1994 (ongeldig kentekenbewijs) | Neen | Voertuig in beslag nemen. |
36, lid 3, sub c WVW 1994 (invordering kentekenbewijs) | Neen | Uitsluitend als bij controle blijkt dat met het voertuig wordt gereden terwijl dit niet is gerepareerd. |
41 WVW 1994 (vals kenteken) | Ja | Voertuig in beslag nemen, als met het kenteken ‘geknoeid’ is. |
Neen | Als uitsluitend kentekenplaten in beslag worden genomen. | |
8/163 WVW 1994 (rijden onder invloed, weigeren medewerking onderzoek artikel 8 WVW 1994) | Neen | Voertuig in beslag nemen als bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2 onder a, of lid 3 onder a WVW 1994 blijkt dat het ademalcoholgehalte hoger is dan 570 mg/l of als beginnend bestuurder, als bestuurder zonder rijbewijs dan wel als bromfietsbestuurder jonger dan 24 jaar en in het bezit van een bromfietscertificaat2 350 mg/l uitgeademde lucht, of bij het ontbreken van dit onderzoek, een ernstig vermoeden bestaat van een zodanig ademalcoholgehalte, dan wel bij overtreding van artikel 163 lid 2, 6 of 8 WVW 1994 en tweemaal recidive binnen de vijf daaraan voorafgaande jaren ter zake van artikel 8, 163 en/of 175 lid 2 WVW 1994. |
9, lid 1, WVW 1994 (rijden tijdens ontzegging) | Ja | Bij herhaald plegen binnen drie jaar voertuig in beslag nemen. |
9, lid 2, WVW 1994 (rijden terwijl rijbewijs ongeldig is verklaard) | Ja | Bij herhaald plegen binnen 3 jaar voertuig in beslag nemen. |
9, lid 4, WVW 1994 (rijden terwijl rijbewijs conform artikel 130 WVW 1994 is ingevorderd) | Ja | Bij herhaald plegen binnen 3 jaar voertuig in beslag nemen. |
9, lid 7, WVW 1994 (rijden terwijl rijbewijs conform artikel 164 WVW 1994 is ingevorderd) | Ja | Bij herhaald plegen binnen 3 jaar voertuig in beslag nemen. |
107 WVW 1994 (rijden zonder rijbewijs) | Neen | Bij eerste overtreding teneinde voortzetting van het delict te verhinderen, voertuig in beslag nemen, maar aan een door de eigenaar/houder gemachtigde bestuurder teruggeven. |
Ja | Bij herhaald plegen binnen 3 jaar voertuig in beslag nemen. | |
RVV 1990 | ||
20, 21, 22, 22a en 62 RVV 1990 jo. bord A1 & A3 (overschrijding maximum snelheid) | Ja | Bij overschrijding van de maximumsnelheid met meer dan 100 procent in samenhang met geconcretiseerde gevaarzetting voertuig in beslag nemen. |
Besluit voertuigen | ||
Radardetector (3 BV) | Neen | Bij de inbeslagneming van een radardetector moet het totale apparaat, inclusief antenne en kabels, in beslag worden genomen. Dit is noodzakelijk om zonodig later de geschiktheid aan te kunnen tonen. |
Als een radardetector wordt aangetroffen, die niet op eenvoudige wijze kan worden gedemonteerd, moet eerst worden vastgesteld of het apparaat geschikt is om als radardetector te functioneren. Om dit te kunnen vaststellen, kan het motorvoertuig ingevolge artikel 160 lid 4 WVW 1994 worden overgebracht naar een plaats van onderzoek. Dit zal in de meeste gevallen een politiebureau zijn waar de geschiktheid wordt vastgesteld door te testen of de radardetector een signaal afgeeft bij een in werking zijnde radarsnelheidsmeter. Daarna volgt inbeslagneming van het volledige apparaat en moet het worden gedemonteerd. | ||
Regeling voertuigen | ||
Maximum constructiesnelheid brom- en snorfietsen (5.6.8, lid 1, RV) | Neen | bij het meten van de snelheid met behulp van de bromfietsrollentestbank wordt geconstateerd dat niet bij voortduring wordt voldaan aan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, vermeerderd met 5 km/h, kan tot inbeslagneming van het gehele voertuig, worden overgegaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden (cumulatief): |
1. De geconstateerde maximumconstructiesnelheid van het voertuig bedraagt meer dan de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/h, en deze overschrijding van de maximumconstructiesnelheid valt onder strafrecht3. | ||
2. Er is sprake van een door dezelfde verdachte voor de derde keer begane overtreding (strafrecht) van artikel 5.6.8 RV binnen een tijdbestek van twee jaar; | ||
3. Aan verdachte werd (aan het door hem opgegeven adres) bij een van de twee voorafgaande overtredingen van artikel 5.6.8 RV een waarschuwingsbrief uitgereikt of toegezonden, waarin het in deze paragraaf geformuleerde beleid over inbeslagneming van brom- en snorfietsen wordt uitgelegd. Een afschrift van deze brief moet als bijlage bij het ter zake opgemaakte proces-verbaal worden gevoegd. | ||
Invordering kentekenbewijs | ||
Invordering van deel I A van het kentekenbewijs is bij constatering van overschrijding van de maximumconstructiesnelheid mogelijk onder de volgende voorwaarden: | ||
– Om het aantal invorderingen van het kentekenbewijs van brom- en snorfietsen te limiteren wordt deel I A slechts ingevorderd als een onder het strafrecht vallende overtreding van de maximum constructiesnelheid wordt geconstateerd. | ||
– Controle van de maximumconstructiesnelheid is met de bromfietsrollentestbank een eenvoudige zaak. Ter voorkoming van een overvloed aan door de RDW te keuren brom- en snorfietsen geldt voor brom- en snorfietsen dat het ingevorderde deel I A van het kentekenbewijs pas naar de RDW kan worden opgestuurd als niet binnen de daarvoor geldende termijn van vier weken bij de politie wordt aangetoond dat het voertuig in overeenstemming is gebracht met de bij of krachtens de wet gestelde eisen. | ||
Snelheidsbegrenzer bromfiets (5.6.8, lid 2, RV) | Neen | Altijd inbeslagneming snelheidsbegrenzer. |
Als bij controle blijkt dat een bromfiets is voorzien van een snelheidsbegrenzer dan moet deze begrenzer in beslag worden genomen. | ||
Na demontage van de snelheidsbegrenzer moet alsnog een onderzoek worden ingesteld naar overschrijding van de maximumconstructiesnelheid. Van deze overschrijding moet afzonderlijk proces-verbaal worden opgemaakt. | ||
NB Als is voldaan aan de voorwaarden zoals vermeld onder de maximumconstructiesnelheid, dan kan tot inbeslagname van het gehele voertuig worden overgegaan. | ||
Overschrijding geluidsnormen door brom- en snorfietsen (5.6.11 RV) | Neen | Als het voertuig niet voldoet aan de gestelde eisen t.a.v. het geluidsniveau, kan tot inbeslagneming van de uitlaatdemper worden overgegaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden: |
a. de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde waarde van het geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt tenminste vanaf 10 dB(A overschreden; | ||
b. als geen waarde op het kentekenbewijs is vermeld, dan wordt bij bromfietsen, die geconstrueerd zijn voor een maximum snelheid van meer dan 25 km/h de toegestane maximale waarde van 97 dB(A) of voor andere bromfietsen 90 dB(A) vanaf 102 dB(A) overschreden. | ||
Invordering kentekenbewijs | ||
Invordering van deel I A van het kentekenbewijs is bij constatering van overschrijding van het maximum toegestane geluidsniveau mogelijk onder de volgende voorwaarden: | ||
a. Om het aantal invorderingen van het kentekenbewijs van brom- en snorfietsen te limiteren wordt deel I A slechts ingevorderd als een onder het strafrecht vallende overtreding van het geluidsniveau wordt geconstateerd. | ||
b. Controle van het geluidsniveau is een eenvoudige zaak. Ter voorkoming van een overvloed aan door de RDW te keuren brom- en snorfietsen geldt voor brom- en snorfietsen dat het ingevorderde deel I A van het kentekenbewijs pas naar de RDW kan worden opgestuurd als niet binnen de daarvoor geldende termijn van vier weken bij de politie wordt aangetoond dat het voertuig in overeenstemming is gebracht met de bij of krachtens de wet gestelde eisen. | ||
WAM | ||
30 WAM (onverzekerd rijden) | Neen | 1. Inbeslagneming als: In geval van staandehouding van een bekennende verdachte kan het voertuig in beslag worden genomen. Teruggave binnen twee weken zonder tussenkomst van het OM, als: |
a. verdachte niet ter zake de WAM als recidivist staat geregistreerd; en | ||
b. verdachte schriftelijk aantoont dat hij een verzekering heeft afgesloten en voor tenminste drie maanden premie heeft betaald. | ||
Ja | 2. Als een motorrijtuig niet als verzekerd staat geregistreerd in het CRWAM en de datum tenaamstelling van het kentekenbewijs meer dan zeven weken ligt voor de datum staandehouding, volgt inbeslagneming van het voertuig als tevens sprake is van: | |
a. verdenking van een misdrijf uit de WVW 1994; of | ||
b. bekende recidive voor de WAM ten tijde van de staandehouding. | ||
Ja | 3. In die gevallen, waarin uit het CRWAM blijkt dat het voertuig niet is verzekerd en ook in die gevallen waarin het hierboven onder 1 en 2 genoemde niet van toepassing is. |
Op grond van de in Stb. 2006, 322, art. VI, lid 3, opgenomen overgangsbepaling geldt het tot 1 oktober 2006 geldende lid 4 van art. 8 WVW 1994 nog voor bestuurders van bromfietsen die nog in het bezit zijn van een bromfietscertificaat.
Sinds 1 januari 2006 vallen deze overtredingen onder strafrecht bij een overschrijding van meer dan 15 km/h.
Opmerking: Bij inbeslagneming op grond van artikel 30 WAM is het uitgangspunt dat verbeurdverklaring (al dan niet met de compensatie van artikel 33c WvSr) op de terechtzitting wordt geëist. Het OM dient zich dan ook in het algemeen en specifiek bij dit soort zaken terughoudend op te stellen ten aanzien van verzoeken tot teruggave.
Als een verdachte verschillende wettelijke bepalingen overtreedt, zal steeds het meest verstrekkende voorschrift worden gevolgd.
In paragraaf 10 van deze aanwijzing moet onder (bekende) recidive en herhaald plegen verstaan worden:
a. voor de politie de wetenschap dat al eerder tegen de verdachte proces-verbaal is opgemaakt (HKS-meldingen onder vermelding in het proces-verbaal);
b. voor het OM de situatie dat er sprake is van eerdere onherroepelijke veroordelingen, strafbeschikkingen of betaalde transacties.
c. ten aanzien van het gestelde over de maximumconstructiesnelheid geldt als voorwaarde voor inbeslagneming dat er bij de politie twee eerdere onder het strafrecht vallende identieke overtredingen van dit strafbare feit staan geregistreerd en dat hiervoor proces-verbaal is opgemaakt.
De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.
Feiten gepleegd op of na de datum van inwerkingtreding moeten op basis van deze aanwijzing worden afgedaan.
Zie rapport Nationale Ombudsman d.d. 12 december 1988, nr. 88/R788 (VR 1989/141) en rapport d.d. 4 april 1996 nr. 1996/151.
Hierbij moet worden opgemerkt dat het merendeel van de uit China afkomstige merkloze minibikes van dusdanig inferieure kwaliteit is dat op grond van de Machinerichtlijn en CE-markering een verkoopverbod voor deze voertuigen geldt en dat het gelet op de inferieure kwaliteit en het verkoopverbod onwenselijk is dat deze weer in het verkeer worden gebracht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-6313.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.