ARTIKEL I
De Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel g, komt te luiden:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Het derde lid vervalt.
C
In de artikelen 3 en 5 wordt de zinsnede ‘de in bijlage B, tabel
1, van het Besluit bodemkwaliteit’ vervangen door: de in tabel 1 van bijlage B
behorende bij de Regeling bodemkwaliteit.
D
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6
Als interventiewaarden worden aangemerkt de in tabel 1 van
bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering 2009 voor grond opgenomen
interventiewaarden bodemsanering.
E
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘interventiewaarden’
vervangen door: samenstellingswaarden voor herbruikbare grond.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘20%’ vervangen door:
20% (gewichtsprocenten).
3. In het tweede lid vervalt: en de immissiewaarden.
4. Het derde lid vervalt.
G
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt: ‘de artikelen 9 en 10’
vervangen door: artikel 9.
2. In onderdeel a wordt ’ 20%’ vervangen door: 20%
(gewichtsprocenten).
3. In onderdeel b vervalt ‘onderscheidenlijk
10’.
4. Onderdeel c komt te luiden:
H
In artikel 12 wordt ‘de artikelen 9 en 10’ vervangen door:
artikel 9, en ‘de artikelen 9, 10 en 11’ door: de artikelen 9 en 11.
I
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt ‘de artikelen 9 en 10’ vervangen door:
artikel 9, en wordt ‘het tweede lid van artikel 9 onderscheidenlijk 10’
vervangen door: het tweede lid van artikel 9.
J
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘de artikelen 9 tot en met 12’
vervangen door: de artikelen 9, 11 en 12.
2. Aan artikel 16 wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:
K
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘dat is opgenomen in
bijlage 2’ vervangen door: dat verkrijgbaar is bij SenterNovem, onderdeel
Bodem+, via http://www.senternovem.nl/bodemplus/index.asp.
2. In het derde lid wordt de zinsnede ‘die zijn aangegeven in
bijlage 3’ vervangen door: waarvan een overzicht verkrijgbaar is bij
SenterNovem, onderdeel Bodem+, via
http://www.senternovem.nl/bodemplus/index.asp.
L
In de artikelen 20 en 21 wordt ‘VKB-protocol 1001’ telkens
vervangen door: SIKB-protocol 1001.
M
In artikel 21, tweede lid, wordt de zinsnede ‘grond in depot
(ten behoeve van bewijsmiddel schone grond, categorie 1/2 grond of ernstig
verontreinigde grond)’ vervangen door: niet-reinigbare grond voor verwijdering
(ten behoeve van verklaring waaruit blijkt dat de grond niet reinigbaar
is).
N
In het opschrift van paragraaf 3 vervalt: ‘boven een bepaalde
waarde’.
O
In artikel 24, eerste lid, wordt ‘zij’ vervangen door: deze
grond, en ‘onderdeel b van artikel 7’ door: onderdeel b van artikel 5.
P
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’
geplaatst.
2. Er worden drie leden toegevoegd,
luidende:
2. In geval van een onderzoek naar asbest in de bodem dient
het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe
op grond van hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit is erkend,
overeenkomstig SIKB-protocol 2018.
3. In geval van een partijkeuring naar asbest in de grond
dient het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die
daartoe op grond van hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit is erkend,
overeenkomstig SIKB-protocol 1001.
4. In geval van een onderzoek naar de chemische samenstelling
van de grond of bodem dient het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon
of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend,
overeenkomstig SIKB-protocol 1001 of SIKB-protocol 2001.
Q
Artikel 27, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: ‘ISO/IEC
17025’ wordt vervangen door: AS 3000 en ‘EN 45001’ wordt vervangen door:
AP04.
R
In artikel 32, tweede lid, onder a, wordt ‘de artikelen 9 tot en
met 12’ vervangen door: de artikelen 9, 11 en 12.
S
In artikel 37, eerste en tweede lid, wordt ‘10%’ vervangen door:
10% (gewichtsprocenten).
T
De bijlagen 1, 2A, 2B, 2C, 2D en 3 vervallen.
U
Bijlage 4. behorende bij de artikelen 25 en 42, komt te
luiden:
BIJLAGE 4, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 25 EN 42
Indelen in partijen, versie juli 2009
Om een zo doelmatig mogelijke verwerking te realiseren is
het van belang dat, indien relevant, een partij-indeling wordt gemaakt. Een
project dient u zodanig in partijen in te delen dat elke partij (binnen
bepaalde marges) redelijk homogeen is zowel voor wat betreft grondsoort als
verontreinigingen, rekening houdend met de verwerkingsmogelijkheden. De wijze
van indelen kan in sterke mate de kosten van verwerken beïnvloeden. Hoe beter
de indeling, hoe goedkoper de verwerking. Als handleiding is het navolgende
opgesteld hetgeen tevens fungeert als aanvulling op de toelichting formulier
aanvraag verklaring verontreinigde grond.
Voor de indeling geldt dat deze niet alleen theoretisch,
maar ook praktisch uitvoerbaar moet zijn. Voorwaarden tijdens de sanering
hiervoor zijn veelal:
− milieukundige begeleiding;
− depotvorming (op of nabij de locatie);
− en aanvullende bemonstering.
Grote projecten
Voor grote projecten raden wij u aan om voorafgaand aan
de aanvraag over de wijze van indelen in overleg te treden met Bodem+.
Homogene eenheden
De locatie dient u in te delen in homogene eenheden: de
partijen. Bij de indeling van partijen dient u achtereenvolgens rekening te
houden met:
Daarnaast is het zinvol om rekening te houden met
gevaarlijk en niet-gevaarlijk afval (de Europese lijst van gevaarlijke
afvalstoffen).
1. Indelen op grondsoort
Te onderscheiden bodemlagen/grondsoorten geven meestal
een verschil in aard en mate van verontreiniging en daarmee ook een verschil in
verwerkingsmogelijkheden. De hoeveelheid fijne delen van de grond is met name
van belang voor het bepalen van de reinigingskosten en de keuze van de
reinigingstechnieken. Voor hergebruik is de fysische samenstelling van de grond
evenwel ook van belang.
Minder dan 20 gewichtsprocenten fijne delen (fractie <
32 tot 63 μm)
Des te minder fijne delen de grond bevat des te minder
residu ontstaat bij natte of ‘extractieve’ reiniging. Grond met minder dan 20
gewichtsprocenten aan fijne delen is in het algemeen nat reinigbaar. Zwak
siltig, matig siltig en kleiig zand kan daarom vrijwel altijd nat worden
gereinigd. De grondsoorten sterk siltig zand, uiterst siltig zand en sterk tot
zwak zandige klei zijn mogelijk nat reinigbaar.
Meer dan 20 gewichtsprocenten fijne delen (fractie <
32 tot 63 μm)
Natte reiniging van grond met meer dan 20
gewichtsprocenten aan fijne delen is over het algemeen minder doelmatig. Bij
thermische reiniging is de hoeveelheid fijne delen in mindere mate van belang;
deze is wel bepalend voor de doorvoersnelheid in de installatie en in samenhang
met het vochtgehalte de belangrijkste kostenfactor.
Bijmengingen
De aanwezigheid van puin en/of afval kan de kosten en/of
het resultaat van de reiniging beïnvloeden. In veel gevallen verdient het
daarom aanbeveling om puin en afval op de locatie af te zeven op maximaal 32
mm. Als afzeven niet mogelijk is, dan een indeling maken van partijen mèt en
partijen zonder puin en/of afval. Partijen met meer dan 50 gewichtsprocenten
bodemvreemd materiaal niet aanmelden.
2. Indelen op verontreinigingsgraad
a. Categorieën
Partijen grond die worden toegepast op of in de landbodem
worden volgens het Besluit bodemkwaliteit onder het generieke kader ingedeeld
in de categorieën Achtergrondwaarden (AW2000) en Maximale Waarden voor de
bodemfunctieklassen Wonen en Industrie. Deze maximale waarden zijn opgenomen in
tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit. Voor een
toelichting op de normstelling en toetsingskaders voor grond en baggerspecie
wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van de Handreiking Besluit bodemkwaliteit.
b. Zware metalen
Na de indeling op grondsoort en categorieën is voor de
verontreinigde grond een indeling nodig op zware metaalgehalten om een
beoordeling van de reinigingsmogelijkheden mogelijk te maken. Bij deze indeling
spelen de Achtergrondwaarden en de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklassen
Wonen en Industrie een belangrijke rol.
De volgende partijen zijn te onderscheiden:
1. gehalte aan zware metalen onder de Achtergrondwaarden
uit tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit (vrij
toepasbaar als schone grond);
2. gehalte aan zware metalen onder de Maximale Waarden
voor de bodemfunctieklasse Industrie uit tabel 1 van bijlage B behorende bij de
Regeling bodemkwaliteit (herbruikbare grond).
3. gehalte aan zware metalen boven de Maximale Waarden
voor de bodemfunctieklasse Industrie uit tabel 1 van bijlage B behorende bij de
Regeling bodemkwaliteit (niet herbruikbare grond).
c. Asbest
Na indeling op grondsoort en categorieën is voor
verontreinigde asbesthoudende grond een indeling nodig op asbestgehalten om een
beoordeling van de reinigingsmogelijkheden te maken. Bij deze indeling spelen
de hergebruikswaarde (Maximale Waarde voor de bodemfunctieklasse Industrie)
voor asbesthoudende grond (100 mg/kg droge stof gewogen) en de
interventiewaarde voor asbesthoudende grond (eveneens 100 mg/kg droge stof
gewogen) een belangrijke rol. De restconcentratienorm en interventiewaarde voor
asbesthoudende grond, zijnde 100 mg/kg droge stof, betreft een gewogen norm.
Deze gewogen norm kan worden berekend op basis van de formule: 1 ×
serpentijnasbestgehalte + 10 × amfiboolasbestgehalte.
De volgende partijen zijn te onderscheiden:
d. Overige verontreinigingen
De verwerkingskosten van thermische reiniging nemen
stapsgewijs toe voor olie, PAK/cyanide en chloorkoolwaterstoffen (CKW’s).
Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na de indeling op
zware metalen) in partijen verontreinigd met alleen olie (PAK < 50mg/kg ds.,
cyanide < 25mg/kg ds., CKW’s < 20mg/kg ds.), partijen met PAK >
50mg/kg ds. en/of cyanide > 25mg/kg ds. (al dan niet met olie doch zonder
CKW’s > 20mg/kg ds.) en partijen met CKW’s > 20mg/kg ds. (al dan niet met
olie en/of PAK en/of cyanide); anders gelden voor de gehele partij de hoogste
verwerkingskosten.
Voor natte reiniging nemen de reinigingskosten toe als de
verontreinigingen meer dan een factor 5 boven de Maximale Waarden voor de
bodemfunctieklasse Industrie (tabel 1 uit bijlage B behorende bij de Regeling
bodemkwaliteit) liggen. Daarom dient de verontreinigde grond te worden
onderscheiden (na het indelen op zware metalen) in grond met verontreinigingen
beneden 5 maal de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie en
grond met verontreinigingen boven 5 maal de Maximale Waarden voor de
bodemfunctieklasse Industrie.
ARTIKEL II
Op een aanvraag van een verklaring die is ingediend bij de Minister
voor het tijdstip waarop deze regeling in werking is getreden en waarop op dat
tijdstip nog niet onherroepelijk is beslist, is de Regeling beoordeling
reinigbaarheid grond 2006 zoals deze gold onmiddellijk voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze regeling van toepassing.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2009.
TOELICHTING
Door onderhavige regeling wordt de Regeling beoordeling
reinigbaarheid grond 2006 op een aantal punten gewijzigd. Het gaat met name om
actualisaties van de regeling en enkele correcties. De wijziging bestaat uit de
volgende onderdelen:
1. verwijzing naar en afstemming op de definities en samenstellings-
en emissiewaarden van het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling
bodemkwaliteit;
2. verwijzing naar de interventiewaarden bodemsanering van de
Circulaire bodemsanering 2009;
3. het laten vervallen van de criteria voor de beoordeling van de
reinigbaarheid van niet herbruikbare en niet ernstig verontreinigde grond
(laten vervallen van artikel 10);
4. de minerale stof die resteert na reiniging van ballastbedgrind
wordt als evident niet-reinigbare grondstroom gekenmerkt;
5. in-situ onderzoek naar asbest in bodem dat in deze regeling moet
worden uitgevoerd door een daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit,
overeenkomstig SIKB-protocol 2018, erkende bodemintermediair en;
6. herstel van onvolkomenheden in de tekst van de regeling,
correctie van verkeerde verwijzingen en opname van verwijzingen naar bijlage C
behorende bij de Regeling bodemkwaliteit voor de normdocumenten BRL SIKB 7500,
SIKB-protocol 1001 en SIKB-protocol 7510.
Artikel I
Onderdelen A en L:
De verwijzing naar het VKB-protocol 1001 in artikel 1, onderdeel
g, wordt vervangen door een verwijzing naar bijlage C behorende bij de Regeling
bodemkwaliteit, waarin het SIKB-protocol 1001 is opgenomen. Nieuwe versies van
normdocumenten zullen periodiek worden opgenomen in bijlage C behorende bij de
Regeling bodemkwaliteit. Tevens zijn de verwijzingen naar het VKB-protocol 1001
in de artikelen 20 en 21 dienovereenkomstig geactualiseerd.
Onderdeel B:
In artikel 2 is de definitie van grond vervangen door een
verwijzing naar de definitie van dit begrip in artikel 1 van het Besluit
bodemkwaliteit. In deze definitie is baggerspecie uitgesloten. Derhalve komt
tevens het derde lid te vervallen.
Onderdeel C:
Dit betreft een correctie van een foutieve verwijzing naar het
Besluit bodemkwaliteit. De samenstellingswaarden waarnaar wordt
verwezen zijn opgenomen in tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling
bodemkwaliteit.
Onderdeel D:
Voorheen waren de interventiewaarden bodemsanering voor grond
opgenomen in bijlage A, tabel 1a en tabel 1b, van de Circulaire streefwaarden
en interventiewaarden bodemsanering van 4 februari 2000 (Stcrt. 2000, 39). Deze
interventiewaarden zijn nu opgenomen in tabel 1 van bijlage 1 bij de Circulaire
bodemsanering 2009 (Stcrt. 2009, 67) De Circulaire streefwaarden en
interventiewaarden bodemsanering is vervallen. Door wijziging van artikel 6 van
deze regeling vindt verwijzing plaats naar de interventiewaarden bodemsanering
voor grond zoals opgenomen in de nieuwe circulaire.
Onderdelen E en G:
De toevoeging in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, en artikel
11, onderdeel a, dient ter verduidelijking van de gestelde percentages. Het
vervallen van het derde lid van artikel 9 is toegelicht onder T.
Onderdelen F, G, H, I, J en R:
Met deze wijziging komt artikel 10, inclusief verwijzingen
daarnaar, te vervallen.
In artikel 9 van deze regeling zijn de technische en
economische reinigbaarheidscriteria voor ernstig verontreinigde grond
opgenomen. Voorheen waren in artikel 10 ook technische en economische
reinigbaarheidscriteria opgenomen voor niet-ernstig verontreinigde en niet
direct herbruikbare grond. Dit betreft grond met een verontreinigingsgehalte
dat voor alle parameters onder de interventiewaarden ligt en voor enige
parameter voor organische stoffen boven de samenstellingswaarden voor
herbruikbare grond ligt of voor alle parameters onder de samenstellingswaarden
voor herbruikbare grond ligt, maar als gevolg van uitloging voor enige
parameter voor anorganische stoffen de immissiewaarden overschrijdt. In de
praktijk ging het bij artikel 10 vaak om met minerale olie verontreinigde grond
of grond die uitloogt boven de hergebruikwaarden. Het economische
reinigbaarheidscriterium voor deze grond was € 50,– per ton, exclusief BTW en
afwijkend van het economische reinigbaarheidscriterium voor ernstig
verontreinigde grond van € 75,– per ton, exclusief BTW.
De oorsprong naar onderscheid van beide economische criteria
dateert uit de jaren negentig van de vorige eeuw toen de tariefstelling van
grondreinigingsbedrijven nog in belangrijke mate mede werd gebaseerd op de
verontreinigingsgraad van de te verwerken verontreinigde grond. Tevens werden
partijen verontreinigde grond destijds voornamelijk separaat gereinigd met
sturing op optimalisatie van vrachtverwijdering per partij. Deze tariefstelling
en procesvoering zijn inmiddels achterhaald. Tegenwoordig worden partijen
verontreinigde grond vaak geclusterd voorafgaand aan bewerking en is de
verontreinigingsgraad nog maar in zeer beperkte mate bepalend voor de
tariefstelling. De bedrijfsvoering van de meeste reinigingsbedrijven is
bovendien geoptimaliseerd op basis van aspecten als verwerkingscapaciteit,
reductie van reststoffen, reductie van emissies en energieverbruik en grond
wordt veelal tot klasse Industrie gereinigd.
Artikel 10 is derhalve niet langer actueel gezien de huidige
gangbare uitvoeringspraktijk van de grondreinigingsbranche. Bovendien is de
laatste jaren geen werking uitgegaan van dit artikel. De laatste jaren is geen
enkele partij verontreinigde grond niet-reinigbaar beoordeeld op basis van dit
artikel. In overleg met de branchevereniging Nederlandse Vereniging van
Procesmatige Grondbewerkers (NVPG) en gezien de wens tot vereenvoudiging van de
regelgeving komt artikel 10 derhalve te vervallen. De verwijzingen naar artikel
10 in de artikelen 11, 12, 13, 16 en 32 komen derhalve eveneens te
vervallen.
Onderdeel G:
Het in artikel 11, onder onderdeel c opgenomen economische
reinigbaarheidscriterium van € 45,– per ton, exclusief BTW dateert van juli
2006 en is gecorrigeerd met de inflatiepercentages van 2006, 2007 en 2008 en na
afronding gesteld op € 50,– per ton, exclusief BTW. Het in artikel 9, eerste
lid, onderdeel b opgenomen economische reinigbaarheidscriterium van € 75,– per
ton, exclusief BTW is niet gewijzigd, omdat correctie met de
inflatiepercentages van genoemde jaren wordt gecompenseerd door daling van de
reinigingstarieven van deze reinigingstechnieken, waarbij minder dan 20
gewichtsprocenten te storten reststoffen vrijkomen. Volledigheidshalve wordt
hierbij opgemerkt dat, door afname van deze reinigingstarieven in de laatste
jaren, het economische reinigbaarheidscriterium voor reinigingstechnieken
waarbij de hoeveelheid vrijkomende te storten reststoffen minder dan 20
gewichtsprocenten van de te reinigen grond betreft, nog zeer zelden resulteert
in een beoordeling dat de grond op basis van de reinigingskosten niet
reinigbaar is.
Onderdeel J:
Artikel 16 bevat een afzonderlijke bepaling voor de beoordeling
van de reinigbaarheid van verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij
evident niet-reinigbaar is. Via voorliggende wijziging is daar de grondstroom
minerale stof die resteert na reiniging van ballastbedgrind aan toegevoegd.
Ballastbedgrind komt vrij bij onderhoud en renovatie van spoorwegtracés en
-emplacementen en wordt in geval van verontreiniging ingezameld door een
beperkt aantal verwerkingsinrichtingen in Nederland. Voor deze minerale stof
die resteert na be- en verwerking van ballastbedgrind is aangetoond dat deze
grondstroom homogeen van samenstelling en evident niet-reinigbaar is. Door de
combinatie van de specifieke contaminanten koper, PAK’s en minerale olie en de
homogene fysische samenstelling is deze grondstroom tot op heden zonder
uitzondering niet-reinigbaar beoordeeld door SenterNovem, onderdeel Bodem+. Om
deze reden wordt deze categorie als evident niet-reinigbare grondstroom
opgenomen in artikel 16.
Voor evident niet-reinigbare grondstromen worden op grond van
deze ministeriële regeling ten behoeve van een aanvraag om een verklaring van
niet-reinigbaarheid in het kader van het Besluit stortplaatsen en stortverboden
afvalstoffen geen aanvullende eisen gesteld inzake onderzoek naar de fysische
en chemische samenstelling van een partij, anders dan eventuele beschikbare
onderzoeksgegevens die vanuit een ander kader (bijvoorbeeld vanuit de eigen
bedrijfsvoering van de producent of acceptatievoorwaarden van de verwerkende
bedrijven) worden vereist.
Onderdeel K:
Met dit onderdeel wordt artikel 17 gewijzigd. Het formulier, de
indeling en benaming van grondsoorten naar de gehaltes aan organische stof,
lutum en silt+zand conform NEN 5104, de indeling en benaming van grondsoorten
naar de gehaltes aan lutum, silt en zand conform NEN 5104, de lijst met
verontreinigingstypen, de toelichting op het formulier en het overzicht met de
bij de aanvraag voor een verklaring verontreinigde grond te verstrekken
gegevens zijn uit de bijlagen 2 en 3 van onderhavige regeling gehaald en
digitaal en gratis verkrijgbaar bij SenterNovem, onderdeel Bodem+ via
http://www.senternovem.nl/bodemplus/index.asp.
Onderdelen N en O:
Tot 1 juli 2008 waren in deze regeling, in artikel 7, statische
normwaarden opgenomen voor een samenstellingswaarde voor herbruikbare
asbesthoudende grond en een interventiewaarde voor asbest in bodem. Op grond
van artikel 5.1.5, onderdeel E van de Regeling bodemkwaliteit (Stcrt. 2008,
247) zijn deze normwaarden op 1 juli 2008 komen te vervallen, omdat deze
inmiddels zijn opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit en de Circulaire
bodemsanering 2009 en inmiddels volgen uit de verwijzing in artikelen 3 en 5
respectievelijk 6 van onderhavige regeling.
Bij deze wijziging is nagelaten om ook de titel van paragraaf 3
van hoofdstuk 2 en het eerste lid van artikel 24 te wijzigen. Deze titel is nu
alsnog gewijzigd door het laten vervallen van de zinsnede ‘boven een bepaalde
waarde’. Artikel 24, eerste lid, is gewijzigd door ‘onderdeel b van artikel 7’
te wijzigen in: onderdeel b van artikel 5.
Onderdeel P:
Hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit stelt eisen aan de
kwaliteitsborging van werkzaamheden door bodemintermediairs. Op grond van
artikel 5.1.5, onderdelen A en F tot en met K van de Regeling bodemkwaliteit
(Stcrt. 2008, 247) zijn deze kwaliteitseisen doorgevoerd in onderhavige
ministeriële regeling.
Bij deze wijziging is nagelaten om deze kwaliteitseisen ook
voor locatie-inspectie en veldwerk bij asbest in bodemonderzoek en voor de
partijkeuring naar asbest in grond door te voeren. Deze omissie is nu alsnog
gecorrigeerd door aan artikel 26 onder vernummering een tweede, derde en vierde
lid toe te voegen dat stelt dat in geval van een in-situ onderzoek naar asbest
in bodem het veldwerk dient te worden uitgevoerd door een persoon of
instelling, die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend,
overeenkomstig SIKB-protocol 2018. Evenzo dient de partijkeuring naar asbest in
grond te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond
van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 1001.
Onderzoek naar de chemische samenstelling van andere parameters dan asbest
dient te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond
van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 1001 of
2001.
Onderdeel Q:
Dit betreft een verwijzing naar nieuwe voorschriften voor
voorbehandeling en de analyse van bodem- en grondmonsters. Dit is slechts een
actualisering.
Onderdeel S:
De toevoeging in artikel 37, eerste en tweede lid, dient ter
verduidelijking van de gestelde percentages.
Onderdeel T:
In de praktijk zou SenterNovem, onderdeel Bodem+ ook
geconfronteerd kunnen worden met de aanwezigheid van stoffen in verontreinigde
grond die ontbreken in de bijlagen van de Regeling bodemkwaliteit. Dit betreft
zogenaamde niet genormeerde stoffen. De Circulaire bodemsanering 2009 geeft
inmiddels aan dat voor niet genormeerde stoffen in het NOBO-rapport
(Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling, onderbouwing en beleidsmatige
keuzes voor bodemnormen in 2005, 2006 en 2007) een richtlijn is opgenomen hoe
hiermee om te gaan. Hiermee kunnen het derde lid van de artikelen 9 en 10 en
bijlage 1 komen te vervallen. Voor een goed begrip wordt opgemerkt dat het
derde lid van de artikelen 9 en 10 alleen betrekking had op grond die door
andere stoffen verontreinigd is, maar waarin tevens een of meerdere stoffen uit
bijlage 1 worden aangetroffen. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat
SenterNovem, onderdeel Bodem+ de laatste jaren geen enkele partij
verontreinigde grond niet-reinigbaar heeft beoordeeld op basis van deze
artikelen en de bijlage.
Verder komen zoals reeds is aangegeven bij onderdeel K, de
bijlagen 2 en 3 te vervallen.
Onderdeel U
In bijlage 4 is aangegeven hoe een partij-indeling wordt gemaakt.
Dit betreft uitsluitend wijzigingen volgend uit de nieuwe classificatie van
grond uit het Besluit bodemkwaliteit. Om wille van de leesbaarheid is bijlage 4
integraal opnieuw gepubliceerd.
Effecten
De wijzigingen in de regeling hebben geen effecten voor het milieu.
Ook vloeien uit de wijzigingen geen bedrijfseffecten voort met uitzondering van
de wijziging van artikel 16. Die wijziging betreft namelijk voornamelijk
herstel van onvolkomenheden en wijzigingen volgend uit andere bodemregelgeving,
zonder dat er wijzigingen optreden in de verplichtingen.
Het afwijken van de noodzaak van partijkeuringen voor de minerale
stof die resteert na reiniging van ballastbedgrind door dit materiaal aan te
merken als evident niet-reinigbare grondstroom betekent voor een beperkt aantal
inzamel- en be- en verwerkingsinrichtingen een besparing op de keuringskosten
van circa € 8.750 op jaarbasis. Dit bedrag is gebaseerd op besparing van de
keuringskosten op jaarlijks circa 5 partijen van maximaal 2.000 ton met een
gemiddeld keuringstarief van € 1.700 per partij. Verder resulteert deze
wijziging in een besparing op de opslag- en handlingskosten voor deze
producenten.
Voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid zijn er positieve
gevolgen, doordat de regeling is vereenvoudigd en duidelijker wordt op een
aantal punten. Aangezien de administratieve lastenverlichting voor het
bedrijfsleven volgend uit deze wijziging het bedrag van € 10.000 niet
overschrijdt is onderhavige wijziging niet ter toetsing voorgelegd aan het
Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal).
Voorbereiding van de wijzigingen in de regeling
Deze wijzigingen zijn voorgelegd aan het bestuur van de Nederlandse
Vereniging van Procesmatige Grondbewerkers, waarin grondreinigingsbedrijven
zijn vertegenwoordigd en zonder opmerkingen akkoord bevonden.
Inwerkingtreding
De inwerkingtredingsdatum is vastgesteld op 1 juli 2009. Dit houdt
verband met de vaste verandermomenten die voor milieuregelgeving met gevolgen
voor het bedrijfsleven als uitgangspunt gelden. Tevens geldt als uitgangspunt
dat minimaal 3 maanden wordt aangehouden tussen publicatie en inwerkingtreding
van de regelgeving.
De minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.M. Cramer.