Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 april 2009, nr. DGR/LOK/2009021660, tot wijziging van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 28a van de Wet bodembescherming en artikel 2, onderdeel f, juncto artikel 1, onderdeel 24, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel g, komt te luiden:

  • g. SIKB-protocol 1001: onderdeel SIKB-protocol 1001 dat is aangewezen bij categorie 9 in bijlage C behorende bij de Regeling bodemkwaliteit.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder grond: grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit.

2. Het derde lid vervalt.

C

In de artikelen 3 en 5 wordt de zinsnede ‘de in bijlage B, tabel 1, van het Besluit bodemkwaliteit’ vervangen door: de in tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

Als interventiewaarden worden aangemerkt de in tabel 1 van bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering 2009 voor grond opgenomen interventiewaarden bodemsanering.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘interventiewaarden’ vervangen door: samenstellingswaarden voor herbruikbare grond.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘20%’ vervangen door: 20% (gewichtsprocenten).

3. In het tweede lid vervalt: en de immissiewaarden.

4. Het derde lid vervalt.

F

Artikel 10 vervalt.

G

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt: ‘de artikelen 9 en 10’ vervangen door: artikel 9.

2. In onderdeel a wordt ’ 20%’ vervangen door: 20% (gewichtsprocenten).

3. In onderdeel b vervalt ‘onderscheidenlijk 10’.

4. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. de reinigingskosten minder bedragen dan € 50,- per ton, exclusief BTW.

H

In artikel 12 wordt ‘de artikelen 9 en 10’ vervangen door: artikel 9, en ‘de artikelen 9, 10 en 11’ door: de artikelen 9 en 11.

I

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt ‘de artikelen 9 en 10’ vervangen door: artikel 9, en wordt ‘het tweede lid van artikel 9 onderscheidenlijk 10’ vervangen door: het tweede lid van artikel 9.

J

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘de artikelen 9 tot en met 12’ vervangen door: de artikelen 9, 11 en 12.

2. Aan artikel 16 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. de minerale stof die resteert na de reiniging van ballastbedgrind.

K

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘dat is opgenomen in bijlage 2’ vervangen door: dat verkrijgbaar is bij SenterNovem, onderdeel Bodem+, via http://www.senternovem.nl/bodemplus/index.asp.

2. In het derde lid wordt de zinsnede ‘die zijn aangegeven in bijlage 3’ vervangen door: waarvan een overzicht verkrijgbaar is bij SenterNovem, onderdeel Bodem+, via http://www.senternovem.nl/bodemplus/index.asp.

L

In de artikelen 20 en 21 wordt ‘VKB-protocol 1001’ telkens vervangen door: SIKB-protocol 1001.

M

In artikel 21, tweede lid, wordt de zinsnede ‘grond in depot (ten behoeve van bewijsmiddel schone grond, categorie 1/2 grond of ernstig verontreinigde grond)’ vervangen door: niet-reinigbare grond voor verwijdering (ten behoeve van verklaring waaruit blijkt dat de grond niet reinigbaar is).

N

In het opschrift van paragraaf 3 vervalt: ‘boven een bepaalde waarde’.

O

In artikel 24, eerste lid, wordt ‘zij’ vervangen door: deze grond, en ‘onderdeel b van artikel 7’ door: onderdeel b van artikel 5.

P

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 2. In geval van een onderzoek naar asbest in de bodem dient het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond van hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 2018.

  • 3. In geval van een partijkeuring naar asbest in de grond dient het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond van hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 1001.

  • 4. In geval van een onderzoek naar de chemische samenstelling van de grond of bodem dient het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 1001 of SIKB-protocol 2001.

Q

Artikel 27, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: ‘ISO/IEC 17025’ wordt vervangen door: AS 3000 en ‘EN 45001’ wordt vervangen door: AP04.

R

In artikel 32, tweede lid, onder a, wordt ‘de artikelen 9 tot en met 12’ vervangen door: de artikelen 9, 11 en 12.

S

In artikel 37, eerste en tweede lid, wordt ‘10%’ vervangen door: 10% (gewichtsprocenten).

T

De bijlagen 1, 2A, 2B, 2C, 2D en 3 vervallen.

U

Bijlage 4. behorende bij de artikelen 25 en 42, komt te luiden:

BIJLAGE 4, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 25 EN 42

Indelen in partijen, versie juli 2009

Om een zo doelmatig mogelijke verwerking te realiseren is het van belang dat, indien relevant, een partij-indeling wordt gemaakt. Een project dient u zodanig in partijen in te delen dat elke partij (binnen bepaalde marges) redelijk homogeen is zowel voor wat betreft grondsoort als verontreinigingen, rekening houdend met de verwerkingsmogelijkheden. De wijze van indelen kan in sterke mate de kosten van verwerken beïnvloeden. Hoe beter de indeling, hoe goedkoper de verwerking. Als handleiding is het navolgende opgesteld hetgeen tevens fungeert als aanvulling op de toelichting formulier aanvraag verklaring verontreinigde grond.

Voor de indeling geldt dat deze niet alleen theoretisch, maar ook praktisch uitvoerbaar moet zijn. Voorwaarden tijdens de sanering hiervoor zijn veelal:

  • milieukundige begeleiding;

  • depotvorming (op of nabij de locatie);

  • en aanvullende bemonstering.

Grote projecten

Voor grote projecten raden wij u aan om voorafgaand aan de aanvraag over de wijze van indelen in overleg te treden met Bodem+.

Homogene eenheden

De locatie dient u in te delen in homogene eenheden: de partijen. Bij de indeling van partijen dient u achtereenvolgens rekening te houden met:

  • 1. grondsoort

  • 2. verontreinigingsgraad:

    • a. categorieën;

    • b. zware metalen;

    • c. asbest;

    • d. overige verontreinigingen.

Daarnaast is het zinvol om rekening te houden met gevaarlijk en niet-gevaarlijk afval (de Europese lijst van gevaarlijke afvalstoffen).

1. Indelen op grondsoort

Te onderscheiden bodemlagen/grondsoorten geven meestal een verschil in aard en mate van verontreiniging en daarmee ook een verschil in verwerkingsmogelijkheden. De hoeveelheid fijne delen van de grond is met name van belang voor het bepalen van de reinigingskosten en de keuze van de reinigingstechnieken. Voor hergebruik is de fysische samenstelling van de grond evenwel ook van belang.

Minder dan 20 gewichtsprocenten fijne delen (fractie < 32 tot 63 μm)

Des te minder fijne delen de grond bevat des te minder residu ontstaat bij natte of ‘extractieve’ reiniging. Grond met minder dan 20 gewichtsprocenten aan fijne delen is in het algemeen nat reinigbaar. Zwak siltig, matig siltig en kleiig zand kan daarom vrijwel altijd nat worden gereinigd. De grondsoorten sterk siltig zand, uiterst siltig zand en sterk tot zwak zandige klei zijn mogelijk nat reinigbaar.

Meer dan 20 gewichtsprocenten fijne delen (fractie < 32 tot 63 μm)

Natte reiniging van grond met meer dan 20 gewichtsprocenten aan fijne delen is over het algemeen minder doelmatig. Bij thermische reiniging is de hoeveelheid fijne delen in mindere mate van belang; deze is wel bepalend voor de doorvoersnelheid in de installatie en in samenhang met het vochtgehalte de belangrijkste kostenfactor.

Bijmengingen

De aanwezigheid van puin en/of afval kan de kosten en/of het resultaat van de reiniging beïnvloeden. In veel gevallen verdient het daarom aanbeveling om puin en afval op de locatie af te zeven op maximaal 32 mm. Als afzeven niet mogelijk is, dan een indeling maken van partijen mèt en partijen zonder puin en/of afval. Partijen met meer dan 50 gewichtsprocenten bodemvreemd materiaal niet aanmelden.

2. Indelen op verontreinigingsgraad
a. Categorieën

Partijen grond die worden toegepast op of in de landbodem worden volgens het Besluit bodemkwaliteit onder het generieke kader ingedeeld in de categorieën Achtergrondwaarden (AW2000) en Maximale Waarden voor de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie. Deze maximale waarden zijn opgenomen in tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit. Voor een toelichting op de normstelling en toetsingskaders voor grond en baggerspecie wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van de Handreiking Besluit bodemkwaliteit.

b. Zware metalen

Na de indeling op grondsoort en categorieën is voor de verontreinigde grond een indeling nodig op zware metaalgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden mogelijk te maken. Bij deze indeling spelen de Achtergrondwaarden en de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie een belangrijke rol.

De volgende partijen zijn te onderscheiden:

  • 1. gehalte aan zware metalen onder de Achtergrondwaarden uit tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit (vrij toepasbaar als schone grond);

  • 2. gehalte aan zware metalen onder de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie uit tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit (herbruikbare grond).

  • 3. gehalte aan zware metalen boven de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie uit tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit (niet herbruikbare grond).

c. Asbest

Na indeling op grondsoort en categorieën is voor verontreinigde asbesthoudende grond een indeling nodig op asbestgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden te maken. Bij deze indeling spelen de hergebruikswaarde (Maximale Waarde voor de bodemfunctieklasse Industrie) voor asbesthoudende grond (100 mg/kg droge stof gewogen) en de interventiewaarde voor asbesthoudende grond (eveneens 100 mg/kg droge stof gewogen) een belangrijke rol. De restconcentratienorm en interventiewaarde voor asbesthoudende grond, zijnde 100 mg/kg droge stof, betreft een gewogen norm. Deze gewogen norm kan worden berekend op basis van de formule: 1 × serpentijnasbestgehalte + 10 × amfiboolasbestgehalte.

De volgende partijen zijn te onderscheiden:

  • 1. gewogen gehalte asbest onder de hergebruikswaarde c.q. de interventiewaarde;

  • 2. gewogen gehalte asbest gelijk aan of boven de hergebruikswaarde c.q. de interventiewaarde.

d. Overige verontreinigingen

De verwerkingskosten van thermische reiniging nemen stapsgewijs toe voor olie, PAK/cyanide en chloorkoolwaterstoffen (CKW’s). Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na de indeling op zware metalen) in partijen verontreinigd met alleen olie (PAK < 50mg/kg ds., cyanide < 25mg/kg ds., CKW’s < 20mg/kg ds.), partijen met PAK > 50mg/kg ds. en/of cyanide > 25mg/kg ds. (al dan niet met olie doch zonder CKW’s > 20mg/kg ds.) en partijen met CKW’s > 20mg/kg ds. (al dan niet met olie en/of PAK en/of cyanide); anders gelden voor de gehele partij de hoogste verwerkingskosten.

Voor natte reiniging nemen de reinigingskosten toe als de verontreinigingen meer dan een factor 5 boven de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie (tabel 1 uit bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit) liggen. Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na het indelen op zware metalen) in grond met verontreinigingen beneden 5 maal de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie en grond met verontreinigingen boven 5 maal de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie.

ARTIKEL II

Op een aanvraag van een verklaring die is ingediend bij de Minister voor het tijdstip waarop deze regeling in werking is getreden en waarop op dat tijdstip nog niet onherroepelijk is beslist, is de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 zoals deze gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling van toepassing.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 april 2009

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

TOELICHTING

Door onderhavige regeling wordt de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 op een aantal punten gewijzigd. Het gaat met name om actualisaties van de regeling en enkele correcties. De wijziging bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. verwijzing naar en afstemming op de definities en samenstellings- en emissiewaarden van het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit;

  • 2. verwijzing naar de interventiewaarden bodemsanering van de Circulaire bodemsanering 2009;

  • 3. het laten vervallen van de criteria voor de beoordeling van de reinigbaarheid van niet herbruikbare en niet ernstig verontreinigde grond (laten vervallen van artikel 10);

  • 4. de minerale stof die resteert na reiniging van ballastbedgrind wordt als evident niet-reinigbare grondstroom gekenmerkt;

  • 5. in-situ onderzoek naar asbest in bodem dat in deze regeling moet worden uitgevoerd door een daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit, overeenkomstig SIKB-protocol 2018, erkende bodemintermediair en;

  • 6. herstel van onvolkomenheden in de tekst van de regeling, correctie van verkeerde verwijzingen en opname van verwijzingen naar bijlage C behorende bij de Regeling bodemkwaliteit voor de normdocumenten BRL SIKB 7500, SIKB-protocol 1001 en SIKB-protocol 7510.

Artikel I

Onderdelen A en L:

De verwijzing naar het VKB-protocol 1001 in artikel 1, onderdeel g, wordt vervangen door een verwijzing naar bijlage C behorende bij de Regeling bodemkwaliteit, waarin het SIKB-protocol 1001 is opgenomen. Nieuwe versies van normdocumenten zullen periodiek worden opgenomen in bijlage C behorende bij de Regeling bodemkwaliteit. Tevens zijn de verwijzingen naar het VKB-protocol 1001 in de artikelen 20 en 21 dienovereenkomstig geactualiseerd.

Onderdeel B:

In artikel 2 is de definitie van grond vervangen door een verwijzing naar de definitie van dit begrip in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit. In deze definitie is baggerspecie uitgesloten. Derhalve komt tevens het derde lid te vervallen.

Onderdeel C:

Dit betreft een correctie van een foutieve verwijzing naar het Besluit bodemkwaliteit. De samenstellingswaarden waarnaar wordt verwezen zijn opgenomen in tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit.

Onderdeel D:

Voorheen waren de interventiewaarden bodemsanering voor grond opgenomen in bijlage A, tabel 1a en tabel 1b, van de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering van 4 februari 2000 (Stcrt. 2000, 39). Deze interventiewaarden zijn nu opgenomen in tabel 1 van bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering 2009 (Stcrt. 2009, 67) De Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering is vervallen. Door wijziging van artikel 6 van deze regeling vindt verwijzing plaats naar de interventiewaarden bodemsanering voor grond zoals opgenomen in de nieuwe circulaire.

Onderdelen E en G:

De toevoeging in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, en artikel 11, onderdeel a, dient ter verduidelijking van de gestelde percentages. Het vervallen van het derde lid van artikel 9 is toegelicht onder T.

Onderdelen F, G, H, I, J en R:

Met deze wijziging komt artikel 10, inclusief verwijzingen daarnaar, te vervallen.

In artikel 9 van deze regeling zijn de technische en economische reinigbaarheidscriteria voor ernstig verontreinigde grond opgenomen. Voorheen waren in artikel 10 ook technische en economische reinigbaarheidscriteria opgenomen voor niet-ernstig verontreinigde en niet direct herbruikbare grond. Dit betreft grond met een verontreinigingsgehalte dat voor alle parameters onder de interventiewaarden ligt en voor enige parameter voor organische stoffen boven de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond ligt of voor alle parameters onder de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond ligt, maar als gevolg van uitloging voor enige parameter voor anorganische stoffen de immissiewaarden overschrijdt. In de praktijk ging het bij artikel 10 vaak om met minerale olie verontreinigde grond of grond die uitloogt boven de hergebruikwaarden. Het economische reinigbaarheidscriterium voor deze grond was € 50,– per ton, exclusief BTW en afwijkend van het economische reinigbaarheidscriterium voor ernstig verontreinigde grond van € 75,– per ton, exclusief BTW.

De oorsprong naar onderscheid van beide economische criteria dateert uit de jaren negentig van de vorige eeuw toen de tariefstelling van grondreinigingsbedrijven nog in belangrijke mate mede werd gebaseerd op de verontreinigingsgraad van de te verwerken verontreinigde grond. Tevens werden partijen verontreinigde grond destijds voornamelijk separaat gereinigd met sturing op optimalisatie van vrachtverwijdering per partij. Deze tariefstelling en procesvoering zijn inmiddels achterhaald. Tegenwoordig worden partijen verontreinigde grond vaak geclusterd voorafgaand aan bewerking en is de verontreinigingsgraad nog maar in zeer beperkte mate bepalend voor de tariefstelling. De bedrijfsvoering van de meeste reinigingsbedrijven is bovendien geoptimaliseerd op basis van aspecten als verwerkingscapaciteit, reductie van reststoffen, reductie van emissies en energieverbruik en grond wordt veelal tot klasse Industrie gereinigd.

Artikel 10 is derhalve niet langer actueel gezien de huidige gangbare uitvoeringspraktijk van de grondreinigingsbranche. Bovendien is de laatste jaren geen werking uitgegaan van dit artikel. De laatste jaren is geen enkele partij verontreinigde grond niet-reinigbaar beoordeeld op basis van dit artikel. In overleg met de branchevereniging Nederlandse Vereniging van Procesmatige Grondbewerkers (NVPG) en gezien de wens tot vereenvoudiging van de regelgeving komt artikel 10 derhalve te vervallen. De verwijzingen naar artikel 10 in de artikelen 11, 12, 13, 16 en 32 komen derhalve eveneens te vervallen.

Onderdeel G:

Het in artikel 11, onder onderdeel c opgenomen economische reinigbaarheidscriterium van € 45,– per ton, exclusief BTW dateert van juli 2006 en is gecorrigeerd met de inflatiepercentages van 2006, 2007 en 2008 en na afronding gesteld op € 50,– per ton, exclusief BTW. Het in artikel 9, eerste lid, onderdeel b opgenomen economische reinigbaarheidscriterium van € 75,– per ton, exclusief BTW is niet gewijzigd, omdat correctie met de inflatiepercentages van genoemde jaren wordt gecompenseerd door daling van de reinigingstarieven van deze reinigingstechnieken, waarbij minder dan 20 gewichtsprocenten te storten reststoffen vrijkomen. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat, door afname van deze reinigingstarieven in de laatste jaren, het economische reinigbaarheidscriterium voor reinigingstechnieken waarbij de hoeveelheid vrijkomende te storten reststoffen minder dan 20 gewichtsprocenten van de te reinigen grond betreft, nog zeer zelden resulteert in een beoordeling dat de grond op basis van de reinigingskosten niet reinigbaar is.

Onderdeel J:

Artikel 16 bevat een afzonderlijke bepaling voor de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij evident niet-reinigbaar is. Via voorliggende wijziging is daar de grondstroom minerale stof die resteert na reiniging van ballastbedgrind aan toegevoegd. Ballastbedgrind komt vrij bij onderhoud en renovatie van spoorwegtracés en -emplacementen en wordt in geval van verontreiniging ingezameld door een beperkt aantal verwerkingsinrichtingen in Nederland. Voor deze minerale stof die resteert na be- en verwerking van ballastbedgrind is aangetoond dat deze grondstroom homogeen van samenstelling en evident niet-reinigbaar is. Door de combinatie van de specifieke contaminanten koper, PAK’s en minerale olie en de homogene fysische samenstelling is deze grondstroom tot op heden zonder uitzondering niet-reinigbaar beoordeeld door SenterNovem, onderdeel Bodem+. Om deze reden wordt deze categorie als evident niet-reinigbare grondstroom opgenomen in artikel 16.

Voor evident niet-reinigbare grondstromen worden op grond van deze ministeriële regeling ten behoeve van een aanvraag om een verklaring van niet-reinigbaarheid in het kader van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen geen aanvullende eisen gesteld inzake onderzoek naar de fysische en chemische samenstelling van een partij, anders dan eventuele beschikbare onderzoeksgegevens die vanuit een ander kader (bijvoorbeeld vanuit de eigen bedrijfsvoering van de producent of acceptatievoorwaarden van de verwerkende bedrijven) worden vereist.

Onderdeel K:

Met dit onderdeel wordt artikel 17 gewijzigd. Het formulier, de indeling en benaming van grondsoorten naar de gehaltes aan organische stof, lutum en silt+zand conform NEN 5104, de indeling en benaming van grondsoorten naar de gehaltes aan lutum, silt en zand conform NEN 5104, de lijst met verontreinigingstypen, de toelichting op het formulier en het overzicht met de bij de aanvraag voor een verklaring verontreinigde grond te verstrekken gegevens zijn uit de bijlagen 2 en 3 van onderhavige regeling gehaald en digitaal en gratis verkrijgbaar bij SenterNovem, onderdeel Bodem+ via http://www.senternovem.nl/bodemplus/index.asp.

Onderdelen N en O:

Tot 1 juli 2008 waren in deze regeling, in artikel 7, statische normwaarden opgenomen voor een samenstellingswaarde voor herbruikbare asbesthoudende grond en een interventiewaarde voor asbest in bodem. Op grond van artikel 5.1.5, onderdeel E van de Regeling bodemkwaliteit (Stcrt. 2008, 247) zijn deze normwaarden op 1 juli 2008 komen te vervallen, omdat deze inmiddels zijn opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit en de Circulaire bodemsanering 2009 en inmiddels volgen uit de verwijzing in artikelen 3 en 5 respectievelijk 6 van onderhavige regeling.

Bij deze wijziging is nagelaten om ook de titel van paragraaf 3 van hoofdstuk 2 en het eerste lid van artikel 24 te wijzigen. Deze titel is nu alsnog gewijzigd door het laten vervallen van de zinsnede ‘boven een bepaalde waarde’. Artikel 24, eerste lid, is gewijzigd door ‘onderdeel b van artikel 7’ te wijzigen in: onderdeel b van artikel 5.

Onderdeel P:

Hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit stelt eisen aan de kwaliteitsborging van werkzaamheden door bodemintermediairs. Op grond van artikel 5.1.5, onderdelen A en F tot en met K van de Regeling bodemkwaliteit (Stcrt. 2008, 247) zijn deze kwaliteitseisen doorgevoerd in onderhavige ministeriële regeling.

Bij deze wijziging is nagelaten om deze kwaliteitseisen ook voor locatie-inspectie en veldwerk bij asbest in bodemonderzoek en voor de partijkeuring naar asbest in grond door te voeren. Deze omissie is nu alsnog gecorrigeerd door aan artikel 26 onder vernummering een tweede, derde en vierde lid toe te voegen dat stelt dat in geval van een in-situ onderzoek naar asbest in bodem het veldwerk dient te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 2018. Evenzo dient de partijkeuring naar asbest in grond te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 1001. Onderzoek naar de chemische samenstelling van andere parameters dan asbest dient te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 1001 of 2001.

Onderdeel Q:

Dit betreft een verwijzing naar nieuwe voorschriften voor voorbehandeling en de analyse van bodem- en grondmonsters. Dit is slechts een actualisering.

Onderdeel S:

De toevoeging in artikel 37, eerste en tweede lid, dient ter verduidelijking van de gestelde percentages.

Onderdeel T:

In de praktijk zou SenterNovem, onderdeel Bodem+ ook geconfronteerd kunnen worden met de aanwezigheid van stoffen in verontreinigde grond die ontbreken in de bijlagen van de Regeling bodemkwaliteit. Dit betreft zogenaamde niet genormeerde stoffen. De Circulaire bodemsanering 2009 geeft inmiddels aan dat voor niet genormeerde stoffen in het NOBO-rapport (Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling, onderbouwing en beleidsmatige keuzes voor bodemnormen in 2005, 2006 en 2007) een richtlijn is opgenomen hoe hiermee om te gaan. Hiermee kunnen het derde lid van de artikelen 9 en 10 en bijlage 1 komen te vervallen. Voor een goed begrip wordt opgemerkt dat het derde lid van de artikelen 9 en 10 alleen betrekking had op grond die door andere stoffen verontreinigd is, maar waarin tevens een of meerdere stoffen uit bijlage 1 worden aangetroffen. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat SenterNovem, onderdeel Bodem+ de laatste jaren geen enkele partij verontreinigde grond niet-reinigbaar heeft beoordeeld op basis van deze artikelen en de bijlage.

Verder komen zoals reeds is aangegeven bij onderdeel K, de bijlagen 2 en 3 te vervallen.

Onderdeel U

In bijlage 4 is aangegeven hoe een partij-indeling wordt gemaakt. Dit betreft uitsluitend wijzigingen volgend uit de nieuwe classificatie van grond uit het Besluit bodemkwaliteit. Om wille van de leesbaarheid is bijlage 4 integraal opnieuw gepubliceerd.

Effecten

De wijzigingen in de regeling hebben geen effecten voor het milieu. Ook vloeien uit de wijzigingen geen bedrijfseffecten voort met uitzondering van de wijziging van artikel 16. Die wijziging betreft namelijk voornamelijk herstel van onvolkomenheden en wijzigingen volgend uit andere bodemregelgeving, zonder dat er wijzigingen optreden in de verplichtingen.

Het afwijken van de noodzaak van partijkeuringen voor de minerale stof die resteert na reiniging van ballastbedgrind door dit materiaal aan te merken als evident niet-reinigbare grondstroom betekent voor een beperkt aantal inzamel- en be- en verwerkingsinrichtingen een besparing op de keuringskosten van circa € 8.750 op jaarbasis. Dit bedrag is gebaseerd op besparing van de keuringskosten op jaarlijks circa 5 partijen van maximaal 2.000 ton met een gemiddeld keuringstarief van € 1.700 per partij. Verder resulteert deze wijziging in een besparing op de opslag- en handlingskosten voor deze producenten.

Voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid zijn er positieve gevolgen, doordat de regeling is vereenvoudigd en duidelijker wordt op een aantal punten. Aangezien de administratieve lastenverlichting voor het bedrijfsleven volgend uit deze wijziging het bedrag van € 10.000 niet overschrijdt is onderhavige wijziging niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal).

Voorbereiding van de wijzigingen in de regeling

Deze wijzigingen zijn voorgelegd aan het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Procesmatige Grondbewerkers, waarin grondreinigingsbedrijven zijn vertegenwoordigd en zonder opmerkingen akkoord bevonden.

Inwerkingtreding

De inwerkingtredingsdatum is vastgesteld op 1 juli 2009. Dit houdt verband met de vaste verandermomenten die voor milieuregelgeving met gevolgen voor het bedrijfsleven als uitgangspunt gelden. Tevens geldt als uitgangspunt dat minimaal 3 maanden wordt aangehouden tussen publicatie en inwerkingtreding van de regelgeving.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

Naar boven