Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 april 2009, nr. WJZ/117145, tot wijziging van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten in verband met onder meer verhoging van het maximum aan subsidiabele kosten voor kerkgebouwen en vaststelling van subsidieplafonds voor instandhoudingsubsidies

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 5, 6, eerste lid, en 41, eerste lid, van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 3, onderdeel a, van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten komt te luiden: voor monumenten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit: 41 miljoen euro, en.

ARTIKEL II

In artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten wordt ‘100.000 euro’ vervangen door: 699.999 euro.

ARTIKEL III

In artikel 5, eerste lid, onder d, van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten wordt ‘tot 530.000’ vervangen door: en volgende.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

In de jaren 2009–2011 zullen op grond van artikel 5 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (hierna: Rrim) de beschermde monumenten in de CBS-categorie ‘kerkelijke gebouwen en kerkonderdelen/objecten’ gefaseerd instromen in het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (hierna: Brim). Vanuit kerkelijke organisaties wordt al langere tijd aangedrongen op verhoging van het maximum aan subsidiabele kosten voor kerkgebouwen. Het huidige voor kerkgebouwen geldende maximum aan subsidiabele kosten van € 100.000 wordt ontoereikend geacht om middelgrote en grote kerkgebouwen gedurende een periode van zes jaar in stand te kunnen houden.

Aangezien de andere categorieën van beschermde monumenten minder gebruik maken van het Brim dan oorspronkelijk geraamd, is er ruimte om de maximale subsidiabele kosten voor de nu instromende kerkgebouwen alsmede het subsidieplafond te verhogen. Met onderhavige verhoging van het maximum aan subsidiabele kosten tot € 700.000 wordt direct aangesloten op de subsidiabele kosten voor grootschalige instandhoudingprojecten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Brim (€ 700.000 – maximaal € 1 miljoen). De verhoging van het subsidieplafond tot € 41 miljoen geldt voor de jaren 2009 tot en met 2011.

De maxima aan subsidiabele kosten voor de overige categorieën beschermde monumenten blijven vooralsnog gehandhaafd. Dit hangt onder meer samen met het feit dat deze categorieën reeds zijn ingestroomd en een eventuele wijziging dus eerst na de zesjaren termijn van de lopende instandhoudingplannen aan de orde kan zijn. In het kader van het project Modernisering van de monumentenzorg zal worden bekeken of deze maxima ook wijziging behoeven.

Met het oog op de bescherming van kerken uit de wederopbouwperiode, welke de komende tijd zijn beslag zal krijgen, is het voorts wenselijk de instroom van de kerkelijke gebouwen met monumentnummers hoger dan 530.000 mogelijk te maken. Hiertoe dient Artikel III.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

Naar boven