Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 april 2009, nr. MEVA/BO-2911171, houdende aanwijzing van apparatuur, geneesmiddelen en middelen behorende tot het deskundigheidsgebied van de verloskundige (Regeling nadere uitwerking deskundigheidsgebied verloskundige 2008)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onderdeel b, en derde lid, onderdelen b, c en o, van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder ‘besluit’: het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008.

Artikel 2

Als apparatuur, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van het besluit worden aangewezen het speculum en de vaginale transducer.

Artikel 3

Als geneesmiddelen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b, van het besluit worden aangewezen: ijzerpreparaten, oxytocine, moederkoornalkaloïden en hiervan afgeleide verbindingen, anti-D-rhesus immunoglobuline, hepatitus B immunoglobuline, hepatitus B vaccin, vitamine K alsmede medicinale zuurstof.

Artikel 4

Als middelen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c, van het besluit worden aangewezen lokale anesthetica, voor zover zij geen epinefrine bevatten.

Artikel 5

Als geneesmiddelen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel o, van het besluit worden aangewezen: plasma of plasmavervangende middelen, oxytocine alsmede moederkoornalkaloïden en hiervan afgeleide verbindingen.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2008.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling nadere uitwerking deskundigheidsgebied verloskundige 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

TOELICHTING

In het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008, hierna te noemen het besluit, wordt in artikel 5 bepaald dat de minister apparatuur ten behoeve van vaginaal onderzoek (tweede lid, onderdeel b) aanwijst. Tevens dient de minister geneesmiddelen aan te wijzen welke door de verloskundige mogen worden voorgeschreven dan wel voorgeschreven en toegediend (derde lid, onderdeel b) alsmede middelen ten behoeve van het toepassen van lokale anesthesie door middel van een injectie (derde lid, onderdeel c) en ten slotte geneesmiddelen welke door de verloskundige door middel van een infuus of een intraveneuze injectie worden toegediend (in het kader van het optreden bij acute shock of fluxus postpartum; derde lid, onderdeel o).

Met de onderhavige regeling, die de van rechtswege vervallen Regeling nadere uitwerking deskundigheidsgebied verloskundigen – die stoelde op het per 1 september 2008 ingetrokken Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige – vervangt, wordt aan bovenbedoelde opdracht aan de minister gevolg gegeven.

Op grond van de onderhavige regeling is duidelijk welke geneesmiddelen door de apotheker mogen worden ter hand gesteld ofwel rechtstreeks aan de verloskundige ofwel – op recept van de verloskundige – aan de vrouw (ten behoeve van haarzelf of het kind), dat wil zeggen: zonder tussenkomst van een arts. De Geneesmiddelenwet biedt in artikel 1, eerste lid, onder ll, de basis voor het ter hand stellen door de apotheker van geneesmiddelen aan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 36, veertiende lid, onderdelen a tot en met d, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG); in onderdeel c van dit artikel is de voorschrijfbevoegdheid van de verloskundige inzake UR-geneesmiddelen geregeld op grond waarvan de apotheker die geneesmiddelen ter hand mag stellen die voor de uitoefening van het beroep van verloskundige zijn aangewezen.

De in artikel 2 aangewezen apparatuur betreft door verloskundigen bij het verrichten van vaginaal onderzoek toe te passen apparatuur, ter zake waarvan zij op grond van het tijdens hun opleiding genoten onderricht deskundig zijn.

De toepassing van de in de artikelen 3 en 4 aangewezen (genees)middelen valt binnen de grenzen van het gebied van deskundigheid van de verloskundige zoals omschreven in artikel 5, eerste lid, van het besluit. Nieuw in artikel 3 – in vergelijking met de vervallen regeling – is medicinale zuurstof (nog niet zo lang als geneesmiddel geregistreerd), dat door de verloskundige in de dagelijkse beroepspraktijk zo nodig aan het kind of de vrouw wordt toegediend. Verloskundigen kunnen dit geneesmiddel op schriftelijk verzoek door een apotheekhoudende ter hand gesteld krijgen.

De opleiding tot verloskundige omvat ook onderricht met betrekking tot het optreden bij acute shock of fluxus postpartum, waaronder het toepassen van geneesmiddelen, voor zover dat valt binnen de omschrijving van het gebied van deskundigheid in artikel 5, eerste lid, van het besluit. De desbetreffende geneesmiddelen zijn aangewezen in artikel 5 van de regeling.

Aan de regeling is een terugwerkende kracht toegekend om geen gat te laten vallen tussen de oude regeling en deze regeling en daarmee te voorkomen dat verloskundigen in de tussenliggende periode onbevoegd geneesmiddelen hebben voorgeschreven of hulpmiddelen hebben gebruikt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

Naar boven