De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 5, tweede lid,
onderdeel b, en derde lid, onderdelen b, c en o, van het Besluit
opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008;
Besluit:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder ‘besluit’: het Besluit
opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008.
Artikel 2
Als apparatuur, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van
het besluit worden aangewezen het speculum en de vaginale transducer.
Artikel 3
Als geneesmiddelen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b,
van het besluit worden aangewezen: ijzerpreparaten, oxytocine,
moederkoornalkaloïden en hiervan afgeleide verbindingen, anti-D-rhesus
immunoglobuline, hepatitus B immunoglobuline, hepatitus B vaccin, vitamine K
alsmede medicinale zuurstof.
Artikel 4
Als middelen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c, van het
besluit worden aangewezen lokale anesthetica, voor zover zij geen epinefrine
bevatten.
Artikel 5
Als geneesmiddelen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel o,
van het besluit worden aangewezen: plasma of plasmavervangende middelen,
oxytocine alsmede moederkoornalkaloïden en hiervan afgeleide verbindingen.
Artikel 6
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot
en met 1 september 2008.
Artikel 7
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling nadere uitwerking
deskundigheidsgebied verloskundige 2008.
TOELICHTING
In het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied
verloskundige 2008, hierna te noemen het besluit, wordt in artikel 5 bepaald
dat de minister apparatuur ten behoeve van vaginaal onderzoek (tweede lid,
onderdeel b) aanwijst. Tevens dient de minister geneesmiddelen aan te wijzen
welke door de verloskundige mogen worden voorgeschreven dan wel voorgeschreven
en toegediend (derde lid, onderdeel b) alsmede middelen ten behoeve van het
toepassen van lokale anesthesie door middel van een injectie (derde lid,
onderdeel c) en ten slotte geneesmiddelen welke door de verloskundige door
middel van een infuus of een intraveneuze injectie worden toegediend (in het
kader van het optreden bij acute shock of fluxus postpartum; derde lid,
onderdeel o).
Met de onderhavige regeling, die de van rechtswege vervallen
Regeling nadere uitwerking deskundigheidsgebied verloskundigen – die stoelde op
het per 1 september 2008 ingetrokken Besluit opleidingseisen en
deskundigheidsgebied verloskundige – vervangt, wordt aan bovenbedoelde opdracht
aan de minister gevolg gegeven.
Op grond van de onderhavige regeling is duidelijk welke
geneesmiddelen door de apotheker mogen worden ter hand gesteld ofwel
rechtstreeks aan de verloskundige ofwel – op recept van de verloskundige – aan
de vrouw (ten behoeve van haarzelf of het kind), dat wil zeggen: zonder
tussenkomst van een arts. De Geneesmiddelenwet biedt in artikel 1, eerste lid,
onder ll, de basis voor het ter hand stellen door de apotheker van
geneesmiddelen aan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 36, veertiende
lid, onderdelen a tot en met d, van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg (Wet BIG); in onderdeel c van dit artikel is de
voorschrijfbevoegdheid van de verloskundige inzake UR-geneesmiddelen geregeld
op grond waarvan de apotheker die geneesmiddelen ter hand mag stellen die voor
de uitoefening van het beroep van verloskundige zijn aangewezen.
De in artikel 2 aangewezen apparatuur betreft door verloskundigen bij
het verrichten van vaginaal onderzoek toe te passen apparatuur, ter zake
waarvan zij op grond van het tijdens hun opleiding genoten onderricht deskundig
zijn.
De toepassing van de in de artikelen 3 en 4 aangewezen
(genees)middelen valt binnen de grenzen van het gebied van deskundigheid van de
verloskundige zoals omschreven in artikel 5, eerste lid, van het besluit. Nieuw
in artikel 3 – in vergelijking met de vervallen regeling – is medicinale
zuurstof (nog niet zo lang als geneesmiddel geregistreerd), dat door de
verloskundige in de dagelijkse beroepspraktijk zo nodig aan het kind of de
vrouw wordt toegediend. Verloskundigen kunnen dit geneesmiddel op schriftelijk
verzoek door een apotheekhoudende ter hand gesteld krijgen.
De opleiding tot verloskundige omvat ook onderricht met betrekking
tot het optreden bij acute shock of fluxus postpartum, waaronder het toepassen
van geneesmiddelen, voor zover dat valt binnen de omschrijving van het gebied
van deskundigheid in artikel 5, eerste lid, van het besluit. De desbetreffende
geneesmiddelen zijn aangewezen in artikel 5 van de regeling.
Aan de regeling is een terugwerkende kracht toegekend om geen gat te
laten vallen tussen de oude regeling en deze regeling en daarmee te voorkomen
dat verloskundigen in de tussenliggende periode onbevoegd geneesmiddelen hebben
voorgeschreven of hulpmiddelen hebben gebruikt.
De Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink.