Tijdelijke regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 april 2009, nr. BJZ2009027224, houdende regels met betrekking tot subsidieverlening voor ruimtelijke activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van het Innovatieprogramma Mooi Nederland (Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 6.10 van de Wet ruimtelijke ordening, artikel 6.3.2.1, vierde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. adviescommissie:

adviescommissie als bedoeld in artikel 8;

b. innovatief:

gericht op het toepassen van nieuwe technologie, nieuwe producten, nieuwe instrumenten, nieuwe organisatievormen en -structuren, of nieuwe samenwerkingsvormen, binnen het kader van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;

c. Innovatieprogramma Mooi Nederland:

programma, waarmee aansprekende voorbeelden van projecten worden gegenereerd die op innovatieve wijze bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Nederland;

d. kennis- en leerprogramma:

overdragen enuitwisselen van kennis en ervaringen uit de projecten van het Innovatieprogramma Mooi Nederland;

e. minister:

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

f. onderneming:

eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

g. project:

samenhangend geheel van ruimtelijk relevante activiteiten of onderdelen daarvan, waarvan innovatieve elementen een wezenlijk onderdeel uitmaken, bestaande uit:

  • 1°. een idee of plan, of

  • 2°. een uitvoeringsproject, of -projecten;

h. SenterNovem:

het agentschap van het ministerie van Economische Zaken dat deze regeling uitvoert;

i. subsidie:

subsidie of eenmalige specifieke uitkering;

j. verordening:

verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschap van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEG L 379/5).

Artikel 2 Doel en doelgroep

  • 1. De minister kan op aanvraag subsidie verlenen aan een provincie, gemeente, privaatrechtelijke rechtspersoon of in het handelsregister ingeschreven persoon die, of een waterschap dat, al dan niet in samenwerking, een project inbrengt dat bijdraagt aan de doelstellingen van het Innovatieprogramma Mooi Nederland en valt binnen de door de minister per aanvraagperiode vastgestelde thema’s, waarbij de ontvanger van de subsidie de innovatieve aspecten van het project inbrengt in het kennis- en leerprogramma, behorende bij het programma.

  • 2. In afwijking van het eerste lid blijven voor de toepassing van deze regeling buiten beschouwing voorbeeldprojecten die in het kader van het Programma Mooi Nederland eerder een financiële bijdrage hebben ontvangen.

Artikel 3 Aanvraagperiode en thema’s

De minister stelt ten minste tweemaal een periode vast waarbinnen subsidieaanvragen met betrekking tot daarbij vast te stellen thema’s kunnen worden ingediend en maakt deze bekend in de Staatscourant.

Artikel 4 Subsidieplafond

De minister stelt voor elke aanvraagperiode een subsidieplafond vast en maakt dit bekend in de Staatscourant.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a. maximaal 50 procent van de totale subsidiabele kosten tot het maximum van het tekort op de projectbegroting en tot een maximum van € 200.000 voor een idee of plan met dien verstande dat de subsidie de kosten van een project niet overschrijdt;

    • b. maximaal 20 procent van de totale subsidiabele kosten tot het maximum van het tekort op de projectbegroting en tot een maximum van € 1.000.000 voor een uitvoeringsproject met dien verstande dat de subsidie de kosten van een project niet overschrijdt.

  • 2. Subsidie aan een onderneming wordt slechts verstrekt, indien wordt voldaan aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 3 van de verordening.

  • 3. De minister kan per aanvraagperiode afwijkende subsidiepercentages vaststellen en maakt deze bekend in de Staatscourant.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de gemaakte, aan het project toe te rekenen kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de activiteiten, noodzakelijk zijn voor het leveren van een bijdrage aan het thema.

  • 2. Kosten die gemaakt zijn vóór de indiening van de aanvraag voor subsidie worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij SenterNovem, met gebruikmaking van het daartoe bestemde aanvraagformulier, dat aldaar verkrijgbaar is.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een beschrijving van het project en de verdiensten daarvan voor het doel van deze regeling, bedoeld in artikel 2, toegespitst op een voor de aanvraagperiode geldend thema, een beschrijving van de activiteiten en de wijze van uitvoering, alsmede een tijdsplanning;

    • b. een sluitende begroting en een opgave van de financieringswijze van het project;

    • c. in voorkomend geval een door de in een samenwerkingsverband verenigde partijen ondertekend document waaruit blijkt dat de partij in het samenwerkingsverband die de subsidie aanvraagt daartoe door de andere partijen is aangewezen, alsmede de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen tussen die partijen, met dien verstande dat de aanvrager van de subsidie verantwoordelijk is voor het voldoen aan de verplichtingen en terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidie en voorschotten;

    • d. indien van toepassing, een de-minimisverklaring als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening, overeenkomstig het in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen model voor elke onderneming namens welke de aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend;

    • e. de andere in het aanvraagformulier bedoelde bescheiden en gegevens.

Artikel 8 Adviescommissie

  • 1. Er is een onafhankelijke commissie die tot taak heeft de minister te adviseren over aan haar voorgelegde aanvragen om subsidie.

  • 2. De commissie bestaat uit ten minste vier leden, waaronder de voorzitter, van wie uit hoofde van hun deskundigheid een nuttige bijdrage aan de werkzaamheden van de commissie kan worden verwacht.

  • 3. De minister benoemt de leden van de commissie voor een termijn van ten hoogste twee jaar. De leden zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.

  • 4. De leden van de commissie kunnen te allen tijde hun functie neerleggen door een schriftelijke kennisgeving aan de minister.

  • 5. De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 6. De leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies indien zij een persoonlijk belang hebben bij de ingediende aanvraag.

  • 7. De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 8. De commissie houdt de voorbereidende stukken die betrekking hebben op de door haar uitgebrachte adviezen ter beschikking van de minister.

  • 9. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 10. De leden van de commissie ontvangen een door de minister vast te stellen vergoeding.

Artikel 9 Beoordelingsprocedure

  • 1. De adviescommissie geeft een negatief advies indien:

    • a. geen sprake is van een project;

    • b. niet voldaan wordt aan artikel 2;

    • c. een project kennelijk niet voldoet aan een van de thema’s, bedoeld in artikel 3;

    • d. een project kennelijk niet voldoet aan twee of meer van de criteria, genoemd in artikel 11;

    • e. een project strijdig is met het vigerende Nota Ruimte-beleid, of

    • f. een project strijdig is met het in de betreffende provincie gevoerde ruimtelijk ordeningsbeleid.

  • 2. De commissie geeft inzake de aanvragen waarover zij geen negatief advies heeft gegeven een advies over de rangschikking daarvan aan de hand van de criteria, genoemd in artikel 11.

Artikel 10 Subsidieverlening

  • 1. De minister geeft een beschikking tot subsidieverlening binnen vijf maanden na de laatste dag van de aanvraagperiode waarin de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend.

  • 2. Indien de beschikking niet binnen vijf maanden kan worden gegeven, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking alsnog tegemoet kan worden gezien.

  • 3. De minister beslist afwijzend op een aanvraag, indien de adviescommissie een negatief advies heeft uitgebracht of het subsidieplafond is bereikt. De minister kan afwijken van een negatief advies van de commissie indien dit in strijd is met de regeling dan wel naar zijn oordeel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

  • 4. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de commissie. De minister kan gemotiveerd afwijken van de rangschikking.

Artikel 11 Beoordelingscriteria

  • 1. De aanvragen voor subsidie worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. de bijdrage aan de doelstellingen van het Programma Mooi Nederland en de thema’s van het Innovatieprogramma Mooi Nederland;

    • b. de mate van innovatie;

    • c. de mate van overdraagbaarheid;

    • d. de mate van samenwerking;

    • e. het resultaat op korte termijn;

    • f. de doelmatigheid.

  • 2. De minister kan per aanvraagperiode afwijkende criteria vaststellen en maakt deze bekend in de Staatscourant.

Artikel 12 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na voltooiing van het project waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in bij SenterNovem, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar formulier.

  • 2. Indien bijzondere omstandigheden daartoe noodzaken kan de minister naar aanleiding van een desbetreffend verzoek de termijn, genoemd in het eerste lid, verlengen.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

  • 4. Indien de subsidie meer bedraagt dan € 50.000 gaat het financieel verslag vergezeld van een verklaring van getrouwheid van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die wordt afgegeven met inachtneming van de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 5. In afwijking van het eerste tot en met het vierde lid levert de gemeente of de provincie die een beschikking tot subsidieverlening heeft verkregen de verantwoordingsinformatie aan zoals bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 13 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die zijn verleend op aanvragen die voor die datum zijn ontvangen.

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 april 2009

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

BIJLAGE 1

Verklaring de-minimissteun

Aanbevolen wordt om alvorens deze verklaring in te vullen eerst de toelichting in de bijlage van dit formulier te lezen.

Verklaring

Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming, alsmede aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort,

  • geen de-minimissteun is verleend

    Over de periode van ..... (begindatum van het belastingjaar gelegen 2 jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot ..... (datum van ondertekening van deze verklaring) is niet eerder de-minimissteun verleend.

  • beperkte de-minimissteun is verleend

    Over de periode van ..... (begindatum van het belastingjaar gelegen 2 jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot ..... (datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel dan ook) verleend tot een totaal bedrag van € .....

    Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet niet ter zake. Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van de-minimissteun blijkt, wordt bijgaand verstrekt.

  • reeds andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten is verleend

    Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is reeds staatssteun verleend tot een totaal bedrag van € ..... Deze staatssteun is verleend op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Europese Commissie op ...... Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten blijkt wordt bijgaand verstrekt.

Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:

..... (bedrijfsnaam)

..... (inschrijfnr. KvK)

..... (naam functionaris en functie)

..... (adres onderneming)

..... (postcode en plaatsnaam)

..... (datum) ..... (handtekening)

Toelichting verklaring de-minimissteun

Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. De de-minimisverordening nr. 1998/2006 is bepalend1.

De-minimisverordening en staatssteun

De staatssteunregels in het EG-verdrag (artikel 87 en 88) stellen beperkingen aan overheden als zij steun willen verlenen aan ondernemingen. Deze de-minimisverklaring is nodig om na te gaan of het voordeel dat uw onderneming door deze de-minimissteun krijgt, past binnen de voorwaarden die de Europese staatssteunregels stellen.

In de de-minimisverordening2 heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet beschouwd worden als staatssteun in de zin van het EG-Verdrag. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000.3

Dit bedrag geldt per onderneming4 over een periode van drie belastingjaren. Steun die genoemde drempelbedragen niet overschrijdt, wordt aangemerkt als ‘de-minimissteun’.

De de-minimisvrijstelling is van toepassing op steun die aan ondernemingen wordt verleend in alle sectoren. De verwerking en afzet van landbouwproducten valt sinds 1 januari 2007 onder de ‘gewone’ de-minimisvrijstelling nr. 1998/2006. Van de de-minimisregel zijn echter uitgezonderd: exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld, steun aan ondernemingen die actief zijn in de kolenindustrie en steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden. Ook steun voor de aanschaf van vrachtwagens (‘wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren’) valt buiten de de-minimisvrijstelling. In deze gevallen dient steun aangemeld te worden bij de Europese Commissie. De aanmelding wordt gedaan door de provincie/gemeente/het waterschap.

Bedrag van de-minimissteun

Door middel van deze verklaring geeft u aan, dat met de huidige subsidieverlening voor uw onderneming alsmede het eventuele gehele moederconcern waartoe uw onderneming behoort, de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. U moet daarom nagaan of gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een overheidsinstantie aan uw onderneming is verstrekt.

De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop het besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel) aan uw onderneming is genomen.

Het de-minimisplafond van € 200.000 (respectievelijk € 100.000/€ 30.000/€ 7.500) wordt als subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen etc. Het gaat daarbij niet alleen om steun die u hebt ontvangen van de rijksoverheid, maar ook om steun die u heeft ontvangen van andere overheidsinstanties. Ook Europese subsidies dienen te worden meegerekend.

Het is belangrijk om zorgvuldig na te gaan of in uw geval de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. Bij het bedrag van de onderhavige subsidieverlening dient u eventuele andere gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun op te tellen. Immers bij overschrijding van de drempel dient de steun aangemeld te worden en kan geen beroep meer worden gedaan op de de-minimisregel. Handelen in strijd met de staatssteunregels uit het EG-verdrag kan leiden tot terugvordering van de verleende steun.

Samenloop met reguliere staatssteun

Mogelijk heeft uw onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige de-minimissteun reeds staatssteun ontvangen, die door de Europese Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt. Het totaalbedrag van de-minimissteun en deze staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die op basis van het relevante besluit van de Europese Commissie of de groepsvrijstellingsverordening zijn toegestaan. In het geval bijvoorbeeld voor investeringskosten ten behoeve van het milieu een goedkeuringsbeschikking is gegeven om 30% van de subsidiabele kosten te vergoeden, dan mag bovenop deze steun voor deze zelfde kosten geen de-minimissteun worden verleend. Als u twijfelt of bepaalde steun die u heeft ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover het beste contact opnemen met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.

Het formulier heeft betrekking op drie situaties:

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren in het geheel geen de-minimissteun ontvangen;

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren de-minimissteun ontvangen. Opgeteld bij het bedrag van de huidige subsidieverlening wordt echter het bedrag van € 200.000,– niet overschreden, of

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige subsidie reeds andere vormen van staatssteun ontvangen.

U vult alléén de rubriek(en) in die op uw situatie van toepassing is/zijn. Vergeet niet om de bijlage(n) bij te sluiten.

BIJLAGE 2

Controleprotocol

Algemeen

Op grond van de subsidieverlening dient de subsidieontvanger een accountant aan te wijzen als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is. De opdracht dient in te houden een onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen (artikel 4:45 Awb). De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag. De verklaring van de accountant bij het financiële verslag dient een oordeel te bevatten over de rechtmatige besteding van de subsidie. In dit protocol wordt een aantal nadere aanwijzingen gegeven voor de criteria die de accountant dient te hanteren bij de accountantscontrole van de financiële verantwoording. De subsidieontvanger is verplicht deze aanwijzingen op te nemen in de opdracht aan de accountant. Het financiële verslag dient aan te sluiten op de ingediende en goedgekeurde begroting. De accountantsverklaring die een onderdeel uitmaakt van het financiële verslag, is medebepalend voor de vraag of de minister zal overgaan tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van het verstrekte voorschot.

Normen voor de accountantscontrole

De accountantsverklaring is, naast een oordeel over de juistheid en volledigheid van de verantwoorde baten en lasten in het kader van het ingediende en goedgekeurde project, gericht op de controle van de rechtmatige verantwoording van het beheer. Onder de controle op de rechtmatige besteding van de subsidie wordt verstaan de naleving van de subsidieverlening, de relevante wet- en regelgeving en de aanwijzingen in dit protocol. Daarbij wordt het oordeel beperkt tot de in de jaarrekening opgenomen financiële beheershandelingen (inclusief de niet in de balans opgenomen verplichtingen). Hiervoor wordt verwezen naar het Handboek Auditing Rijksoverheid. Het te hanteren toetsingskader:

  • de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland;

  • de hierna beschreven speciale aandachtspunten en vermelde goedkeuringstoleranties;

  • de aanwijzingen voor de uitvoering van de rechtmatigheidscontrole (Handboek Auditing Rijksoverheid);

  • de algemene in Nederland aanvaarde controlenormen.

Met uitzondering van de in dit protocol opgenomen speciale en procedurele aandachtspunten dient het verslag met normale aandacht te worden gecontroleerd. Tot de normale aandacht behoort dat de financiële verantwoording is opgesteld in overeenstemming met de in dit protocol gegeven aanwijzingen.

Speciale en procedurele aandachtspunten bij de accountantscontrole

De controlerend accountant in het kader van deze subsidieverlening wordt aangewezen door de subsidieontvanger. Alle in dat verband te maken afspraken vallen volledig onder de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger.

De accountant stelt uitdrukkelijk vast dat de van toepassing zijnde wet- en regelgeving wordt nageleefd. Daarbij wordt er op toegezien dat procedures in het leven zijn geroepen om te waarborgen dat aan de betreffende voorschriften wordt voldaan en dat die procedures in feite zijn gevolgd.

Voor het oordeel over de getrouwheid, rechtmatigheid van de bestedingen (transacties) en de naleving van de subsidievoorwaarden hanteert de accountant de daarvoor gegeven aanwijzingen, opgenomen in het Handboek Auditing Rijksoverheid, in het bijzonder de getrouwheids- en rechtmatigheidscriteria.

Als verantwoorde uitgaven (lasten) zijn gebaseerd op gegevens van individuen en andere instellingen en organisaties, dient de subsidieontvanger deze gegevens te (doen) controleren op de juistheid, tijdigheid en volledigheid. Daarbij behoort ook het voldoen aan alle wettelijke verplichtingen terzake van personele kosten in het bijzonder bij inhuur van derden. Er dient een beleid te zijn geformuleerd dat misbruik en oneigenlijk gebruik op adequate wijze bestrijdt. De accountant dient hierop toe te zien en afwijkingen te rapporteren.

De accountantsverklaring en het rapport van bevindingen

Voor de formulering van de goedkeurende accountantsverklaring hanteert de accountant het NIVRA-model nummer 10.3. De accountantsverklaring betreft zowel de getrouwheid als de naleving van de subsidievoorwaarden. Voor de strekking van de accountantsverklaring hanteert de accountant de volgende tabel:

In % van de kosten

Goedkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

Afkeuring

Fout in de financiële verantwoording

< = 1%

> 1% < 3%

n.v.t.

> 3%

Onzekerheden in de controle

< = 3%

> 3% < 10%

> = 10%

n.v.t.

De bedragen voor de rapporteringstoleranties die de accountant hanteert ten behoeve van de rapportering in het verslag van bevindingen zijn de bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstoleranties. De in de tabel vermelde percentages dienen voor wat betreft de balans en de exploitatierekening te worden toegepast op het totaal van de baten. Als de accountant kwalitatieve gebreken van noemenswaardig belang constateert, meldt hij deze in het verslag van bevindingen, ook als deze gebreken niet leiden tot het onthouden van een goedkeurende accountantsverklaring. Tijdens de controle geconstateerde onjuistheden dienen te worden gecorrigeerd in de financiële verantwoording. Geconstateerde opzettelijke fouten worden, ook als de invloed op het totaal van de bestedingen lager is dan de toleranties in de tabel, vermeld in het verslag van bevindingen. Bij de oordeelvorming over de verantwoording spelen de goedkeuringstoleranties een belangrijke rol. De goedkeuringstoleranties zijn kwantitatieve criteria. Als de goedkeuringstoleranties niet worden overschreden, wordt in beginsel een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. De accountant kan op grond van zijn deskundigheid ook besluiten dat er kwalitatieve gebreken zijn van dusdanige aard, dat de goedkeuring wordt onthouden. Als één der of beide goedkeuringstolerantie(s) worden overschreden zal geen goedkeurende accountantsverklaring, maar één van de drie hierna genoemde oordelen verstrekt door de accountant: verklaring met beperking, oordeelonthouding of afkeuring.

Dossiervorming

De accountant richt zijn controledossiers zodanig in dat een efficiënte en effectieve review door de departementale auditdienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op korte termijn mogelijk is.

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Bij een aanvraag voor subsidie in het kader van de onderhavige regeling worden de desbetreffende bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in acht genomen. Op grond van deze wetgeving is een aantal bepalingen rechtstreeks van toepassing op de aanvrager dan wel de verkrijger van de subsidie.

Voor de uitkering aan gemeenten of provincies is artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet de wettelijke basis. Op basis van dit artikel kunnen eenmalige specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies bij ministeriële regeling worden geregeld.

Omdat de specifieke uitkering nog steeds een aangewezen financieringsvorm kan zijn voor gemeenten en provincies, is het van belang om de beleids- en bestedingsvrijheid voor medeoverheden zo ruim mogelijk en de lasten zo beperkt mogelijk te houden. Daarom geldt voor de verantwoording van de uitkering door de gemeenten of provincies het principe van single information single audit (sisa). Single information en single audit is een vereenvoudigde verantwoording- en controlesysteem voor specifieke uitkeringen. De kern is dat het rijk voor het financieel beheer van een specifieke uitkering in principe voldoende heeft aan het jaarverslag en de jaarrekening van een provincie, gemeente en gemeenschappelijke regeling. Daardoor vervallen alle aparte verantwoordingen en accountantsverklaringen per specifieke uitkering (het controleprotocol bij deze regeling is daarom ook niet van toepassing).

De regeling wordt namens de minister van VROM uitgevoerd door SenterNovem, agentschap van het ministerie van Economische Zaken. SenterNovem is door de minister gemandateerd voor de uitvoering van de regeling.

Doel

Met het programma Mooi Nederland wil het Rijk zuinig ruimtegebruik stimuleren, verrommeling tegengaan en zorgen voor een betere ruimtelijke kwaliteit. De Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland is bedoeld als stimulans om nieuwe inspirerende voorbeeldprojecten te vinden. Ideeën, plannen en projecten kunnen een bijdrage krijgen uit de Innovatieregeling Mooi Nederland als ze op een innovatieve manier de identiteit van een plek of gebied creëren, versterken of herstellen. Onder identiteit verstaan we de synergie tussen beeld, gebruik en betekenis van een gebied of plek.

Europeesrechtelijke aspecten

Deze subsidieregeling is niet aangemeld bij de Europese Commissie omdat voor ondernemingen gebruik wordt gemaakt van verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschap van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun.

Administratieve lasten bedrijven

Bij het opstellen van de regeling is rekening gehouden met de administratieve lasten die de regeling voor de aanvragers met zich meebrengt. De administratieve lasten voor bedrijven die subsidie aanvragen zijn gekwantificeerd met het Standaard Kosten Model.

De te verwachten administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn gekwantificeerd op € 190.488, zijnde 2,9 procent van het beschikbare subsidiebedrag. De inschatting is dat ongeveer de helft van de aanvragen van bedrijven afkomstig zullen zijn en de andere helft van overheden.

De administratieve lasten voor subsidieaanvragers hangen samen met het doen van de aanvraag, de verplichtingen tijdens de uitvoering van het project (bijhouden projectadministratie, aanvragen voorschotten) en met betrekking tot de eindverantwoording (aanvraag subsidievaststelling). Bij een aanvraag van de vaststelling van de subsidie is de gevraagde verantwoordingsinformatie, bijvoorbeeld het overleggen van een accountantsverklaring, noodzakelijk om zekerheid te verkrijgen over de juiste besteding van de subsidiegelden.

Een ontwerp van deze regeling is op 6 februari 2009 voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Gelet op de beperkte lasten voor het bedrijfsleven heeft Actal besloten de ontwerpregeling niet te selecteren voor advisering.

Artikelsgewijs

Artikel 1 (begripsbepalingen)

Onder het begrip onderneming wordt ook bedoeld in het handelsregister ingeschreven natuurlijke personen.

Met het begrip idee of plan in het kader van een project wordt gedacht aan de ontwikkeling en uitwerking van vernieuwende inzichten, ideeën, concepten, grensverleggende werkwijzen of gewaagde ontwerpen tot volwaardige en uitvoerbare plannen. Met ‘uitvoeringsproject’ wordt bedoeld de realisatie van inspirerende innovatieve projecten die bijdragen aan de thema’s van het Innovatieprogramma Mooi Nederland. Deze uitvoeringsprojecten bevatten breed toepasbare lessen en hebben een belangrijke voorbeeldfunctie voor anderen.

Het begrip subsidie is nader omschreven als subsidie en als eenmalige specifieke uitkering. Dit is nodig omdat de bijdrage aan gemeenten en provincies een eenmalige specifieke uitkering is.

Artikel 2 (doel en doelgroep)

Diverse actoren zijn betrokken bij de ruimtelijke inrichting van Nederland en bepalen daarmee of de doelstellingen van het Innovatieprogramma Mooi Nederland worden gehaald. Daarom is de subsidieregeling opengesteld voor een brede doelgroep. Diverse aanvragers kunnen inspirerende ideeën, plannen of uitvoeringsprojecten indienen.

Ingevolge het tweede lid vallen de zogenoemde voorbeeldprojecten in het kader van het programma Mooi Nederland buiten het bereik van de onderhavige regeling. Het betreft:

de voorbeeldprojecten Investeren in het landschap:

  • Amstelland (provincie Noord-Holland);

  • Groene Woud (provincie Noord-Brabant);

  • Ooijpolder (provincie Gelderland);

  • Binnenveld (provincie Gelderland);

de voorbeeldprojecten Ruimtelijke Kwaliteit van Bedrijventerreinen:

  • Zaanstad (Zaanse Mix);

  • Oss;

  • Groningen-Assen;

  • Sterrensysteem Overijssel;

  • Zutphen (de Mars); en

de voorbeeldprojecten Taskforce Noordanus:

  • Parkstad Limburg;

  • West Achterhoek;

  • Noordvleugel;

  • Industrieschap Plaspoelpolder;

  • Land van Heusden en Altena.

Artikel 3 (aanvraagperiode en thema’s)

Gedurende de subsidieregeling worden minimaal twee ‘tenderprocedures’ toegepast. Dit betekent dat de provincie, de gemeente, het waterschap of de onderneming door middel van een publicatie in de Staatscourant wordt uitgenodigd om gedurende een bepaalde periode aanvragen voor subsidie in te dienen. Daarna vindt een beoordeling plaats en wordt een rangorde opgesteld op basis waarvan subsidie wordt verleend voor zover de beschikbare middelen dat toelaten. De eerste aanvraagperiode wordt in het voorjaar van 2009 opengesteld. De volgende aanvraagperiode in het najaar van 2010. Elke aanvraagperiode richt zich op een aantal thema's. De thema's gelden voor zowel ideeën en plannen als uitvoeringsprojecten.

Artikel 5 (hoogte subsidie)

In artikel 5, eerste lid, staat centraal het begrip 'tekort op de projectbegroting'. Hierbij gaat het om de som van de eigen bijdrage en de toe te kennen subsidie. Tezamen met de bijdragen van derden, andere subsidies en inkomsten uit het project vormen zij de subsidiabele projectkosten.

Artikel 7 (aanvraag)

De tekst van de regeling, het aanvraagformulier en het formulier voor de de-minimisverklaring zijn verkrijgbaar bij SenterNovem (www.senternovem.nl/mooinederland of via postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel. 030-2393493).

Artikel 11 (beoordelingscriteria)

Dit artikel bevat de kwalitatieve criteria op basis waarvan de minister, op advies van de adviescommissie, de rangorde voor de verlening van de subsidie vaststelt. Selectie vindt plaats op basis van onderlinge vergelijking op de volgende punten:

  • a. Bijdrage aan Mooi Nederland en de thema’s

    De projecten moeten bijdragen aan de doelen van Mooi Nederland: het tegengaan van verrommeling en het stimuleren van ruimtelijke kwaliteit en zuinig ruimtegebruik. Dit door op een innovatieve manier de identiteit van een plek of gebied te creëren, te versterken of te herstellen. Onder ‘identiteit’ verstaan we hier de synergie van het beeld, het gebruik en de betekenis van de plek of het gebied.

    Gebruikers moeten zich bewust worden van de ligging van het gebied of de plek, van hoe ze er kunnen komen en van wat ze er kunnen doen en beleven. Bovendien moeten zij zich aangesproken voelen door het ruimtelijk beeld ter plaatse: plannen en ontwerpen kunnen gebruikers verleiden om het gebied of de plek te bezoeken, door ervoor te zorgen dat het aantrekkelijk is om er te verblijven. De betekenis heeft een historische dimensie (hoe wortelt het gebied of de plek in het verleden?), maar zeker ook een toekomstige: welke nieuwe relaties kan het gebied of de plek aangaan met de nabijgelegen stad en het nabijgelegen landschap? Het gebruik en het beeld van het gebied of de plek moeten daarbij aansluiten.

    De vakdisciplines stedenbouw en landschapsarchitectuur hebben in de loop van de decennia nogal aan gezag ingeboet. Mooi Nederland beschouwt dat als deel van de oorzaak van de verrommeling en hecht daarom grote waarde aan een sterke rol van deze vakdisciplines bij de in te dienen projecten. Het probleem speelt bij overheden en organisaties die geen eigen stedenbouwers en landschapsarchitecten in dienst hebben, maar bij inhuur wel een zeker minimum aan kennis en vaardigheden van het vak in huis moeten hebben. Regionale samenwerking biedt hierbij kansen, zowel tussen gemeenten onderling als tussen provincies, gemeenten en waterschappen.

    De thema’s van het Innovatieprogramma Mooi Nederland worden per aanvraagperiode bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • b. Mate van innovatie

    In Mooi Nederland staat innovatie centraal als dé manier om ruimtelijke vraagstukken snel en goed aan te pakken. Onder innovatie verstaan we een onverwachte combinatie van lef, creativiteit en slimme uitvoering. Een project moet dus innovatief zijn. Bijvoorbeeld in het proces, doordat partijen de rollen op een vernieuwende manier verdelen, of doordat ontwerpers op een bijzondere manier in het proces worden betrokken. Een project kan ook fysiek innovatief zijn, bijvoorbeeld omdat bestaande concepten op een niet eerder vertoonde schaal worden toepast. Of misschien worden bewezen technieken in een nieuwe context gebruikt.

  • c. Mate van overdraagbaarheid

    Mooi Nederland wil een bredere toepassing van succesvolle innovatieve oplossingen bewerkstelligen. De voorgestelde aanpak is in veel situaties toepasbaar en herkenbaar voor veel partijen. Het is hierbij een pre als de aanpak makkelijk overgenomen kan worden. Voor alles moet een project een inspirerend voorbeeld zijn.

  • d. Mate van samenwerking

    Ruimtelijke vraagstukken zijn vaak niet meer door één enkele partij op te lossen. Voor een echt goede aanpak zullen álle betrokkenen goed moeten samenwerken. Voor vraagstukken met een bovenlokaal karakter is bovendien regionale samenwerking onmisbaar. Mooi Nederland kijkt zowel naar de coalitie tussen de verschillende partners in een project, als naar de mate waarin burgers (omwonenden, ondernemers) zeggenschap hebben in het project. Van belang is een samenhangende strategie en een aantoonbaar ‘commitment’. Door bijvoorbeeld minstens de helft van het ingediende idee of plan samen te financieren, wordt duidelijk dat al in een vroeg stadium een stevige coalitie is aangegaan.

  • e. Resultaten snel zichtbaar

    Innovatieve concepten moeten van het papier af. Op korte termijn kan duidelijk worden welke verbeteringen met Mooi Nederland worden gerealiseerd. Zichtbare voorbeelden overtuigen het meest. Hoe sneller de aanpak, hoe kansrijker het project.

  • f. Doelmatigheid

    Bij de selectie van projecten wordt ook op de doelmatigheid van de investeringen gelet. Is de aanvrager, met andere woorden, in staat om met relatief beperkte middelen een grote impact te realiseren? Interessant zijn ook projecten die deel uitmaken van een samenhangende ruimtelijke strategie op een hoger schaalniveau, met vaak een langere tijdhorizon. Een succesvol deelproject versterkt dan de maatschappelijke steun voor het geheel.

Artikel 12 (subsidievaststelling)

Voor de vaststelling van de subsidie voor gemeenten en provincies geldt het principe van ‘single information en single audit’. Dit principe is vastgelegd in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet waarin is vastgelegd hoe verantwoordingsinformatie met betrekking tot de besteding van specifieke uitkeringen moet worden voorgelegd aan de rijksoverheid, wanneer en aan wie. Het begrip verantwoordingsinformatie is gedefinieerd in de Financiële-verhoudingswet, namelijk de jaarrekening en het jaarverslag als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet en de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, onderdeel b, van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 13 (inwerkingtreding en vervaldatum)

Dit is een tijdelijke subsidieregeling om partijen te stimuleren te komen tot innovatieve, voorbeeldwaardige projecten die bijdragen aan de doelstellingen van het Programma Mooi Nederland. Hiervoor worden minimaal twee aanvraagperiodes vastgesteld in 2009 en 2010. De doorlooptijd van de regeling is tot 1 januari 2013. Op voor die datum verleende subsidies blijft de regeling echter wel van toepassing.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.


XNoot
1

Voor de sector van de primaire productie van landbouwproducten is de Verordening (EG) Nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector bepalend. Voor de sector visserij is het de-minimisplafond vastgesteld bij Verordening (EG) Nr. 875/2007 van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004.

XNoot
2

Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

XNoot
3

Voor de periode tot en met 31 december 2010 geldt een nationaal kader voor het onder voorwaarden tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen tot een maximumbedrag van € 500.000. Bij beschikking van 1 april 2009 met nummer N 156/2009 is dit kader door de Europese Commissie goedgekeurd op basis van artikel 87 3.b. van het EG-verdrag.

XNoot
4

Als uw onderneming niet als een zelfstandige onderneming kan worden aangemerkt dan dient voor de bepaling van de hoeveelheid ontvangen de-minimissteun ook rekening te worden gehouden met de de-minimissteun verstrekt aan het gehele moederconcern waartoe uw onderneming behoort. Een onderneming wordt als ‘zelfstandig’ beschouwd indien deze niet voor 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk. Zie Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003, PbEU L 124 van 20.5.2003.

Naar boven