De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
Gelet op artikel 6.10 van de Wet
ruimtelijke ordening, artikel 6.3.2.1, vierde lid, van het Besluit ruimtelijke
ordening en artikel 17, vijfde lid, van de
Financiële-verhoudingswet;
Besluit:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. adviescommissie:
adviescommissie als bedoeld in artikel 8;
- b. innovatief:
gericht op het toepassen van nieuwe technologie, nieuwe
producten, nieuwe instrumenten, nieuwe organisatievormen en -structuren, of
nieuwe samenwerkingsvormen, binnen het kader van de verbetering van de
ruimtelijke kwaliteit;
- c. Innovatieprogramma Mooi Nederland:
programma, waarmee aansprekende voorbeelden van projecten
worden gegenereerd die op innovatieve wijze bijdragen aan de ruimtelijke
kwaliteit van Nederland;
- d. kennis- en leerprogramma:
overdragen enuitwisselen van kennis en ervaringen uit de
projecten van het Innovatieprogramma Mooi Nederland;
- e. minister:
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer;
- f. onderneming:
eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de
rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;
- g. project:
samenhangend geheel van ruimtelijk relevante activiteiten of
onderdelen daarvan, waarvan innovatieve elementen een wezenlijk onderdeel
uitmaken, bestaande uit:
- h. SenterNovem:
het agentschap van het ministerie van Economische Zaken dat
deze regeling uitvoert;
- i. subsidie:
subsidie of eenmalige specifieke uitkering;
- j. verordening:
verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de
Europese Gemeenschap van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de
artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEG L 379/5).
Artikel 2 Doel en doelgroep
1. De minister kan op aanvraag subsidie verlenen aan een provincie,
gemeente, privaatrechtelijke rechtspersoon of in het handelsregister
ingeschreven persoon die, of een waterschap dat, al dan niet in samenwerking,
een project inbrengt dat bijdraagt aan de doelstellingen van het
Innovatieprogramma Mooi Nederland en valt binnen de door de minister per
aanvraagperiode vastgestelde thema’s, waarbij de ontvanger van de subsidie de
innovatieve aspecten van het project inbrengt in het kennis- en leerprogramma,
behorende bij het programma.
2. In afwijking van het eerste lid blijven voor de toepassing van
deze regeling buiten beschouwing voorbeeldprojecten die in het kader van het
Programma Mooi Nederland eerder een financiële bijdrage hebben ontvangen.
Artikel 3 Aanvraagperiode en thema’s
De minister stelt ten minste tweemaal een periode vast waarbinnen
subsidieaanvragen met betrekking tot daarbij vast te stellen thema’s kunnen
worden ingediend en maakt deze bekend in de Staatscourant.
Artikel 4 Subsidieplafond
De minister stelt voor elke aanvraagperiode een subsidieplafond
vast en maakt dit bekend in de Staatscourant.
Artikel 5 Hoogte subsidie
1. De subsidie bedraagt:
a. maximaal 50 procent van de totale subsidiabele kosten tot het
maximum van het tekort op de projectbegroting en tot een maximum van € 200.000
voor een idee of plan met dien verstande dat de subsidie de kosten van een
project niet overschrijdt;
b. maximaal 20 procent van de totale subsidiabele kosten tot
het maximum van het tekort op de projectbegroting en tot een maximum van
€ 1.000.000 voor een uitvoeringsproject met dien verstande dat de subsidie de
kosten van een project niet overschrijdt.
2. Subsidie aan een onderneming wordt slechts verstrekt, indien
wordt voldaan aan de voorwaarden voor de-minimissteun als bedoeld in de
artikelen 1, 2 en 3 van de verordening.
3. De minister kan per aanvraagperiode afwijkende
subsidiepercentages vaststellen en maakt deze bekend in de Staatscourant.
Artikel 6 Subsidiabele kosten
1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen
de gemaakte, aan het project toe te rekenen kosten die rechtstreeks betrekking
hebben op de uitvoering van de activiteiten, noodzakelijk zijn voor het leveren
van een bijdrage aan het thema.
2. Kosten die gemaakt zijn vóór de indiening van de aanvraag voor
subsidie worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.
Artikel 7 Aanvraag
1. De aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij SenterNovem, met
gebruikmaking van het daartoe bestemde aanvraagformulier, dat aldaar
verkrijgbaar is.
2. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een beschrijving van het project en de verdiensten daarvan
voor het doel van deze regeling, bedoeld in artikel 2, toegespitst op een voor
de aanvraagperiode geldend thema, een beschrijving van de activiteiten en de
wijze van uitvoering, alsmede een tijdsplanning;
b. een sluitende begroting en een opgave van de
financieringswijze van het project;
c. in voorkomend geval een door de in een samenwerkingsverband
verenigde partijen ondertekend document waaruit blijkt dat de partij in het
samenwerkingsverband die de subsidie aanvraagt daartoe door de andere partijen
is aangewezen, alsmede de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden
en financiële verplichtingen tussen die partijen, met dien verstande dat de
aanvrager van de subsidie verantwoordelijk is voor het voldoen aan de
verplichtingen en terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidie en
voorschotten;
d. indien van toepassing, een de-minimisverklaring als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, van de verordening, overeenkomstig het in bijlage 1
bij deze regeling opgenomen model voor elke onderneming namens welke de
aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend;
e. de andere in het aanvraagformulier bedoelde bescheiden en
gegevens.
Artikel 8 Adviescommissie
1. Er is een onafhankelijke commissie die tot taak heeft de minister
te adviseren over aan haar voorgelegde aanvragen om subsidie.
2. De commissie bestaat uit ten minste vier leden, waaronder de
voorzitter, van wie uit hoofde van hun deskundigheid een nuttige bijdrage aan
de werkzaamheden van de commissie kan worden verwacht.
3. De minister benoemt de leden van de commissie voor een termijn
van ten hoogste twee jaar. De leden zijn te allen tijde opnieuw
benoembaar.
4. De leden van de commissie kunnen te allen tijde hun functie
neerleggen door een schriftelijke kennisgeving aan de minister.
5. De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.
6. De leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding en
vaststelling van een advies indien zij een persoonlijk belang hebben bij de
ingediende aanvraag.
7. De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke
motivering.
8. De commissie houdt de voorbereidende stukken die betrekking
hebben op de door haar uitgebrachte adviezen ter beschikking van de
minister.
9. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de
commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De bescheiden worden na
beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van
dat ministerie.
10. De leden van de commissie ontvangen een door de minister vast te
stellen vergoeding.
Artikel 9 Beoordelingsprocedure
1. De adviescommissie geeft een negatief advies indien:
a. geen sprake is van een project;
b. niet voldaan wordt aan artikel 2;
c. een project kennelijk niet voldoet aan een van de thema’s,
bedoeld in artikel 3;
d. een project kennelijk niet voldoet aan twee of meer van de
criteria, genoemd in artikel 11;
e. een project strijdig is met het vigerende Nota Ruimte-beleid,
of
f. een project strijdig is met het in de betreffende provincie
gevoerde ruimtelijk ordeningsbeleid.
2. De commissie geeft inzake de aanvragen waarover zij geen negatief
advies heeft gegeven een advies over de rangschikking daarvan aan de hand van
de criteria, genoemd in artikel 11.
Artikel 10 Subsidieverlening
1. De minister geeft een beschikking tot subsidieverlening binnen
vijf maanden na de laatste dag van de aanvraagperiode waarin de aanvraag tot
subsidieverlening is ingediend.
2. Indien de beschikking niet binnen vijf maanden kan worden
gegeven, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een
redelijke termijn waarbinnen de beschikking alsnog tegemoet kan worden
gezien.
3. De minister beslist afwijzend op een aanvraag, indien de
adviescommissie een negatief advies heeft uitgebracht of het subsidieplafond is
bereikt. De minister kan afwijken van een negatief advies van de commissie
indien dit in strijd is met de regeling dan wel naar zijn oordeel niet op
zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
4. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van
rangschikking van de aanvragen door de commissie. De minister kan gemotiveerd
afwijken van de rangschikking.
Artikel 11 Beoordelingscriteria
Artikel 12 Subsidievaststelling
1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na voltooiing van
het project waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling
in bij SenterNovem, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar
formulier.
2. Indien bijzondere omstandigheden daartoe noodzaken kan de
minister naar aanleiding van een desbetreffend verzoek de termijn, genoemd in
het eerste lid, verlengen.
3. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een
activiteitenverslag en een financieel verslag.
4. Indien de subsidie meer bedraagt dan € 50.000 gaat het financieel
verslag vergezeld van een verklaring van getrouwheid van een accountant als
bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die
wordt afgegeven met inachtneming van de bij deze regeling behorende bijlage
2.
5. In afwijking van het eerste tot en met het vierde lid levert de
gemeente of de provincie die een beschikking tot subsidieverlening heeft
verkregen de verantwoordingsinformatie aan zoals bepaald in artikel 17a van de
Financiële-verhoudingswet.
Artikel 13 Inwerkingtreding en vervaldatum
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na
de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2013, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die zijn verleend op
aanvragen die voor die datum zijn ontvangen.
Artikel 14 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling
Innovatieprogramma Mooi Nederland.
De Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.M. Cramer.
BIJLAGE 1
Verklaring de-minimissteun
Aanbevolen wordt om alvorens deze verklaring in te vullen eerst de
toelichting in de bijlage van dit formulier te lezen.
Verklaring
Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde
onderneming, alsmede aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de
onderneming behoort,
○ geen de-minimissteun is
verleend
Over de periode van ..... (begindatum van het belastingjaar
gelegen 2 jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot .....
(datum van ondertekening van deze verklaring) is niet eerder de-minimissteun
verleend.
○ beperkte de-minimissteun is
verleend
Over de periode van ..... (begindatum van het belastingjaar
gelegen 2 jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot .....
(datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun (in
welke vorm of voor welk doel dan ook) verleend tot een totaal bedrag van
€ .....
Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet
niet ter zake. Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van de-minimissteun
blijkt, wordt bijgaand verstrekt.
○ reeds andere steun voor dezelfde in
aanmerking komende kosten is verleend
Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is reeds
staatssteun verleend tot een totaal bedrag van € ..... Deze staatssteun is
verleend op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de
Europese Commissie op ...... Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van
staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten blijkt wordt bijgaand
verstrekt.
Aldus volledig en naar waarheid ingevuld
door:
..... (bedrijfsnaam)
..... (inschrijfnr. KvK)
..... (naam functionaris en functie)
..... (adres onderneming)
..... (postcode en plaatsnaam)
..... (datum) ..... (handtekening)
Toelichting verklaring de-minimissteun
Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de
de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend.
De de-minimisverordening nr. 1998/2006 is bepalend1.
De-minimisverordening en staatssteun
De staatssteunregels in het EG-verdrag (artikel 87 en 88) stellen
beperkingen aan overheden als zij steun willen verlenen aan ondernemingen. Deze
de-minimisverklaring is nodig om na te gaan of het voordeel dat uw onderneming
door deze de-minimissteun krijgt, past binnen de voorwaarden die de Europese
staatssteunregels stellen.
In de de-minimisverordening2 heeft de Europese Commissie verklaard dat
steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het
handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging
niet vervalsen en daarom niet beschouwd worden als staatssteun in de zin van
het EG-Verdrag. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000.3
Dit bedrag geldt per onderneming4 over een periode van drie belastingjaren. Steun die
genoemde drempelbedragen niet overschrijdt, wordt aangemerkt als
‘de-minimissteun’.
De de-minimisvrijstelling is van toepassing op steun die aan
ondernemingen wordt verleend in alle sectoren. De verwerking en afzet van
landbouwproducten valt sinds 1 januari 2007 onder de ‘gewone’
de-minimisvrijstelling nr. 1998/2006. Van de de-minimisregel zijn echter
uitgezonderd: exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte
van ingevoerde producten worden bevoordeeld, steun aan ondernemingen die actief
zijn in de kolenindustrie en steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden.
Ook steun voor de aanschaf van vrachtwagens (‘wegvervoermiddelen voor vracht
door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren’) valt
buiten de de-minimisvrijstelling. In deze gevallen dient steun
aangemeld te worden bij de Europese Commissie. De aanmelding wordt gedaan door
de provincie/gemeente/het waterschap.
Bedrag van de-minimissteun
Door middel van deze verklaring geeft u aan, dat met de huidige
subsidieverlening voor uw onderneming alsmede het eventuele gehele
moederconcern waartoe uw onderneming behoort, de de-minimisdrempel
niet wordt overschreden. U moet daarom nagaan of gedurende het lopende en de
twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een
overheidsinstantie aan uw onderneming is verstrekt.
De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip
waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit
betekent concreet de datum waarop het besluit tot subsidieverlening (of
verlening van een voordeel) aan uw onderneming is genomen.
Het de-minimisplafond van € 200.000 (respectievelijk
€ 100.000/€ 30.000/€ 7.500) wordt als subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen
die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn
brutobedragen vóór aftrek van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het
daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen
een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of
kwijtschelding van directe of indirecte belastingen etc. Het gaat daarbij niet
alleen om steun die u hebt ontvangen van de rijksoverheid, maar ook om steun
die u heeft ontvangen van andere overheidsinstanties. Ook Europese subsidies
dienen te worden meegerekend.
Het is belangrijk om zorgvuldig na te gaan of in uw geval de
de-minimisdrempel niet wordt overschreden. Bij het bedrag van de onderhavige
subsidieverlening dient u eventuele andere gedurende het lopende en de twee
voorafgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun op te tellen. Immers bij
overschrijding van de drempel dient de steun aangemeld te worden en kan geen
beroep meer worden gedaan op de de-minimisregel. Handelen in strijd met de
staatssteunregels uit het EG-verdrag kan leiden tot terugvordering van de
verleende steun.
Samenloop met reguliere staatssteun
Mogelijk heeft uw onderneming voor dezelfde kosten die in
aanmerking komen voor de huidige de-minimissteun reeds staatssteun ontvangen,
die door de Europese Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied
van een groepsvrijstellingsverordening valt. Het totaalbedrag van
de-minimissteun en deze staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die op
basis van het relevante besluit van de Europese Commissie of de
groepsvrijstellingsverordening zijn toegestaan. In het geval bijvoorbeeld voor
investeringskosten ten behoeve van het milieu een goedkeuringsbeschikking is
gegeven om 30% van de subsidiabele kosten te vergoeden, dan mag bovenop deze
steun voor deze zelfde kosten geen de-minimissteun worden verleend. Als u
twijfelt of bepaalde steun die u heeft ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde
steun is, kunt u hierover het beste contact opnemen met de overheid of
uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.
Het formulier heeft betrekking op drie situaties:
– uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern
heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren in het
geheel geen de-minimissteun ontvangen;
– uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern
heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren
de-minimissteun ontvangen. Opgeteld bij het bedrag van de huidige
subsidieverlening wordt echter het bedrag van € 200.000,– niet overschreden,
of
– uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern
heeft voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige subsidie
reeds andere vormen van staatssteun ontvangen.
U vult alléén de rubriek(en) in die op uw situatie van toepassing
is/zijn. Vergeet niet om de bijlage(n) bij te sluiten.
BIJLAGE 2
Controleprotocol
Algemeen
Op grond van de subsidieverlening dient de subsidieontvanger een
accountant aan te wijzen als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel h,
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De accountant onderzoekt of het
financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde
voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan
beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is. De opdracht dient in te
houden een onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden
verplichtingen (artikel 4:45 Awb). De accountant geeft de uitslag van zijn
onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het
financiële verslag. De verklaring van de accountant bij het financiële verslag
dient een oordeel te bevatten over de rechtmatige besteding van de subsidie. In
dit protocol wordt een aantal nadere aanwijzingen gegeven voor de criteria die
de accountant dient te hanteren bij de accountantscontrole van de financiële
verantwoording. De subsidieontvanger is verplicht deze aanwijzingen op te nemen
in de opdracht aan de accountant. Het financiële verslag dient aan te sluiten
op de ingediende en goedgekeurde begroting. De accountantsverklaring die een
onderdeel uitmaakt van het financiële verslag, is medebepalend voor de vraag of
de minister zal overgaan tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van het
verstrekte voorschot.
Normen voor de accountantscontrole
De accountantsverklaring is, naast een oordeel over de
juistheid en volledigheid van de verantwoorde baten en lasten in het kader van
het ingediende en goedgekeurde project, gericht op de controle van de
rechtmatige verantwoording van het beheer. Onder de controle op de rechtmatige
besteding van de subsidie wordt verstaan de naleving van de subsidieverlening,
de relevante wet- en regelgeving en de aanwijzingen in dit protocol. Daarbij
wordt het oordeel beperkt tot de in de jaarrekening opgenomen financiële
beheershandelingen (inclusief de niet in de balans opgenomen verplichtingen).
Hiervoor wordt verwezen naar het Handboek Auditing Rijksoverheid. Het te
hanteren toetsingskader:
– de Algemene wet bestuursrecht;
– de Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi
Nederland;
– de hierna beschreven speciale aandachtspunten en vermelde
goedkeuringstoleranties;
– de aanwijzingen voor de uitvoering van de
rechtmatigheidscontrole (Handboek Auditing Rijksoverheid);
– de algemene in Nederland aanvaarde controlenormen.
Met uitzondering van de in dit protocol opgenomen speciale en
procedurele aandachtspunten dient het verslag met normale aandacht te worden
gecontroleerd. Tot de normale aandacht behoort dat de financiële verantwoording
is opgesteld in overeenstemming met de in dit protocol gegeven
aanwijzingen.
Speciale en procedurele aandachtspunten bij de
accountantscontrole
De controlerend accountant in het kader van deze
subsidieverlening wordt aangewezen door de subsidieontvanger. Alle in dat
verband te maken afspraken vallen volledig onder de verantwoordelijkheid van de
subsidieontvanger.
De accountant stelt uitdrukkelijk vast dat de van toepassing
zijnde wet- en regelgeving wordt nageleefd. Daarbij wordt er op toegezien dat
procedures in het leven zijn geroepen om te waarborgen dat aan de betreffende
voorschriften wordt voldaan en dat die procedures in feite zijn gevolgd.
Voor het oordeel over de getrouwheid, rechtmatigheid van de
bestedingen (transacties) en de naleving van de subsidievoorwaarden hanteert de
accountant de daarvoor gegeven aanwijzingen, opgenomen in het Handboek Auditing
Rijksoverheid, in het bijzonder de getrouwheids- en
rechtmatigheidscriteria.
Als verantwoorde uitgaven (lasten) zijn gebaseerd op gegevens
van individuen en andere instellingen en organisaties, dient de
subsidieontvanger deze gegevens te (doen) controleren op de juistheid,
tijdigheid en volledigheid. Daarbij behoort ook het voldoen aan alle wettelijke
verplichtingen terzake van personele kosten in het bijzonder bij inhuur van
derden. Er dient een beleid te zijn geformuleerd dat misbruik en oneigenlijk
gebruik op adequate wijze bestrijdt. De accountant dient hierop toe te zien en
afwijkingen te rapporteren.
De accountantsverklaring en het rapport van
bevindingen
Voor de formulering van de goedkeurende accountantsverklaring
hanteert de accountant het NIVRA-model nummer 10.3. De accountantsverklaring
betreft zowel de getrouwheid als de naleving van de subsidievoorwaarden. Voor
de strekking van de accountantsverklaring hanteert de accountant de volgende
tabel:
In % van de kosten | Goedkeuring | Beperking | Oordeelonthouding | Afkeuring |
---|
Fout in de financiële verantwoording | < = 1% | > 1% < 3% | n.v.t. | > 3% |
Onzekerheden in de controle | < = 3% | > 3% < 10% | > = 10% | n.v.t. |
De bedragen voor de rapporteringstoleranties die de accountant
hanteert ten behoeve van de rapportering in het verslag van bevindingen zijn de
bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstoleranties. De in de tabel
vermelde percentages dienen voor wat betreft de balans en de
exploitatierekening te worden toegepast op het totaal van de baten. Als de
accountant kwalitatieve gebreken van noemenswaardig belang constateert, meldt
hij deze in het verslag van bevindingen, ook als deze gebreken niet leiden tot
het onthouden van een goedkeurende accountantsverklaring. Tijdens de controle
geconstateerde onjuistheden dienen te worden gecorrigeerd in de financiële
verantwoording. Geconstateerde opzettelijke fouten worden, ook als de invloed
op het totaal van de bestedingen lager is dan de toleranties in de tabel,
vermeld in het verslag van bevindingen. Bij de oordeelvorming over de
verantwoording spelen de goedkeuringstoleranties een belangrijke rol. De
goedkeuringstoleranties zijn kwantitatieve criteria. Als de
goedkeuringstoleranties niet worden overschreden, wordt in beginsel een
goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. De accountant kan op grond van
zijn deskundigheid ook besluiten dat er kwalitatieve gebreken zijn van
dusdanige aard, dat de goedkeuring wordt onthouden. Als één der of beide
goedkeuringstolerantie(s) worden overschreden zal geen goedkeurende
accountantsverklaring, maar één van de drie hierna genoemde oordelen verstrekt
door de accountant: verklaring met beperking, oordeelonthouding of
afkeuring.
Dossiervorming
De accountant richt zijn controledossiers zodanig in dat een
efficiënte en effectieve review door de departementale auditdienst van het
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op korte
termijn mogelijk is.
TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Bij een aanvraag voor subsidie in het kader van de onderhavige
regeling worden de desbetreffende bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening,
het Besluit ruimtelijke ordening en hoofdstuk 4 van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) in acht genomen. Op grond van deze wetgeving is een aantal
bepalingen rechtstreeks van toepassing op de aanvrager dan wel de verkrijger
van de subsidie.
Voor de uitkering aan gemeenten of provincies is artikel 17,
vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet de wettelijke basis.
Op basis van dit artikel kunnen eenmalige specifieke uitkeringen aan gemeenten
of provincies bij ministeriële regeling worden geregeld.
Omdat de specifieke uitkering nog steeds een aangewezen
financieringsvorm kan zijn voor gemeenten en provincies, is het van belang om
de beleids- en bestedingsvrijheid voor medeoverheden zo ruim mogelijk en de
lasten zo beperkt mogelijk te houden. Daarom geldt voor de verantwoording van
de uitkering door de gemeenten of provincies het principe van single
information single audit (sisa). Single information en single audit is een
vereenvoudigde verantwoording- en controlesysteem voor specifieke uitkeringen.
De kern is dat het rijk voor het financieel beheer van een specifieke uitkering
in principe voldoende heeft aan het jaarverslag en de jaarrekening van een
provincie, gemeente en gemeenschappelijke regeling. Daardoor vervallen alle
aparte verantwoordingen en accountantsverklaringen per specifieke uitkering
(het controleprotocol bij deze regeling is daarom ook niet van
toepassing).
De regeling wordt namens de minister van VROM uitgevoerd door
SenterNovem, agentschap van het ministerie van Economische Zaken. SenterNovem
is door de minister gemandateerd voor de uitvoering van de regeling.
Doel
Met het programma Mooi Nederland wil het Rijk zuinig
ruimtegebruik stimuleren, verrommeling tegengaan en zorgen voor een betere
ruimtelijke kwaliteit. De Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi
Nederland is bedoeld als stimulans om nieuwe inspirerende voorbeeldprojecten te
vinden. Ideeën, plannen en projecten kunnen een bijdrage krijgen uit de
Innovatieregeling Mooi Nederland als ze op een innovatieve manier de identiteit
van een plek of gebied creëren, versterken of herstellen. Onder identiteit
verstaan we de synergie tussen beeld, gebruik en betekenis van een gebied of
plek.
Europeesrechtelijke aspecten
Deze subsidieregeling is niet aangemeld bij de Europese Commissie
omdat voor ondernemingen gebruik wordt gemaakt van verordening (EG)
nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschap van 15 december 2006
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op
de-minimissteun.
Administratieve lasten bedrijven
Bij het opstellen van de regeling is rekening gehouden met de
administratieve lasten die de regeling voor de aanvragers met zich meebrengt.
De administratieve lasten voor bedrijven die subsidie aanvragen zijn
gekwantificeerd met het Standaard Kosten Model.
De te verwachten administratieve lasten voor het bedrijfsleven
zijn gekwantificeerd op € 190.488, zijnde 2,9 procent van het beschikbare
subsidiebedrag. De inschatting is dat ongeveer de helft van de aanvragen van
bedrijven afkomstig zullen zijn en de andere helft van overheden.
De administratieve lasten voor subsidieaanvragers hangen samen
met het doen van de aanvraag, de verplichtingen tijdens de uitvoering van het
project (bijhouden projectadministratie, aanvragen voorschotten) en met
betrekking tot de eindverantwoording (aanvraag subsidievaststelling). Bij een
aanvraag van de vaststelling van de subsidie is de gevraagde
verantwoordingsinformatie, bijvoorbeeld het overleggen van een
accountantsverklaring, noodzakelijk om zekerheid te verkrijgen over de juiste
besteding van de subsidiegelden.
Een ontwerp van deze regeling is op 6 februari 2009 voorgelegd
aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Gelet op de
beperkte lasten voor het bedrijfsleven heeft Actal besloten de ontwerpregeling
niet te selecteren voor advisering.
Artikelsgewijs
Artikel 1 (begripsbepalingen)
Onder het begrip onderneming wordt ook bedoeld in het
handelsregister ingeschreven natuurlijke personen.
Met het begrip idee of plan in het kader van een project wordt
gedacht aan de ontwikkeling en uitwerking van vernieuwende inzichten,
ideeën, concepten, grensverleggende werkwijzen of gewaagde ontwerpen tot
volwaardige en uitvoerbare plannen. Met ‘uitvoeringsproject’ wordt bedoeld de
realisatie van inspirerende innovatieve projecten die bijdragen aan de thema’s
van het Innovatieprogramma Mooi Nederland. Deze uitvoeringsprojecten bevatten
breed toepasbare lessen en hebben een belangrijke voorbeeldfunctie voor
anderen.
Het begrip subsidie is nader omschreven als subsidie en als
eenmalige specifieke uitkering. Dit is nodig omdat de bijdrage aan gemeenten en
provincies een eenmalige specifieke uitkering is.
Artikel 2 (doel en doelgroep)
Diverse actoren zijn betrokken bij de ruimtelijke inrichting van
Nederland en bepalen daarmee of de doelstellingen van het Innovatieprogramma
Mooi Nederland worden gehaald. Daarom is de subsidieregeling opengesteld voor
een brede doelgroep. Diverse aanvragers kunnen inspirerende ideeën, plannen of
uitvoeringsprojecten indienen.
Ingevolge het tweede lid vallen de zogenoemde voorbeeldprojecten
in het kader van het programma Mooi Nederland buiten het bereik van de
onderhavige regeling. Het betreft:
de voorbeeldprojecten Investeren in het landschap:
– Amstelland (provincie Noord-Holland);
– Groene Woud (provincie Noord-Brabant);
– Ooijpolder (provincie Gelderland);
– Binnenveld (provincie Gelderland);
de voorbeeldprojecten Ruimtelijke Kwaliteit van
Bedrijventerreinen:
de voorbeeldprojecten Taskforce Noordanus:
Artikel 3 (aanvraagperiode en thema’s)
Gedurende de subsidieregeling worden minimaal twee
‘tenderprocedures’ toegepast. Dit betekent dat de provincie, de gemeente, het
waterschap of de onderneming door middel van een publicatie in de Staatscourant
wordt uitgenodigd om gedurende een bepaalde periode aanvragen voor subsidie in
te dienen. Daarna vindt een beoordeling plaats en wordt een rangorde opgesteld
op basis waarvan subsidie wordt verleend voor zover de beschikbare middelen dat
toelaten. De eerste aanvraagperiode wordt in het voorjaar van 2009 opengesteld.
De volgende aanvraagperiode in het najaar van 2010. Elke aanvraagperiode richt
zich op een aantal thema's. De thema's gelden voor zowel ideeën en plannen als
uitvoeringsprojecten.
Artikel 5 (hoogte subsidie)
In artikel 5, eerste lid, staat centraal het begrip 'tekort op de
projectbegroting'. Hierbij gaat het om de som van de eigen bijdrage en de toe
te kennen subsidie. Tezamen met de bijdragen van derden, andere subsidies en
inkomsten uit het project vormen zij de subsidiabele projectkosten.
Artikel 7 (aanvraag)
De tekst van de regeling, het aanvraagformulier en het formulier
voor de de-minimisverklaring zijn verkrijgbaar bij SenterNovem
(www.senternovem.nl/mooinederland of via postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel.
030-2393493).
Artikel 11 (beoordelingscriteria)
Dit artikel bevat de kwalitatieve criteria op basis waarvan de
minister, op advies van de adviescommissie, de rangorde voor de verlening van
de subsidie vaststelt. Selectie vindt plaats op basis van onderlinge
vergelijking op de volgende punten:
a. Bijdrage aan Mooi Nederland en de
thema’s
De projecten moeten bijdragen aan de doelen van Mooi
Nederland: het tegengaan van verrommeling en het stimuleren van ruimtelijke
kwaliteit en zuinig ruimtegebruik. Dit door op een innovatieve manier de
identiteit van een plek of gebied te creëren, te versterken of te herstellen.
Onder ‘identiteit’ verstaan we hier de synergie van het beeld, het gebruik en
de betekenis van de plek of het gebied.
Gebruikers moeten zich bewust worden van de ligging van het
gebied of de plek, van hoe ze er kunnen komen en van wat ze er kunnen doen en
beleven. Bovendien moeten zij zich aangesproken voelen door het ruimtelijk
beeld ter plaatse: plannen en ontwerpen kunnen gebruikers verleiden om het
gebied of de plek te bezoeken, door ervoor te zorgen dat het aantrekkelijk is
om er te verblijven. De betekenis heeft een historische dimensie (hoe wortelt
het gebied of de plek in het verleden?), maar zeker ook een toekomstige: welke
nieuwe relaties kan het gebied of de plek aangaan met de nabijgelegen stad en
het nabijgelegen landschap? Het gebruik en het beeld van het gebied of de plek
moeten daarbij aansluiten.
De vakdisciplines stedenbouw en landschapsarchitectuur hebben
in de loop van de decennia nogal aan gezag ingeboet. Mooi Nederland beschouwt
dat als deel van de oorzaak van de verrommeling en hecht daarom grote waarde
aan een sterke rol van deze vakdisciplines bij de in te dienen projecten. Het
probleem speelt bij overheden en organisaties die geen eigen stedenbouwers en
landschapsarchitecten in dienst hebben, maar bij inhuur wel een zeker minimum
aan kennis en vaardigheden van het vak in huis moeten hebben. Regionale
samenwerking biedt hierbij kansen, zowel tussen gemeenten onderling als tussen
provincies, gemeenten en waterschappen.
De thema’s van het Innovatieprogramma Mooi Nederland worden
per aanvraagperiode bekend gemaakt in de Staatscourant.
b. Mate van innovatie
In Mooi Nederland staat innovatie centraal als dé manier om
ruimtelijke vraagstukken snel en goed aan te pakken. Onder innovatie verstaan
we een onverwachte combinatie van lef, creativiteit en slimme uitvoering. Een
project moet dus innovatief zijn. Bijvoorbeeld in het proces, doordat partijen
de rollen op een vernieuwende manier verdelen, of doordat ontwerpers op een
bijzondere manier in het proces worden betrokken. Een project kan ook fysiek
innovatief zijn, bijvoorbeeld omdat bestaande concepten op een niet eerder
vertoonde schaal worden toepast. Of misschien worden bewezen technieken in een
nieuwe context gebruikt.
c. Mate van overdraagbaarheid
Mooi Nederland wil een bredere toepassing van succesvolle
innovatieve oplossingen bewerkstelligen. De voorgestelde aanpak is in veel
situaties toepasbaar en herkenbaar voor veel partijen. Het is hierbij een pre
als de aanpak makkelijk overgenomen kan worden. Voor alles moet een project een
inspirerend voorbeeld zijn.
d. Mate van samenwerking
Ruimtelijke vraagstukken zijn vaak niet meer door één enkele
partij op te lossen. Voor een echt goede aanpak zullen álle betrokkenen goed
moeten samenwerken. Voor vraagstukken met een bovenlokaal karakter is bovendien
regionale samenwerking onmisbaar. Mooi Nederland kijkt zowel naar de coalitie
tussen de verschillende partners in een project, als naar de mate waarin
burgers (omwonenden, ondernemers) zeggenschap hebben in het project. Van belang
is een samenhangende strategie en een aantoonbaar ‘commitment’. Door
bijvoorbeeld minstens de helft van het ingediende idee of plan samen te
financieren, wordt duidelijk dat al in een vroeg stadium een stevige coalitie
is aangegaan.
e. Resultaten snel zichtbaar
Innovatieve concepten moeten van het papier af. Op korte
termijn kan duidelijk worden welke verbeteringen met Mooi Nederland worden
gerealiseerd. Zichtbare voorbeelden overtuigen het meest. Hoe sneller de
aanpak, hoe kansrijker het project.
f. Doelmatigheid
Bij de selectie van projecten wordt ook op de doelmatigheid
van de investeringen gelet. Is de aanvrager, met andere woorden, in staat om
met relatief beperkte middelen een grote impact te realiseren? Interessant zijn
ook projecten die deel uitmaken van een samenhangende ruimtelijke strategie op
een hoger schaalniveau, met vaak een langere tijdhorizon. Een succesvol
deelproject versterkt dan de maatschappelijke steun voor het geheel.
Artikel 12 (subsidievaststelling)
Voor de vaststelling van de subsidie voor gemeenten en provincies
geldt het principe van ‘single information en single audit’. Dit principe is
vastgelegd in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet waarin is vastgelegd
hoe verantwoordingsinformatie met betrekking tot de besteding van specifieke
uitkeringen moet worden voorgelegd aan de rijksoverheid, wanneer en aan wie.
Het begrip verantwoordingsinformatie is gedefinieerd in de
Financiële-verhoudingswet, namelijk de jaarrekening en het jaarverslag als
bedoeld in artikel 17a, eerste lid, onderdeel a, van de
Financiële-verhoudingswet en de accountantsverklaring en het verslag van
bevindingen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, onderdeel b, van de
Financiële-verhoudingswet.
Artikel 13 (inwerkingtreding en vervaldatum)
Dit is een tijdelijke subsidieregeling om partijen te stimuleren
te komen tot innovatieve, voorbeeldwaardige projecten die bijdragen aan de
doelstellingen van het Programma Mooi Nederland. Hiervoor worden minimaal twee
aanvraagperiodes vastgesteld in 2009 en 2010. De doorlooptijd van de regeling
is tot 1 januari 2013. Op voor die datum verleende subsidies blijft de regeling
echter wel van toepassing.
De Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.M. Cramer.