Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 april 2009, nr. VGP/PSL 2922050 houdende een wijziging van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen in verband met het opnemen van een reductie van de tarieven bij meerdere aanvragen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 4, vijfde lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 5 van de Warenwetregeling tatoeëren en piercen worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. De retributie wordt verminderd met een bedrag van € 92,85, indien:

    • a. de aanvrager op het moment van aanvraag voor een andere ruimte dan waarop de aanvraag is gericht beschikt over een vergunning voor gelijksoortige activiteiten;

    • b. voor die vergunning dit lid buiten toepassing is gebleven.

  • 6. De aanvrager die in aanmerking komt voor een verlaagd tarief als bedoeld in het vijfde lid, maakt in de aanvraag melding van de in dat lid bedoelde vergunning.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

TOELICHTING

Algemeen

Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning tot het gebruik van tatoeage- en piercingmateriaal is aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een retributie verschuldigd. De vergunning is gebonden aan de locatie waar het materiaal wordt gebruikt. Na verloop van de termijn waarvoor de vergunning is afgegeven, moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd en dient een nieuw onderzoek plaats te vinden.

De laatste jaren is sprake van de opkomst van ‘mobiele schoonheidsspecialisten’. Het betreft schoonheidsspecialisten die hun werkzaamheden vanuit meerdere locaties verrichten. Zij huren daar dan voor een beperkte tijd per maand een ruimte voor. In het geval dat die specialisten werken met permanente make-up (een vorm van tatoeëren), dienen zij voor iedere ruimte waar zij die permanente make-up aanbrengen, over een vergunning te beschikken.

Voordat tot vergunningverlening wordt overgegaan, wordt een onderzoek ingesteld om te bezien of er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de ondernemer voor de ruimte waarvoor de vergunning wordt gevraagd, niet zal voldoen aan de voorschriften gesteld, bij of krachtens het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen of gesteld krachtens artikel 24 van de Warenwet. Dat betekent dat, bij voorbeeld in de gevallen van de mobiele schoonheidsspecialisten, voor iedere locatie een vergunning moet worden aangevraagd. Voor iedere aanvraag is telkens een volledige retributie verschuldigd.

Niet alle onderdelen van het onderzoek zijn locatiegebonden. Zo vindt in het kader van ieder onderzoek door een inspecteur van de GGD een observatie plaats ter gelegenheid van het plaatsen van een tatoeage of een piercing. Op die manier kan beoordeeld worden of niet alleen de juiste middelen aanwezig zijn die moeten leiden tot hygiënisch werken, maar of binnen de onderneming ook de kennis aanwezig is om die materialen op de juiste manier te gebruiken.

Voor de ondernemers die meerdere vestigingen in stand houden kan het onderzoek, voor zover het om niet locatiegebonden aspecten gaat, achterwege blijven indien daar ter gelegenheid van een eerdere aanvraag onderzoek naar is gedaan en dat onderzoek geen aanleiding was een vergunning te weigeren. Het onderzoek kan beperkt blijven tot een onderzoek van de locatie. Voor die gevallen kan het tarief voor de vergunningaanvraag worden gereduceerd. Deze regeling voorziet daarin. Het achterwege laten van de niet locatiegebonden aspecten tijdens het onderzoek leidt tot een reductie van het aantal arbeidsuren dat met het afhandelen van een vergunningaanvraag gemoeid is. Het aantal arbeidsuren kan met één uur worden gereduceerd. Dit betekent een vermindering van het tarief met € 92,85.

Regulier Overleg Warenwet

Het ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)1. Deze consultatie heeft niet geleid tot commentaar op de ontwerpregeling.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Deze regeling zal leiden tot een verlaging van de bedrijfseffecten. Indien wordt voldaan aan een aantal voorwaarden kan voor een aantal vergunningaanvragen een lager tarief in rekening worden gebracht.

Artikelsgewijs

Artikel I

Door te verlangen dat sprake moet zijn van een geldige vergunning – een ondernemer van wie de vergunning is verlopen beschikt immers niet over een vergunning – en door op te nemen dat de ondernemer zich slechts kan beroepen op een eerder verleende vergunning indien voor die vergunning een volledig onderzoek heeft plaatsgevonden, blijft gehandhaafd dat iedere ondernemer in ieder geval één maal per twee jaar aan een volledig onderzoek wordt onderworpen.

De aanvrager vermeldt in de aanvraag de vergunning op grond waarvan hij aanspraak kan maken op een verlaagd tarief.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.


XNoot
1

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken), van de Voedsel en Waren Autoriteit, en van product- en bedrijfschappen.

Naar boven