Besluit van de inspecteur-generaal van 26 maart 2009, houdende doorverlening van mandaat, volmacht en machtiging aan onder hem ressorterende functionarissen

De inspecteur-generaal,

Overwegende dat het gewenst is dat bij het Inspectoraat-Generaal van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de bevoegdheid van de inspecteur-generaal tot het nemen van besluiten en tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen namens de ministers mag worden uitgeoefend door een aantal andere, onder hem ressorterende, functionarissen;

Gelet op het Organisatiebesluit VROM 2008;

Gelet op het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. het diensthoofd:

de inspecteur-generaal;

b. dienstonderdeel:
  • 1. de Stafafdeling Crisismanagement

  • 2. de directie Strategie en Beleid

  • 3. de hoofddirectie Uitvoering

    • de afdeling Advies en Ontwikkeling

    • de landelijke programma’s

    • de regionale afdelingen

    • de Kernfysische dienst

    • de VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst

  • 4. de directie Bedrijfsvoering;

c. hoofd van een dienstonderdeel:

functionaris belast met de leiding van een dienstonderdeel, onder wiens leiding een in onderdeel b genoemd dienstonderdeel valt zijnde:

  • 1. het hoofd van de Stafafdeling Crisismanagement

  • 2. de directeur Strategie en Beleid

  • 3. de hoofddirecteur Uitvoering

    • het hoofd van de Afdeling Advies en Ontwikkeling

    • de directeuren-inspecteur die leiding geven aan een landelijk programma

    • de directeuren-inspecteur die leidinggeven aan een regionale afdeling

    • de directeur-inspecteur Kernfysische dienst

    • de directeur VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst

  • 4. de directeur Bedrijfsvoering;

d. competentieregister:

register, waarin is vastgelegd welke functionarissen handelingen met financiële gevolgen mogen verrichten, dat ter inzage ligt bij de directie Bedrijfsvoering.

Artikel 2. Bevoegdheid plaatsvervangend diensthoofd

Het plaatsvervangend diensthoofd is bevoegd om ter vervanging van het diensthoofd het aan het diensthoofd verleende mandaat, de volmacht en de machtiging uit te oefenen.

Artikel 3. Het uitoefenen van bevoegdheden door gemandateerden, gevolmachtigden en gemachtigden

De in artikel 1, onder c, genoemde hoofden van de dienstonderdelen en hun plaatsvervangers zijn, met inachtneming van het gestelde in dit besluit, bevoegd de aan het diensthoofd, krachtens artikel 3 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007 verleende bevoegdheden, uit te oefenen, voor zover die betrekking hebben op de onder de verantwoordelijkheid van het desbetreffende dienstonderdeel uitgevoerde taken, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2008.

Artikel 4. Doorverlening volmacht en machtiging

  • 1. De hoofden van de dienstonderdelen zijn bevoegd tot het doorverlenen van hun volmacht en machtiging aan onder hen ressorterende functionarissen ten aanzien van het aangaan van financiële verplichtingen, voor zover in dit besluit niet anders is bepaald en voor zover de in het bestedingsplan van het betreffende dienstonderdeel vastgestelde budgetten niet worden overschreden.

  • 2. De uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geschiedt door middel van inschrijving in het competentieregister van het het inspectoraat-generaal.

Artikel 5. Voorbehoud diensthoofd

  • 1. Ten aanzien van aangelegenheden op personeels- en organisatiegebied blijft binnen de daarvoor gestelde kaders en aan het diensthoofd voorbehouden:

    • a. het wijzigen van de structuur van de dienstonderdelen en van de algemene werkwijze binnen de dienst;

    • b. het vaststellen en wijzigen van de taken van een dienstonderdeel;

    • c. het herschikken van taken tussen dienstonderdelen;

    • d. het vaststellen en wijzigen van de formatie;

    • e. toekenning van buitengewoon verlof zonder bezoldiging;

    • f. het stopzetten van bezoldiging bij weigering van dienstverrichting;

    • g. de toepassing van flankerend beleid;

    • h. herplaatsing;

    • i. het verlenen van reorganisatieontslag.

  • 2. Ten aanzien van aangelegenheden op financieel gebied blijft binnen de daarvoor gestelde kaders aan het diensthoofd voorbehouden:

    • a. het beoordelen en vaststellen van begrotingsvoorstellen en wijzigingen daarvan op grond van de vastgelegde ontwikkeling, planning en prioriteitsstelling en de richtlijnen van de Directie Financiële en Economische Zaken en van het Ministerie van Financiën;

    • b. het vaststellen van het beleid op het gebied van de interne administratieve organisatie;

    • c. het vaststellen van het interne controlbeleid;

    • d. het aangaan van verplichtingen en het accorderen van betalingen vanaf € 300.000.–, inclusief BTW, zowel per verplichting als per betaling, voor zover niet anders is bepaald met betrekking tot specifieke kosten dan wel investeringen.

Artikel 6. Bedrijfsvoering

Naast de bevoegdheden, genoemd in artikel 3, is de directeur Bedrijfsvoering tevens bevoegd tot het, in opdracht van de beslissingsbevoegde functionaris, opstellen en ondertekenen van inkoopopdrachten.

Artikel 7. Beslissing op bezwaar

Een beslissing op een bezwaarschrift wordt genomen door een functionaris die hiërarchisch hoger is dan de functionaris die de beslissing heeft genomen waartegen het bezwaarschrift is gericht.

Artikel 8. Plaatsvervanging

Bij afwezigheid van een hoofd van een dienstonderdeel en zijn plaatsvervanger worden, voor de duur van de afwezigheid, hun bevoegdheden uitgeoefend door een hogere functionaris of door een door het diensthoofd daartoe gemandateerde of ge(vol)machtigde functionaris.

Artikel 9. Algemene begrenzing van gebruik van bevoegdheden

  • 1. De uitoefening van het mandaat, de volmacht en de machtiging geschiedt binnen de grenzen van de vastgestelde taken, de functieomschrijving en met inachtneming van het ter zake geldende recht alsmede de voor de rijksdienst en voor het ministerie geldende beleids- en uitvoeringsregels.

  • 2. Het nemen van beslissingen of het verrichten van (privaatrechtelijke) rechtshandelingen inzake aangelegenheden met mogelijke financiële gevolgen geschiedt overigens met inachtneming van:

    • a. de van toepassing zijnde begrotingswet en de daarbij gegeven financiële ruimte;

    • b. de aan de gemandateerde toegekende budgetten op basis van het geldende jaarplan;

    • c. het bepaalde bij of krachtens de Comptabiliteitswet 2001 en de aanwijzingen van de directeur Financiële en Economische Zaken op grond van die wet en de daarop berustende regelgeving;

    • d. de algemene richtlijnen van de dienst ten aanzien van het financiële beheer.

Artikel 10. Geen besluit nemen of (rechts)handeling verrichten m.b.t zichzelf

Een gemandateerde of ge(vol)machtigde is niet bevoegd een besluit te nemen of een (rechts)handeling te verrichten met betrekking tot zichzelf. Tot het nemen van de in de vorige volzin bedoelde besluiten of te verrichten (rechts)handelingen is uitsluitend een in hiërarchie hoger geplaatste functionaris bevoegd.

Artikel 11. Verwerking van persoonsgegevens

De hoofden van de dienstonderdelen zijn bevoegd tot het uitvoeren van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden ten aanzien van verwerking van persoonsgegevens binnen hun dienstonderdeel, als bedoeld in de Regeling Wet bescherming persoons-gegevens Ministerie VROM.

Artikel 12. Ondertekening

  • 1. Indien op grond van dit besluit stukken worden ondertekend, luidt deze ondertekening:

    de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

    voor deze:

    de inspecteur-generaal,

    op last:

    gevolgd door:

    • functieaanduiding van de betrokken gemandateerde,

    • handtekening van de betrokken gemandateerde,

    • naam van de betrokken gemandateerde,

    dan wel, voortvloeiend uit de taakverdeling tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

    de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

    voor deze:

    de inspecteur-generaal,

    op last:

    gevolgd door:

    • functieaanduiding van de betrokken gemandateerde,

    • handtekening van de betrokken gemandateerde,

    • naam van de betrokken gemandateerde.

  • 2. Bij ondertekening van besluiten en stukken op grond van de volmacht van het diensthoofd wordt de aanduiding van de minister voorafgegaan door: namens de Staat der Nederlanden.

Artikel 13. Intrekking

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging van het Inspectoraat-Generaal VROM 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 14. Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als Besluit mandaat, volmacht en machtiging van het Inspectoraat-Generaal VROM 2009.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit zal in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Den Haag, 26 maart 2009

De inspecteur-generaal,

H. Paul.

TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 2009 is de organisatie van het Inspectoraat-Generaal VROM gewijzigd in een tijdelijke organisatie. In verband hiermee is het noodzakelijk het Besluit mandaat, volmacht en machtiging van het Inspectoraat-Generaal VROM 2006 aan te passen. Voor de duidelijkheid wordt het bestaande besluit ingetrokken, en wordt een nieuw besluit vastgesteld.

De hoofdindeling van de tijdelijke organisatie is als volgt. De tijdelijke organisatie staat onder leiding van de inspecteur-generaal, die vervangen wordt door de plaatsvervangend inspecteur-generaal. De organisatie bestaat uit de Directie Strategie en Beleid, de Hoofddirectie Uitvoering, de Directie Bedrijfsvoering en de Stafafdeling Crisismanagement.

De Hoofddirectie Uitvoering bestaat uit de volgende onderdelen: Afdeling Advies en Ontwikkeling, Landelijke programma’s, Regionale afdelingen, de Kernfysische Dienst, en de VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst. Vijf directeuren-inspecteur geven leiding aan één of meer landelijke programma’s en aan een regionale afdeling.

Er zijn thans de volgende landelijke programma’s:

  • Schoon & Veilig water;

  • Veiligheidstoezicht;

  • Wonen, Wijken en Integratie:

  • Borging ruimtelijke rijksbelangen;

  • Regionaal accountmanagement;

  • Burgerbrieven;

  • Bouwen aan Kwaliteit,

  • Ruimte, mooi en duurzaam;

  • Milieugevaarlijke stoffen;

  • Prioritaire bedrijven;

  • EVOA (grensoverschrijdend Afval);

  • Bodem en Afval nationaal

De ambtsgebieden van de vijf regionale afdelingen zijn:

  • regio Noord: het gebied van de provincies Groningen, Friesland en Drenthe;

  • regio Oost: het gebied van de provincies Overijssel en Gelderland;

  • regio Noord-West: het gebied van de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht;

  • regio Zuid-West: het gebied van de provincies Zuid-Holland en Zeeland;

  • regio Zuid: het gebied van de provincies Noord-Brabant en Limburg.

In dit besluit vindt verlening van mandaat, volmacht en machtiging plaats aan de in artikel 1, onder c, genoemde hoofden van dienstonderdelen en hun plaatsvervangers.

Daarnaast kan het gewenst zijn, dat ook aan andere functionarissen verlening van volmacht en machtiging plaats vindt. Deze functionarissen behoeven evenwel niet alle in dit besluit te worden vermeld. Artikel 4 biedt namelijk de mogelijkheid, dat hoofden van dienstonderdelen hun volmacht en machtiging ten aanzien van het aangaan van financiële verplichtingen doorverlenen aan functionarissen die onder hen ressorteren.

Het ligt in het voornemen dat de directeuren-inspecteur van deze bevoegdheid gebruik maken voor het aangaan van financiele verplichtingen ten aanzien van programmagelden door de programmamanagers. Ook biedt dit artikel aan de directeur Bedrijfsvoering ruimte tot het doorverlenen van volmacht en machtiging aan functionarissen die onder hem ressorteren.

De inspecteur-generaal,

H. Paul.

Naar boven