Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 maart 2009, nr. DP/2009024812, handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij;

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 1 en 4, tweede lid, van de Wet geurhinder en veehouderij;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling geurhinder en veehouderij1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In bijlage 1 bij de Regeling geurhinder en veehouderij worden de tabellen die behoren bij de hoofdcategorieën Rundvee, Kippen en Kalkoenen vervangen door de overeenkomstige tabellen uit bijlage 1 bij deze regeling.

B

Bijlage 2 bij de Regeling geurhinder en veehouderij wordt vervangen door bijlage 2 bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 maart 2009

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

BIJLAGE 1, ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL A

Bijlage 1, als bedoeld in artikel 2, zesde lid (geuremissiefactoren)

Rundvee

Rav-nr

Diercategorie/soort huisvesting

Geuremissiefactor

A 1

Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

niet vastgesteld

A 2

Zoogkoeien ouder dan 2 jaar

niet vastgesteld

A 3

Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

niet vastgesteld

A 4

Vleeskalveren tot 8 maanden

35,6

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

24,9

 

– biologische luchtwasser (45% reductie)

19,6

A 5

Vleesstierkalveren tot 6 maanden

35,6

A 6

Vleesstieren en overig vleesvee van 6 tot 24 maanden (roodvleesproductie)

35,6

A 7

Fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar

niet vastgesteld

Kippen

Rav-nr

Diercategorie/soort huisvesting

Geuremissiefactor

E 1

Opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken

 
 

Batterijhuisvesting

 
 

emissiearme en overige huisvesting

0,18

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,13

 

Niet-batterijhuisvesting

 
 

emissiearme en overige huisvesting

0,18

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,13

 

– chemische luchtwasser (BWL 2007.08.V1) (40% reductie)

0,11

E 2

Legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen

 
 

Batterijhuisvesting

 
 

Mestopslag onder de batterij

0,69

 

emissiearme en overige huisvesting

0,35

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,25

 

Niet-batterijhuisvesting

 
 

emissiearme en overige huisvesting

0,34

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,23

 

– chemische luchtwasser (BWL 2007.08.V1) (40% reductie)

0,20

E 3

(Groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok, jonger dan 19 weken

 
 

emissiearme en overige huisvesting

0,18

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,13

 

– chemische luchtwasser (BWL 2007.08.V1) (40% reductie)

0,11

E 4

(Groot-)ouderdieren van vleeskuikens

 
 

emissiearme en overige huisvesting

0,93

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,65

 

– chemische luchtwasser (BWL 2007.08.V1) (40% reductie)

0,56

E 5

Vleeskuikens

 
 

emissiearme en overige huisvesting

0,24

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,17

 

– chemische luchtwasser (BWL 2007.08.V1) (40% reductie)

0,14

Kalkoenen

Rav-nr

Diercategorie/soort huisvesting

Geuremissiefactor

F 1

Ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6 weken

0,29

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,20

F 2, F 3

Ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok vanaf 6 weken

1,55

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

1,09

F 4

Vleeskalkoenen

1,55

 

– chemische luchtwasser (30% reductie)

1,09

 

– chemische luchtwasser (BWL 2007.08.V1) (40% reductie)

0,93

BIJLAGE 2, ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL B

Bijlage 2, als bedoeld in artikel 3 (afstanden pelsdieren)

De afstanden, uitgedrukt in meters, voor nertsen worden als volgt bepaald.

Pelsdieren

Rav-nr.

Diercategorie

Aantal fokteven

H 1

Nertsen

1–1000

1001–1500

1501–3000

3001–6000

6001–9000

Geurgevoelig object binnen bebouwde kom

175

200

225

250

275

Geurgevoelig object buiten bebouwde kom

100

125

150

175

200

  • 1. In de berekening worden jongen en reuen buiten beschouwing gelaten.

  • 2. Indien meer dan 9000 fokteven worden gehouden, wordt de afstand voor elke extra 3000 fokteven met 25 meter vergroot.

  • 3. Indien de pelsdieren in emissiearme huisvesting worden gehouden, waarbij de ammoniakemissie kleiner dan of gelijk is aan 0,25 kg per dierplaats per jaar, worden de afstanden uit de tweede rij van de tabel (‘buiten bebouwde kom’) met 25 meter verkleind.

  • 4. Indien het geurgevoelig object onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij, bedraagt de afstand tot dat geurgevoelig object:

    • a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelig object binnen de bebouwde kom is gelegen, en

    • b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelig object buiten de bebouwde kom is gelegen.

TOELICHTING

Algemene toelichting

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling geurhinder en veehouderij (hierna: Rgv), de uitvoeringsregeling bij de Wet geurhinder en veehouderij. De wijziging hangt nauw samen met de gelijktijdige wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav), waarbij een aantal nieuwe huisvestingssystemen in de bijlage bij die regeling zijn opgenomen alsmede in die bijlage een aantal aanpassingen en verbeteringen zijn aangebracht ten behoeve van de uitvoeringspraktijk. Door middel van deze wijziging wordt de inhoud van de Rgv in overeenstemming gebracht met de gewijzigde Rav.

Bij deze wijziging worden zowel bijlage 1 als bijlage 2 bij de Rgv gewijzigd. In bijlage 1, die per diercategorie en soort huisvesting de geuremissiefactoren bevat, wordt onder de hoofdcategorie ‘Rundvee’, bij de diercategorie A 4 ‘Vleeskalveren tot 8 maanden’, een biologische luchtwasser met een geurreductie van 45% toegevoegd. Dit biologisch luchtwassysteem is al in 2006 in de Rav opgenomen (systeemnummer BWL 2006.01, thans nummer BWL 2006.01.V1) maar is abusievelijk niet overgenomen in de Rgv. Daarnaast wordt in bijlage 1 onder de hoofdcategorie ‘Kippen’, bij alle diercategorieën (E 1 ‘Opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken, E 2 ‘Legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen’, E 3 ‘(Groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok, jonger dan 19 weken’, E 4 ‘(Groot-)ouderdieren van vleeskuikens’ en E 5 ‘Vleeskuikens’) met uitzondering van batterijhuisvesting, én onder de hoofdcategorie ‘Kalkoenen’, bij de diercategorie ‘Vleeskalkoenen’, een chemisch luchtwassysteem opgenomen met een geurreductie van 40%. Bij de totstandkoming van bijlage 1 van de Rgv in 2006 werd ervan uitgegaan dat chemische luchtwassers over het algemeen een geurreductie van 30% realiseren. In dit geval gaat het echter om een nieuw type chemische luchtwasser dat in 2007 is opgenomen in de Rav (met systeemnummer BWL 2007.08, thans nummer BWL 2007.08.V1). Aan de hand van later uitgevoerd aanvullend onderzoek is aangetoond dat de emissiereductie bij toepassing van dit systeem in de pluimveesector substantieel hoger is dan die van andere chemische luchtwassers (zie Rapport 99 ‘Geurrendement luchtwasser 90/95% ammoniakreductie Inno+ luchtwassysteem’ van ASG Wageningen UR, januari 2008). Het hogere reductiepercentage van deze luchtwasser geldt echter niet voor batterijhuisvesting.

De nieuwe huisvestingssystemen die in de Rav zijn opgenomen, waarvan de zogenoemde ‘koloniehuisvesting’ voor legkippen voor de veehouderijsector de belangrijkste is, geven overigens geen aanleiding bijlage 1 van de Rgv te wijzigen. De nieuwe systemen onderscheiden zich niet van andere systemen die emissiearm zijn voor het aspect ammoniak, zodat de geuremissiefactor direct uit bijlage 1 van de Rgv kan worden afgeleid. Zo is de bijbehorende geuremissiefactor voor koloniehuisvesting, een vorm van batterijhuisvesting voor legkippen, dan 0,35 ou E per seconde per dier.

Bijlage 2, waarin de minimaal aan te houden afstanden van pelsdierhouderijen tot geurgevoelige objecten zijn aangegeven, wordt op twee punten aangepast. Op de eerste plaats wordt thans aangeven dat ten opzichte van een geurgevoelig object dat deel uitmaakt van een andere veehouderij of daar tot 19 maart 2000 deel van heeft uitgemaakt, een afwijkende minimum afstand geldt. Deze bedraagt 100 meter als het geurgevoelig object binnen de bebouwde kom ligt en 50 meter als dat er buiten is gelegen. Daarmee worden de afstandseisen ten aanzien van pelsdierhouderijen tot (voormalige) bedrijfswoningen in overeenstemming gebracht met de afstanden die op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet geurhinder en veehouderij gelden voor andere veehouderijen. Op de tweede plaats komt de afwijkende afstandsbepaling bij het houden van vossen in bijlage 2 te vervallen om dezelfde reden dat in de bijlage bij de Rav de diercategorieën ‘zilvervossen’ en ‘blauwvossen’zijn verwijderd. Het fokken van vossen is krachtens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met het daarop gebaseerde Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren, verboden. Per 1 april 2008 is een einde gekomen aan de overgangstermijn voor bestaande fokkerijen voor vossen.

Ten behoeve van de hanteerbaarheid in de praktijk worden in bijlage 1 met betrekking tot de hoofdcategorieën ‘Rundvee’, ‘Kippen’ en ‘Kalkoenen’ de bijbehorende tabellen én bijlage 2 in zijn geheel vervangen.

Gedetailleerde beschrijvingen met schematische tekeningen van bovengenoemde luchtwassystemen en de technische informatiedocumenten kunnen worden geraadpleegd op de website www.infomil.nl of worden opgevraagd bij InfoMil te Den Haag, tel. 070-373 55 75, e-mail: info@infomil.nl.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Onderdeel A van artikel I regelt de vervanging bijlage 1 voorzover deze betrekking heeft op de hoofdcategorieën ‘Rundvee’, ‘Kippen’ en ‘Kalkoenen’.

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B van artikel I regelt de vervanging van bijlage 2.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingsregeling.

De gegevens uit de Rgv worden gebruikt bij de verlening van milieuvergunningen aan veehouderijen. Een actuele regeling, met recente gegevens, is voor de praktijk van groot belang. Dit geldt niet alleen voor producenten en verkopers van nieuwe huisvestingssystemen (commercieel belang) of voor de veehouders die deze systemen willen toepassen, maar in veel gevallen ook voor het milieu. Veelal betreft het namelijk innovatieve technieken die de emissie van geur, maar vaak ook de emissie van ammoniak en fijn stof, verder reduceren dan de bestaande technieken. Door het opnemen van deze nieuwe innovatieve technieken in de Rgv (en in de Rav) kunnen deze worden vergund en daardoor ook daadwerkelijk in de praktijk worden toegepast. Om die reden is afgezien van inwerkingtreding op één van de ‘vaste verandermomenten’ en van het stellen van een termijn van ten minste drie maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Als gevolg daarvan is de gewijzigde Rgv vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling van toepassing op vergunningaanvragen die op of na die datum worden ingediend. Ook is afgezien van het opnemen van bijzonder overgangsrecht, dit vanwege het uitgangspunt dat bij een beslissing op een aanvraag om een milieuvergunning de meest recente milieutechnische inzichten moeten worden toegepast. Gezien de huidige jurisprudentie, betekent het afzien van overgangsrecht, dat de gewijzigde Rgv ook moet worden toegepast op vóór die datum ingediende aanvragen, waarop het bevoegd gezag op de datum van inwerkingtreding nog een beslissing moet nemen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.


XNoot
1

Stcrt. 2006, 246; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 juli 2007 (Stcrt. 2007, 136).

Naar boven