De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
Gelet op de artikelen 1 en 4, tweede
lid, van de Wet geurhinder en veehouderij;
Besluit:
De afstanden, uitgedrukt in meters, voor nertsen worden als volgt
bepaald.
TOELICHTING
Algemene toelichting
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling
geurhinder en veehouderij (hierna: Rgv), de uitvoeringsregeling bij de Wet
geurhinder en veehouderij. De wijziging hangt nauw samen met de gelijktijdige
wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav), waarbij een
aantal nieuwe huisvestingssystemen in de bijlage bij die regeling zijn
opgenomen alsmede in die bijlage een aantal aanpassingen en verbeteringen zijn
aangebracht ten behoeve van de uitvoeringspraktijk. Door middel van deze
wijziging wordt de inhoud van de Rgv in overeenstemming gebracht met de
gewijzigde Rav.
Bij deze wijziging worden zowel bijlage 1 als bijlage 2 bij de
Rgv gewijzigd. In bijlage 1, die per diercategorie en soort huisvesting de
geuremissiefactoren bevat, wordt onder de hoofdcategorie ‘Rundvee’, bij de
diercategorie A 4 ‘Vleeskalveren tot 8 maanden’, een biologische luchtwasser
met een geurreductie van 45% toegevoegd. Dit biologisch luchtwassysteem is al
in 2006 in de Rav opgenomen (systeemnummer BWL 2006.01, thans nummer BWL
2006.01.V1) maar is abusievelijk niet overgenomen in de Rgv. Daarnaast wordt in
bijlage 1 onder de hoofdcategorie ‘Kippen’, bij alle diercategorieën (E 1
‘Opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken, E 2 ‘Legkippen en
(groot-)ouderdieren van legrassen’, E 3 ‘(Groot-)ouderdieren van vleeskuikens
in opfok, jonger dan 19 weken’, E 4 ‘(Groot-)ouderdieren van
vleeskuikens’ en E 5 ‘Vleeskuikens’) met uitzondering van batterijhuisvesting,
én onder de hoofdcategorie ‘Kalkoenen’, bij de diercategorie ‘Vleeskalkoenen’,
een chemisch luchtwassysteem opgenomen met een geurreductie van 40%. Bij de
totstandkoming van bijlage 1 van de Rgv in 2006 werd ervan uitgegaan dat
chemische luchtwassers over het algemeen een geurreductie van 30% realiseren.
In dit geval gaat het echter om een nieuw type chemische luchtwasser dat in
2007 is opgenomen in de Rav (met systeemnummer BWL 2007.08, thans nummer BWL
2007.08.V1). Aan de hand van later uitgevoerd aanvullend onderzoek is
aangetoond dat de emissiereductie bij toepassing van dit systeem in de
pluimveesector substantieel hoger is dan die van andere chemische luchtwassers
(zie Rapport 99 ‘Geurrendement luchtwasser 90/95% ammoniakreductie Inno+
luchtwassysteem’ van ASG Wageningen UR, januari 2008). Het hogere
reductiepercentage van deze luchtwasser geldt echter niet voor
batterijhuisvesting.
De nieuwe huisvestingssystemen die in de Rav zijn opgenomen,
waarvan de zogenoemde ‘koloniehuisvesting’ voor legkippen voor de
veehouderijsector de belangrijkste is, geven overigens geen aanleiding bijlage
1 van de Rgv te wijzigen. De nieuwe systemen onderscheiden zich niet van andere
systemen die emissiearm zijn voor het aspect ammoniak, zodat de
geuremissiefactor direct uit bijlage 1 van de Rgv kan worden afgeleid. Zo is de
bijbehorende geuremissiefactor voor koloniehuisvesting, een vorm van
batterijhuisvesting voor legkippen, dan 0,35 ou E per seconde per dier.
Bijlage 2, waarin de minimaal aan te houden afstanden van
pelsdierhouderijen tot geurgevoelige objecten zijn aangegeven, wordt op twee
punten aangepast. Op de eerste plaats wordt thans aangeven dat ten opzichte van
een geurgevoelig object dat deel uitmaakt van een andere veehouderij of daar
tot 19 maart 2000 deel van heeft uitgemaakt, een afwijkende minimum afstand
geldt. Deze bedraagt 100 meter als het geurgevoelig object binnen de bebouwde
kom ligt en 50 meter als dat er buiten is gelegen. Daarmee worden de
afstandseisen ten aanzien van pelsdierhouderijen tot (voormalige)
bedrijfswoningen in overeenstemming gebracht met de afstanden die op grond van
artikel 3, tweede lid, van de Wet geurhinder en veehouderij gelden voor andere
veehouderijen. Op de tweede plaats komt de afwijkende afstandsbepaling bij het
houden van vossen in bijlage 2 te vervallen om dezelfde reden dat in de bijlage
bij de Rav de diercategorieën ‘zilvervossen’ en ‘blauwvossen’zijn verwijderd.
Het fokken van vossen is krachtens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
in samenhang met het daarop gebaseerde Besluit aanwijzing voor productie te
houden dieren, verboden. Per 1 april 2008 is een einde gekomen aan de
overgangstermijn voor bestaande fokkerijen voor vossen.
Ten behoeve van de hanteerbaarheid in de praktijk worden in
bijlage 1 met betrekking tot de hoofdcategorieën ‘Rundvee’, ‘Kippen’ en
‘Kalkoenen’ de bijbehorende tabellen én bijlage 2 in zijn geheel
vervangen.
Gedetailleerde beschrijvingen met schematische tekeningen van
bovengenoemde luchtwassystemen en de technische informatiedocumenten kunnen
worden geraadpleegd op de website www.infomil.nl of worden opgevraagd bij
InfoMil te Den Haag, tel. 070-373 55 75, e-mail: info@infomil.nl.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Onderdeel A van artikel I regelt de vervanging bijlage 1
voorzover deze betrekking heeft op de hoofdcategorieën ‘Rundvee’, ‘Kippen’ en
‘Kalkoenen’.
Artikel I, onderdeel B
Onderdeel B van artikel I regelt de vervanging van bijlage
2.
Artikel II
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de onderhavige
wijzigingsregeling.
De gegevens uit de Rgv worden gebruikt bij de verlening van
milieuvergunningen aan veehouderijen. Een actuele regeling, met recente
gegevens, is voor de praktijk van groot belang. Dit geldt niet alleen voor
producenten en verkopers van nieuwe huisvestingssystemen (commercieel belang)
of voor de veehouders die deze systemen willen toepassen, maar in veel gevallen
ook voor het milieu. Veelal betreft het namelijk innovatieve technieken die de
emissie van geur, maar vaak ook de emissie van ammoniak en fijn stof, verder
reduceren dan de bestaande technieken. Door het opnemen van deze nieuwe
innovatieve technieken in de Rgv (en in de Rav) kunnen deze worden vergund en
daardoor ook daadwerkelijk in de praktijk worden toegepast. Om die reden is
afgezien van inwerkingtreding op één van de ‘vaste verandermomenten’ en van het
stellen van een termijn van ten minste drie maanden tussen publicatie en
inwerkingtreding. Als gevolg daarvan is de gewijzigde Rgv vanaf de datum van
inwerkingtreding van deze regeling van toepassing op vergunningaanvragen die op
of na die datum worden ingediend. Ook is afgezien van het opnemen van bijzonder
overgangsrecht, dit vanwege het uitgangspunt dat bij een beslissing op een
aanvraag om een milieuvergunning de meest recente milieutechnische inzichten
moeten worden toegepast. Gezien de huidige jurisprudentie, betekent het afzien
van overgangsrecht, dat de gewijzigde Rgv ook moet worden toegepast op vóór die
datum ingediende aanvragen, waarop het bevoegd gezag op de datum van
inwerkingtreding nog een beslissing moet nemen.
De Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.M. Cramer.