De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op de artikelen 7.37, vierde
lid, 7.57, vierde lid, 7.57b, derde en vijfde lid, 7.57c, vierde lid, 7.57e,
vijfde lid, 7.57f, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek;
Besluit:
TOELICHTING
De Regeling aanmelding en selectie is in 1999 in werking getreden en
vormde de vervanging van de Regeling aanmelding en loting. Aanleiding daarvoor
was de wet van 3 april 1999 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek (WHW),waarmee het systeem van selectie voor
opleidingen waarvoor een toelatingsbeperking (numerus fixus) is vastgesteld,
wordt geregeld (Staatsblad
1999, 170).
Volgens artikel 7.37, vierde lid, van de WHW (oud 7.37, lid 3) moet
iedereen die zich als student voor de eerste maal voor de propedeutische fase
van een bacheloropleiding of de eerste periode in een bacheloropleiding met een
studielast van 60 punten wil laten inschrijven, zich tevoren aanmelden bij de
Informatie Beheer Groep (IB-Groep). Deze regeling geeft voorschriften van
procedurele aard voor die aanmelding. Ook bevat de regeling de voorschriften
voor de verdeling van opleidingsplaatsen in de gevallen, waarin het aantal
personen dat zich heeft aangemeld, groter is dan het aantal beschikbare
plaatsen.
In de bestaande regeling wordt een aantal bepalingen gewijzigd. Het
gaat daarbij om de wijze van aanmelding van gegadigden bij de IB-groep, de
berekening van het gemiddeld eindexamencijfer, tussentijdse instroom en enkele
kleinere tekstuele wijzigingen.
In de grondslag is een wijziging opgetreden. Voor de uit 1999
daterende regeling vormden onder andere de artikelen 7.37, derde lid en 16.9a
de grondslag. Artikel 7.37, derde lid is vernummerd tot vierde lid als gevolg
van de invoeging van een nieuw derde lid, dat betrekking heeft op de verklaring
van een student over betaling van het collegegeld door een derde.
Artikel 16.9a was een overgangsbepaling, die betrekking had op de
selectieprocedure voor de studiejaren 1999–2000 en 2000–2001. Deze bepaling is
uitgewerkt en is komen te vervallen.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Gegadigden die zich bij de IB-groep willen aanmelden voor een
opleiding, kunnen dat doen met behulp van een formulier of dat digitaal doen.
Aanmelding via een formulier vindt al sinds jaar en dag plaats. Sinds enige
tijd is het ook mogelijk dat aanmelding digitaal plaatsvindt. Daarbij wordt
gebruik gemaakt van Studielink, een samenwerkingsverband van de bekostigde
universiteiten en hogescholen, gericht op de digitale registratie, verwerking
en uitwisseling van studentgegevens. Ook is Studielink de naam van het
computersysteem dat daarvoor wordt gebruikt. Ongeacht de wijze van aanmelding,
worden gegevens gevraagd over de naam, de geboortedatum en -plaats, het adres
en de nationaliteit van de gegadigde.
Omdat de aanmelding schriftelijk en digitaal kan plaatsvinden,
kan in het tweede lid het woord ‘schriftelijk’ vervallen.
Artikel I, onderdeel B
In artikel vijf wordt benadrukt dat de gegadigde zich bij de
IB-groep aanmeldt op een van de wijzen, beschreven in artikel 2.
Artikel I, onderdeel C
De toekenning van bewijzen van toelating vindt geheel of
gedeeltelijk plaats op grond van loting. Om dat mogelijk te maken bepaalt de
IB-groep op basis van het diploma van de gegadigde het gemiddeld
eindexamencijfer. Dat cijfer is namelijk bepalend voor de vraag in welke klasse
hij of zij door de IB-groep wordt ingedeeld. Als een gegadigde een gemiddeld
eindexamencijfer heeft dat gelijk is aan of hoger dan een acht en daardoor in
klasse a zit, dan ontvangt hij zonder meer een bewijs van toelating. Als hij
valt in één van de klassen b (lager dan 8, maar hoger of gelijk aan 7,5) tot en
met e (lager dan 6,5), dan loot hij mee en is de uitkomst daarvan bepalend voor
de vraag of hij een bewijs van toelating ontvangt.
Artikel 13 regelt hoe het gemiddeld eindexamencijfer wordt
opgebouwd: de cijfers van het gemeenschappelijk deel, het profieldeel en het
hoogste cijfer van het vrije deel gezamenlijk.
Per 1 augustus 2007 is in het eindexamenbesluit voorgezet
onderwijs het combinatiecijfer geïntroduceerd (Staatsblad 2007, 24). Daaronder wordt
verstaan het cijfer dat het gemiddelde is van de relatief kleine vakken,
waarvoor geen centraal examen wordt afgelegd. Het gemiddelde cijfer van de
kleine vakken is gelijkwaardig aan het cijfer van de andere (grote) vakken.
Door de introductie van het combinatiecijfer komt het aantal cijfers dat wordt
gebruikt voor het bepalen van het gemiddeld eindexamencijfer, op negen voor het
vwo en op acht voor het havo.
De vakken die samen één cijfer vormen staan vermeld in het
zesde lid van artikel 49 van het Eindexamenbesluit vwo-havo-mavo-vbo. Het
betreft: maatschappijleer en het profielwerkstuk en voor het vwo ook algemene
natuurwetenschappen. Verder is het aan het bevoegd gezag van de school te
bepalen of daar één van de volgende vakken aan wordt toegevoegd: literatuur als
onderdeel van de moderne talen, klassieke culturele vorming, algemene
natuurwetenschappen (in het havo). Het vak godsdienst of levensbeschouwelijk
vormingsonderwijs kan door bijzondere scholen worden toegevoegd aan het
combinatiecijfer. Het gaat hier om één vak, maar de school kiest welke van
beide benamingen wordt gehanteerd: godsdienst óf levensbeschouwelijk
vormingsonderwijs, niet te verwarren met het ‘grote’ vak godsdienst: een
schooleigen vak dat de school alleen met toestemming van de minister als
examenvak kan aanbieden.
Voor de vakken literatuur en klassieke culturele vorming geldt
dat als de school deze keuze niet maakt, literatuur een onderdeel is van de
betreffende talen en literatuur, en klassieke culturele vorming deel uitmaakt
van Latijnse en/of Griekse taal en letterkunde. Voor godsdienst of
levenbeschouwelijk vormingsonderwijs geldt dat als de school deze keuze niet
maakt, dit vak geen deel uitmaakt van het eindexamen, tenzij de minister
daarvoor goedkeuring heeft verleend. Dit wordt geregeld in een nieuwe volzin in
lid 1.
Gegadigden die in 2009 havo-eindexamen doen en meedoen aan de
loting, vallen voor het eerst onder de nieuwe regel. In 2010 worden de eerste
eindexamens vwo volgens de nieuwe profielen afgelegd.
Hert vierde lid (oud) regelde de wijze waarop het gemiddelde
eindexamencijfer berekend werd bij gegadigden die havo of vwo ‘oude stijl’
hadden gedaan. Deze bepaling is uitgewerkt en kan vervallen.
Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
Artikel I, onderdeel D en E
De redactie van het eerste lid van de artikelen 22 en 23 wordt
enigszins aangepast. Er is geen sprake van een inhoudelijke wijziging.
Artikel I, onderdeel F
Er zijn instellingen die voor een opleiding in het eerste jaar
twee instroommomenten hanteren: 1 september en een moment later in het
studiejaar, meestal 1 februari van het volgende kalenderjaar. Instellingen
maken ook bij numerus fixusopleidingen soms deze keuze. In de in deze regeling
opgenomen regels voor de selectieprocedure en de toekenning van
toelatingsbewijzen, wordt uitgegaan van opleidingen die starten aan het begin
van het studiejaar, dus per 1 september van een jaar. Er wordt nog niet
voorzien in een regeling voor het geval een opleiding gedurende het studiejaar
nog een instroommoment heeft. Met deze bepaling wordt dat geregeld alsook dat
toekenning van de opengevallen opleidingsplaatsen via de IB-groep
plaatsvindt.
Als een instelling voor een fixusopleiding een tweede
instroommoment hanteert, moet zij de IB-groep daarover informeren en ook over
de datum die in dat verband wordt gehanteerd. De IB-groep kan zo anticiperen op
het aantal opleidingen waarvoor dit geldt en nagaan of voor de opleiding in
kwestie personen op de lijst van niet-ingelote gegadigden staan.
Het instellingsbestuur meldt vervolgens uiterlijk een maand
voor de datum van het tweede instroommoment aan de IB-groep hoeveel
opleidingsplaatsen onbezet zijn. Het gaat dan om plaatsen die zijn vrijgekomen
doordat studenten de opleiding sinds de aanvang van de opleiding hebben
beëindigd.
Als het instellingsbestuur de IB-groep heeft geïnformeerd over
het aantal vrijgekomen plaatsen, gaat de IB-groep na of er nog gegadigden zijn.
De IB-groep heeft voor de fixusopleidingen waarvoor het geldt een lijst met
namen van degenen die nog geen bewijs van toegang hebben verkregen. Dat zijn de
gegadigden die zijn overgebleven na toelating via de decentrale selectie, de
loting, de tweede of derde loting, opvulling van open plaatsen en uitvoering
van de hardheidsclausule.
Nadat de instelling de IB-groep heeft geïnformeerd over het
feit dat voor een fixusopleiding een tweede instroommoment bestaat en er open
opleidingsplaatsen zijn, gaat de IB-groep na of voor die opleiding nog
gegadigden bekend zijn bij de IB-groep. Zij worden door de IB-groep daarover
geïnformeerd en ontvangen een bewijs van toelating.
Omdat er sprake is van een nieuwe procedure, die op korte
termijn uitgevoerd moet worden, gelden afwijkende termijnen. Het
instellingsbestuur informeert de IB-groep als er voor een fixusopleiding een
tweede instroommoment geldt en vervolgend uiterlijk een maand voor die datum
over het aantal opengevallen opleidingsplaatsen. Vervolgens heeft de IB-groep
veertien dagen de tijd de gegadigde te informeren en hem een bewijs van
toelating te zenden. De student heeft dan eveneens veertien dagen de
gelegenheid om zich bij de instelling in te schrijven.
Artikel I, onderdeel G
De redactie van het eerste lid wordt enigszins aangepast. Er is
geen sprake van een inhoudelijke wijziging.
Artikel I, onderdeel H
Hier gaat het om een redactionele aanpassing van het tweede lid
van artikel 31. De bepaling blijft qua inhoud gelijk.
Artikel I, onderdeel I
Artikel 32 was een overgangsbepaling. Deze kan vervallen.
De Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H.A. Plasterk.