De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op richtlijn nr.
96/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake
controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in
levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen
85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L
125), alsmede op de artikelen 19 en 23 van de
Landbouwwet;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling verbod handel met bepaalde
stoffen behandelde dieren en producten1 wordt
gewijzigd als volgt:
A
Artikel 2, tweede lid, vervalt.
B
De aanhef van artikel 3, eerste lid, komt te
luiden:
C
Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd,
luidende:
Artikel 3a
De eigenaar van een inrichting voor de eerste verwerking van
primaire producten van dierlijke oorsprong treft alle nodige maatregelen:
a. opdat alleen landbouwhuisdieren worden aanvaard die
afkomstig zijn van een bedrijf dat kan garanderen dat na toediening van
diergeneesmiddelen aan die dieren de wachttermijnen in acht zijn genomen;
b. om zich ervan te vergewissen dat landbouwhuisdieren of
producten van die dieren, die de inrichting worden binnengebracht:
1°. geen residuen van diergeneesmiddelen bevatten in een
hoger gehalte dan is toegestaan voor die middelen;
2°. geen diergeneesmiddelen of substanties bevatten die
ingevolge de communautaire regelgeving niet aan landbouwhuisdieren mogen worden
toegediend.
Artikel 3b
1. Met het oog op de uitvoering van artikel 9 van richtlijn
nr. 96/23/EG kunnen de verschillende betrokken partners in de veehouderijsector
zelf kwaliteitscontrole uitoefenen.
2. Indien kwaliteitscontrole als bedoeld in het eerste lid
plaatsvindt:
a. worden de zelfcontrolemaatregelen opgenomen in daarvoor
in aanmerking komende algemene voorwaarden voor merken en labels;
b. vervallen de voordelen, verbonden aan de deelname aan
een kwaliteitscontrolesysteem, voor een bedrijf dat overeenkomstig artikel 4
onder toezicht is geplaatst, gedurende een periode van ten minste twaalf
maanden vanaf de datum dat de ondertoezichtplaatsing van het bedrijf is
opgeheven.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
§ 1. Inleiding
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling verbod handel
met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten (verder: de regeling).
Hiermee wordt de opdracht aan het bestuur van het Productschap voor Vee en
Vlees (verder: het PVV) tot het stellen van regels inzake zelfcontrole
hormonen, ingetrokken. Als gevolg van deze intrekking moet tevens worden
voorzien in implementatie van artikel 9 van richtlijn 96/23/EG van de Raad van
29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en
residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking
van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en
91/664/EEG (verder: de richtlijn).
Onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor administratieve
lasten en bedrijfseconomische lasten. De verplichtingen voor de ondernemer,
gesteld bij deze regeling, zijn gelijk aan die welke waren opgenomen in de
krachtens mededebewind opgestelde verordening van het PVV.
§ 2. Achtergronden
In artikel 9, onderdeel A, van de richtlijn is bepaald dat
lidstaten er op toe zien dat bedrijfsmatige houders van dieren en slachterijen
maatregelen nemen om te voorkomen dat landbouwhuisdieren of producten daarvan
met verboden stoffen in de handel worden gebracht. Uit de richtlijn volgt
echter niet de plicht zelfcontrole aan het bedrijfsleven op te leggen.
De uitvoering van voornoemd artikel is tot op heden in medebewind
opgedragen aan het bestuur van het PVV; daartoe heeft het PVV twee
verordeningen inzake zelfcontrole op het verbod gebruik van bepaalde stoffen
vastgesteld, één voor runderen en één voor varkens, op zodanige wijze dat
daarmee zelfcontrole de facto verplicht werd gesteld.
Ik streef echter naar een duidelijke scheiding in publieke en
private verantwoordelijkheden. Het ligt niet in de rede zelfcontrole verplicht
te stellen.
De medebewindsopdracht wordt dan ook ingetrokken. De verplichting
tot het treffen van de in artikel 9 van de richtlijn bedoelde maatregelen is
thans in de regeling opgenomen (artikel I, onderdeel C).
Het belang van het voorkomen van verboden stoffen bij dieren is
groot. In aansluiting op deze intrekking van het medebewind heeft het PVV dan
ook, vooral op voorspraak van de kalver- en varkenssector, naast onderhavige
regeling nieuwe autonome verordeningenen vastegesteld, waarbij deelname aan een
monitoringsprogramma van het PVV verplicht is, tenzij de houders zijn
aangesloten bij een erkend kwaliteitssysteem. De Verordening monitoring
kritische stoffen bij kalveren (PVV) 2008 en de Verordening monitoring
kritische stoffen bij varkens zijn inmiddels in werking getreden op 1 maart
2009 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2009, nrs. 17 en 18, 27 februari
2009).
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel C
De richtlijn biedt partners in de veehouderijsector ruimte om –
ter uitvoering van de maatregelen, bedoeld in artikel 9, onderdeel A, van de
richtlijn – zelf kwaliteitscontrole uit te oefenen. Indien de sector hier
daadwerkelijk voor kiest, gelden een tweetal speciale vereisten.
In de eerste plaats is in dit artikel – ter uitvoering van
artikel 9, onderdeel B, van de richtlijn – bepaald dat de
zelfcontrolemaatregelen die de sector neemt, worden opgenomen in de algemene
voorwaarden voor kwaliteitskeurmerken en -labels. Ook is – gelet op artikel 23
van de richtlijn – bepaald dat de voordelen, verbonden aan de deelname aan een
kwaliteitscontrolesysteem, voor een bedrijf dat overeenkomstig artikel 4 van de
regeling onder toezicht is geplaatst, gedurende een periode van ten minste een
jaar na opheffing van de ondertoezichtplaatsing van het bedrijf vervallen.
Artikel II
De genoemde autonome verordeningen van het PVV zijn inmiddels
vastgesteld en met ingang van 1 maart 2009 in werking getreden. Ook is
inmiddels door het PVV besloten tot de intrekking van de Verordening
zelfcontrole runderen op het verbod gebruik van bepaalde stoffen en een
gelijksoortige verordening inzake varkens. Dit is de reden dat voor
de inwerkingtreding van deze regeling is afgeweken van de beleidslijn inzake
vaste verandermomenten.
De Minister van
Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
G. Verburg.