Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 7 maart 2009, nummer 2009/6, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/4.4.7 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

4.4.7 De duur van de vrije termijn

Verblijf in de vrije termijn is toegestaan voor een bij artikel 3.3 Vb bepaalde duur, indien en zolang aan de in artikel 12 Vw gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • a. vreemdelingen die een verblijf van ten hoogste drie maanden beogen; en

  • b. vreemdelingen die een verblijf van langer dan drie maanden beogen.

Het verblijf in de vrije termijn bedraagt ten hoogste drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden. Het tijdvak van zes maanden vangt aan op het moment van eerste binnenkomst van de vreemdeling in het Schengengebied (eventueel) met het op dat moment geldige visum.

De termijn van drie maanden wordt berekend door op de datum van inreis in Nederland vast te stellen of de vreemdeling in de voorafgaande zes maanden in het Schengengebied heeft verbleven. Indien dat niet het geval is kan de volle termijn van drie maanden worden benut vanaf de datum van inreis in Nederland. Indien de vreemdeling in de voorafgaande zes maanden reeds in het Schengengebied heeft verbleven wordt aan de hand van de datum van inreis in het Schengengebied berekend hoeveel dagen van de in totaal drie maanden vrije termijn resteert, ook al ligt deze datum van inreis vóór de zes maanden vanaf datum binnenkomst. Na deze eerste termijn van zes maanden, gaat er dan een nieuwe termijn van zes maanden lopen waarbinnen een derdelander drie maanden in het Schengengebied mag verblijven. De eerder binnen de tweede termijn verbleven periode wordt dan afgetrokken van de drie maanden vrije termijn. Bij de berekening van de vrije termijn zijn inreisstempels in één van de Schengenlanden leidend.

Ad a Een beoogd verblijf van ten hoogste drie maanden

Categorieën van vreemdelingen: duur vrije termijn niet-visumplichtigen: drie maanden (zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef, onder c en d, Vb);

  • visumplichtigen (C-visum): voor de duur aangegeven in het visum;

  • houders van een luchthaventransitvisum (A-visum): geen;

  • houders van een doorreisvisum met recht van oponthoud (B-visum): voor de duur aangegeven in het visum (ten hoogste vijf dagen. Zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder b, Vb);

  • houders van een reisvisum: voor de duur aangegeven in het visum (ten hoogste drie maanden. Zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder b, Vb);

  • houders van een reisvisum geldig voor meerdere reizen: voor de duur aangegeven in het visum waarbij voor elke binnenkomst geldt dat deze ten hoogste drie maanden per zes maanden bedraagt (zie artikel 11, eerste lid, onder a, SUO);

  • houders van een bijzonder doorlaatbewijs: voor de duur aangegeven in het bewijs (zie model M6).

Zie voor de geldigheidsduur van visa A2/4.3.

Ad b Beoogd verblijf van langer dan drie maanden

Vreemdelingen die een verblijf in Nederland beogen van langer dan drie maanden moeten in beginsel in het bezit zijn van een geldige mvv. Bij ontbreken van de vereiste mvv komt de vreemdeling in beginsel niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking (zie artikel 16, eerste lid, onder a, Vw).

De vrije termijn van vreemdelingen die voor een verblijf van langer dan drie maanden naar Nederland zijn gekomen, bedraagt acht dagen (zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder e, Vb).

Voor niet-visumplichtige vreemdelingen en houders van een reisvisum die aanvankelijk naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, verstrijkt de vrije termijn uiterlijk op de achtste dag nadat zich omstandigheden hebben voorgedaan waaruit kan worden afgeleid dat zij het voornemen hebben langer dan drie maanden in Nederland te verblijven (zie artikel 3.3, tweede lid, Vb). Dit voornemen kan bijvoorbeeld blijken uit het indienen van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning, het huren van woonruimte of het aanvaarden van werk voor langer dan drie maanden.

B

Paragraaf A2/7.1.4 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

7.1.4 De passagiersinformatieplicht

Op grond van artikel 2.2a Vb dient de luchtvervoerder die passagiers van buiten de EU of het Schengengebied naar Nederland vervoert desgevraagd passagiersgegevens te verzamelen en aan de Nederlandse grensbewakingsautoriteiten te verstrekken.

De passagiersgegevens die op vordering van de grensbewakingsautoriteiten door de luchtvervoerder dienen te worden aangeleverd bevatten:

  • a. het nummer en de aard van het gebruikte reisdocument;

  • b. de nationaliteit;

  • c. de volledige naam;

  • d. de geboortedatum;

  • e. de grensdoorlaatpost van binnenkomst;

  • f. het vluchtnummer;

  • g. het tijdstip van vertrek en de aankomst van het vervoermiddel;

  • h. het totale aantal met dat vervoermiddel vervoerde passagiers, en

  • i. het eerste instappunt.

De passagiersgegevens worden elektronisch door de luchtvervoerder verstrekt. De ambtenaar belast met de grensbewaking, die vordert tot het verzamelen en verstrekken van de passagiersgegevens, schrijft steeds een specifieke wijze van elektronische verstrekking voor (zie artikel 2.1a VV). Voorgeschreven kan worden om de gegevens middels een daartoe ter beschikking gesteld geautomatiseerd systeem of middels een beveiligde internetverbinding aan te leveren. De door de luchtvervoerder verzamelde gegevens dienen voor het einde van de instapcontrole, de zogenaamde ‘flightclosure’, te worden overgelegd.

Op basis van ervaringsgegevens en risicoanalyses met betrekking tot illegale immigratie zal door de ambtenaar belast met de grensbewaking worden bepaald ten aanzien van welke plaatsen van vertrek en van welke luchtvervoerders de passagiersgegevens zullen worden gevorderd.

De passagiersgegevens die de luchtvervoerder op vordering van de grensbewakingsautoriteiten heeft verzameld worden niet langer dan 24 uur na aankomst door de vervoerder bewaard. Deze zullen derhalve binnen 24 uur na aankomst worden vernietigd. Dat laat onverlet de mogelijkheid die gegevens langer te bewaren waar die zijn verzameld met het oog op bijvoorbeeld de dienstverlening door de luchtvervoerder.

Voor de ambtenaar belast met de grensbewaking geldt in beginsel eveneens een bewaartermijn van 24 uur. Dit is slechts anders indien de passagiersgegevens langer nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van de terugvoerplicht zoals beschreven in artikel 65 Vw (zie A2/7.1.5). Hieruit volgt dat de passagiersgegevens van vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd bewaard kunnen worden zolang de mogelijkheid van toepassing van artikel 65, eerste lid, onder b, Vw nog openstaat. Nu de op grond van artikel 65 Vw bestaande verplichting na ten hoogste zes maanden eindigt zal in dat geval de bewaartermijn niet langer dan zes maanden beslaan.

De luchtvervoerder (luchtvaartmaatschappij) informeert de passagier omtrent de naam en de contactgegevens van zijn luchtvaartmaatschappij en de doeleinden van het verzamelen van de gegevens, namelijk het tegengaan van illegale immigratie door middel van betere grenscontroles. Verder dient de passagier door de luchtvaartmaatschappij te worden geïnformeerd over welke gegevens worden verzameld, dat de ontvangers van de gegevens de Nederlandse grensbewakingsautoriteiten zijn, en het feit dat de passagier het recht heeft om kennis te nemen van zijn gegevens en om correctie van onjuiste gegevens te verzoeken (voor zover de gegevens niet reeds zijn vernietigd).

C

Paragraaf A3/5.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.3.2 Gevallen waarin tijdelijke bewaring geoorloofd is

In bepaalde gevallen zijn de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen bevoegd het grensoverschrijdingsdocument of het verblijfsdocument van een persoon in bewaring te nemen. Bij inname van het grensoverschrijdingsdocument of het verblijfsdocument dient aan de vreemdeling een ontvangstbewijs te worden verstrekt (zie model M101) alsmede een informatiefolder te worden overhandigd.

Het in bewaring nemen van het grensoverschrijdingsdocument of het verblijfsdocument kan op grond van artikel 4.23 Vb in de onderstaande gevallen plaatsvinden:

  • het in bewaring nemen van het document is tijdelijk nodig voor het verkrijgen van de gegevens, bedoeld in Afdeling 5.2 van de Awb, met name artikel 5:17 (zie A3/7.3.8).

    Voor het toepassen van deze maatregel bestaat aanleiding indien een vreemdeling niet de vereiste medewerking aan het verkrijgen van de gevraagde gegevens verleent, met name indien hij weigert het paspoort, of ander identiteitspapier dat hij in zijn bezit heeft, daartoe aan de controlerende ambtenaar te overhandigen.

    Voorts kan een grensoverschrijdingsdocument tijdelijk in bewaring worden genomen als in het document een aantekening moet worden gesteld omtrent verwijdering of ongewenstverklaring en de vreemdeling weigert het document voor dat doel te overhandigen;

  • bij een controle blijkt niet aanstonds dat het de vreemdeling is toegestaan in Nederland te verblijven, terwijl de gelegenheid ontbreekt, of het is – gelet op de omstandigheden – minder gewenst, hem met toepassing van artikel 50, derde lid, Vw naar een plaats, bestemd voor verhoor, over te brengen (zie A3/3.5).

    De controlerende ambtenaar kan het identiteitbewijs van de vreemdeling dan tijdelijk in bewaring nemen en hem mededelen, dat hij zich voor het verstrekken van nadere gegevens terzake en voor het eventueel terugverkrijgen van het document bij de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen moet vervoegen (zie artikel 4.23, eerste lid, aanhef en onder b, Vb);

  • de vreemdeling is rechtens zijn vrijheid ontnomen hetzij met het oog op een tegen hem ingestelde strafvervolging, of wegens het ondergaan van een vrijheidsstraf, hetzij met toepassing van artikel 59 Vw (zie artikel 4.23, eerste lid, aanhef en onder c, Vb);

  • voor zover dat nodig is met het oog op de uitzetting of de overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten van de vreemdeling (zie artikel 4.23, eerste lid, aanhef en onder d, Vb).

Indien de redenen aan de tijdelijke inbewaringneming van een document ontvallen wordt het zo spoedig mogelijk aan de vreemdeling geretourneerd. In het geval van een inbewaring gestelde uit te zetten vreemdeling dient de begeleidende ambtenaar de desbetreffende documenten bij het verlaten van Nederland te overhandigen aan de vreemdeling zelf of aan een ambtenaar van de KMar door wiens tussenkomst de vreemdeling aan de buitenlandse autoriteiten wordt overgegeven.

D

Paragraaf A4/4.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.3 Het inhouden van documenten

Bij elke verwijdering van een vreemdeling dient steeds zoveel mogelijk te worden nagegaan door de vreemdelingenpolitie dan wel de KMar of de door de Minister gegeven voorschriften en aanwijzingen omtrent het doorhalen van in het paspoort gestelde aantekeningen, het inhouden van afzonderlijke inlegbladen en het inhouden van identiteitsdocumenten zijn nageleefd (zie A3/5).

Indien inlegbladen en identiteitsdocumenten als hier bedoeld bij de vreemdelingen worden aangetroffen, dienen deze te worden ingehouden en door tussenkomst van de DT&V te worden toegezonden aan de betrokken ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen. Bij inname van het reis- of identiteitsdocument dient aan de vreemdeling een ontvangstbewijs te worden verstrekt (zie model M101) alsmede een informatiefolder te worden overhandigd.

E

Paragraaf A4/4.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.5 Toezending van reisdocumenten aan de grensdoorlaatpost van uitreis

In gevallen waarin het vertrek van de vreemdeling onder toezicht geschiedt, wordt zijn reisdocument met toepassing van het bepaalde in artikel 4.23 Vb tijdelijk in bewaring genomen en toegezonden aan het hoofd van de grensdoorlaatpost of het overgave-overnamepunt waarlangs de betrokkene Nederland zal verlaten. Zie in dit verband ook A3/5. De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen stelt de vreemdeling in het bezit van een ontvangstbewijs (zie model M101) alsmede een informatiefolder.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen zendt het reisdocument tijdig per aangetekende brief aan het hoofd van de betreffende grensdoorlaatpost of het overgave-overnamepunt, onder nauwkeurige opgave van het tijdstip waarop de vreemdeling langs deze doorlaatpost/ overgave-overnamepunt zal uitreizen.

Het hoofd van de desbetreffende grensdoorlaatpost of het overgaveovernamepunt geeft het reisdocument aan de vreemdeling terug nadat deze het ontvangstbewijs voor terugontvangst (zie model M101) heeft ondertekend en controleert of de vreemdeling inderdaad het land verlaat. Vervolgens stelt het hoofd van de grensdoorlaatpost of het overgave-overnamepunt op het ingehouden ontvangstbewijs een verklaring waaruit blijkt dat het vertrek van de vreemdeling is gecontroleerd en zendt hij het ontvangstbewijs terug aan de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen die het heeft afgegeven.

Indien de vreemdeling zich niet op de afgesproken tijd en plaats bij het hoofd van de grensdoorlaatpost of het overgave-overnamepunt heeft vervoegd, of indien de uitreis van de vreemdeling vertraging ondervindt, dan wel op moeilijkheden stuit, geeft het hoofd van de grensdoorlaatpost of het overgave-overnamepunt aanstonds kennis aan de betrokken vreemdelingenpolitie, ZHP of KMar, teneinde overleg te plegen omtrent de ter zake te volgen gedragslijn.

F

paragraaf A4/7.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.7 Procedure bij vreemdelingen met TBC

De uitzetting van de vreemdeling en van zijn gezinsleden wordt opgeschort indien bij de vreemdeling of een van zijn gezinsleden TBC is geconstateerd. Uitzondering hierop vormt de situatie waarbij gesloten TBC is geconstateerd bij deze vreemdeling of een van zijn gezinsleden en de overdracht van de vreemdeling zal plaatsvinden op grond van de verordening 343/2003 (Dublin verordening) dan wel overdracht zal plaatsvinden aan een bij de Dublinverordening aangesloten land waarmee een terug- en overname overeenkomst is gesloten. In dat geval kan de vreemdeling op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden overgedragen omdat de medische voorzieningen in beginsel vergelijkbaar worden verondersteld tussen de lidstaten, tenzij de betrokken vreemdeling aannemelijk maakt met concrete aanwijzingen dat dit uitgangspunt in zijn of haar geval niet opgaat (zie hiervoor C3/ 2.3.6.4). In het geval open TBC is geconstateerd bij de vreemdeling of een van zijn gezinsleden blijft de opschorting van uitzetting van kracht ongeacht het land waarnaar de uitzetting wordt beoogd.

Voor de toepassing van artikel 64 Vw wegens TBC is geen advies van het BMA nodig en is evenmin een toestemmingsverklaring M39-A vereist. TBC wordt vastgesteld door overlegging aan de IND van een gedagtekende verklaring van een GG&GD-arts. Deze verklaring dient te vermelden dat de betrokkene TBC heeft en wat de te verwachten behandeltermijn is. De verklaring mag niet ouder zijn dan twee weken.

De behandeling van TBC duurt in het algemeen 9 tot 12 maanden. Na het verstrijken van de behandeltermijn kan de DT&V tot uitzetting overgaan.

Indien de vreemdeling niet in het bezit is van een document voor grensoverschrijding wordt hij in het bezit gesteld van een document W2, met een inlegvel, voorzien van een Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen (zie bijlage 7g VV). In geval er wel een document voor grensoverschrijding aanwezig is, wordt door de vreemdelingenpolitie een Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen aangebracht met vermelding van de duur van de opschorting van vertrek. De periode van deze opschorting mag de geldigheidsduur van het document niet overschrijden.

Indien de vreemdeling bij wie TBC is geconstateerd zich onttrekt aan de medische behandeling en er geen besmettingsgevaar aanwezig is, dan is er niet langer een reisbeletsel naar analogie van artikel 64 Vw.

Onttrekt de vreemdeling zich aan de medische behandeling en er is een besmettingsgevaar aanwezig, dan is zijn uitzetting uit Nederland met het oog op zijn gezondheidstoestand niet verantwoord te achten in de zin van artikel 64 Vw. Vanwege het zich onttrekken aan de medische behandeling kan de vreemdeling niet uit Nederland worden verwijderd, maar hij vormt daarentegen wel een gevaar voor de algemene volksgezondheid. De Wet op de bestrijding infectieziekten kan in deze situatie uitkomst bieden. Deze wet regelt onder andere gedwongen opname (isolatie) bij gevaar voor de algemene volksgezondheid en gedwongen behandeling.

Ten aanzien van andere procedurele bepalingen zij hierbij verder verwezen naar A4/7.3 en B1/4.5.

G

Het model M101 komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

H

Het model M102 wordt toegevoegd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

I

Het model M110-A komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

J

Het model M110-B komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

K

Het model M111-A komt te luiden als aangegeven in bijlage 5.

L

Het model M111-C komt te luiden als aangegeven in bijlage 6.

M

Het model M113 komt te luiden als aangegeven in bijlage 7.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 maart 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

BIJLAGE 1

Model M101 Ontvangstbewijs voor het tijdelijk in bewaring nemen van reis- en/ of identiteitspapieren

stcrt-2009-4717-001.png

BIJLAGE 2

Model M102 Maatregel ex artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000

stcrt-2009-4717-002.png

BIJLAGE 3

Model M110A Maatregel van bewaring

stcrt-2009-4717-003.png

BIJLAGE 4

Model M110-B Proces-verbaal van gehoor (artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 juncto artikel 5.2 Vreemdelingenbesluit 2000)

stcrt-2009-4717-004.pngstcrt-2009-4717-005.png

BIJLAGE 5

Model M111-A Proces-verbaal staandehouding/ overbrenging/ ophouding

stcrt-2009-4717-006.pngstcrt-2009-4717-007.pngstcrt-2009-4717-008.pngstcrt-2009-4717-009.png

BIJLAGE 6

Model M111-C Proces-verbaal staandehouding/ overbrenging/ ophouding

stcrt-2009-4717-010.pngstcrt-2009-4717-011.pngstcrt-2009-4717-012.pngstcrt-2009-4717-013.pngstcrt-2009-4717-014.png

BIJLAGE 7

Model M113 Opheffing van een aanwijzing/ maatregel als bedoeld in artikel 6/ 50/ 55/ 56/ 57/ 58 of 59 Vreemdelingenwet 2000

stcrt-2009-4717-015.png

TOELICHTING

Algemeen

Onderhavig wijzigingsbesluit behelst een verzameling van aanpassingen van het A-deel van de Vreemdelingencirculaire.

Artikelsgewijs

A

Artikel 20 van de Schengen Uitvoeringsovereekomst (SUO) bepaalt dat vreemdelingen die niet aan een visumplicht onderworpen zijn, zich voor de duur van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden vrij mogen verplaatsen op het grondgebied van de Schengenlanden. De periode van zes maanden moet gerekend worden vanaf de eerste binnenkomst op het grondgebied. In een prejudiciële beslissing in de zaak Nicolae Bot tegen Préfet du Val-de-Marne (zaak C-241/05) heeft het Hof van Justitie bepaald dat met het begrip eerste binnenkomst niet alleen de allereerste binnenkomst in het Schengengebied wordt bedoeld, maar ook de eerste binnenkomst op dit grondgebied na het verstrijken van een periode van zes maanden na deze allereerste binnenkomst. Ook elke andere eerste binnenkomst na het verstrijken van elke nieuwe periode van zes maanden na de vorige datum van eerste binnenkomst valt onder het begrip. Onderhavige wijziging betreft een verduidelijking van het beleid ten aanzien van de berekening van de vrije termijn conform deze jurisprudentie.

B

Dit betreft een redactionele aanpassing.

C, D, E

De Nationale ombudsman heeft op 21 november 2007 een rapport uitgebracht, waarin de aanbeveling is gedaan dat het bestuursorgaan dat in het bezit is van een ingenomen document, de betrokken vreemdeling uit eigen beweging en tijdig informeert over het naderend verstrijken van de geldigheidsduur van dat ingenomen document. Bij brief van 10 maart 2008 is in reactie gemeld dat dit in de uitvoeringpraktijk niet op (kost-)efficiënte wijze kan worden gerealiseerd. Toegezegd is dat een tweetal verbeteringen wordt doorgevoerd waarmee aan de geest van de aanbeveling tegemoet wordt gekomen. Een van deze maatregelen is het aanpassen van het model M 101. De andere maatregel is het uitreiken van een informatiefolder.

Reis- of identiteitsdocumenten van vreemdelingen kunnen in bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden in tijdelijke bewaring worden genomen door ambtenaren belast met de grensbewaking of ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen. De gronden voor het tijdelijk innemen van deze documenten zijn vastgelegd in artikel 4.23 van het Vreemdelingenbesluit. Dit kan onder meer zijn teneinde de identiteit of de verblijfstatus van de vreemdeling vast te stellen, bij de inbewaringstelling van een vreemdeling of met het oog op zijn uitzetting.

Bij de inname van het document wordt aan de vreemdeling een ontvangstbewijs verstrekt (Model 101) waarop de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur van het reis- of identiteitsdocument wordt genoteerd. Daarnaast wordt een folder uitgereikt, waarin is neergelegd wat er gebeurt met het ingenomen document, waar de vreemdeling terecht kan als hij het document wil opvragen en dat hij zelf verantwoordelijk is voor het tijdig verlengen van het document. Met het thans aangepast ontvangstbewijs en de folder beschikt de vreemdeling over de benodigde informatie voor een eventuele verlenging van het document.

Het ingenomen document wordt aan de vreemdeling teruggegeven zodra de gronden aan de inname zijn ontvallen. Hoewel een eventuele aan de orde zijnde verlenging van een ingenomen document niet tot deze gronden behoort, staat het de vreemdeling vrij bij de betrokken instantie te informeren naar de mogelijkheid het document terug te ontvangen. Ingehouden documenten kunnen na vaststelling van de identiteit en de verblijfstatus aan de vreemdeling worden geretourneerd.

In geval van bewaring of uitzetting van de vreemdeling uit Nederland behoort is dit niet mogelijk. In dat laatste geval overhandigt de begeleidende ambtenaar de desbetreffende documenten eerst bij het verlaten van Nederland aan de vreemdeling zelf of aan een ambtenaar van de KMar door wiens tussenkomst de vreemdeling aan de buitenlandse autoriteiten wordt overgegeven.

Op het formulier kan worden aangegeven welke autoriteit het document na afloop van de tijdelijke inbewaringneming de vreemdeling ter hand stelt.

F

Het is reeds bestendige praktijk dat in het geval gesloten TBC bij de vreemdeling is geconstateerd de vreemdeling kan worden overgedragen aan een land dat partij is bij de verordening 343/2003 /EG (Dublin verordening).

De overdracht vindt plaats op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel waarbij de medische voorzieningen tussen de lidstaten in beginsel vergelijkbaar worden verondersteld. Met onderhavig WBV is deze praktijk neergelegd in de Vreemdelingencirculaire.

G

Het model M101 is een ontvangstbewijs voor het tijdelijk in bewaring nemen van reis- en/ of identiteitspapieren dat door de Vreemdelingenpolitie, de KMar of de ZHP aan de vreemdeling wordt verstrekt. De datum van het verstrijken van de geldigheidsduur van het reis- of identiteitsdocument wordt op het bewijs genoteerd, zodat de vreemdeling zelf kan bewaken of het ingenomen document teruggevraagd moet worden om het te laten verlengen. Het model dient tevens als informatieblad voor het retourneren van de reis- en/ of identiteitspapieren bij uitreis van de vreemdeling.

H

Het model M102 wordt opgenomen in de Vreemdelingencirculaire. Het betreft het door de Vreemdelingenpolitie, de Koninklijke Marechaussee of de Dienst Terugkeer en Vertrek te gebruiken model indien een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vw wordt opgelegd.

I

Op 4 april 2007 is de taakomschrijving van de Staatssecretaris van Justitie bekend gemaakt (Stcrt, nr 67). De Staatssecretaris van Justitie is binnen de grenzen van het door de Minister van Justitie vastgestelde beleid meer in het bijzonder belast met onder meer de aangelegenheden betreffende vreemdelingenzaken. Hieruit volgt dat een inbewaringstelling op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet namens de Staatssecretaris van Justitie plaatsvindt. Het model M 110-A is hieraan aangepast.

J

Ingevolge artikel 36, eerste lid, aanhef en onder b van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen, dienen de bevoegde autoriteiten van de ontvangende Staat de consulaire post van de zendstaat onverwijld ervan in kennis te stellen, dat binnen zijn ressort een onderdaan van die Staat is gearresteerd, gevangengenomen of in voorarrest is geplaatst of op enigerlei andere wijze in verzekerde bewaring wordt gesteld, indien de betrokkene zulks verzoekt. Bovengenoemde autoriteiten dienen de betrokken persoon onverwijld van zijn rechten krachtens deze alinea in kennis te stellen.

Ingevolge artikel 5.5, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit wordt op verzoek van de vreemdeling zo spoedig mogelijk kennis gegeven van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 6, 58 of 59 Vw aan een in Nederland gevestigde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de Staat waarvan hij onderdaan is.

Blijkens A6/1.2.2 dient de vreemdeling die op grond van artikel 6, 58 of 59 Vreemdelingenwet een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd er op gewezen te worden dat hij contact kan (laten) opnemen met de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.

Door in het model van het proces-verbaal van gehoor tot inbewaringstelling een passage op te nemen die ziet op hierbedoelde mededeling aan de vreemdeling kan de inbewaringstellende (hulp) Officier van Justitie aan de betrokken vreemdeling wordt beter gewaarborgd dat de vreemdeling in kennis wordt gesteld van de mogelijkheid tot het (laten) opnemen van contact met de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging. Voorts is het feit dat de mededeling is gedaan nu kenbaar onderdeel van het bewaringsdossier.

K

Blijkens A3/3.10.2 dient de opgehouden vreemdeling van de mogelijkheid op de hoogte te worden gesteld dat op zijn verzoek de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in kennis kan worden gesteld van de verlenging van de ophoudingstermijn. Met onderhavige wijziging is deze mededeling expliciet in het proces-verbaal van ophouding opgenomen.

Op grond van artikel 22 Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en buitengewoon opsporingsambtenaar kan een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd ten behoeve van het vervoer handboeien worden aangelegd indien de feiten en omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of derden. Deze feiten moeten zijn gelegen in de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Met de aanpassing van model M111-A wordt beoogd dat, indien handboeien zijn gebruikt bij transport van de vreemdeling, de feiten en omstandigheden die daartoe aanleiding hebben gevormd worden opgenomen in het proces-verbaal van staandehouding/overbrenging/ophouding.

L

Dit betreft een aanpassing van het bestaande model M111-C. Er wordt duidelijker tot uitdrukking gebracht dat ten aanzien van de naar aanleiding van het mobiel toezicht vreemdelingen staandegehouden vreemdeling sprake is geweest van grensoverschrijding en dat geen of geringe vermenging met het overige verkeer heeft plaatsgevonden. Zulks is van belang nu uitsluitend personen van wie mag worden aangenomen dat zij grensganger zijn aan mobiel toezicht vreemdelingen mogen worden onderworpen. Bij deze vorm van toezicht is, anders dan bij het overige operationele vreemdelingentoezicht, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf geen voorwaarde voor staandehouding.

Ten aanzien van de aanpassingen van het model M111-C met betrekking tot het op de hoogte stellen van de vreemdeling van de mogelijkheid van het in kennis stellen van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging bij verlenging van de ophouding alsmede het opnemen van de verklaring omtrent het gebruik van handboeien bij transport, wordt verwezen naar de toelichting onder K.

M

Met onderhavig aanpassing van Model M113 wordt het mogelijk gemaakt de opheffing van de bewaring te ondertekenen namens de Minister van Justitie dan wel de Staatsscretaris van Justitie. Van belang is dat, gelet op de portefeuilleverdeling tussen de Minister en de Staatssecretaris van Justitie, de opheffing van een maatregel ex artikel 6 Vreemdelingenwet namens de Minister van Justitie wordt ondertekend, de opheffing van maatregel op grond van artikel 50, 55, 56, 57, 58 of 59 Vreemdelingenwet wordt namens de Staatssecretaris van Justitie ondertekend.

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven