Regeling van de Minister van Financiën tot vaststelling voor 2009 van de bedragen voor eenmalige toezichthandelingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het Besluit bekostiging financieel toezicht

19 maart 2009

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 9 van het Besluit bekostiging financieel toezicht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet op het financieel toezicht;

b. besluit:

Besluit bekostiging financieel toezicht;

c. DNB:

De Nederlandsche Bank N.V.;

d. AFM:

Stichting Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 2. Tarieven DNB

  • 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit wordt vastgesteld op:

    • a. € 36.250 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, van de wet;

    • b. € 36.250 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid, van de wet;

    • c. € 36.250 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • d. € 23.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • e. € 29.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit en de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • f. € 23.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit en de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • g. € 0 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:16, eerste lid, van de wet;

    • h. € 36.250 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • i. € 23.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • j. € 29.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit en de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • k. € 23.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit en de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • l. € 18.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van (i) herverzekeraar als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, van de wet, (ii) levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de wet of (iii) entiteit voor risico-acceptatie als bedoeld in artikel 2:54a, eerste lid, van de wet;

    • m. € 0 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:36, eerste lid, van de wet;

    • n. € 14.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van (i) een herverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:26d, van de wet, (ii) een levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:40 van de wet of (iii) een entiteit voor risico-acceptatie als bedoeld in artikel 2:54d, eerste lid, van de wet;

    • o. € 1.800 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar als bedoeld in artikel 2:48, eerste lid, van de wet;

    • p. € 1.450 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:50, eerste lid, van de wet;

    • q. € 7.750 voor de behandeling van een aanvraag tot uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in onderdeel l of n;

    • r. € 36.250 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de wet indien het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

    • s. € 23.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de wet indien het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit wordt vastgesteld op:

    • a. € 3.600 voor de behandeling van de aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:23, tweede lid, van de wet;

    • b. € 3.600 voor de behandeling van de aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:26b, vijfde lid, van de wet;

    • c. € 3.600 voor de behandeling van de aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:26e, derde lid, van de wet;

    • d. € 3.600 voor de behandeling van de aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:54b, vierde lid, van de wet;

    • e. € 3.600 voor de behandeling van de aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:54e, derde lid, van de wet;

    • f. € 3.600 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:2, derde lid, van de wet;

    • g. € 3.600 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:5, vierde lid, van de wet;

    • h. € 3.600 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:6, vierde lid, van de wet;

    • i. € 3.600 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:7, vierde lid, van de wet.

  • 3. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het besluit wordt vastgesteld op:

    • a. € 5.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft;

    • b. € 30.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft;

    • c. € 1.600 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de wet;

    • d. € 1.600 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de wet;

    • e. € 5.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft;

    • f. € 30.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft;

    • g. € 5.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft;

    • h. € 30.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft;

    • i. € 5.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:96, eerste lid, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft;

    • j. € 30.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:96, eerste lid, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft;

    • k. € 5.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:108, eerste en vierde lid, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 150 uur nodig heeft;

    • l. € 30.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:108, eerste en vierde lid, van de wet, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft.

  • 4. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van het besluit, wordt vastgesteld op € 36.250 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110, eerste lid, van de wet.

  • 5. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, derde lid van het besluit, wordt vastgesteld op € 30.000 voor de advisering van de Minister van Financiën bij de aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld 3:97 van de wet, indien de DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft.

Artikel 3. Tarieven AFM

  • 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, wordt vastgesteld op:

    • a. € 5.700 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55, eerste lid, van de wet;

    • b. € 2.720 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55, eerste lid, van de wet;

    • c. € 915 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, van de wet;

    • d. € 250 voor de behandeling voor een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, van de wet;

    • e. € 5.700 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, van de wet;

    • f. € 2.275 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een aanvullende vergunning als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, van de wet;

    • g. € 2.720 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, van de wet;

    • h. € 915 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de toezichthouder erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

    • i. € 400 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet voor instellingen die zijn aangesloten bij een door de toezichthouder erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

    • j. € 250 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet;

    • k. € 665 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit en bij de vergunningaanvraag een door de AFM aanvaarde voorbeeldbeschrijving van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4:15 van de wet voegen;

    • l. € 915 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

    • m. € 400 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de wet voor instellingen die zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

    • n. € 250 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de wet;

    • o. € 665 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit en bij de vergunningaanvraag een door AFM aanvaarde voorbeeldbeschrijving van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4:15 van de wet voegen;

    • p. € 915 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

    • q. € 400 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de wet voor instellingen die zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

    • r. € 250 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de wet;

    • s. € 665 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit en bij de vergunningaanvraag een door AFM aanvaarde voorbeeldbeschrijving van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4.15 van de wet voegen;

    • t. € 915 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

    • u. € 400 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de wet voor instellingen die zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

    • v. € 250 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de wet;

    • w. € 665 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit en bij de vergunningaanvraag een door AFM aanvaarde voorbeeldbeschrijving van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4:15 van de wet voegen;

    • x. € 5.700 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, niet zijnde een aanvraag als bedoeld onder y, z of aa;

    • y. € 5.700 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, voor het in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening;

    • z. € 179 per uur dat er werkzaamheden worden verricht tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, met een maximum van € 100.000;

    • aa. € 915 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, voor zover het betreft een persoon die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft, is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de wet;

    • bb. € 2.720 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, die niet strekt tot het in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit;

    • cc. € 179 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding van een vergunning als bedoeld in onderdeel x met het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, voor, met een maximum van € 100.000;

    • dd. € 2.720 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet die strekt tot het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit;

    • ee. € 2.720 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet die strekt tot het in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening;

    • ff. € 179 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, met een maximum van € 150.000;

    • gg. € 179 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, met het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, met een maximum van € 150.000.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit wordt vastgesteld op:

    • a. € 3.125 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:55, tweede lid, van de wet;

    • b. € 2.430 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:60, tweede lid, van de wet;

    • c. € 3.125 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:65, derde lid, van de wet;

    • d. € 2.430 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:75, tweede lid, van de wet;

    • e. € 2.430 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:80, tweede of derde lid, van de wet;

    • f. € 2.430 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:86, tweede lid, van de wet;

    • g. € 2.430 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:92, tweede lid, van de wet;

    • h. € 3.125 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de wet, niet zijnde, een aanvraag als bedoeld onder i of j;

    • i. € 3.125 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de wet voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening;

    • j. € 179 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de wet voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, met een maximum van € 100.000;

    • k. € 2.430 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de wet, voor zover het betreft een persoon die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft, is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de wet;

    • l. € 1.820 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de wet;

    • m. € 179 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 5:26, derde lid, van de wet, met een maximum van € 150.000.

  • 3. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het besluit wordt vastgesteld op:

    • a. € 179 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een aanvraag van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 5:32d, eerste lid, van de wet, met een maximum van € 150.000;

    • b. € 179 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor een uitbreiding of wijziging van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 5:32d, eerste lid, van de wet, met een maximum van € 150.000.

  • 4. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van het besluit wordt vastgesteld op:

    • a. € 10.500 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat bestaat uit een enkel document als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel a, van de wet en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

    • b. € 6.300 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van het registratiedocument van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de wet en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

    • c. € 4.200 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van de verrichtingsnota en de samenvatting van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de wet en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

    • d. € 3.500 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat bestaat uit een enkel document, bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel a, van de wet en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

    • e. € 2.100 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van het registratiedocument van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de wet en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

    • f. € 1.400 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van de verrichtingsnota en de samenvatting van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de wet en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

    • g. € 7.700 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat betrekking heeft op effecten zonder een aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald en waarvan het registratiedocument op grond van artikel 21, tweede lid, van de prospectusverordening is opgesteld met inachtneming van Bijlage I bij de prospectusverordening;

    • h. € 6.300 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een registratiedocument van een prospectus dat betrekking heeft op effecten zonder een aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald en dat op grond van artikel 21, tweede lid, van de prospectusverordening is opgesteld met inachtneming van Bijlage I bij de prospectusverordening;

    • i. € 1.400 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een basisprospectus waarin op grond van artikel 26, vierde lid, van de prospectusverordening wordt verwezen naar een eerder goedgekeurd registratiedocument.

  • 5. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van het besluit wordt vastgesteld op € 750 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een document als bedoeld in artikel 5:23, tweede lid, van de wet.

Artikel 4 Tarieven AFM/DNB

  • 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid van het besluit, wordt vastgesteld op € 0 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 3:8 van de wet dient te worden vastgesteld.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid van het besluit, wordt vastgesteld op € 0 per persoon van wie de betrouwbaarheid op grond van artikel 3:9 of artikel 4:10 van de wet dient te worden vastgesteld.

  • 3. De bedragen, bedoeld in artikel 3, worden vermeerderd met een bedrag van € 800 per persoon van wie de betrouwbaarheid op grond van artikel 4:10 van de wet dient te worden vastgesteld ten behoeve van de behandeling van een aanvraag of tot verlening van de verklaring van geen bezwaar.

  • 4. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt vermeerderd met een bedrag van € 1.300 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 4:9 van de wet dient te worden vastgesteld ten behoeve van de behandeling van de aanvraag tot verlening van de vergunning.

  • 5. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en de onderdelen c, h tot en met w en aa, wordt telkens vermeerderd met een bedrag van € 475 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 4:9 van de wet dient te worden vastgesteld ten behoeve van de behandeling van de aanvraag tot verlening van de vergunning.

  • 6. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wordt vermeerderd met een bedrag van € 1.300 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 4:9 van de wet dient te worden vastgesteld ten behoeve van de behandeling van de aanvraag tot verlening van de vergunning.

  • 7. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdelen x tot en met z en bb tot en met gg, wordt vermeerderd met een bedrag van € 1.300 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 4:9 van de wet dient te worden vastgesteld.

  • 8. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het besluit, wordt vastgesteld op:

    • a. € 800 per persoon van wie de betrouwbaarheid op grond van artikel 3:9 van de wet dient te worden vastgesteld.

    • b. € 1400 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 3:8 van de wet dient te worden vastgesteld.

    • c. € 800 voor een toetsing van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikelen 4:10 van de wet;

    • d. € 1.300 voor een toetsing van de deskundigheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de wet, voor zover het betreft een persoon die het dagelijks beleid bepaalt van een aanbieder van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 2:55, eerste lid, van de wet;

    • e. € 1.300 voor een toetsing van de deskundigheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de wet, die het dagelijks beleid bepaalt van een beheerder of bewaarder als bedoeld in artikel 2:67, eerste lid, van de wet of van een beleggingsmaatschappij als bedoeld in artikel 2:68, eerste lid, van de wet;

    • f. € 1.300 voor een toetsing van de deskundigheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de wet, die het dagelijks beleid bepaalt van een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:96 van de wet, voor zover het niet betreft een beleggingsonderneming die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft, is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de wet;

    • g. € 475 voor een toetsing van de deskundigheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de wet, die het dagelijks beleid bepaalt van een financiële dienstverlener die geen aanbieder van beleggingsobjecten is;

    • h. € 475 voor een toetsing van de deskundigheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de wet, voor zover het betreft een beleggingsonderneming die ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft, is vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de wet.

Artikel 5

Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld op:

  • a. € 190 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de wet, niet zijnde een inschrijving als bedoeld onder b tot en met f;

  • b. € 0 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wft van een clearinginstelling waarop een vrijstelling van toepassing;

  • c. € 0 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wft van een kredietinstelling waarop een vrijstelling van toepassing is;

  • d. € 0 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wft van een verzekeraar niet zijnde een onderlinge waarborgmaatschappij waarop een vrijstelling van toepassing is;

  • e. € 0 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wft van een entiteit voor risico-acceptatie waarop een vrijstelling van toepassing is;

  • f. € 0 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wft van een beleggingsinstelling, beleggingsonderneming of beheerder waarop een vrijstelling van toepassing is;

  • g. € 725 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, van een buitenlandse instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • h. € 400 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, van een buitenlandse beleggingsonderneming die beleggingsdiensten verleent vanuit een bijkantoor in Nederland;

  • i. € 190 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de wet van een bij een aanbieder van krediet aangesloten onderneming;

  • j. € 190 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de wet van adviseurs en bemiddelaars bij de melding van een aangesloten onderneming;

  • k. € 3.800 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de wet van aanbieders van krediet, bij een gelijktijdige digitale aanmelding van minimaal 20 aangesloten ondernemingen;

  • l. € 3.800 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de wet van adviseurs en bemiddelaars bij een gelijktijdige digitale aanmelding van minimaal 20 aangesloten ondernemingen;

  • m. € 190 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de wet bij de melding van aanbieders van beleggingsobjecten;

  • n. € 190 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de wet bij de melding van beleggingsdiensten en -activiteiten;

  • o. € 550 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 8° of 9°, van de wet;

  • p. € 230 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, van een buitenlandse beleggingsonderneming zonder bijkantoor in Nederland;

  • q. € 230 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, van een buitenlandse beleggingsinstelling uit een aangewezen staat;

  • r. € 1.800 voor de uitgifte van een verklaring vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappij, als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2° van de wet;

  • s. € 230 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, van een buitenlandse bemiddelaar in verzekeringen.

Artikel 6

  • 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van het besluit, wordt vastgesteld op € 22.200.

  • 2. Het bedrag bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het besluit, wordt vastgesteld op € 4.425.

  • 3. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het besluit, wordt vastgesteld op 0.0074% van het totale bedrag dat door de bieder wordt betaald voor het aantal effecten dat door hem wordt verkregen vanaf de aankondiging van een openbaar bod als bedoeld in artikel 5 van het Besluit openbare biedingen Wft tot het moment van gestanddoening, bedoeld in artikel 16 van dat besluit, of, indien van toepassing, tot het einde van de termijn, bedoeld in artikel 17 van dat besluit, met een maximum van € 630.000.

  • 4. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van het besluit, wordt vastgesteld op € 6.925.

Artikel 7

Het bedrag, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit, wordt vastgesteld op:

  • a. € 190 voor aanmelding of wijziging van een aanmelding van een verbonden bemiddelaar als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet;

  • b. € 3.800 bij een aanmelding als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet bij een digitale aanmelding van minimaal 20 aangesloten ondernemingen.

Artikel 8

  • 1. Aanvragen voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:75, eerste lid, 2:80, eerste lid, 2:86, eerste lid, of 2:92, eerste lid, van de wet worden voor aanvragers die reeds in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:75, eerste lid, 2:80, eerste lid, 2:86, eerste lid, of 2:92, eerste lid, van de wet voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als een verzoek om uitbreiding of wijziging van de vergunning.

  • 2. Gelijktijdige aanvragen van één aanvrager voor een ontheffing als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen d, e, f en g worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als één verzoek.

Artikel 9

Indien twee of meer aanvragen voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, artikel 2:80, eerste lid, artikel 2:86, eerste lid of 2:92, eerste lid, van de wet door dezelfde aanvrager op hetzelfde tijdstip worden ingediend, wordt voor de behandeling van die aanvragen het toepasselijke tarief, genoemd in artikel 3, eerste lid, eenmalig in rekening gebracht.

Artikel 10

  • 1. Het ingevolge deze regeling verschuldigde bedrag wordt verminderd met € 100 indien een aanvraag als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, artikel 2:75, eerste lid, artikel 2:80, eerste lid, artikel 2:86, eerste lid of 2:92, eerste lid van de wet, digitaal wordt ingediend door een aanvrager die niet is aangesloten bij een door de AFM erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit.

  • 2. Bij een gecombineerde aanvraag als bedoeld in artikel 9 wordt de vermindering voor elektronische indiening van de aanvraag eenmalig toegepast.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos.

TOELICHTING

Algemeen

In deze regeling zijn de tarieven voor de eenmalige toezichthandelingen als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het Besluit bekostiging financieel toezicht voor het jaar 2009 vastgesteld. Vaststelling is geschied op basis van voorstellen van De Nederlandsche Bank en de Stichting Autoriteit Financiële Markten. De vastgestelde tarieven gelden voor heel 2009.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 van de regeling staan de tarieven die DNB in rekening brengt voor eenmalige toezichthandelingen. Deze tarieven zijn gebaseerd op de begroting voor 2009.

De tariefstructuur ten aanzien van de verklaring van geen bezwaar (VVGB) is gewijzigd. Het standaardtarief is verlaagd zodat dit beter overeenkomt met de werkelijke tijdsbesteding aan een standaard VVGB. De urengrens voor maatwerk VVGB’s is verlaagd, aangezien de tijdsbesteding voor een omvangrijk dossier weliswaar meer bedraagt dan de oude urengrens, maar de tijdsbesteding per VVGB binnen het totale dossier niet. Aangezien het tarief geldt per VVGB en niet per dossier, bleek dit tarief niet kostendekkend. Bij de verlaging van de urengrens hoort ook een verlaging van het tarief voor maatwerk VVGB’s zodat de totale kosten per dossier een goede benadering vormen van de in werkelijkheid gemaakte kosten.

In verband met de recent in de Wft opgenomen regelgeving voor herverzekeraars en entiteiten voor risico acceptatie zijn voor deze twee groepen nieuwe tarieven vastgesteld. Deze tarieven hebben betrekking op: vergunningaanvragen, VVGB’s, bestuurderstoetsingen en ontheffingen.

Artikel 3

In artikel 3 staan de bedragen die de AFM in rekening brengt voor eenmalige toezichthandelingen. Deze tarieven zijn gebaseerd op de AFM-begroting voor 2009.

De tarieven voor de vergunningaanvraag voor financiële dienstverleners, aanbieders van krediet beleggingsadviseurs met MiFID vrijstelling, aanbieders van beleggingsinstellingen en beleggingsondernemingen worden verlaagd. De aanleiding hiervoor is dat de AFM ook bij de vergunningverlening risico gestuurd te werk gaat waardoor bepaalde werkzaamheden onder het doorlopend toezicht zijn geplaatst.

Het tarief voor de aanvraag of aanpassing van een vergunning van aanbieders van beleggingsobjecten is verhoogd. Het tarief van 2008 vormde geen goede weerspiegeling van de werkelijke kosten die door de toezichthouder zijn gemaakt.

Artikel 4

Artikel 4 van de regeling bevat de tarieven van DNB en de AFM voor betrouwbaarheids- en deskundigheidstoetsingen die niet bij de vergunning zijn inbegrepen.

DNB brengt geen apart tarief in rekening voor een betrouwbaarheids- of deskundigheidstoets die verricht wordt in het kader van een van de activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit. De kosten van een dergelijke toets zijn verdisconteerd in het basistarief voor bedoelde activiteiten.

De tarieven die door de AFM in rekening brengt voor een betrouwbaarheidstoets en een deskundigheidstoets zijn verhoogd ten opzichte van de tarieven van 2008 aangezien de oude tarieven niet kostendekkend bleken te zijn.

Artikel 5

Dit artikel bevat de tarieven van DNB en AFM voor inschrijving in het register van de Wft.

Het tarief dat de AFM in rekening brengt voor ‘melding aangesloten onderneming’ is verhoogd zodat zij beter aansluiten bij de werkelijk gemaakte kosten van de toezichthouder. Voor instellingen die tegelijkertijd minimaal 20 aangesloten ondernemingen aanmelden, geldt een vast tarief van € 3.800.

Artikel 6

Dit artikel bevat de tarieven die samenhangen met het uitbrengen van een openbaar bod op effecten.

Artikel 7

Dit artikel stelt het bedrag vast voor de aanmelding of wijziging van de aanmelding van een verbonden bemiddelaar. Voor instellingen die tegelijkertijd minimaal 20 verbonden bemiddelaars aanmelden geldt een vast tarief van € 3.800.

Artikel 8, 9 en 10

In deze artikelen zijn diverse bepalingen opgenomen waarvan toepassing kan leiden tot een verlaagd tarief. Daarnaast wordt bepaald wat het tarief is in geval van gelijktijdig ingediende en gelijksoortige aanvragen.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos.

Naar boven