Instellingsbesluit Commissie maatschappelijke dialoog nanotechnologie

De Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. commissie:

de Commissie maatschappelijke dialoog nanotechnologie;

c. publieke agenda:

een prioriteitenlijst van te bespreken onderwerpen op het gebied van of gerelateerd aan nanotechnologie, waaronder onderwerpen die volgens de commissie nog niet of onvoldoende worden opgepakt en met een focus op ethische en maatschappelijke aspecten van nanotechnologie.

Artikel 2

  • 1. Er is een Commissie maatschappelijke dialoog nanotechnologie.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. een publieke agenda te ontwikkelen in overleg met vertegenwoordigers van relevante groepen in de Nederlandse samenleving;

    • b. op basis van de publieke agenda een maatschappelijke dialoog te stimuleren en te faciliteren met een focus op de ethische en maatschappelijke aspecten van nanotechnologie en de toepassingen van nanotechnologie, waarbij de activiteiten van de commissie zich onderscheiden van reeds lopende activiteiten en discussies op het gebied van nanotechnologie of daaraan gerelateerde onderwerpen en waarbij de activiteiten en verslaglegging van de commissie onderscheidend zijn ten opzichte van andere relevante beleidsvormingsprocessen binnen de rijksoverheid waarbij vertegenwoordigers van groepen in de Nederlandse samenleving betrokken zijn.

Artikel 3

  • 1. De commissie werkt transparant en zorgt voor communicatie van haar activiteiten naar de Nederlandse samenleving, in elk geval met een eigen website.

  • 2. De commissie zorgt met het gereed komen van de publieke agenda voor de organisatie en invulling van een herkenbaar startmoment van de maatschappelijke dialoog in de vorm van een evenement.

  • 3. De commissie brengt uiterlijk op 15 september 2009 een publieke agenda uit aan de minister en maakt deze agenda openbaar.

  • 4. De commissie brengt vóór 15 mei 2010 een schriftelijke tussenrapportage uit aan de minister.

  • 5. De commissie brengt vóór 1 januari 2011 haar schriftelijke eindrapport uit aan de minister.

  • 6. De tussenrapportage en het eindrapport gaan in op:

    • a. de maatschappelijke en ethische vraagstukken die door nanotechnologie naar voren komen;

    • b. de actoren die zijn betrokken bij de maatschappelijke dialoog en de mate waarin deze actoren een afspiegeling vormen van de Nederlandse samenleving;

    • c. de meningen en inzichten die ten aanzien van nanotechnologie in de Nederlandse samenleving leven inclusief de onderbouwing, de achterliggende waarden en belangen daarvan;

    • d. de conclusies en aanbevelingen van de Nederlandse samenleving geplaatst in de context van de maatschappelijke uitdagingen van onze samenleving zoals economie, zorg, klimaat, energie en water.

Artikel 4

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd. De voorzitter en de andere leden kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.

  • 3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in.

Artikel 5

Ter gelegenheid van de instelling van de commissie worden tot en met 31 december 2010 als leden benoemd:

  • a. de heer prof.dr. P. Nijkamp, te Leiden, tevens voorzitter;

  • b. mevrouw prof.dr. I.D. de Beaufort, te Den Haag;

  • c. de heer prof.dr. P.J.A. Borm, te Meerssen;

  • d. de heer dr. E.E.W. Bruins, te Alphen aan den Rijn;

  • e. de heer prof.dr.ir. W.E. Bijker, te Eijsden;

  • f. de heer ir. G.A.F. van Harten, te Sluiskil;

  • g. mevrouw drs. G.M. van Heteren, te Amsterdam;

  • h. de heer dr. R. Pieterman, te Nieuwerkerk aan den IJssel;

  • i. mevrouw prof.dr. S.E. Speller, te Nijmegen.

Artikel 6

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast in de vorm van een huishoudelijk reglement.

  • 2. De commissie voorziet zelf in een secretariaat.

  • 3. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie maatschappelijke dialoog nanotechnologie.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 maart 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Toelichting

Dit besluit stelt de Commissie maatschappelijke dialoog nanotechnologie (hierna: de commissie) in. Deze commissie is de onafhankelijke commissie waarvan de instelling in de Kabinetsvisie Nanotechnologieën ‘Van Klein Naar Groots’ van 16 november 2006 (Kamerstukken II 2006/07, 29338, nr. 54) is aangekondigd en waarvan de rol en taken nader zijn omschreven in het Actieplan Nanotechnologie (Kamerstukken II 2007/08, 29338, nr. 75).

Om de dialoog en de eigen positie zuiver te houden wil het kabinet zelf geen partij zijn in de vormgeving van de maatschappelijke dialoog, maar stelt een commissie in van onafhankelijke deskundigen, belanghebbenden en vertegenwoordigers uit de samenleving.

De commissie stelt een huishoudelijk reglement op dat de eigen werkwijze beschrijft. Daarin wordt ook ingegaan op de openbaarheid van de vergaderingen van de commissie en op de mogelijke aanwezigheid van toehoorders van de rijksoverheid bij de vergaderingen. Ook word in dit reglement aandacht besteed aan de relaties van de commissie met andere gremia waarin discussies over nanotechnologie worden gevoerd. Dit reglement wordt openbaar gemaakt door publicatie op de website van de commissie.

De commissie heeft ten eerste als taak een publieke agenda nanotechnologie te ontwikkelen in overleg met vertegenwoordigers van relevante groepen in de samenleving (hierna: de stakeholders). De publieke agenda die wordt opgesteld door de commissie zorgt voor scherpte en concreetheid in de dialoogonderwerpen waarbij de focus ligt op ethische en maatschappelijke aspecten van nanotechnologie en toepassingen van nanotechnologie en draagt bij aan een goede afbakening met overige onderwerpen waarover al een maatschappelijke dialoog bestaat. De commissie neemt relevante uitkomsten van andere maatschappelijke dialogen rond nanotechnologie-gerelateerde onderwerpen in haar rapportage op. Op de publieke agenda staan verder onder meer onderwerpen die raken aan nanotechnologie maar die niet of nog onvoldoende door anderen worden opgepakt.

Bij het opstellen van de publieke agenda wordt onder meer aangesloten op het actieplan Nanotechnologie van het kabinet en de daaruit voortvloeiende acties. Tevens wordt gebruik gemaakt van resultaten en bevindingen op dit terrein, die elders in de wereld en met name in de EU beschikbaar zijn of komen.

Deze publieke agenda moet gezien worden als een prioriteitenlijst voor te bespreken onderwerpen in de maatschappelijke dialoog. Zo’n prioriteitenlijst is nodig omdat nanotechnologie een heel breed toepassingsgebied kent en meerdere ethische discussiepunten omvat. De rijpheid van toepassingen bepaalt de volgorde van de te bespreken maatschappelijke en ethische vragen.

De commissie heeft vervolgens als taak om op basis van de publieke agenda een maatschappelijke dialoog te stimuleren en deze ten behoeve van de samenleving te faciliteren waarbij de focus ligt op de ethische en maatschappelijke aspecten van nanotechnologie en de toepassingen van nanotechnologie. Stakeholders en geïnteresseerden gaan zelf aan de slag. Zij zullen door de commissie op heel verschillende wijzen worden uitgedaagd om zelf vorm en inhoud te geven aan de dialoog. Op een wijze waar de betreffende stakeholders zelf behoefte aan hebben en die de dialoog verder brengt. Gedacht kan worden aan (een serie van) bijeenkomsten of evenementen, kleine studies, inrichten van prijsvragen en enquêtes, inrichten van educatie en wetenschapspopularisatie, theatervoorstellingen, etc. waarvoor de commissie opdracht kan verlenen. De commissie zorgt voor de organisatie en invulling van een herkenbaar startmoment van de maatschappelijke dialoog in de vorm van een evenement waar de publieke agenda direct na gereed komen wordt gepresenteerd. Dit evenement vormt de start van de dialoog-activiteiten van de commissie. De commissie werkt transparant en zorgt voor communicatie van haar activiteiten naar de Nederlandse samenleving, in elk geval met een eigen website. Ook richting organisaties die betrokken zijn bij maatschappelijke discussies over onderwerpen waarop de ontwikkeling van nanotechnologie van invloed is, zal de commissie stimulerend en faciliterend optreden, wanneer de maatschappelijke discussie over de invloed van nanotechnologie volgens de commissie niet of nog onvoldoende wordt opgepakt door die betreffende organisaties.

Het kabinet wil er voor zorgen dat de inrichting van de dialoog door de commissie ondersteunt dat:

  • 1. de aanwezige kennis over nanotechnologie in de samenleving wordt vergroot, zodat eenieder zelf een mening kan vormen over belangrijke vraagstukken die spelen bij toepassingen van nanotechnologie;

  • 2. wordt onderzocht hoe de samenleving tegenover kansen en risico’s van nanotechnologie staat en hoe de samenleving om wil gaan met ethische aspecten die bij diverse toepassingen van nanotechnologie aan de orde kunnen komen;

  • 3. inzicht wordt verworven in de veranderingen die mogelijk worden door toepassingen van nanotechnologie en die de samenleving wenselijk en aanvaardbaar vindt;

  • 4. betrokken partijen en publiek de gelegenheid wordt geboden om meningen en standpunten uit te wisselen over de vraag hoe de economische en maatschappelijke kansen die nanotechnologie de Nederlandse samenleving gaat bieden optimaal benut kunnen worden;

  • 5. dat deze partijen worden betrokken bij de discussie over nanotechnologie en bij elkaar worden gebracht;

  • 6. deze dialoog aansluit op initiatieven van de Europese Commissie en het Europees parlement;

  • 7. de inzet van de commissie vooral gericht is op de stakeholders. Daarnaast zorgt de commissie dat er gelegenheid is dat ook geïnteresseerden uit het brede publiek aan deze discussie deel kunnen nemen;

  • 8. aan de deelnemers van de dialoog duidelijk door de commissie wordt aangegeven dat van de overheid niet verwacht mag worden dat ze aan alle uitkomsten opvolging en invulling geeft. De dialoog is namelijk niet bedoeld als exclusieve bron voor beleidsvorming;

  • 9. de commissie zich onderscheidt met haar activiteiten en verslaglegging van andere relevante beleidsvormingsprocessen binnen het rijk waarbij stakeholders betrokken zijn.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven