Relationele afspraken Minister van Economische Zaken-Consumentenautoriteit.

Inleiding

Door middel van dit statuut geven de Minister van Economische Zaken en de Consumentenautoriteit nadere invulling aan hun relatie. De Minister van Economische Zaken en de Consumentenautoriteit streven naar een werkbare, vruchtbare en effectieve samenwerking opdat het consumentenbeleid en de uitvoering daarvan elkaar versterken. Tijdig informeren, kennis delen en (waar nodig) afstemmen, zijn hierbij van groot belang. In hun onderlinge relatie nemen de Minister en de directies van het Ministerie van Economische Zaken en de Consumentenautoriteit en de haar ondersteunende ambtenaren over en weer en ten opzichte van derden vertrouwelijkheid in acht voor zover dit uit de toepasselijke wetgeving of de aard der zaken voortvloeit.

De onderstaande afspraken hebben zowel betrekking op de toezichthoudende taak van de Consumentenautoriteit als op de taak betreffende het voorlichten en informeren van consumenten via ConsuWijzer. Dit statuut ziet niet op zaken die binnen het mandaat van de Raad van Toezicht van ConsuWijzer vallen.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Definities

  • 1. In dit relatiestatuut wordt verstaan onder:

    a. Minister:

    de Minister van Economische Zaken

    b. Consumentenautoriteit:

    de onder de Minister ressorterende ambtenaar als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet handhaving consumentenbescherming

    c. CA:

    de Consumentenautoriteit en haar ondersteunende ambtenaren als dienst van het Ministerie van Economische Zaken;

    d. EZ:

    de directies van het ministerie van Economische Zaken

    e. BC:

    Bedrijfsvoeringcollege

    f. Statuut:

    Relationele afspraken Minister van Economische Zaken-Consumentenautoriteit

    g. De wet:

    De Wet handhaving consumentenbescherming (Whc)

HOOFDSTUK 2. BEHEERSMATIGE RELATIE

Artikel 2 Financiën, planning en control

  • 1. De begroting van de CA is onderdeel van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken. De relevante (comptabiliteits)wetgeving en de interne regels die gelden voor het Ministerie van Economische Zaken, onder meer betrekking hebbend op de begrotingscyclus, de werkplancyclus, de verantwoordingscyclus en de controle door de departementale Auditdienst, zijn van toepassing op de financiële, personele en bedrijfsvoeringsaspecten van de CA.

  • 2. Namens de Minister zal de departementsleiding van het Ministerie van Economische Zaken het overleg met de Consumentenautoriteit voeren inzake financiën, planning en control.

  • 3. De CA levert desgevraagd de informatie die de directeur Financieel Economische Zaken en de directeur Auditdienst van EZ nodig hebben bij de uitoefening van hun functie.

Artikel 3 Bedrijfsvoering

De CA is door haar hoofd van dienst vertegenwoordigd in het BC. Dit college neemt EZ-brede besluiten op het gebied van de generieke bedrijfsvoering: personeel en organisatie, informatie, automatisering, inkoop, huisvesting en facilitaire zaken. Het BC heeft een besluitvormend mandaat op het terrein van de bedrijfsvoering, indien en voor zover de SG niet anders beslist.

De voorbereiding van het EZ-brede bedrijfsvoeringbeleid vindt plaats in vakcolleges, die als voorportaal van het BC fungeren. De CA wordt in de gelegenheid gesteld zich te laten vertegenwoordigen in de vakcolleges.

HOOFDSTUK 3 BELEIDSMATIGE RELATIE

§ 1 Algemene afspraken en uitgangspunten

Artikel 4 Algemeen

Op grond van de wet en de algemene kabinetsvisie op (markt)toezicht, zijn beleid en uitvoering gescheiden. De Minister is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van beleid en regelgeving, de Consumentenautoriteit is belast met de uitvoering van de wet.

Artikel 5 Volledige ministeriele verantwoordelijkheid

De Consumentenautoriteit verricht de in de wet aan haar geattribueerde taken in eigen naam, op afstand van de Minister, maar onder verantwoordelijkheid van de Minister. De Minister zal waar nodig – al dan niet na input daarvoor van de CA te hebben verkregen – de Eerste en Tweede Kamer informeren (bijvoorbeeld door toezending van het jaarverslag en beantwoording van Kamervragen). De ministeriële verantwoordelijkheid brengt met zich dat tussen de Consumentenautoriteit en de Minister regelmatig overleg plaats vindt en de Consumentenautoriteit de Minister tijdig informeert over aangelegenheden die voor de taakuitoefening van de Minister van belang (kunnen) zijn.

Artikel 6 Onafhankelijkheid Consumentenautoriteit als toezichthouder

Voor een daadkrachtig toezicht op de naleving van regels van consumentenbescherming is een doeltreffende, onafhankelijke en slagvaardige toezichthouder van groot belang, zowel voor het bedrijfsleven als voor de consument. Om die reden is de Consumentenautoriteit op afstand van de politiek geplaatst: de Consumentenautoriteit ontleent toezichts- en handhavingsbevoegdheden rechtstreeks aan de wet en opereert op eigen titel. Daarin past dat de Consumentenautoriteit keuzes maakt omtrent de wijze van uitoefening van deze bevoegdheden en de strategie die daaromtrent wordt ontwikkeld. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • het ontwikkelen en vaststellen van een toezichts-, handhavings-, en communicatiebeleid;

  • het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden in concrete zaken (vorderen van inzage, betreden van plaatsen, e.d.);

  • het nemen van besluiten;

  • het informeren en communiceren over (de uitoefening van) haar taken en bevoegdheden, inclusief uitleg over de te handhaven normen.

§ 2 Toepassing van Uitgangspunten

Artikel 7 Beleidsregels en bijzondere aanwijzingen in individuele gevallen
  • 1. De Minister is bevoegd de Consumentenautoriteit beleidsregels en bijzondere aanwijzingen in individuele gevallen te geven. Om de Consumentenautoriteit haar toezichts- en handhavingsbevoegdheden zelfstandig te kunnen laten uitvoeren zal de Minister terughoudend omgaan met het geven van beleidsregels en bijzondere aanwijzingen in individuele gevallen.

  • 2. Alvorens een beleidsregel of een bijzondere aanwijzing in een individueel geval wordt gegeven, wordt de inhoud ervan afgestemd met de Consumentenautoriteit.

  • 3. Beleidsregels met betrekking tot haar wettelijke bevoegdheden stelt de Consumentenautoriteit vast, maar worden daarvóór ter instemming aan de Minister voorgelegd.

Artikel 8 Consultatie en vaststellen Agenda
  • 1. De Consumentenautoriteit consulteert stakeholders jaarlijks over de voorgenomen aandachtsgebieden voor het jaar erop volgend. Zij stelt hiertoe een consultatiedocument op. De Minister zendt het consultatiedocument ter informatie aan de Tweede Kamer. De Consumentenautoriteit zendt het consultatiedocument aan de stakeholders.

  • 2. Alvorens de Consumentenautoriteit start met de consultatie van stakeholders wordt EZ in staat gesteld te reageren op de voorgenomen aandachtsgebieden.

  • 3. Rekening houdend met de reacties op de consultatie doet de Consumentenautoriteit vervolgens een voorstel voor een (concept-)Agenda en legt deze ter instemming aan de Minister voor. Indien de Minister met de (concept-)Agenda instemt wordt de definitieve Agenda door de Consumentenautoriteit vastgesteld. De Minister informeert de Staten-Generaal omtrent de Agenda.

Artikel 9 Advisering bij wet- en regelgeving en/of beleidsregels (uitvoeringstoets)
  • 1. De Minister legt voorgenomen wet- en regelgeving welke na invoering van invloed kan zijn op de uitoefening van aan de Consumentenautoriteit opgedragen taken vóór toezending aan de Staten-Generaal voor aan de Consumentenautoriteit ten behoeve van een uitvoeringstoets.

  • 2. De Minister stelt bij een verzoek om een uitvoeringstoets een termijn waarbinnen de Consumentenautoriteit wordt geacht het resultaat van de uitvoeringstoets schriftelijk te rapporteren. Deze termijn is in de regel vier weken; in zeer dringende gevallen kan de Minister na overleg met de Consumentenautoriteit een andere termijn vaststellen.

  • 3. De Consumentenautoriteit zendt het resultaat van elke uitvoeringstoets aan de Minister. De Minister reageert binnen vier weken op de uitvoeringstoets. Bij zijn bevindingen geeft de Minister aan op welke wijze de uitvoeringstoets bij de besluitvorming is of zal worden betrokken.

  • 4. De Consumentenautoriteit beziet de conceptteksten voor wet- of regelgeving in ieder geval op:

    • a. uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid;

    • b. gevolgen voor de CA in termen van personeel, organisatie en financiën; en

    • c. mogelijkheden om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleidsvoornemen te vergroten.

  • 5. Bij voorgenomen wetgeving die de taakuitoefening van de Consumentenautoriteit kan beïnvloeden en niet (mede) afkomstig is van de Minister, zal de Minister het betrokken departement vragen eveneens de Consumentenautoriteit een uitvoeringstoets te laten verrichten.

Artikel 10 Relatie CA met de Staten-Generaal

De CA zoekt zelf geen contacten met leden van de Staten-Generaal. Wanneer leden van de Staten-Generaal een verzoek tot de CA doen voor overleg, wordt dit verzoek ter instemming aan de Minister voorgelegd.

Artikel 11 Relatie met andere toezichthouders

Alvorens de Minister afspraken maakt als bedoeld in artikel 5.1 Whc, wordt de inhoud ervan voorbereid en afgestemd met de CA.

§ 3 Communicatie en informatie

Artikel 12 Wederzijds informeren en kennisuitwisseling
  • 1. Voor beider functioneren is het van belang dat EZ en de CA waar nodig elkaar vinden en ‘samen optrekken’. Gelet hierop stellen en houden de CA en EZ elkaar tijdig op de hoogte van ‘producten’ en ontwikkelingen die voor het functioneren en de verantwoordelijkheden van de ander (mede) relevant kunnen zijn. Hetzelfde geldt voor externe media-uitingen (zoals uit te brengen persberichten, schriftelijke redactionele bijdragen (artikelen) en interviews). Afhankelijk van de aard en de inhoud vindt voorafgaande afstemming plaats.

  • 2. Om dit te bevorderen worden binnen EZ en binnen de CA relatiebeheerders aangewezen voor communicatie en beleid/strategie.

  • 3. Eveneens vindt regelmatig overleg plaats tussen de directeuren van de verantwoordelijke (beleids)directies en de CA.

  • 4. Ten behoeve van de beleidsontwikkeling informeert de CA EZ op kwartaalbasis over de bij ConsuWijzer geregistreerde klachten en vragen.

  • 5. Ter bevordering van de inhoudelijke kennis op het gebied van het consumentenrecht bij EZ en de CA worden fora georganiseerd waarin kennis inzake zowel beleid als uitvoeringsaspecten uitgewisseld wordt (bijvoorbeeld de Kennisgroep Consumentenbeleid). Voorts worden interne activiteiten (zoals seminars) voor elkaar opengesteld.

Artikel 13 Deelname (inter)nationale) overlegfora

In nationaal en internationaal verband bestaan verschillende overlegstructuren waarin wordt gesproken over beleid ten aanzien van consumentenwetgeving, dan wel over de uitvoering (de handhaving) ervan. Afhankelijk of het zwaartepunt ligt bij ‘beleid’ of bij ‘uitvoering’ neemt ofwel EZ, ofwel de CA deel, ofwel wordt gezamenlijk deelgenomen. In voorkomende alle gevallen vindt afstemming plaats. EZ en CA zorgen voor terugkoppeling over en weer van hetgeen besproken is.

Artikel 14 Inwerkingtreding en wijzigingen

Zodra de verhouding van de Consumentenautoriteit ten opzichte van de Minister of zodra de in artikel 2 genoemde wet en daaruit voortvloeiende taken wijzigen,wordt dit statuut geëvalueerd en zo nodig aangepast aan de nieuwe situatie.

Den Haag, 3 februari 2009

Staatssecretaris van Economische Zaken

F. Heemskerk.

Den Haag, 5 februari 2009

Consumentenautoriteit,

M. Hulshof.

Naar boven