Deelregeling projectsubsidies Internationalisering van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ 2009

22 december 2008

Het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten,

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Fonds:

het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+. Het Fonds is een stichting als bedoeld in artikel 9 van de Wet op Specifiek Cultuurbeleid.

b. Bestuur van het Fonds:

de Raad van Bestuur van het Fonds, als bedoeld in artikel 5 van de statuten van het Fonds.

c. Podiumkunstinstelling:

(producerende) podiumkunstinstelling of festival, die/dat activiteiten verricht op het gebied van professionele muziek, dans, theater of mengvormen daarvan.

d. Producerende podiumkunstinstelling:

in de toelichting is een sectorgewijze opsomming van producerende podiumkunstinstellingen opgenomen.

e. Festivalorganisatie:

organisatie waarvan de statutaire doelstellingen van artistiek inhoudelijke aard zijn en waarbij het organiseren van festivals op het gebied van podiumkunsten uit de statutaire doelstelling valt af te lezen.

f. Festival:

reeks van presentaties op het gebied van de podiumkunsten met artistiek-inhoudelijke samenhang, onder één noemer gepresenteerd en van een beperkte tijdsduur.

g. Podium:

een faciliteit bestemd voor de presentatie van podiumkunsten, of een rechtspersoon zonder winstoogmerk, niet zijnde een podiumkunstaanbieder of impresario, die met regelmaat openbaar toegankelijke voorstellingen op het gebied van de podiumkunsten programmeert of doet programmeren.

h. Productieketen:

het proces van scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling.

i. Marketing:

het vinden van optimaal publiek bij podiumkunstaanbod met gebruikmaking van de instrumenten product, promotie, prijs, plaats, personeel en publieksontwikkeling.

j. Projectsubsidie:

een productiesubsidie of afnamesubsidie.

k. Productie:

het ontwikkelen van een voorstelling of muziekuitvoering (inclusief onderzoek voor een productie, reprise).

l. Afname:

het afnemen van producties c.q. programmering en marketing van producties.

m. Adviescommissie:

een commissie als bedoeld in artikel 6, lid 2 van de statuten van het Fonds, die aan het bestuur van het Fonds advies uitbrengt over de subsidieaanvraag.

n. Gebundelde presentatie:

Het presenteren van een combinatieprogramma van concerten en/of reeds eerder in Nederland vertoonde voorstellingen en een randprogramma van podiumkunstinstellingen.

o. Internationaal samenwerkingsproject:

een project voorvloeiend uit de samenwerking van Nederlandse podiumkunstenaars met internationale podiumkunstenaars dat gericht is op presentatie van het project zowel in binnen- als buitenland.

p. Bijzondere internationale presentatie in Nederland:

het programmeren van bijzonder internationaal podiumkunstaanbod op Nederlandse podia, bij voorkeur geprogrammeerd met randprogrammering.

q. Bijzondere Nederlandse presentatie in het buitenland:

een reeks Nederlandse concerten of voorstellingen op meerdere podia en/of festivals in een aaneengesloten periode.

r. Bijzondere internationale producties:

een gebundelde presentatie, een internationale samenwerkingsproject, een bijzondere internationale presentatie in Nederland of een bijzondere Nederlandse presentatie in het buitenland.

Artikel 2. Doel

Het bestuur van het Fonds kan op aanvraag van een podiumkunstinstelling in het jaar 2009 een projectsubsidie Internationalisering verstrekken voor projecten die specifiek inzetten op het stimuleren van de internationale kwaliteit en diversiteit in de podiumkunsten en sterk inzetten op het opbouwen en bereiken van een publiek daarvoor in Nederland en het buitenland.

Artikel 3. Subsidievormen

Het bestuur van het Fonds verstrekt projectsubsidies Internationalisering in de (mogelijk gecombineerde) vorm van:

  • a. productiesubsidies voor het presenteren van een gebundelde presentatie in het buitenland;

  • b. productiesubsidies voor internationale samenwerkingsprojecten van producerende podiumkunstinstellingen;

  • c. afnamesubsidies voor podia en festivalorganisaties voor het programmeren van bijzondere internationale presentaties op de Nederlandse podia en/of festivals, bij voorkeur geprogrammeerd met randprogrammering;

  • d. productiesubsidies voor een reeks bijzondere Nederlandse presentaties /uitgebreide tournee in het buitenland in een aaneengesloten periode.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1. Het totale beschikbare bedrag dat het bestuur van het Fonds voor het uitvoeren van deze regeling 2009 onder aanvragers kan verdelen, bedraagt in totaal € 1,572.500 mln., onder voorbehoud van verstrekking van deze middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 2. Het subsidieplafond wordt naar evenredigheid verdeeld over de verschillende subsidierondes als bedoeld in artikel 7.

  • 3. Het bestuur van het Fonds kan overgaan tot het verhogen van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het bestuur van het Fonds kan bedragen als bedoeld in het tweede lid, die niet zijn benut herverdelen.

  • 5. Besluiten als bedoeld in de leden 3 en 4 worden bekendgemaakt op de website van het Fonds, www.nfpk.nl.

Artikel 5. Verdeelsleutel

  • 1. Indien een subsidieplafond als bedoeld in artikel 4, tweede lid onvoldoende is om alle aanvragen in de ronde te honoreren, stelt het bestuur van het Fonds de aanvragen met inachtneming van het advies van de adviescommissie in een rangorde vast op basis van de prioriteit die aan de aanvragen is gegeven aan de hand van de criteria, genoemd in artikel 9.

  • 2. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient een aanvraag te voldoen aan het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 9.

  • 3. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient zich niet één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 11 voor te doen.

  • 4. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient het oordeel over het criterium ‘kwaliteit’ als bedoeld in artikel 9, eerste lid aanhef en onder a, in ieder geval positief te zijn.

  • 5. Nadat de aanvragen onderling zijn vergeleken en in rangorde zijn vastgesteld, verdeelt het bestuur van het Fonds de beschikbare subsidie volgens de rangorde. Het bestuur van het Fonds besluit tot toewijzing of gedeeltelijke toewijzing van de subsidieaanvraag. Het bestuur van het Fonds wijst de resterende aanvragen af.

  • 6. Indien het bestuur van het Fonds het subsidieplafond conform het bepaalde in artikel 4, vijfde lid verhoogt of de beschikbare bedragen herverdeelt conform het bepaalde in artikel 4, vierde lid, wordt de eerstvolgende aanvraag in de rangorde die vanwege de uitputting van het budget is afgewezen, alsnog gehonoreerd, en zo verder.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Aanvragen voor subsidie worden alleen in behandeling genomen indien zij worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe bestemd en volledig ingevuld aanvraagformulier ‘projectsubsidies Internationalisering’. Het aanvraagformulier is te downloaden op www.nfpk.nl of op te vragen bij het Fonds.

  • 2. Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • a. een inhoudelijk plan;

    • b. een begroting en financieel plan met toelichting;

    • c. documentatie.

  • 3. Het Fonds kan, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, de aanvrager om nadere informatie verzoeken.

  • 4. De aanvrager is verantwoordelijk voor een juiste en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het bestuur van het Fonds redelijkerwijs tot een besluit kan komen.

Artikel 7. Aanvraagtermijnen

Het Fonds behandelt de aanvragen als bedoeld in artikel 3 jaarlijks in vijf rondes met als uiterste indieningsdata: 1 november 2008, 2 januari 2009, 12 maart 2009, 21 mei 2009 en 30 juli 2009.

Artikel 8. Wijze van beoordeling en beslissing op de aanvraag

  • 1. Het bestuur van het Fonds kan bij besluiten over de aanvragen een advies vragen aan een adviescommissie of van een of enkele voor een specifieke aanvraag uit te nodigen adviseur(s).

  • 2. De adviescommissie of adviseur(s) advise(e)r(t)(en) met inachtneming van het bepaalde in de regeling.

  • 3. Uiterlijk binnen 13 weken, gerekend vanaf de door de aanvrager verkozen uit de voor dat jaar door het bestuur van het Fonds vastgestelde uiterste indieningsdata, stelt het bestuur van het Fonds de aanvrager schriftelijk van haar besluit in kennis. Het advies wordt met de subsidiebeschikking meegezonden.

  • 4. Tijdens de behandeling van een aanvraag wordt over de voortgang daarvan geen inhoudelijke informatie verstrekt.

Artikel 9. Beoordelingscriteria

  • 1. Alle aanvragen worden beoordeeld op de volgende aspecten:

    • a. kwaliteit

    • b. bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid

    • c. bijdrage aan het Internationaal Cultuurbeleid

    • d. cultureel ondernemerschap

  • 2. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3 worden in het bijzonder beoordeeld op basis van de vraag of en in welke mate de aanvraag voldoet aan een van de hieronder genoemde onderdelen A, B, C of D:

    • A.

      • sprake is van een gebundelde presentatie waarbij de bundeling van de verschillende podiumkunstdisciplines geschiedt vanuit een helder artistiek inhoudelijk concept; en/of waarbij een representatief beeld wordt gegeven van de kwaliteit en diversiteit van de discipline(s) in Nederland; en waarbij sprake is van een randprogramma met workshops, masterclasses en lezingen.

    • B.

      • sprake is van internationale samenwerkingsverbanden vanuit een gezamenlijk artistiek initiatief; waarbij een zekere mate van gelijkwaardigheid is met betrekking tot de artistieke en financiële inbreng en het belang van de samenwerkende partners;

      • sprake is van een duidelijke bijdrage die de beoogde internationale samenwerking levert aan de artistieke ontwikkeling van de Nederlandse partner.

    • C.

      • sprake is van bijzondere internationale presentaties en/of randprogrammering in Nederland waarbij de te programmeren internationale voorstellingen en/of concerten van een dermate artistiek hoog niveau zijn dat deze zich onderscheiden van andere (internationale) programma’s van het podium of festival. De voorstellingen en/of concerten vinden bij voorkeur plaats in een tournee en zijn op meerdere speelplekken te zien.

    • D.

      • sprake is van bijzondere Nederlandse presentaties in het buitenland op uitnodiging van vermaarde podia en/of festivals waarbij de gepresenteerde voorstellingen en/of concerten representatief zijn voor de hedendaagse Nederlandse podiumkunsten. De voorstellingen en/of concerten vinden plaats in een reeks van bij voorkeur 10 of meer voorstellingen/concerten; en/of zijn op meerdere speelplekken/landen te zien; in een aaneengesloten periode. Bij voorkeur wordt de Nederlandse presentatie omlijst met een randprogramma.

  • 3. De vier criteria in het eerste lid wegen gezamenlijk even zwaar als de genoemde criteria onder respectievelijk A, B, C of D in het tweede lid.

Artikel 10. Subsidiabele kosten

  • 1. Bij productiesubsidies kunnen uitsluitend de volgende, rechtstreeks aan de productie toe te rekenen kosten voor subsidiëring in aanmerking komen:

    • a. personeelskosten;

    • b. voorbereiding en uitvoeringskosten;

    • c. kosten voor in te zetten c.q. te ontwikkelen marketinginstrumenten;

    • d. bureau en huisvestingskosten, inclusief accountantskosten die samenhangen met het opstellen van de eindverantwoording;

    • e. kosten voor een internationale tournee.

  • 2. Bij afnamesubsidies kunnen uitsluitend de volgende, rechtstreeks aan de productie toe te rekenen kosten voor subsidiëring in aanmerking komen:

    • a. personeelskosten;

    • b. kosten voor in te zetten c.q. te ontwikkelen marketinginstrumenten;

    • c. kosten voor de programmering, in de zin van uitkoopsommen/partages.

  • 3. Bovengenoemde kosten worden alleen in aanmerking genomen, voor zover de aanvrager aantoont dat deze rechtstreeks samenhangen met en toe te rekenen zijn aan het verrichten van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Niet voor subsidiëring in aanmerking komen:

    • a. kosten die zijn gemaakt voor het besluit tot subsidieverlening;

    • b. kosten voor activiteiten die niet relevant zijn in het licht van de doelstelling uit artikel 2;

    • c. structurele investeringen zoals kosten die betrekking hebben op exploitatie, investeringen in accomodaties en de aanschaf van instrumenten;

    • d. kosten die redelijkerwijs niet voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 11. Weigeringsgronden

  • 1. De subsidie wordt in ieder geval – naast het bepaalde in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht en in artikel 11 van het Algemeen reglement – geweigerd, indien: de aanvrager geen podiumkunstinstelling is;

    • de aanvrager minder dan twee jaar activiteiten als professionele podiumkunstinstelling verricht;

    • het festival of podium geen professioneel aanbod programmeert;

    • de aanvrager niet beschikt over rechtspersoonlijkheid;

    • de subside aanvraag betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 3 en de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd reeds een aanvang hebben genomen binnen 13 weken na de uiterste indieningsdatum;

    • het gevraagde bedrag meer dan 150.000 euro bedraagt.

  • 2. De subsidie wordt voorts geweigerd, indien de aanvrager een langjarige of vierjaarlijkse instellingssubsidie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de periode van 2009–2012 ofwel een vierjarig subsidie voor deze periode van het Fonds ontvangt. Het voorgaande geldt niet voor naar het oordeel van het Fonds niet-reguliere activiteiten waarvoor de aanvrager niet reeds subsidie van de Minister of het Fonds ontvangt.

Artikel 12. Overig

  • 1. Van toepassing op deze regeling is het Algemeen reglement van het Fonds waarin algemene bepalingen omtrent de subsidieverstrekking zijn omschreven, zoals aanvraagprocedure, vereisten, voorwaarden en verplichtingen.

  • 2. Deze regeling is een deelreglement als bedoeld in artikel 4 van het Algemeen reglement.

  • 3. Eveneens van toepassing op deze regeling is het Huishoudelijk reglement waarin de interne organisatie van het Fonds wordt geregeld.

  • 4. De reglementen als bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel zijn op verzoek verkrijgbaar bij het secretariaat van het Fonds.

Artikel 13. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2008.

  • 2. Aanvragen die na 1 november 2008 worden ingediend op grond van de Regeling Internationalisering 2007 als onderdeel van de Subsidieregeling van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten worden geacht te zijn ingediend op grond van deze regeling.

  • 3. Op bestaande subsidierelaties die tot stand zijn gekomen op basis van de regeling genoemd in lid 2 na intrekking van die regelingen, is deze regeling van toepassing.

Artikel 14. Citeertitel

Deze deelregeling wordt aangehaald als: Deelregeling projectsubsidies Internationalisering van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ 2009.

Het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten.

TOELICHTING

Algemeen

De deelregeling Deelregeling projectsubsidies Internationalisering van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ 2009 wordt gefinancierd vanuit de door het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen beschikbaar gestelde HGIS-cultuurmiddelen ter intensivering/stimulering van internationale culturele projecten.

Het internationaliseringbeleid van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ is erop gericht om zowel de internationale ambities van de individuele podiumkunstinstellingen te ondersteunen als bij te dragen aan reflectie op internationaal niveau. Dit gebeurt in de vorm van gebundelde presentaties in het buitenland, internationale samenwerkingsprojecten, internationale ontwikkelingen in eigen land zichtbaar te maken of voor Nederland representatieve podiumkunstuitingen op vermaarde internationale podia of festivals te tonen.

Het internationaliseringbeleid van het Fonds krijgt ook gestalte via de (integraal beoordeelde) internationale activiteiten van vierjarig en tweejarig gesubsidieerden.

Het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ volgt met haar internationaliseringbeleid de hoofdlijnen van het Internationaal Cultuurbeleid van de Rijksoverheid (verwoord in een gezamenlijke document, de ICB-brief, van de bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Europese zaken en Ontwikkelingssamenwerking). De gemeenschappelijke doelstelling van het Internationaal Cultuurbeleid is verrijking van de Nederlandse kunst en cultuur en de vergroting van de effectiviteit van het internationaal cultuurbeleid.

Bij het Internationale Cultuurbeleid gaat het om ‘halen én brengen’, nieuwsgierigheid en wederkerigheid. Daarbij wordt gestreefd naar meer samenhang met het cultuur- en ontwikkelingsprogramma.

De geografische focus wordt tijdens de beleidsperiode 2009–2012 gericht op: culturele hotspots (o.a. Londen, Parijs, Berlijn en New York), Europa, landen waarmee Nederland historische banden heeft zoals met Indonesië, India, Suriname, Zuid-Afrika en Brazilië, de zuiderburen (door gezamenlijk op te treden met Vlaanderen), Afrika (cultuur en ontwikkeling), de Mediterrane en Arabische regio (de interculturele dialoog), Midden-Europa en de Balkan.

Het Fonds sluit aan bij strategische projecten van het SICA en de sectorinstituten om de ambities te ondersteunen van individuele instellingen voor samenwerking met prioritaire regio’s van het Internationaal Cultuurbeleid.

De Deelregeling projectsubsidies Internationalisering van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ 2009 sluit nauw aan op de deelregeling projectsubsidies podiumkunstinstellingen van het Nederlandse Fonds voor de Podiumkunsten+ 2009–2010. Deze deelregeling heeft slechts betrekking op activiteiten die worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009. Over eventuele voortzetting van deze regeling na 2009 is het Fonds momentele in overleg.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Producerende podiumkunstinstellingen zijn in ieder geval de volgende professionele instellingen:

Muziek

Ensembles gecomponeerde muziek

Ensembles en groepen jazz en geïmproviseerde muziek, elektronische muziek, wereldmuziek en pop

Onderzoeksinstellingen en laboratoria

Intermediairs

Muziektheater

Opera- en muziektheatergezelschappen

Jeugdopera- en muziektheatergezelschappen

Intermediairs

Onderzoeksinstellingen en laboratoria

Dans

Dansgezelschappen en -instellingen (zelfstandige choreografen met eigen rechtsvorm)

Dansgezelschappen voor jeugd en jongeren

Intermediairs

Theater

Grote en middelgrote gezelschappen

Kleine gezelschappen

Jeugd- en jongerentheatergezelschappen

Mimegezelschappen

Object- en poppentheatergezelschappen

Beeldend locatietheatergezelschappen

Intermediairs

Symfonieorkesten en omroepen, inclusief omroeporkesten, zijn geen producerende podiumkunstinstellingen als bedoeld in deze regeling.

De sectorinstituten (Theater Instituut Nederland en Muziek Centrum Nederland) en Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) worden gezien als intermediair voor podiumkunstinstellingen binnen deze regeling.

Sectorinstituten zijn in ieder geval de volgende instellingen:

Theater Instituut Nederland

Muziekcentrum Nederland

Voor de sectorinstituten geldt dat internationale vertegenwoordiging en promotie wordt gerekend tot hun reguliere taken.

De Deelregeling projectsubsidies 2009–2010 van het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten+ kent de mogelijkheid tot het aanvragen van een subsidie voor een presentatie in het buitenland. Daarmee wordt bedoeld het presenteren van een productie op uitnodiging van meerdere (minimaal 3) podia en/of festivals in het buitenland (afgeleide vorm van productiesubsidie)

Deze regeling kent de mogelijkheid tot het aanvragen van een subsidie voor een bijzondere Nederlandse presentatie in het buitenland op uitnodiging van vermaarde podia en/of festivals waarbij de gepresenteerde voorstellingen en/of concerten representatief zijn voor de hedendaagse Nederlandse podiumkunsten. De voorstellingen en/of concerten vinden plaats in een reeks van bij voorkeur 10 of meer voorstellingen/concerten; en/of zijn op meerdere speelplekken/landen te zien; in een aaneengesloten periode. Bij voorkeur wordt de Nederlandse presentatie omlijst met een randprogramma.

Artikel 2 Doel

De opdracht van het Fonds is het in stand houden en versterken van de kwaliteit, diversiteit en maatschappelijke betekenis van de podiumkunsten in Nederland en de aansluiting bij de internationale kunstpraktijk bevorderen.

Artikelen 4 en 5 Subsidieplafond en Verdeelsleutel

Het bestuur van het Fonds kan de plafonds verhogen, indien

  • de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap meer geld ter beschikking stelt voor de uitvoering van de regeling;

  • de aard en de omvang van de aanvragen daartoe aanleiding geven en de ophoging dan wordt bekostigd ten koste van het budget voor de andere regelingen;

  • het budget van een bepaalde subsidieronde niet wordt uitgeput en het resterende bedrag wordt overgeheveld naar een volgende subsidieronde.

Het vijfde lid van artikel 4 biedt de grondslag om de bekendmaking van wijzigingen als bedoeld in lid 3 en 4 – overeenkomstig artikel 3:42 lid 2 Awb – elektronisch plaats te laten vinden.

Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie wordt geweigerd, voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Indien het budget in een bepaalde subsidieronde ontoereikend is om de subsidieaanvraag in zijn geheel toe te kennen, kan het Fonds tot een gedeeltelijke subsidieverlening besluiten.

De in deze deelregeling opgenomen subsidieplafonds zijn expliciet beperkt tot deze regeling en haar indieningsrondes. Besluiten van bestuur van het Fonds om over te gaan tot eventuele tussentijdse verhoging van subsidieplafonds als bedoeld in artikel 4 lid 3 en lid 4 kunnen niet, – althans niet zonder een daartoe strekkend besluit van het bestuur van het Fonds –, worden doorgeschoven naar daarop volgende rondes.

Artikel 6 Aanvraag

In de beschrijving dienen de plannen, dwz de omschrijving, de aard, de omvang en de planning van de activiteiten zo concreet mogelijk beschreven te worden. Neem in de beschrijving in ieder geval de volgende informatie op:

  • een concrete omschrijving van de activiteiten die tot het project behoren;

  • wie het plan ontwikkelt;

  • wie het plan uitvoert of wat de concrete uitvoeringsmogelijkheden zijn;

  • wat het plan inhoudt;

  • waar het plan wordt uitgevoerd;

  • hoe het plan wordt gerealiseerd;

  • de beweegredenen en motieven achter de realisatie van het plan en in welke verhouding het plan staat ten aanzien van eerder werk;

  • een gemotiveerde begroting met inzicht in de kosten en opbrengsten. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting.

Artikel 8 Wijze van beoordeling en beslissing op de aanvraag

De behandeltermijn bestrijkt maximaal dertien weken.

Het Fonds heeft een adviseurspool, waarin deskundigen op het gebied van (mengvormen van) muziek, dans, (muziek) theater, internationalisering, programmering, marketing en bedrijfsvoering zitting hebben. Bij de samenstelling van de adviseurspool wordt rekening gehouden met een brede representatie van deskundigen uit alle delen van het land.

Voor de beoordeling van subsidieaanvragen worden uit deze adviseurspool adviescommissies met vaste voorzitters samengesteld. De commissies adviseren in directe samenspraak met de secretarissen/programmamedewerkers van het Fonds over het al dan niet honoreren van de subsidieaanvragen en over de prioritering aan het bestuur van het Fonds. Het bestuur neemt altijd het uiteindelijke besluit. De secretarissen van het Fonds zijn voor hun sector het aanspreekpunt voor aanvragers. De programmamedewerker Internationalisering is het aanspreekpunt voor subsidieaanvragen in het kader van deze deelregeling Internationalisering.

Artikel 9 Beoordelingscriteria

De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de plannen van de aanvrager en aan de hand van de in de afgelopen periode verrichte activiteiten van de aanvrager. Nu de regeling voorziet in de financiering van projecten en in dat kader te verrichten activiteiten, is vooral de omschrijving van de activiteiten in het plan leidend bij het beoordelen van de criteria in artikel 9 van de regeling.

Hoewel artikel 9 in meerderheid dezelfde criteria bevat als die in andere deelregelingen zijn opgenomen, worden de criteria in artikel 9 van de regeling steeds uitgelegd tegen de achtergrond van de aard van de onderhavige regeling – een internationaliseringsregeling in plaats van een projectenregeling of instellingsregeling – en van het soort subsidie dat wordt aangevraagd (zie in dat verband artikel 3).

Het oordeel over de kwaliteit in onderdeel a van artikel 9 wordt gebaseerd op:

  • artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten

  • de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten en

  • het plan, begroting en documentatie.

Kernbegrippen bij de beoordeling van artistieke kwaliteit zijn verwachtingen met betrekking tot vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht.

Vakmanschap

Dit is de mate waarin de artistiek leider of het artistieke team aantoonbaar beschikt over de vaardigheden en het inzicht in de discipline of een mengvorm van disciplines om de thema’s of het repertoire zodanig vorm te geven dat de persoonlijke fascinatie daarvoor zicht- en hoorbaar wordt. Een kunstvakopleiding is voor professionele kunstenaars niet doorslaggevend. Bij niet-westerse kunstuitingen, die een andere opleidingsstructuur kennen of bij nieuwe interculturele (meng)vormen wordt dit criterium gehanteerd binnen de eigen artistieke context.

Oorspronkelijkheid

Bij dit criterium is de artistieke signatuur van een instelling of de artistieke visie van de artistiek leider, programmeur of festival bepalend. Onderscheiden de in het plan beschreven activiteiten zich in voldoende mate van het overige aanbod en dragen zij het persoonlijke stempel van de artistiek eindverantwoordelijke?

Zeggingskracht

De zeggingskracht van een kunstuiting is het vermogen van het werk om toeschouwers en luisteraars zo aan te spreken, dat hun wijzen van kijken en luisteren, als ook hun verbeeldingskracht worden verrast en uitgedaagd. Uiteraard kunnen stof en thema hierin een belangrijke rol spelen, maar nooit los van het materiaal waarvan de kunstenaars zich bedienen en de vorm die zij daaraan geven. Zeggingskracht is dus in zoverre een maatstaf voor kwaliteit dat het aangeeft in hoeverre een werk erin is geslaagd – of zal slagen – om de oorspronkelijke voorstelling waarnaar met vakmanschap gezocht is, betekenis te laten krijgen voor wie er naar luistert of kijkt. Bij tweejarige projectsubsidies wordt in het bijzonder beoordeeld in hoeverre de samenhang van de projecten bijdraagt aan de publieksopbouw en de publieksontwikkeling.

Naast de artistieke kwaliteit bestaat ook het criterium van de functionele kwaliteit. Functionele kwaliteit betreft de manier waarop producties en voorstellingen in de Nederlandse samenleving functioneren. De functionele kwaliteit omvat de andere drie criteria:

  • bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid

  • bijdrage aan het Internationaal Cultuurbeleid

  • cultureel ondernemersschap

a. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid

Diversiteit heeft zowel betrekking op de verscheidenheid in uitingsvormen als op culturele diversiteit (in aanbod, programmering en publieksbereik).

Bij subsidies voor producerende podiumkunstinstellingen wordt getoetst: de positie die de aanvrager inneemt in de Nederlandse muziek-, dans- of (muziek) theaterwereld en in de internationale context.

b. Bijdrage aan het Internationaal Cultuurbeleid

Bij het Internationale Cultuurbeleid gaat het om ‘halen én brengen’, nieuwsgierigheid en wederkerigheid. Ook wordt gestreefd naar meer samenhang met het cultuur- en ontwikkelingsprogramma. De geografische focus wordt tijdens de beleidsperiode 2009-2012 gericht op: culturele hotspots (o.a. Londen, Parijs, Berlijn en New York), Europa, landen waarmee Nederland historische banden heeft zoals met Indonesië, India, Suriname, Zuid-Afrika en Brazilië, de zuiderburen (door gezamenlijk op te treden met Vlaanderen), Afrika (cultuur en ontwikkeling), de Mediterrane en Arabische regio (de interculturele dialoog), Midden-Europa en de Balkan.

c. Cultureel ondernemerschap

Cultureel ondernemerschap uit zich onder andere in een deugdelijke bedrijfsvoering en in een duidelijke positionering van de instelling richting publiek en richting de productieketen.

Van belang is of de plannen blijk geven van een visie of strategie op het verwerven van inkomsten, blijk geven van het benutten van kansen of mogelijkheden en ook een visie hebben op publieksbereik en -ontwikkeling. Cultureel ondernemerschap uit zich ook door directe samenwerking tussen producenten en afnemers, zoals podia/festivals.

Naast de artistieke en functionele kwaliteit bestaat ook het criterium van de mate waarin sprake is van een internationaliseringsproject. Een internationaliseringsproject kan bestaan uit een van de volgende vier vormen:

  • A. Gebundelde presentatie: Het presenteren van een combinatieprogramma van concerten en/of reeds eerder in Nederland vertoonde voorstellingen van producerende podiumkunstinstellingen. Een gebundelde presentatie krijgt pas meerwaarde indien deze gepresenteerd wordt met randprogrammering. Een randprogrammering kan bestaan uit bijvoorbeeld masterclasses en/of lezingen die het getoonde in de bredere context plaatsten en bezoekers op een directe manier laten kennismaken met de totstandkoming van de getoonde produkties.

  • B. Internationale samenwerking: een project voorvloeiend uit de samenwerking van Nederlandse podiumkunstenaars met internationale podiumkunstenaars die gericht is op presentatie van het project zowel in binnen- als buitenland.

    Het strekt tot aanbeveling dat sprake is van een duidelijk vooruitzicht op continuering van de samenwerking na afloop van het project, ook zonder opnieuw een beroep te doen op deze middelen.

  • C. bijzondere internationale presentatie in Nederland: het programmeren van bijzonder internationaal podiumkunstaanbod op Nederlandse podia, bij voorkeur geprogrammeerd met randprogrammering.

  • D. bijzondere Nederlandse presentatie in het buitenland: een reeks bijzondere Nederlandse concerten of voorstellingen in een aaneengesloten periode op een of meerdere speelplekken bij voorkeur geprogrammeerd met randprogrammering.

Bij alle aanvragen zal in overweging genomen worden of sprake is van redelijk rendement ten opzichte van het gevraagde subsidie door het te verwachten publieksbereik en mogelijke media aandacht en of sprake is van impact van het te presenteren Nederlands repertoire en/of interessant randprogramma van de gebundelde presentatie waardoor het artistieke redement toeneemt.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

Voor alle kosten geldt dat uitsluitend aan de (project)activiteiten toe te rekenen kosten voor subsidiëring in aanmerking komen. Er is immers sprake van een projectsubsidie en niet van een instellingssubsidie.

Bij personele lasten worden de aard en de omvang van de dienstverbanden en contracten met freelancers gemotiveerd. Bij artistieke medewerkers het aantal noodzakelijk geachte repetities en uitvoeringen.

Onder de noemer voorbereiding kunnen de kosten worden geschaard die worden gemaakt om (de) productie(s) speelklaar of verkoopbaar te maken; inclusief de in de sector gangbare salarissen, honoraria of onkostenvergoedingen, en de kosten van verloning.

Uitvoeringskosten zijn kosten die gepaard gaan met het uitvoeren van de productie, de dagkosten. Voor internationale optredens dienen offertes te worden mee gestuurd van (internationale) reis- en verblijfskosten.

Marketingkosten zijn alle kosten die samenhangen met publieksbereik en -ontwikkeling en de verspreiding van de resultaten van het plan, voorzover die kosten rechtstreeks samenhangen met de activiteiten in het plan. Marketingkosten kunnen worden aangevraagd (opgevoerd) in alle onderdelen van deze regeling mits ze aan het voorgaande voldoen.

Bij bureau en huisvestigingkosten gaat het niet om alle kosten die nodig zijn om een instelling als zodanig te exploiteren maar uitsluitend om aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd toe te rekenen kosten. Het gaat derhalve om de kosten die naar evenredigheid aan de te subsidiëren activiteiten kunnen worden toegerekend.

Voor zover aanvragers in dezelfde begrote uitgave reeds gelden krijgt of heeft aangevraagd van andere sponsoren, fondsen of overheden, wordt van de stand van zaken hieromtrent melding gedaan in de aanvraag.

In artikel 10, lid 4, onder b is bepaald dat kosten voor activiteiten die niet relevant zijn in het licht van de doelstelling genoemd in artikel 2 niet worden gesubsidieerd.

Bij kosten die redelijkerwijs niet voor subsidie in aanmerking komen als bedoeld in artikel 10 lid 4 onder c kan worden gedacht aan reeds gedekte kosten en disproportionele kosten. Dat kosten disproportioneel zijn, kan onder meer blijken uit andere, vergelijkbare aanvragen.

Op grond van artikel 10 kan het bestuur van het Fonds tot een gedeeltelijke subsidieverlening besluiten.

Artikel 11 lid 1 sub b Weigeringsgronden

Het Fonds richt zich op de ontwikkeling van bijzonder talent nadat er al een zeker traject doorlopen is bij productiehuizen en werkplaatsten.

Artikel 13 Inwerkingtreding en overgangsrecht

Op grond van dit artikel worden bestaande subsidierelaties met ingang van 1 januari 2009 afgehandeld op basis van de nieuwe deelregeling. Indien de toepassing van de nieuwe regeling – ten opzichte van de oude regeling – leidt tot een ongunstiger of onredelijke uitkomst, zal het bestuur van het Fonds daarmee met het oog op de rechtszekerheid rekening houden in de besluitvorming.

Naar boven