Tussentijds Bericht Nationaliteiten TBN-NA (2009/2)

Aan: – De Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen

i.a.a.: – De Gouverneur van de Nederlandse Antillen

– De Gezaghebbers van Bonaire, Curaçao, Saba, St. Eustatius en St. Maarten

– de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen Hoofd IND

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 9 maart 2009

Ons kenmerk: INDUIT 09-540 (AUB)

Aard: Bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Rijkswet op het Nederlanderschap;

Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap toegespitst op gebruik in de Nederlandse Antillen;

Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN);

Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RRWN)

Bijlagen: Model 3.2 en 3.3

Onderwerpen: Versterking rechtspositie oudere minderjarigen bij verkrijging en verlies Nederlanderschap

Inleiding

In dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten voor de Nederlandse Antillen (TBN-NA) worden de volgende onderwerpen behandeld:

Wijziging van de toelichting bij artikel 2 en artikel 16 RWN, modellen 3.2 en 3.3 en wijziging van de toelichting bij artikel V RRWN.

Bij Rijkswet van 27 juni 2008 (Staatsblad 2008, 270) wordt de Rijkswet op het Nederlanderschap gewijzigd ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning. Deze Rijkswet treedt bij Koninklijk Besluit op 1 maart 2009 in werking. In deze Rijkswet is onder meer de rechtspositie van de oudere minderjarigen bij de verkrijging en het verlies van het Nederlanderschap verduidelijkt. Wegens de wetswijziging behoeft de tekst van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap toegespitst op gebruik in de Nederlandse Antillen (hierna: de Handleiding NA) op de volgende onderdelen aanvulling en/of wijziging.

Dit TBN-NA bevat wijzigingen in de Handleiding NA bij artikel 2 en 16 RWN alsmede in artikel V RRWN. De wijzigingen in de wetteksten van respectievelijk artikel 4, 6, 8, 11, 22, 23, 26 en 28 RWN zijn, net als de wijzigingen in de toelichting bij deze artikelen, in aparte TBN-NA’s opgenomen.

Dit TBN-NA zal zo spoedig mogelijk worden verwerkt in hiervoor genoemde Handleiding NA, welke op 12 februari 2009 is gepubliceerd in de Staatscourant en op een nadere datum zal worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen.

Artikel 2

Artikel 2 RWN luidt met ingang van 1 maart 2009:

  • 1. Tenzij de wet anders bepaalt, hebben de verkrijging en het verlies van het Nederlanderschap geen terugwerkende kracht.

  • 2. Behoudens in de bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen gevallen worden verklaringen en verzoeken in persoon afgelegd en ingediend.

  • 3. Tenzij anders bepaald, worden verklaringen en verzoeken van minderjarigen door hun wettelijke vertegenwoordigers afgelegd en ingediend.

  • 4. Het kind, mits het de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, en zijn wettelijke vertegenwoordiger worden op hun verzoek in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen omtrent de verkrijging of medeverkrijging, of verlening of medeverlening van het Nederlanderschap. Indien de vertegenwoordiging van het kind van rechtswege is opgedragen aan één der ouders kan de andere ouder eenzelfde verzoek doen. Indien het kind dat de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt bedenkingen heeft tegen de verkrijging of medeverkrijging, oftegen de verlening of medeverlening, of indien zowel het kind als zijn wettelijk vertegenwoordiger of de in dit lid bedoelde andere ouder bedenkingen hebben tegen de medeverkrijging of medeverlening, deelt het kind daarin niet.

  • 5. De verklaring van verbondenheid wordt door minderjarigen van zestien jaar en ouder zelfstandig afgelegd. Tenzij anders bepaald kunnen zij daarin niet worden vertegenwoordigd.

De hierboven opgenomen wetswijziging noopt tot de volgende aanpassing van de Handleiding NA.

Artikel 2 lid 2

In de toelichting bij artikel 2, tweede lid, RWN, worden in paragraaf 2-2 ‘Toelichting ad artikel 2, tweede lid’ in de tweede alinea ‘Om een ... onder b, RWN).’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

In de vierde alinea ‘Voor de ... derde lid, BVVN).’ wordt in de eerste volzin ‘Voor de ... wettelijk vertegenwoordiger.’ vervangen door de volgende tekst:

‘Voor de minderjarige wordt een optieverklaring (op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, c of d, RWN) dan wel een verzoek om naturalisatie (op grond van artikel 10 RWN of artikel 11, vierde lid, RWN) ingediend en getekend door zijn wettelijk vertegenwoordiger. Voor de minderjarige tot 16 jaar wordt ook een verklaring van afstand van het Nederlanderschap (op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, RWN) ingediend en getekend door zijn wettelijk vertegenwoordiger.‘

In de vijfde alinea ‘Voor een ... af te leggen.’ worden in de eerste volzin ‘Voor een ... derde lid, RWN).’ de woorden ‘artikel 6, zevende lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, achtste lid, RWN’.

In de tweede volzin ‘deze instemmingsverklaring ... artikel 31, derde lid, BvvN).’ worden de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’.

Na de laatste volzin ‘Dit betekent ... af te leggen.’ wordt de volgende volzin toegevoegd: ‘ De minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, legt de verklaring van afstand van het Nederlanderschap (op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, RWN) zelfstandig af.

In de achtste alinea ‘Dit artikellid ... artikel 7 RWN).’ worden in de tweede volzin de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Artikel 2 lid 3

Boven de huidige eerste alinea ‘In dit ... tweede lid, BVVN).’ van paragraaf 2–3 ‘Toelichting ad artikel 2, derde lid’ wordt het kopje ‘paragraaf 1 Algemeen’opgenomen.

De eerste volzin ‘In dit ... derde lid, BVVN).’ van de eerste alinea ‘In dit ... tweede lid, BVVN).’ wordt vervangen door de volgende volzin:

‘In dit artikellid is het beginsel neergelegd dat minderjarigen bij het afleggen van optieverklaringen, verklaringen van afstand van het Nederlanderschap en het indiening van verzoeken om naturalisatie moeten zijn vertegenwoordigd door hun wettelijk vertegenwoordiger, tenzij dit anders is bepaald (zie ook artikel 3, derde lid, BVVN en artikel 2, vijfde lid en artikel 16, eerste lid RWN).’

Tussen de eerste alinea ‘In dit ... tweede lid, BVVN).’ en de tweede alinea ‘Wie de ... vertegenwoordiger is.’ worden de volgende nieuwe alinea’s ingevoegd:

paragraaf 2 Rechtshandelingen minderjarigen door tussenkomst van wettelijk vertegenwoordiger

Ingevolge dit artikellid moet een minderjarige bij het afleggen van verklaringen en het indienen van verzoeken betreffende de nationaliteit vertegenwoordigd zijn door zijn wettelijk vertegenwoordiger 1, tenzij dit anders is bepaald. Minderjarigen vanaf twaalf jaar hebben wel het recht hun mening over een wijziging van hun nationaliteitsrechtelijke positie kenbaar te maken. Op grond van het vierde lid van dit artikel worden deze minderjarigen van twaalf tot zestien jaar dan ook in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen omtrent de (mede)verkrijging of (mede)verlening van het Nederlanderschap.

Minderjarigen van zestien of zeventien jaar moeten uitdrukkelijk verklaren in te stemmen met de (mede)verkrijging of (mede)verlening.

Drie uitzonderingen op rechtshandelingen minderjarigen door tussenkomst van wettelijk vertegenwoordiger

Er zijn drie uitzondering op de regel dat minderjarigen van 16 of 17 door tussenkomst van hun wettelijk vertegenwoordiger rechthandelingen verrichten, namelijk:

  • 1. geen vertegenwoordiging bij de verklaring van verbondenheid: De 16 of 17 jarige legt die verklaring altijd zelf af;2

  • 2. geen vertegenwoordiging bij de bereidverklaring voor het afleggen van de verklaring van verbondenheid (model 1.36 (optie) en model 2.30 (naturalisatie)). Deze bereidverklaring ondertekenen minderjarigen als zij, vertegenwoordigd door hun wettelijk vertegenwoordiger, een verzoek om naturalisatie (artikel 11, vierde lid, RWN) of een optieverklaring afleggen;

  • 3. geen vertegenwoordiging bij de verklaring van afstand van het Nederlanderschap.’

Boven de huidige tweede alinea ‘Wie de ... vertegenwoordiger is.’ van paragraaf 2–3 ‘Toelichting ad artikel 2, derde lid’wordt het kopje paragraaf 3 ‘Wettelijk vertegenwoordiger’ opgenomen.

De achtste en tevens laatste alinea ‘Ingevolge het ... kenbaar maakt.’ van de toelichting bij artikel 2, derde lid, wordt verwijderd.

Artikel 2 lid 4

In de toelichting bij artikel 2, vierde lid, RWN, worden in paragraaf 2–4 ‘Toelichting ad artikel 2, vierde lid’ in de eerste alinea ‘Uit de ... aan een kind.’ in de vierde volzin ‘Daarnaast dient ... lid hiervoor).’ de woorden ‘artikel 6, zevende lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, achtste lid, RWN’.

In de zevende alinea ‘De (andere) ... wordt ondertekend.’ van paragraaf 2–4 ‘Toelichting ad artikel 2, vierde lid’wordenin de derde volzin ‘Dit geldt ... artikel 7 RWN).’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

In paragraaf 2–4 ‘Toelichting ad artikel 2, vierde lid’ wordt onder ‘Zienswijze bij kinderen tussen de 12 en de 16 jaar’de tekst van de vetgedrukte tweede alinea ‘ ‘‘Indien zowel ... daarin niet.’’ ’ vervangen door de volgende vetgedrukte tekst:

‘ ‘‘Indien het kind dat de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt bedenkingen heeft tegen de verkrijging of medeverkrijging, of tegen de verlening of medeverlening, of indien zowel het kind als zijn wettelijk vertegenwoordiger of de in dit lid bedoelde andere ouder bedenkingen hebben tegen de medeverkrijging of medeverlening, deelt het kind daarin niet.’’ ’

In de derde alinea ‘Op grond ... of verlening.’ onder ‘Zienswijze bij kinderen tussen de 12 en de 16 jaar’ wordt het eerste gedeelte (voor de komma) van de eerste volzin ‘Op grond ... het Nederlanderschap,’ vervangen door de volgende deelzin:

‘Op grond van het cursieve gedeelte van bovenstaande zin deelt een kind van twaalf jaar of ouder niet in de verkrijging van het Nederlanderschap,’.

In paragraaf 2–4‘Toelichting ad artikel 2, vierde lid’ worden onder ‘Instemming kinderen van 16 jaar en ouder’in de tweede alinea ‘Kinderen van ... mee instemmen.’ in de tweede volzin ‘Om die ... mee instemmen.’ de woorden ‘artikel 6, zevende lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, achtste lid, RWN’.

Aan deze alinea wordt na de laatste volzin ‘Om die ... mee instemmen.’ de volgende volzin toegevoegd: ‘Indien het kind bedenkingen heeft tegen de (mede)verkrijging of (mede)verlening, deelt het kind daarin niet.’

In de negende alinea ‘Gelet op ... of verlening.’ van paragraaf 2–4 wordt na de eerste volzin ‘Gelet op ... heeft ingestemd.’ de volgende volzin ingevoegd: ‘Indien dit kind echter bedenkingen heeft tegen de (mede)verkrijging of (mede)verlening deelt het kind daarin niet.’

Artikel 2 lid 5

Aan het einde van paragraaf 2–4 ‘Toelichting ad artikel 2, vierde lid’wordt na ‘voorbeeld 4’ de volgende nieuwe paragraaf toegevoegd:

“2–5 Toelichting ad artikel 2, vijfde lid

De verklaring van verbondenheid wordt door minderjarigen van zestien jaar en ouder zelfstandig afgelegd. Tenzij anders bepaald kunnen zij daarin niet worden vertegenwoordigd.

Met ingang van 1 maart 2009 is de verklaring van verbondenheid een nieuwe voorwaarde voor verkrijging van het Nederlanderschap door optie en naturalisatie en een verplicht onderdeel van de naturalisatieceremonie3.

De verklaring van verbondenheid wordt afgelegd door meerderjarige optanten en naturalisandi. Daarnaast geldt de verplichting tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid voor minderjarige optanten van zestien jaar en ouder, ongeacht of zij zelfstandig opteren dan wel verzocht is hen te laten delen in de verkrijging van het Nederlanderschap van een ouder. De verplichting geldt ook voor de minderjarige naturalisandus van zestien jaar en ouder, die op grond van artikel 11, vierde lid, RWN een verzoek om naturalisatie indient. Medenaturalisandi van zestien of zeventien jaar (artikel 11, derde lid, RWN) zijn niet verplicht een verklaring van verbondenheid af te leggen, dit is nog niet geregeld door de wetgever. Hier wordt op termijn door de wetgever in voorzien. In alle gevallen geldt de leeftijd op het tijdstip waarop de optieverklaring wordt afgelegd dan wel het verzoek om naturalisatie wordt ingediend.

De verklaring van verbondenheid wordt ook door de minderjarige van zestien jaar en ouder zelfstandig afgelegd. Vanwege het persoonlijke karakter van de verklaring kan de minderjarige hierin niet worden vertegenwoordigd.”

Artikel 16

Artikel 16, eerste lid, RWN luidt met ingang van 1 maart 2009:

  • 1. Het Nederlanderschap gaat voor een minderjarige verloren:

    • a. door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, erkenning, wettiging of adoptie door een vreemdeling, indien hij diens nationaliteit daardoor verkrijgt, of deze reeds bezit;

    • b. door het afleggen van een verklaring van afstand, indien hij de nationaliteit bezit van zijn vader, moeder of adoptiefouder als bedoeld in artikel 11, achtste lid;

    • c. indien zijn vader of moeder vrijwillig een andere nationaliteit verkrijgt en hij in deze verkrijging deelt of deze nationaliteit reeds bezit;

    • d. indien zijn vader of moeder het Nederlanderschap verliest ingevolge artikel 15, eerste lid, onder b, c of d, of ingevolge artikel 15A;

    • e. indien hij zelfstandig dezelfde nationaliteit verkrijgt als zijn vader of moeder.

    Voor de toepassing van de onderdelen c, d en e wordt onder vader of moeder mede verstaan de adoptiefouder aan wie de minderjarige het Nederlanderschap ontleent, en de persoon die mede het gezamenlijk gezag over de minderjarige uitoefent en aan wie hij het Nederlanderschap ontleent. De in onderdeel b bedoelde verklaring van afstand heeft geen rechtsgevolg dan nadat de minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en, op diens verzoek, de ouder die geen wettelijk vertegenwoordiger is, daarover zijn gehoord. Geen afstand is mogelijk indien het kind en die ouder daartegen bedenkingen hebben. De minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, legt de verklaring van afstand zelfstandig af en kan daarin niet worden vertegenwoordigd.

Artikel 16, lid 1 sub b

De toelichting bij artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b wordt in paragraaf 16-1-b ‘Toelichting ad artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b’ tot aan het voorbeeld wordt als volgt gewijzigd:

“paragraaf 1. Algemeen

De mogelijkheid dat een minderjarige een verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit aflegt, bestond niet voor 1 april 2003. Tot dat moment kon alleen een meerderjarige afstand doen van het Nederlanderschap.

De verklaring van afstand kan door een minderjarige alleen met rechtsgevolg worden afgelegd, indien hij naast het Nederlanderschap tevens de nationaliteit bezit van zijn vader, moeder of adoptiefouder4 (als bedoeld in artikel 11, achtste lid, RWN). In de meeste gevallen zal van die nationaliteit blijken uit de beschrijving van betrokkene in de PIVA. Is dat niet het geval, of wordt bijvoorbeeld getwijfeld aan het al dan niet bezitten van de nationaliteit van de (adoptief)ouder, dan kan overlegging van een bewijs van de nationaliteit van de minderjarige en/of zijn (adoptief)ouder worden verlangd (vergelijk artikel 62, derde lid, BVVN).

paragraaf 2. Afleggen verklaring van afstand

Ingevolge artikel 2, derde lid, RWN, wordt een verklaring van afstand voor een minderjarige door zijn wettelijke vertegenwoordiger afgelegd. De minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, legt de verklaring van afstand echter zelfstandig af.5

paragraaf 2.1 Afstand Nederlanderschap door minderjarigen tot 12 jaar

De verklaring van afstand van het Nederlanderschap (model 3.2) wordt, namens de minderjarige tot twaalf jaar, door zijn wettelijk vertegenwoordiger afgelegd. Deze minderjarige wordt hierover niet gehoord.

paragraaf 2.2 Afstand Nederlanderschap door minderjarigen tussen de 12 en 16 jaar

Minderjarigen van twaalf tot zestien jaar worden geacht voldoende inzicht te hebben in de gevolgen van het doen van afstand van de Nederlandse nationaliteit. Daarom wordt het kind hierover gehoord.Ook de ouder die geen wettelijk vertegenwoordiger is van de minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, moet op zijn verzoek worden gehoord om zo zijn eventuele bedenkingen over het verlies van de Nederlandse nationaliteit van zijn kind kenbaar te kunnen maken.

Indien blijkt dat zowel het kind als deze ouder bedenkingen hebben tegen de afstand van het Nederlanderschap, dan heeft de verklaring van afstand die is afgelegd door de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige geen rechtsgevolg (zie hierna paragraaf 2.2.3 en 3).

paragraaf 2.2.1 Horen minderjarige 12 tot 16 jaar over bedenkingen tegen het verlies van het Nederlanderschap

De wettelijk vertegenwoordiger legt namens de minderjarige (tussen de 12 en 16 jaar), de verklaring van afstand van het Nederlanderschap (model 3.2) af. De minderjarige wordt hierover gehoord.

Minderjarige is aanwezig

Indien de minderjarige aanwezig is bij het afleggen van de verklaring van afstand door de wettelijk vertegenwoordiger, wordt hij direct gehoord over eventuele bedenkingen tegen het verlies van het Nederlanderschap.

Minderjarige is niet aanwezig

Indien de minderjarige niet aanwezig is bij het afleggen van de verklaring van afstand door de wettelijk vertegenwoordiger, wordt hij door de gezaghebber alsnog opgeroepen om gehoord te worden over eventuele bedenkingen tegen het verlies van het Nederlanderschap. Zolang de minderjarige niet gehoord is, treedt het verlies van het Nederlanderschap niet in (zie tevens paragraaf 3 Geen verlies Nederlanderschap)

paragraaf 2.2.2 Horen ouder die geen wettelijk vertegenwoordiger is over bedenkingen tegen het verlies van het Nederlanderschap van de minderjarige tussen de 12 en 16 jaar

De ouder die geen wettelijk vertegenwoordiger is van de minderjarige die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt wordt, op haar/zijn verzoek, gehoord om zo haar/zijn bedenkingen tegen het verlies van de Nederlandse nationaliteit van haar/zijn kind kenbaar te kunnen maken. Uit de woorden ‘op zijn verzoek’ volgt dat de andere ouder niet verplicht is bedenkingen kenbaar te maken. Indien deze ouder te kennen geeft niet gehoord te willen worden of niet reageert op een uitnodiging daartoe, dan wordt zij/hij geacht geen bedenkingen te hebben tegen het verlies van de Nederlandse nationaliteit van haar/zijn kind.

Ouder, niet zijnde wettelijk vertegenwoordiger, is aanwezig

Indien de andere ouder aanwezig is bij het afleggen van de verklaring van afstand door de wettelijk vertegenwoordiger, wordt zij/hij door de gezaghebber gevraagd of zij/hij tegen het verlies van het Nederlanderschap door de minderjarige is. Wordt niet een duidelijk antwoord gegeven op deze vraag of ontstaat twijfel over de vrijwilligheid van het afgelegde antwoord, dan wordt de andere ouder gewezen op de mogelijkheid op een later moment en alleen gehoord te worden over eventuele bedenkingen tegen het verlies van het Nederlanderschap van zijn minderjarige kind. Alleen indien de andere ouder hierover gehoord wil worden, wordt hij hiertoe door de gezaghebber in de gelegenheid gesteld.

Ouder, niet zijnde wettelijk vertegenwoordiger, is niet aanwezig

Indien de andere ouder niet aanwezig is bij het afleggen van de verklaring van afstand door de wettelijk vertegenwoordiger, wordt hij door de gezaghebber alsnog, bijvoorbeeld middels toezending van een brief, gewezen op de mogelijkheid om gehoord te worden over zijn eventuele bedenkingen tegen het verlies van het Nederlanderschap van zijn minderjarige kind.Dit wordt door de gezaghebber gedaan indien de andere ouder bekend is, hij in de Nederlandse Antillen woont en tevens zijn adres bekend is.

Zolang de andere ouder, ondanks zijn verzoek, niet is gehoord, treedt het verlies van het Nederlanderschap niet in (zie tevens paragraaf 3 Geen verlies Nederlanderschap).

paragraaf 2.2.3 Mogelijke situaties ná het horen

Na het horen van de minderjarige en/of de andere ouder, die niet de wettelijk vertegenwoordiger is van de minderjarige die de leeftijd van twaalf heeft bereikt, kunnen zich de volgende, niet limitatieve, situaties voordoen:

  • minderjarige van 12 tot 16 jaar noch de andere ouder hebben bedenkingen tegen het doen van afstand van de Nederlandse nationaliteit.

    Het rechtsgevolg van de verklaring van afstand, afgelegd door de wettelijk vertegenwoordiger van het kind, treedt in en het kind verliest de Nederlandse nationaliteit;

  • minderjarige van 12 tot 16 jaar heeft geen bedenkingen, de andere ouder wel.

    De autoriteit die de ingevulde verklaring van afstand (model 3.2) van het dienststempel voorziet, bepaalt -na afweging van alle gehoorde argumenten- of de afgelegde verklaring ten aanzien van het kind rechtsgevolg heeft. Hierbij zal met name het belang van het kind in acht worden genomen. De andere ouder wordt over de uitkomst geïnformeerd;

  • minderjarige van 12 tot 16 jaar heeft bedenkingen, de ander ouder niet.

    De autoriteit die de ingevulde verklaring van afstand (model 3.2) van het dienststempel voorziet, bepaalt -na afweging van alle gehoorde argumenten- of de afgelegde verklaring ten aanzien van het kind rechtsgevolg heeft. Hierbij wordt met name het belang van het kind in acht genomen;

  • minderjarige van 12 tot 16 jaar én de andere ouder hebben bedenkingen tegen het doen van afstand van de Nederlandse nationaliteit.

    De verklaring van afstand, afgelegd door de wettelijk vertegenwoordiger van het kind, heeft geen rechtsgevolg. In de bevestiging (model 3.3) wordt het oordeel opgenomen dat de verklaring van afstand geen rechtsgevolg heeft. Dit wordt tevens gecommuniceerd aan de wettelijk vertegenwoordiger, die de verklaring van afstand van het Nederlanderschap heeft afgelegd. Het oordeel dat de verklaring van afstand geen rechtsgevolg heeft, kan de wettelijk vertegenwoordiger betwisten in de gerechtelijke procedure voorzien in artikel 17 RWN.

paragraaf 2.3 Minderjarigen van 16 jaar en ouder

Minderjarigen van 16 en 17 jaar worden geacht zelfstandig te kunnen beslissen over het verlies van het Nederlanderschap door een verklaring van afstand. Zij kunnen bij die rechtshandeling niet worden vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordiger.6

paragraaf 3 Geen verlies Nederlanderschap

Het verlies van het Nederlanderschap treedt in als aan de wettelijke voorwaarden uit artikel 16, eerste en tweede lid, RWN wordt voldaan. Het verlies gebeurt van rechtswege door het ondertekenen van de verklaring van afstand door de 16 of 17 jarige of de wettelijk vertegenwoordiger van een jonger kind.

Geen verlies treedt in indien:

  • zowel het minderjarige kind dat de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt als de ouder die geen wettelijk vertegenwoordiger is, bedenkingen hebben tegen afstand van het Nederlanderschap;

  • één van de omstandigheden genoemd in artikel 16, tweede lid, aanhef en onder a, b of c, RWN aan de orde is;

  • staatloosheid het gevolg zou zijn;

  • de minderjarige niet naast het Nederlanderschap tevens de nationaliteit bezit van zijn vader, moeder of adoptiefouder die afstand wenst te doen van het Nederlanderschap.

Het in de bevestiging7 opgenomen oordeel dat de verklaring van afstand geen rechtsgevolg heeft, kan betrokkene betwisten in een gerechtelijke procedure, voorzien in artikel 17 RWN.

paragraaf 4. Geen verlies Nederlanderschap omdat de procedure inzake bedenkingen tegen afstand nog niet is afgerond

Minderjarige tussen de 12 tot 16 jaar is niet gehoord

Ingevolge artikel 16 RWN dient een minderjarige van 12 jaar en ouder gehoord te worden, om zo zijn bedenkingen over het verlies van de Nederlandse nationaliteit kenbaar te kunnen maken. Zolang de minderjarige niet is gehoord, treedt het verlies van het Nederlanderschap niet op.

Ouder, niet zijnde wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, is niet gehoord

Ingevolge artikel 16 RWN wordt ook de ouder die niet de wettelijk vertegenwoordiger is van de minderjarige die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, op zijn verzoek, gehoord om zo zijn bedenkingen tegen het verlies van de Nederlandse nationaliteit van zijn kind kenbaar te kunnen maken. Zolang de andere ouder, ondanks zijn verzoek, niet is gehoord, treedt het verlies van het Nederlanderschap niet op.

Artikel V RRWN

In de toelichting bij artikel V RRWN wordt in de laatste zin van paragraaf V RRWN-alg ‘Toelichting algemeen’het woord “biedt” vervangen door “bood”.

Voorts wordtaan de tekst van paragraaf V RRWN-alg ‘Toelichting algemeen’na “reparatiemogelijkheid.” de volgende volzin toegevoegd:

‘Deze optiemogelijkheid tot herkrijging van het Nederlanderschap eindigde op 31 maart 2005.’

In de toelichting bij artikel V, eerste lid, RRWN vervalt de tekst van de gehele paragraaf V RRWN-1 ‘Toelichting ad artikel V, eerste lid, RRWN’. In plaats hiervan wordt de volgende volzin opgenomen:

‘De optiemogelijkheid tot herkrijging van het Nederlanderschap zoals neergelegd in artikel V, eerste lid, RRWN eindigde op 31 maart 2005.’

Model 3.2

Zie bijlage

Model 3.3

Zie bijlage

Toelichting

Bij Rijkswet van 27 juni 2008 (Staatsblad 2008, 270) wordt de Rijkswet op het Nederlanderschap gewijzigd ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning. Deze Rijkswet treedt bij koninklijk besluit op 1 maart 2009 in werking. In deze Rijkswet is onder meer de rechtspositie van de oudere minderjarigen bij de verkrijging en het verlies van het Nederlanderschap verduidelijkt.

Minderjarigen worden in het nationaliteitsrecht in het algemeen vertegenwoordigd door hun wettelijk vertegenwoordiger. Echter, indien een verklaring of verzoek de nationaliteitsrechtelijke positie van de minderjarige van 12 jaar en ouder betreft, wordt deze hieromtrent gehoord. Minderjarigen van 16 jaar en ouder hebben bovendien een beslissende stem in de aangelegenheden die hen betreffen. Daarnaast geldt voor minderjarigen van 16 jaar en ouder dat rechtshandelingen niet altijd door tussenkomst van hun wettelijk vertegenwoordiger worden verricht.

Tot slot

Dit TBN-NA treedt in werking met ingangvantwee dagen na de publicatie ervan in de Staatscourant en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en heeft terugwerkende kracht tot 1 maart 2009.

Van de oude modellen 3.2 en 3.3 kan nog tot 1 maart 2009 gebruik worden gemaakt.

De tekst van dit TBN-NA wordt, voor zover relevant, zo spoedig mogelijk verwerkt in de Handleiding NA RWN.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

BIJLAGEN

stcrt-2009-4306-001.pngstcrt-2009-4306-002.png

XNoot
1

Een ouder die niet de wettelijk vertegenwoordiger is, kan ingevolge artikel 2, derde lid, RWN geen optieverklaring afleggen of een verzoek om naturalisatie indienen voor een minderjarige. Een ouder die niet de wettelijk vertegenwoordiger is, kan wél in zijn optieverklaring of zijn verzoek om naturalisatie aangeven dat een minderjarige moet delen in de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap. Dit is immers niet een verklaring of verzoek van de minderjarige als bedoeld in artikel 2, derde lid, RWN. De minderjarige kan dan delen in de verkrijging van of de verlening aan deze ouder van het Nederlanderschap.

XNoot
2

Zie artikel 2, vijfde lid, artikel 6, tweede en achtste lid, artikel 11, vierde lid RWN

XNoot
3

Zie toelichting bij artikel 60a, derde lid en 60b, derde lid BVVN en artikel 6, tweede en achtste lid, artikel 7, artikel 8, eerste lid onder e, artikel 11, vierde lid en vijfde lid onder b, artikel 23, tweede en derde lid, artikel 26, derde lid en artikel 28, derde lid, RWN.

XNoot
4

Met de woorden ‘adoptiefouder als bedoeld in artikel 11, achtste lid’, is hier bedoeld dat, indien de minderjarige tevens de nationaliteit van de adoptiefouder bezit, daarmee alleen rekening mag worden gehouden als de adoptie tot stand is gekomen in overeenstemming met de regelen van internationaal privaatrecht en tot gevolg heeft gehad dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen zijn verbroken.

XNoot
5

Zie voor procedurele voorschriften aangaande verlies van het Nederlanderschap door een verklaring van afstand de toelichting bij artikel 15, eerste lid aanhef en onder b, RWN en de modellen 3.2 en 3.3.

XNoot
6

Zie voor procedurele voorschriften aangaande verlies van het Nederlanderschap door een verklaring van afstand de toelichting bij artikel 15, eerste lid aanhef en onder b, RWN

XNoot
7

De bevestiging is een bevestiging dát er een afstandsverklaring in ontvangst is genomen. Niet een bevestiging dat het Nederlanderschap is verloren.

Naar boven