Wijziging Vrijstellingsregeling Wft

5 maart 2009

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 2:104, eerste lid, en 5:5 van de Wet op het financieel toezicht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vrijstellingsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

De aanhef van artikel 10, eerste lid, komt te luiden:

Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld beleggingsondernemingen met zetel in Australië, de Verenigde Staten van Amerika of Zwitserland, voor zover op het verlenen van de desbetreffende beleggingsdiensten of het in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening toezicht wordt uitgeoefend door een toezichthoudende instantie in de staat van hun zetel en indien zij dit voorafgaand aan het verlenen van die beleggingsdiensten of beleggingsactiviteit in Nederland aan de Autoriteit Financiële Markten hebben aangetoond door middel van:.

B

Artikel 54, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘voorover’ vervangen door: voor zover

2. Aan het slot van onderdeel b vervalt ‘of’.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de effecten aan het publiek uitsluitend in het kader van verhandeling op een multilaterale handelsfaciliteit worden aangeboden en de effecten reeds in overeenstemming met het in die staat geldende recht zijn toegelaten tot de handel op een handelsplatform in:

    • 1°. een lidstaat, of

    • 2°. in een staat die geen lidstaat is en waar ten aanzien van de uitgevende instelling met betrekking tot financiële verslaggeving voorschriften gelden die voldoen aan de vereisten gesteld in een op grond van artikel 23, vierde en zevende lid, van de richtlijn transparantie genomen bindend besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos.

TOELICHTING

A

Bij de aanpassing van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met de implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MiFID)1 is in artikel 10 geen rekening gehouden met het feit dat die richtlijn binnen het voorheen gehanteerde begrip beleggingsdiensten thans onderscheid maakt tussen beleggingsdiensten en beleggingsactiviteiten. Hierdoor is de uitzondering van artikel 10 ten onrechte beperkt tot beleggingsondernemingen die beleggingsdiensten verlenen. De uitzondering had voor de genoemde aanpassing ook betrekking op het handelen voor eigen rekening dat na de implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten wordt aangeduid als het verrichten van een beleggingactiviteit, zoals genoemd in de definitie van ‘verrichten van een beleggingsactiviteit’, onderdeel b. Deze wijziging van artikel 10 brengt de handelaren voor eigen rekening uit genoemde landen die niet zijn uitgezonderd in artikel 1:18 van de wet weer onder de reikwijdte van de vrijstellingsregeling.

B

Gelijk speelveld MTF’s

Deze wijziging van artikel 54 van de Vrijstellingsregeling Wft strekt ertoe dichter aan te sluiten bij de wijze waarop de richtlijn prospectus2 in andere lidstaten van de Europese Unie, zoals bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, is geïmplementeerd. Op deze manier ontstaat een gelijk speelveld tussen multilaterale handelsfaciliteiten (MTF’s) uit Nederland en de bedoelde lidstaten met betrekking tot de (secundaire) verhandeling op een MTF van eerder op ander handelsplatform toegelaten effecten. Dit sluit aan bij het doel van de sinds 1 november 2007 geldende implementatie van de MiFID. De MiFID strekt ertoe door concurrentie tussen handelsplatformen een meer efficiënte en geïntegreerde Europese markt voor beleggingsdiensten- en activiteiten te creëren waarop de belangen van beleggers adequaat worden beschermd. Als gevolg van innovatie en lagere transactiekosten kan deze nieuwe concurrentie grote voordelen opleveren voor beleggers. Pas als sprake is van een gelijk speelveld, kan eerlijke concurrentie plaatsvinden tussen MTF’s uit verschillende lidstaten. Naar verwachting zorgt deze wijziging dus tevens voor een aantrekkelijker vestigingsklimaat voor MTF’s in Nederland.

Deze wijziging ziet op het aanbieden van effecten aan het publiek via een MTF en heeft dus geen gevolgen voor het aanbieden van effecten aan het publiek via een gereglementeerde markt of het toelaten van effecten tot de gereglementeerde markt.

Het aanbieden van informatie in het kader van de secundaire handel die uitsluitend het gevolg is van de verhandeling, zoals bijvoorbeeld de informatie over de bied- en laatprijzen en de diepte van het orderboek, kan aangemerkt worden als een aanbieding als bedoeld in artikel 5:1 van de Wft. Dit betekent dat bij de secundaire verhandeling op een MTF van effecten die eerder zijn toegelaten op een ander handelsplatform in beginsel een prospectusplicht als bedoeld in artikel 5:2 Wft kan ontstaan. Deze vrijstelling creëert een uitzondering op de prospectusplicht voor het aanbieden van effecten door de verhandeling van effecten op een in Nederland functionerende MTF voor zover die effecten reeds zijn toegelaten tot de handel op een ander handelsplatform in een andere lidstaat of – onder bepaalde voorwaarden – een staat die geen lidstaat is. Met ’handelsplatform’ wordt bedoeld een gereglementeerde markt, een MTF of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of een platform met een vergelijkbaar systeem als de gereglementeerde markt of de MTF uit een staat die geen lidstaat is; vergelijk de rechtstreeks werkende definitie van handelsplatform als bedoeld in artikel 2, onderdeel 8, van de uitvoeringsverordening MiFID3.

De vrijstelling van de prospectusplicht als bedoeld in onderdeel d, onder 2° ten aanzien van effecten die reeds zijn toegelaten tot de handel op een handelsplatform in een staat die geen lidstaat is, geldt alleen wanneer de verslaggevingsvoorschriften die desbetreffende uitgevende instelling toepast op grond van een uitvoeringsmaatregel als bedoeld in artikel 23 van de richtlijn transparantie van de Europese Commissie als «gelijkwaardig» wordt aangemerkt. Dit veronderstelt dat er bepaalde hoogwaardige financiële informatie beschikbaar is over de uitgevende instellingen waarvan effecten op dat handelsplatform verhandeld worden. De Commissie heeft op 12 december 2008 een dergelijke uitvoeringsmaatregel vastgesteld. In de (rechtstreeks werkende) beschikking nr. 2006/961/EG4 zijn de algemeen aanvaarde verslaggevingsvoorschriften (GAAP) van Japan en de Verenigde Staten van Amerika als gelijkwaardig aangemerkt. Ook de GAAP’s van China, Canada, Zuid Korea en India zijn gelijkwaardig voor zover het boekjaren betreft die aanvangen voorafgaand aan 1 januari 2012. Dit brengt bijvoorbeeld mee dat een Amerikaanse uitgevende instelling die toepassing geeft aan US GAAP en waarvan effecten worden aangeboden in Nederland op een MTF in Nederland en die effecten eerder elders zijn verhandeld onder de vrijstelling kan vallen, mits uiteraard aan alle vereisten is voldaan. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor een Indiase onderneming die haar (half)jaarlijkse financiële verslaggeving opmaakt met inachtneming van US GAAP en waarvan de effecten op een MTF in Nederland worden verhandeld. Eerdere uitvoeringsmaatregelen op grond van de richtlijn transparantie zijn de (rechtstreeks werkende) Verordening 1569/20075 en Beschikking 2006/891/EG6 .

Beleggersbescherming

Er gelden minder wettelijke regels voor uitgevende instellingen waarvan financiële instrumenten zijn toegelaten tot de handel op een MTF in vergelijking met de regels die gelden als uitgevende instellingen financiële instrumenten hebben uitgegeven die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. De verplichte informatieverschaffing verschilt dus tussen deze handelsplatformen. Een belegger kan bij verhandeling via een MTF op de website van de Europese toezichthouders nagaan of een in een lidstaat goedgekeurd prospectus algemeen verkrijgbaar is.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos.


XNoot
1

Naar: ‘Markets in Financial Instruments Directive’, richtlijn nr. 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen nr. 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn nr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PbEU L 145).

XNoot
2

Richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn nr. 2001/34/EG (PbEU L 345).

XNoot
3

Verordening nr. 1287/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europese Parlement en de Raad wat de voor beleggingsonderneming geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PbEU L 241)

XNoot
4

Beschikking nr. 2008/961/EG van 12 december 2008 betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen van derde landen van nationale standaarden voor jaarrekeningen van bepaalde derde landen en van de International Financial Reporting Standards voor de opstelling van hun geconsolideerde financiële overzichten (PbEU L 340).

XNoot
5

Verordening(EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast (PbEU 340).

XNoot
6

Beschikking nr. 2006/891/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 december 2006 betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen uit derde landen van overeenkomstig internationaal aanvaarde standaarden voor jaarrekeningen opgestelde informatie (PbEU L 343).

Naar boven