Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 februari 2009, nr. HO&S/2009/104993, tot wijziging van de Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs 2007

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikel 7.26, eerste lid, en 7.26a, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

ARTIKEL I

De regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs 2007 wordt als volgt gewijzigd:

Bijlage 1 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting en bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 2 VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP VAN 8 MEI 2007 NR. HO/BL/2007/6117 HOUDENDE VASTSTELLING VAN AANVULLENDE EISEN VOOR OPLEIDINGEN IN HET HOGER ONDERWIJS, DAARBIJ INBEGREPEN OPLEIDINGEN EN LERARENOPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE KUNST

1. Opleidingen in het hoger onderwijs

Opleidingen

Aanvullende eisen

B Bewegingsagogie/Psychomotorische therapie

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts.

B Business Administration in Hotel Management

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de desbetreffende opleiding, gelet op de organisatie en inrichting van het onderwijs.

B Creatieve therapie

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Hoger Hotelonderwijs

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de desbetreffende opleiding, gelet op de organisatie en inrichting van het onderwijs.

B Kunst en Techniek

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Logopedie

Benodigde stem-, spraak- en gehoorvaardigheden voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Management in de zorg

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

B Maritiem officier

Bezit van een geneeskundige verklaring, waaruit blijkt dat betrokkene medisch geschikt is voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Sport en bewegen

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts.

B Sport, Management en Ondernemen

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop de opleiding voorbereidt, voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten.

B Verloskunde

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop de opleiding voorbereidt, voor wat betreft de benodigde sociaalcommunicatieve- en reflectieve vaardigheden en een beroepsmatig denkvermogen wat betreft de ontwikkeling van het vereiste verantwoordelijkheidsniveau met betrekking tot de risicoselectie in de Verloskunde.

B Verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

2. Lerarenopleidingen in het hoger onderwijs

Opleidingen

Aanvullende eisen

B Lichamelijke oefening1

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Turks2

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Nederlandse gebarentaal/tolkenopleiding2

Benodigde spreekvaardigheid, motoriek en mimiek voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Verpleegkunde2

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

XNoot
1

Opleiding tot leraar in de eerste graad.

XNoot
2

Opleiding tot leraar in de tweede graad.

TOELICHTING

Algemeen

Volgens artikel 7.26, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, kunnen bij ministeriële regeling onderscheidenlijk specifieke eisen worden gesteld ten aanzien van de eigenschappen van de student in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24 (vooropleidingseisen). Dit geldt indien de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt, dan wel de organisatie en de inrichting van het onderwijs, specifieke eisen stelt ten aanzien van kennis of vaardigheden die niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn van het voortgezet onderwijs of van het beroepsonderwijs, bedoeld in de ‘Wet educatie en beroepsonderwijs’. De Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs 2007 is daarvan de concretisering. De opleidingen die aanvullende eisen willen stellen, moeten namelijk eerst toegevoegd worden aan artikel 3.6 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. De opleidingen ‘Verloskunde’, ‘Sport, Management en Ondernemen’ en ‘Business Administration in Hotel Management’ zijn toegevoegd aan het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, artikel 3.6. De specifieke formulering van die aanvullende eisen worden in deze regeling geformuleerd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Als een student zich inschrijft voor de opleiding ‘Verloskunde’ dan gelden er voortaan aanvullende eisen voor toelating tot deze opleiding. Het betreft eisen met betrekking tot de aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop de opleiding voorbereidt. De eisen hebben betrekking op de benodigde sociaalcommunicatieve- en reflectieve vaardigheden en een beroepsmatig denkvermogen wat betreft de ontwikkeling van het vereiste verantwoordelijkheidsniveau met betrekking tot de risicoselectie in de Verloskunde.

De opleidingen tot verloskunde zijn met ingang van 1 september 2008 overgeheveld van het ministerie VWS naar dat van OCW. Daarmee vallen deze opleidingen onder de verantwoordelijkheid van de minister van OCW en onder het regime van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). In het transitieoverleg met vertegenwoordigers van de opleidingen en het ministerie VWS is afgesproken de toelatingseisen zoveel mogelijk te doen aansluiten bij de onder VWS bestaande regeling. Het gaat daarbij om een test op ‘attitude’ en ‘specifieke eigenschappen’ van de student.

Als een student zich inschrijft voor de opleiding ‘Sport, Management en Ondernemen’ dan gelden er voortaan aanvullende eisen voor toelating tot deze opleidingen voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Dit betreffen eisen met betrekking tot de aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop de opleiding voorbereidt. Om de opleiding zonder risico op overbelasting en blessures te kunnen volgen, wordt als aanvangsniveau een zekere mate van fysieke fitheid van de aspirant-studenten vereist. Daarnaast moeten ze trainbaar zijn met het oog op hun toekomstige beroepsperspectief. Daarom is een fysieke toelatingstest onontbeerlijk is om een basisniveau fysieke fitheid en trainbaarheid bij studenten te waarborgen. De Commissie Gelijke Behandeling heeft de aanvullende eis getoetst aan de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en heeft op 16 juni 2008 uitspraak gedaan waarin zij oordeelt dat de aanvullende eis niet in strijd is met de wetgeving omtrent gelijke behandeling.

Eén van de instellingen die de opleiding ‘Hoger Hotelonderwijs’ aanbood, heeft de opleidingsnaam gewijzigd naar ‘Business Administration in Hotel Management’. De aanvullende eisen voor deze opleiding blijven ongewijzigd, maar aangezien de naam wel is veranderd, staat de nieuwe opleidingsnaam met de bijbehorende aanvullende eisen voortaan in de regeling. Omdat de opleiding ‘Hoger Hotelonderwijs’ blijft bestaan bij andere instellingen, zal ook deze opleiding met bijbehorende eisen in de regeling blijven staan.

De voetnoten van de lerarenopleidingen in het hoger onderwijs zijn gewijzigd. Inhoudelijk blijft de informatie echter onveranderd. In de vorige regeling verwezen de voetnoten 2, 3 en 4 alle drie naar hetzelfde, namelijk dat het een opleiding betrof tot leraar in de tweede graad. In deze regeling geeft voetnoot 2 aan dat het een opleiding betreft tot leraar in de tweede graad, wat efficiënter en duidelijker dezelfde informatie weergeeft. Voetnoten 3 en 4 zijn dus overbodig en komen te vervallen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

Naar boven