Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 maart 2009, TRCJZ/2009/407, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij ter uitvoering van arrest C-249/07 van het Europese Hof van Justitie

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45

Van het verbod in artikel 19 wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft het uitzetten of uitzaaien van mosselen, kokkels, oesters en Japanse oesters.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 maart 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

1. Algemeen

Onderhavige regeling wijzigt de vrijstelling (artikel 45 Uitvoeringsregeling visserij) op het verbod om schelpdieren uit te zetten of uit te zaaien van artikel 19 van de Uitvoeringsregeling visserij. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan arrest C-249/07 van het Europese Hof van Justitie van 4 december 2008. In dit arrest stelt het Hof vast dat het stelsel van voorafgaande vergunning voor de uitzaai van mosselen en oesters in de Nederlandse kustwateren, die rechtmatig uit andere lidstaten afkomstig zijn en tot de Nederlandse inheemse soorten behoren, een beperking vormt van het vrije verkeer van goederen. Een beperking is alleen toegestaan wanneer deze geschikt, noodzakelijk en evenredig is om één van de in artikel 30 EG-verdrag genoemde belangen te behartigen.

Hoewel de instandhouding van niet beschermde vissoorten in het belang van de visserij een belang is waarvoor een beroep op artikel 30 EG-verdrag kan worden gedaan, voldoet het Nederlandse vergunningstelsel niet aan de eisen die artikel 30 EG-verdrag aan een dergelijke beperking stelt, aldus het Hof. Naar het oordeel van het Hof heeft Nederland niet aangetoond dat het vergunningstelsel voor mosselen en oesters, behorende tot de inheemse soorten, geschikt is om de doelstelling, te weten de bescherming van de biodiversiteit, te verwezenlijken. Daarnaast acht het Hof ook de noodzakelijkheid van het vergunningstelsel niet gerechtvaardigd, vanwege het bestaan van vrijstellingen voor de uitzaai van mosselen en oesters waarvan niet is aangetoond dat ze objectief en niet-discriminerend zijn. Nederland kan volgens het Hof niet afdoende verklaren waarom voor de uitzaai van mosselen afkomstig uit het Nederlandse gedeelte van de Waddenzee wel een vrijstelling geldt, terwijl het uitzaaien van mosselen uit het Duitse of Deense gedeelte van de Waddenzee onder de vergunningplicht valt.

2. Wijziging vrijstelling

Met de wijziging van artikel 45 van de Uitvoeringsregeling visserij wordt de uitzaai van mosselen, kokkels, oesters en Japanse oesters vrijgesteld van de op grond van de Visserijwet 1963 geldende vergunningplicht. De nieuwe vrijstelling maakt geen onderscheid naar de afkomst van de schelpdieren. De beperking van het handelsverkeer bij de uitzaai van mosselen en oesters, zoals die door het Hof werd geconstateerd, wordt hiermee opgeheven.

De vrijstelling heeft ook betrekking op de uitzaai van kokkels en Japanse oesters omdat de uitzaai van deze schelpdiersoorten geen negatieve gevolgen heeft voor de instandhouding van schelpdieren en vissen in het belang van de visserij. De Japanse oester is weliswaar een exoot die andere schelpdiersoorten verdringt en daarmee het bestand van die andere soorten in gevaar kan brengen, maar nu dit gevaar zich in de Nederlandse kustwateren al verwezenlijkt heeft, heeft een verbod op de uitzaai van de Japanse oester geen toegevoegde waarde.

Met de publicatie en inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van mijn uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of op 1 juli ingaan en dat minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. Reden voor de afwijking is dat de regeling dient om uitvoering te geven aan een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

3. Gevolgen voor administratieve lasten

De wijziging leidt tot een vermindering van de administratieve lasten, omdat de vergunningplicht voor de uitzaai van mosselen, kokkels, Japanse oesters en oesters wordt vervangen door een vrijstelling. Jaarlijks worden ongeveer 65 vergunningen verleend. Dit leidt tot een totale lastenverlichting van € 1165,32. De leges bedragen € 117,98 per aanvraag en € 7668,70 voor het geheel. De totale kostenbesparing komt daarmee uit op € 8834,02.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven