De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 6d van het Reglement
zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling visserij wordt als
volgt gewijzigd:
Artikel 45 komt te luiden:
Artikel 45
Van het verbod in artikel 19 wordt vrijstelling verleend voor
zover het betreft het uitzetten of uitzaaien van mosselen, kokkels, oesters en
Japanse oesters.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Algemeen
Onderhavige regeling wijzigt de vrijstelling (artikel 45
Uitvoeringsregeling visserij) op het verbod om schelpdieren uit te zetten of
uit te zaaien van artikel 19 van de Uitvoeringsregeling visserij. Hiermee wordt
uitvoering gegeven aan arrest C-249/07 van het Europese Hof van Justitie van
4 december 2008. In dit arrest stelt het Hof vast dat het stelsel van
voorafgaande vergunning voor de uitzaai van mosselen en oesters in de
Nederlandse kustwateren, die rechtmatig uit andere lidstaten afkomstig zijn en
tot de Nederlandse inheemse soorten behoren, een beperking vormt van het vrije
verkeer van goederen. Een beperking is alleen toegestaan wanneer deze geschikt,
noodzakelijk en evenredig is om één van de in artikel 30 EG-verdrag genoemde
belangen te behartigen.
Hoewel de instandhouding van niet beschermde vissoorten in het
belang van de visserij een belang is waarvoor een beroep op artikel 30
EG-verdrag kan worden gedaan, voldoet het Nederlandse vergunningstelsel niet
aan de eisen die artikel 30 EG-verdrag aan een dergelijke beperking stelt,
aldus het Hof. Naar het oordeel van het Hof heeft Nederland niet aangetoond dat
het vergunningstelsel voor mosselen en oesters, behorende tot de inheemse
soorten, geschikt is om de doelstelling, te weten de bescherming van de
biodiversiteit, te verwezenlijken. Daarnaast acht het Hof ook de
noodzakelijkheid van het vergunningstelsel niet gerechtvaardigd, vanwege het
bestaan van vrijstellingen voor de uitzaai van mosselen en oesters waarvan niet
is aangetoond dat ze objectief en niet-discriminerend zijn. Nederland kan
volgens het Hof niet afdoende verklaren waarom voor de uitzaai van mosselen
afkomstig uit het Nederlandse gedeelte van de Waddenzee wel een vrijstelling
geldt, terwijl het uitzaaien van mosselen uit het Duitse of Deense gedeelte van
de Waddenzee onder de vergunningplicht valt.
2. Wijziging vrijstelling
Met de wijziging van artikel 45 van de Uitvoeringsregeling
visserij wordt de uitzaai van mosselen, kokkels, oesters en Japanse oesters
vrijgesteld van de op grond van de Visserijwet 1963 geldende vergunningplicht.
De nieuwe vrijstelling maakt geen onderscheid naar de afkomst van de
schelpdieren. De beperking van het handelsverkeer bij de uitzaai van mosselen
en oesters, zoals die door het Hof werd geconstateerd, wordt hiermee
opgeheven.
De vrijstelling heeft ook betrekking op de uitzaai van kokkels en
Japanse oesters omdat de uitzaai van deze schelpdiersoorten geen negatieve
gevolgen heeft voor de instandhouding van schelpdieren en vissen in het belang
van de visserij. De Japanse oester is weliswaar een exoot die andere
schelpdiersoorten verdringt en daarmee het bestand van die andere soorten in
gevaar kan brengen, maar nu dit gevaar zich in de Nederlandse kustwateren al
verwezenlijkt heeft, heeft een verbod op de uitzaai van de Japanse oester geen
toegevoegde waarde.
Met de publicatie en inwerkingtreding van deze regeling wordt
afgeweken van mijn uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving
die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of op 1 juli ingaan en dat
minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels
plaatsvindt. Reden voor de afwijking is dat de regeling dient om uitvoering te
geven aan een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.
3. Gevolgen voor administratieve lasten
De wijziging leidt tot een vermindering van de administratieve
lasten, omdat de vergunningplicht voor de uitzaai van mosselen, kokkels,
Japanse oesters en oesters wordt vervangen door een vrijstelling. Jaarlijks
worden ongeveer 65 vergunningen verleend. Dit leidt tot een totale
lastenverlichting van € 1165,32. De leges bedragen € 117,98 per aanvraag en
€ 7668,70 voor het geheel. De totale kostenbesparing komt daarmee uit op
€ 8834,02.
De Minister van
Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
G. Verburg.