Regeling van de Minister van Economische Zaken van 21 februari 2009, nr. WJZ/9036947, tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en tot wijziging van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 (Regeling tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, 7, tweede lid, 9, 16, 17, 18, 19, 25, 30, vijfde lid, 32, derde lid, en 34, eerste lid van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt gewijzigd als volgt:

A

Na ‘Hoofdstuk 3. Groeifaciliteit’ wordt ingevoegd:

§ 1. Algemene bepalingen

B

Na artikel 3.1 wordt ingevoegd:

§ 2. Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor MKB-ondernemers

C

Artikel 3.10 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt voor ‘provisie van 1 procent’ ingevoegd: eenmalige.

2. In het tweede lid, aanhef, vervalt: jaarlijks.

3. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘2,5 procent van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal bedraagt’ vervangen door: 2,5 procent per jaar van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal.

4. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘waarde van dit risicokapitaal bedraagt’ vervangen door: waarde van dit risicokapitaal, die per kwartaal wordt berekend,.

D

Na artikel 3.12 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:

§ 3. Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering

Artikel 3.12a
  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    lening:

    een al dan niet achtergestelde lening van geld door een financier aan een ondernemer, welke lening:

    • a. al dan niet door enige vorm van zekerheid is gedekt,

    • b. niet converteerbaar is en

    • c. is afgesloten met de afspraak dat een gedeelte van de rente vast is en een gedeelte van de rente flexibel is en gekoppeld is aan Euribor, met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten;

    liquiditeitsopslag:

    een door een financier aan een ondernemer in rekening gebracht percentage van de lening, waarvan de hoogte gelijk is voor alle door de desbetreffende financier op dezelfde dag afgesloten of af te sluiten leningen met dezelfde looptijd. Indien een dergelijk percentage niet beschikbaar is, zal in overleg met de financier een ander redelijk, transparant en verifieerbaar percentage worden vastgesteld.

  • 2. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als financier aangewezen een bank.

Artikel 3.12b

De minister verstrekt op aanvraag subsidie in de vorm van een garantstelling aan een financier voor de terugbetaling van een lening die de financier op grond van een overeenkomst aan een ondernemer heeft verstrekt voor de duur van de overeenkomst met een maximum van acht jaar.

Artikel 3.12c

De financier verstrekt geen lening aan een ondernemer wiens activiteiten in overwegende mate betrekking hebben op:

  • a. landbouw, visserij en aquacultuur, met uitzondering van toelevering en dienstverlening;

  • b. onroerend goed, met uitzondering van bemiddeling;

  • c. de financiële sector voor zover de ondernemer het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uitoefent, of een participatiemaatschappij heeft;

  • d. de gezondheidszorg, voor zover de onderneming een aanbieder is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg.

Artikel 3.12d
  • 1. Er wordt garant gestaan voor 50 procent van het nog niet afgeloste deel van de lening.

  • 2. Indien de financier bij het verkrijgen van een lening een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, zijn de bepalingen van deze paragraaf slechts van toepassing op het gedeelte van de verkregen lening dat onder de garantstelling is gebracht.

Artikel 3.12e

De garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een lening waarbij de aan de ondernemer verstrekte lening tezamen met het nog niet afgeloste deel van de lening die door een financier met toepassing van dit hoofdstuk aan die ondernemer is verstrekt of gelijktijdig wordt verstrekt, niet minder bedraagt dan € 1.500.000 en niet meer dan € 50.000.000.

Artikel 3.12f
  • 1. De in artikel 3.6 bedoelde adviescommissie heeft tevens tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor aanvragen om het sluiten van een garantstellingsovereenkomst, bedoeld in de artikelen 22 en 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies.

  • 2. Er is een Adviescommissie Kredietcommissie die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor aanvragen om garantstelling, bedoeld in artikel 3.12i.

  • 3. De commissie, genoemd in het tweede lid, bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vier leden.

  • 4. De voorzitter en de andere leden van de commissie, genoemd in het tweede lid, worden benoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaar.

Artikel 3.12g

In bijlage 3.6 is een model opgenomen voor een garantstellingsovereenkomst ten aanzien van leningen.

Artikel 3.12h

De minister verdeelt het subsidieplafond voor garantstellingen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.12i

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een garantstelling indien:

  • a. de financier geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten;

  • b. er niet wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van het model garantstellingsovereenkomst zoals opgenomen in bijlage 3.6.

  • c. de aanvrager eerder tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van de garantstellingsovereenkomst.

Artikel 3.12j
  • 1. Het tarief van de provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, wordt voor de garantie op de verstrekte lening, berekend door alle door de financier over het gegarandeerde deel van de lening ontvangen inkomsten te verminderen met:

    • a. een kwart procent per jaar voor beheerskosten,

    • b. Euribor zoals opgenomen in de kredietofferte aan het te financieren bedrijf vermeerderd met een liquiditeitsopslag en

    • c. de afsluitprovisie.

  • 2. Indien de financier een hogere rating heeft dan A, wordt de liquiditeitsopslag vermeerderd met het verschil tussen het percentage uit de regeling voor staatsgaranties voor de uitgifte van schuldpapier van banken voor banken met een rating A en de werkelijke rating van de financier.

  • 3. Indien de afsluitprovisie meer bedraagt dan 0,5 procent van de lening, wordt het meerdere toegevoegd aan de in het eerste lid, aanhef, genoemde inkomsten.

  • 4. De minister kan een hoger tarief voor de provisie vaststellen, indien de provisie te laag is in relatie tot het risico dat de Staat loopt.

E

Na artikel 3.12j wordt ingevoegd:

§ 4. Formulieren

F

Artikel 3.13 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt de ‘aanvraag om garantstelling’ vervangen door: aanvraag om een garantstellingsovereenkomst op grond van paragraaf 2,.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. het indienen van een aanvraag om een garantstellingsovereenkomst op grond van paragraaf 3 is opgenomen in bijlage 3.5;

  • d. het indienen van een aanvraag om een garantstelling op grond van paragraaf 3 is opgenomen in bijlage 3.7.

G

In artikel 5 van de bijlagen 3.1 en 3.2 worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • 8. De Staat kan op verzoek van de financier besluiten om de afdracht van de provisie, bedoeld in artikel 6.1, op te schorten in het geval dat:

    • a. er voor de financier geen mogelijkheden meer zijn om de renteverplichtingen te incasseren bij de ondernemer, en

    • b. aannemelijk is dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de verplichtingen van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 9. De financier vervreemdt de lening slechts na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 10. De financier verleent slechts gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit de leningovereenkomst, uit hoofde waarvan de gegarandeerde lening is verstrekt, na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat geeft toestemming indien de kwijtschelding noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 11. De financier brengt slechts wijzigingen aan in de leningovereenkomst van de lening na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat kan toestemming geven indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

H

Toegevoegd wordt:

  • 1. een bijlage 3.5 overeenkomstig bijlage I;

  • 2. een bijlage 3.6 overeenkomstig bijlage II;

  • 3. een bijlage 3.7 overeenkomstig bijlage III.

ARTIKEL II

In de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 wordt in artikel 1, in het tabel na het derde lid, onder 1.3 ingevoegd:

1.3.a

Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering)

3.12b

Tijdstip van inwerkingtreding van de regeling tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering t/m 12-12

1.000.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van bijlage III, die ter inzage wordt gelegd bij SenterNovem, Den Haag.

Den Haag, 21 februari 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE I

Bijlage 3.5

Aanvraagformulier garantstellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, sub c, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, paragraaf 3. Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering

stcrt-2009-3401-001.pngstcrt-2009-3401-002.png

Bijlage bij aanvraagformulier

Ten behoeve van de behandeling van uw aanvraag wordt u verzocht een aantal vragen te beantwoorden. U kunt bij de beantwoording gebruik maken van reeds bestaande stukken.

De verstrekte informatie is van belang om vast te kunnen stellen of een aanvraag al dan niet voldoet aan de regeling en een beeld te vormen over het functioneren, de deskundigheid, de betrouwbaarheid en de financiële positie van de financier. De middels het aanvraagformulier verstrekte informatie kan worden voorgelegd aan de adviescommissie. Zonodig zullen bij u aanvullende gegevens worden opgevraagd.

Gegevens benodigd voor aanvraag garantstellingsovereenkomst

Beoogd financieringsbeleid en beschikbare expertise.

Geef aan hoeveel per jaar en in welke doelgroepen men wil financieren met de leningen, welke soort ondernemingen: wat is de levensfase en eventuele focus (type ondernemingen, levensfase, geografische indeling, etc.). Hoe verhoudt dit zich tot de beschikbare deskundigheid en ervaring binnen de organisatie van de financier.

Wat zijn de criteria voor het selecteren van ondernemingen waaraan leningen zullen worden verstrekt.

Beschrijf de marketingstrategie en hoe worden ondernemers benaderd.

Is er sprake van een combinatie/samenwerking met andere partijen en of financiers, zo ja welke? Beschrijf de aard van de samenwerking.

Wordt er een onafhankelijke investeringstoets door de financier uitgevoerd? Hoe verloopt het toetsingsproces (risico-inschatting, doorlichting van vennootschappen)?

Hoe ziet het besluitvormingsproces over de verstrekking van de lening er uit? Beschrijf de fiatteringprocedure.

Hoe ziet het beheer gedurende de looptijd van de lening er uit?

Hoe ziet het bijzonder beheer eruit?

Wat is het track record van uw instelling met betrekking tot de verstrekking van leningen zoals eerder beschreven, mede in termen van volumes, marges, verliezen & voorzieningen. Hoe lang is uw instelling op dit terrein al actief.

Geef aan welke gedragslijn wordt gehanteerd om belangenverstrengeling te voorkomen.

BIJLAGE II

Bijlage 3.6

Model garantstellingsovereenkomst Tijdelijke garantie ondernemingsfinanciering, bedoeld in artikel 3.12g van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Overeenkomst tussen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2. ...., hierna te noemen de financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. bank:

een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen;

c. lening:

een al dan niet achtergestelde lening van geld door een financier aan een ondernemer, welke lening:

  • al dan niet door enige vorm van zekerheid is gedekt,

  • niet converteerbaar is en

  • is afgesloten met de afspraak dat een gedeelte van de rente vast is en een gedeelte van de rente flexibel is en gekoppeld is aan Euribor, met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten;

d. liquiditeitsopslag:

een door een financier aan een ondernemer in rekening gebracht percentage van de lening, waarvan de hoogte gelijk is voor alle door de desbetreffende financier op dezelfde dag afgesloten of af te sluiten leningen met dezelfde looptijd. Indien een dergelijk percentage niet beschikbaar is, zal in overleg met de financier een ander redelijk, transparant en verifieerbaar percentage worden vastgesteld.

e. waarde van een lening:

het nog niet afgeloste deel van de lening;

f. ondernemer:

een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of een vennootschap die een onderneming in stand houdt wier activiteiten niet in overwegende mate betrekking hebben op:

  • landbouw, visserij en aquacultuur, met uitzondering van toelevering en dienstverlening;

  • onroerend goed, met uitzondering van bemiddeling;

  • de financiële sector voor zover de ondernemer het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uitoefent, of een participatiemaatschappij heeft;

  • de gezondheidszorg, voor zover de onderneming een aanbieder is als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet marktordening gezondheidszorg;

g. groep:

een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

  • a. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

    • 1°. meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

    • 2°. volledig aansprakelijk vennoot is van, of

    • 3°. overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

  • b. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

h. financier:

een bank.

Artikel 2 Garantstelling

  • 1. De Staat stelt zich tegenover de financier garant voor 50% van de waarde van door de financier verstrekte leningen, voor welke garantstelling de financier een provisie is verschuldigd.

  • 2. De garantie wordt verleend voor de duur van deze leningen met een maximum van acht jaar.

  • 3. De garantstelling heeft alleen betrekking op leningen

    • a. die worden verstrekt overeenkomstig de in artikel 3 genoemde voorwaarden;

    • b. die onder de garantstelling zijn gebracht overeenkomstig de procedure van artikel 4;

  • 4. Indien de financier bij de verstrekking van een lening een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, is deze overeenkomst slechts van toepassing op het gedeelte van de lening dat onder de garantstelling is gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 3 Randvoorwaarden lening

Een lening aan een ondernemer kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming van de ondernemer zijn bevredigend;

  • b. in de voorafgaande periode van twaalf maanden zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;

  • c. de verstrekking van de lening dient niet ter vervanging van eerder aan de ondernemer verschaft krediet of risicokapitaal;

  • d. de waarde van de lening die aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt bedraagt niet minder dan € 1.500.000 en niet meer dan € 50.000.000;

  • e. bij of in verband met het verstrekken van de lening verstrekt de financier geen andere goederen dan geld;

  • f. de lening draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • g. de ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:

    • 1°. inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • 2°. toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • 3°. anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen.

Artikel 4 Aanmelding en toetsing

  • 1. De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van een lening met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de ontwerp-leningsovereenkomst en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2. Indien de verstrekking van de lening naar het oordeel van de Staat voldoet aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden, geldt de garantstelling op grond van deze overeenkomst voor deze lening. De Staat bericht hierover de financier binnen drie weken na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang, duur en provisie van de garantie. De minister kan, in afwijking van het voorstel van de financier, een hoger tarief van de provisie vaststellen indien de door de financier voorgestelde provisie, zoals bedoeld in artikel 6.1, naar het oordeel van de Minister te laag is in relatie tot het risico.

  • 3. De garantie wordt afgegeven onder de opschortende voorwaarde dat een dienovereenkomstige, door partijen gesloten overeenkomst aan de Staat wordt overgelegd en dat ook dan wordt voldaan aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden. De Staat bericht hierover de financier binnen 35 dagen na ontvangst van de gesloten overeenkomst onder vermelding van de omvang en duur van de garantie.

Artikel 5 Verplichtingen beheer

  • 1. De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd voor het verstrekken, beheren en vervreemden van leningen, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 2. De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het verstrekken, beheren of vervreemden van leningen zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid.

  • 3. De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken, beheren of vervreemden van leningen en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn.

  • 4. De financier draagt zorg voor een integere bedrijfsvoering en neemt in dat verband de noodzakelijke maatregelen om onder meer strafbare handelingen, verstrengeling van tegenstrijdige belangen en afhankelijkheid van de financier van bepaalde vennoten, aandeelhouders of andere betrokkenen te voorkomen.

  • 5. De financier staat er voor in dat aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders en beheerders van de financier en andere zijdens de financier betrokkenen alleen medewerking verlenen aan verstrekkingen van risicokapitaal en krediet door een ander dan de financier aan een onderneming waaraan de financier een gegarandeerde lening heeft verstrekt, indien een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder deze verstrekkingen zou hebben gedaan in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 6. De financier komt met een ondernemer aan wie een gegarandeerde lening is verstrekt slechts een wijziging van het aflossingsschema overeen na voorafgaande toestemming van de Staat, tenzij deze betrekking heeft op een versnelde aflossing of op een gehele of gedeeltelijke opschorting van de aflossingen gedurende ten hoogste vier aaneengesloten kwartalen die niet is voorafgegaan door een eerdere opschorting van de aflossingen.

  • 7. De Staat verleent de in het zesde lid bedoelde toestemming indien aannemelijk is dat:

    • a. de ondernemer niet in staat is te voldoen aan het bestaande aflossingsschema;

    • b. adequate maatregelen worden genomen ter verbetering van de liquiditeit van de onderneming en rekening houdend met het belang van rentabiliteit en continuïteit van de onderneming;

    • c. rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 8. De Staat kan op verzoek van de financier besluiten om de afdracht van de provisie, bedoeld in artikel 6.1, op te schorten in geval dat:

    • a. er voor de financier geen mogelijkheden meer zijn om de renteverplichtingen te incasseren bij de ondernemer; en

    • b. aannemelijk is dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de verplichtingen van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 9. De financier vervreemdt de lening slechts na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 10. De financier verleent slechts gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit de leningovereenkomst, uit hoofde waarvan de gegarandeerde lening is verstrekt, na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 11. De financier brengt slechts wijzigingen aan in de leningovereenkomst van de lening na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat kan toestemming geven indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

Artikel 6 Financiële verplichtingen

  • 1. De financier is een door de Minister vastgestelde provisie verschuldigd voor de garantie op leningen die overeenkomstig de procedure van artikel 4 onder de garantstelling zijn gebracht. Het tarief van de provisie voor de garantie op de verstrekte lening wordt berekend door alle door de financier over het gegarandeerde deel van de lening ontvangen inkomsten te verminderen met:

    • a. een kwart procent per jaar voor beheerskosten,

    • b. Euribor zoals opgenomen in de kredietofferte aan het te financieren bedrijf vermeerderd met een liquiditeitsopslag en

    • c. de afsluitprovisie.

  • 2. Indien de financier een hogere rating heeft dan A, wordt de liquiditeitsopslag vermeerderd met het verschil tussen het percentage uit de regeling voor staatsgaranties voor de uitgifte van schuldpapier van banken voor banken met een rating A en de werkelijke rating van de financier.

  • 3. Indien de afsluitprovisie meer bedraagt dan 0,5 procent van de lening, wordt het meerdere toegevoegd aan de in het eerste lid, aanhef, genoemde inkomsten.

  • 4. Per kwartaal wordt een vierde deel van de periodieke provisie, bedoeld in het eerste lid, bij de financier in rekening gebracht, uitgaand van de waarde van de leningen op de eerste dag van het kwartaal.

  • 5. De verschuldigde provisie, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van eenmalige inkomsten, wordt met de financier vereffend op het moment dat deze inkomsten door de financier bij de ondernemer in rekening worden gebracht.

  • 6. Indien een lening waarvoor een garantie is verstrekt, gedeeltelijk vervroegd wordt afgelost, wordt de provisie overeenkomstig het door de financier in de kredietofferte aan het bedrijf genoemde aflossingsschema betaald.

  • 7. Indien een lening waarvoor een garantie is verstrekt, geheel vervroegd wordt afgelost, wordt de te betalen provisie volledig betaald bij de beëindiging van de garantstelling.

  • 8. De in het tweede lid bedoelde provisie is verschuldigd voor de duur van de garantie of zoveel korter als zich één van de in artikel 8, eerste lid, genoemde omstandigheden voordoet.

  • 9. Indien de lening wordt afgestoten om verlies op die lening in de zin van artikel 8, eerste lid, te beperken, kan de minister op verzoek van de financier de over de resterende termijn verschuldigde provisie geheel of gedeeltelijk kwijtschelden indien sprake is van klemmende redenen, gelegen in het belang van de onderneming van de ondernemer.

Artikel 7 Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen

  • 1. De financier draagt er voor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen en van ander kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt.

  • 2. De financier informeert de Staat binnen acht weken nadat de desbetreffende gebeurtenis heeft plaatsgevonden schriftelijk over wezenlijke wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de financier en over wijzigingen ten aanzien van gegarandeerde leningen, waaronder

    • a. een aflossing van een lening, tenzij deze aflossing overeenkomt met een aflossingsschema waarover de Staat eerder is geïnformeerd;

    • b. een wijziging van de looptijd van een lening.

  • 3. De financier verstrekt de Staat jaarlijks zijn jaarverslag.

  • 4. Desgevraagd verstrekt de financier de Staat gegevens en bescheiden over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen en van ander kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt, en de jaarrekeningen van de ondernemingen waaraan kapitaal is verstrekt, vergezeld van desbetreffende accountantsverklaringen als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een mededeling waarom deze ontbreekt, en van de bijbehorende toelichtingen voor het bestuur van de onderneming.

  • 5. De financier doet onverwijld mededeling aan de Staat van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 8 Reikwijdte garantie

  • 1. De financier kan een beroep doen op de garantie indien zij op een gegarandeerde lening verlies lijdt:

    • a. bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van de lening;

    • b. door gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de lening door de financier;

    • c. door het onvermogen van de ondernemer om de lening af te lossen;

    • d. als gevolg van een faillietverklaring, een surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de ondernemer waaraan de lening is verstrekt;

    • e. bij een in kracht van gewijsde gegane homologatie van een akkoord na de faillietverklaring, na de verlening van surséance van betaling of na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de ondernemer waaraan de lening is verstrekt;

    • f. indien de ondernemer een rechtspersoon is, bij ontbinding van de rechtspersoon.

  • 2. De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de onderneming zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan, mits de financier hieraan op enigerlei wijze medewerking heeft verleend.

  • 3. Bij verlies ingevolge vervreemding van een lening geldt de garantie alleen indien de vervreemding:

    • a. de Staat desgevraagd met vervreemding heeft ingestemd;

    • b. gebeurt tegen een prijs die past in het voeren van een actief en winstgericht beleid;

    • c. voor zover de financier daarbij de lening geheel of voor een deel overdraagt aan één van zijn aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders, beheerders of andere betrokkenen, gebeurt tegen een prijs die is gebaseerd op een taxatie van twee onafhankelijke deskundigen, dan wel gepaard gaat met vervreemding van ten minste een derde deel van de lening aan onafhankelijke derden.

  • 4. Bij verlies ingevolge gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een lening geldt de garantie alleen indien de kwijtschelding noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 5. Als onvermogen van de ondernemer om de lening af te lossen, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt aangemerkt de situatie waarin

    • a. de ondernemer niet in staat is te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen;

    • b. aannemelijk is dat de ondernemer in de eerstvolgende jaren niet in staat zal zijn te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen; en

    • c. aannemelijk is dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 6. Verlies als gevolg van faillietverklaring, een verlening van surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder d, wordt aanwezig geacht

    • a. voor zover aannemelijk is dat de financier bij het einde van het faillissement, van de surséance onderscheidenlijk van de toepassing van de schuldsaneringsregeling een verlies als bedoeld in het achtste lid zal leiden;

    • b. mits aannemelijk is dat rekening is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 7. De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien de financier tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van deze overeenkomst of indien de financier niet kan aantonen die maatregelen te hebben genomen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder zou hebben genomen in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 8. Het verlies wordt berekend op basis van de waarde van de lening of, indien het verlies slechts op een deel van de lening is geleden, het hiermee overeenkomende deel van die waarde, in een voorkomend geval verminderd met:

    • a. in geval van vervreemding: de prijs waarvoor die vervreemding heeft plaatsgevonden;

    • b. in geval van ontbinding: de liquidatie-uitkering; of

    • c. in geval van homologatie van een akkoord als bedoeld in het eerste lid, onder e, de in het kader van het akkoord voor de lening verrichte uitkering.

  • 9. Indien de financier meermalen gegarandeerde leningen aan een ondernemer heeft verstrekt en slechts op een deel daarvan verlies lijdt, wordt het verlies geacht te zijn geleden op de lening dat de financier het eerst heeft verstrekt.

  • 10. Indien de financier aan een ondernemer leningen heeft verstrekt die slechts ten dele onder de garantstelling zijn gebracht en slechts op een deel daarvan verlies lijdt, wordt het verlies, onverminderd het zesde lid, naar rato toegerekend aan de leningen die onder de garantstelling zijn gebracht.

Artikel 9 Inroepen van garantie en toetsing

  • 1. De financier verzoekt de Staat binnen zes maanden nadat zich de in artikel 8, eerste lid, bedoelde situatie heeft voorgedaan om betaling op grond van de garantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de vervreemdingsovereenkomst, de inschrijving in het register van de ontbinding van de rechtspersoon of van de in artikel 8, eerste lid, onder c, bedoelde akkoorden en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2. Indien naar het oordeel van de Staat sprake is van een verlies als bedoeld in artikel 8, maakt de financier aanspraak op betaling van 50% van het geleden verlies, tenzij de financier in gebreke is gebleven bij de naleving van deze overeenkomst.. De Staat bericht hierover de financier binnen dertien weken na ontvangst van het betalingsverzoek onder vermelding van het te betalen bedrag.

Artikel 10 Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer PM PMxxxxx bij de ---bank, ten name van SenterNovem, onder vermelding van het PM PM---nummer.

Artikel 11 Overdracht van garantie

  • 1. Overdracht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van de garantie op de lening is uitsluitend mogelijk na goedkeuring door de minister.

  • 2. Toestemming door de minister voor de overdracht vindt uitsluitend plaats indien de overdracht plaatsvindt met het oogmerk de lening beleenbaar te maken.

  • 3. De minister kan voorwaarden verbinden aan de goedkeuring.

  • 4. Verlies ontstaan als gevolg van overdracht, bedoeld in het eerste lid, kan niet gerekend worden tot verlies als bedoeld in artikel 8.

Artikel 12 Terugvordering en navordering

  • 1. Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra blijkt dat de financier zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat de Staat op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft.

  • 2. Indien vanwege een verlies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c of d, een uitkering op grond van de garantie heeft plaatsgevonden, is de financier verplicht 50% van de aflossingen die na de uitkering worden verricht, uit te betalen aan de Staat.

Artikel 13 Opzegging

  • 1. De Staat is gerechtigd deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien

    • a. de financier tekort schiet bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst;

    • b. ten aanzien van de financier een verzoek bij de rechtbank is ingediend tot verlening van surseance van betaling, een verzoek tot faillietverklaring of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;

    • c. de financier, in geval deze rechtspersoonlijkheid heeft, is ontbonden;

    • d. de bepalingen in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 in de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen niet langer verenigbaar zijn met de regels van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van staatssteun.

  • 2. Een opzegging op grond van het eerste lid, onder a, geschiedt uitsluitend nadat de Staat de financier op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 3. Een opzegging in verband met de in het eerste lid, onder d, bedoelde omstandigheid heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van verstrekkingen van leningen die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht.

  • 4. Een opzegging heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van verstrekkingen van leningen die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht, indien overdracht verplichtingen, bedoeld in artikel 11, van toepassing is.

Artikel 14 Geschillen

  • 1. Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

  • 2. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 15 Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 1 gemelde partij worden gericht aan

    Ministerie van Economische Zaken,

    SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

    Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 2 gemelde partij worden gericht aan

    .....

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1. ...

  • 2. ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Algemeen

De kredietcrisis leidt tot knelpunten in de financiering van bedrijven. Banken hebben aanzienlijk minder middelen beschikbaar voor kredietverlening. Ook voor gezonde bedrijven wordt financiering in toenemende mate bemoeilijkt, met alle negatieve gevolgen van dien voor investeringen en soms voor de continuïteit. Met betrekking tot MKB-bedrijven kent Nederland reeds garantieregelingen waarvan de maximale garantie per bedrijf € 1,5 mln respectievelijk € 2,5 mln bedraagt. Het blijkt echter dat ook voor grotere bedragen en voor grotere bedrijven vergelijkbare financieringsknelpunten bestaan.

Daarom is besloten om ook voor die bedrijven en voor MKB- bedrijven voor grotere bedragen een tijdelijk garantieregeling in het leven te roepen. Daarbij is voortgebouwd op de Groeifaciliteit, een kostendekkende regeling voor risicokapitaal ten behoeve van MKB-bedrijven.

De structuur van die regeling is gekopieerd. Daarbij zijn de volgende kernelementen overgenomen:

er wordt 50% garantie verleend;

de ‘fresh money’ eis geldt: geen vervanging van bestaande niet gegarandeerde financiering door een wel gegarandeerde financiering. Van geval tot geval zal worden bezien of daarvan sprake is;

er worden alleen garanties aan bedrijven verleend met voldoende rentabiliteits- en dientengevolge continuïteitsperspectief. Met deze voorwaarde wordt beoogd dat de garantiestelling uitsluitend ten goede komt aan in de kern gezonde ondernemingen. Hiermee wordt uitgesloten dat een garantie wordt verstrekt aan verlieslijdende ondernemingen of ondernemingen die in financiële moeilijkheden verkeren zonder aantoonbaar toekomstperspectief;

de beoordeling vindt vooraf plaats. De beoordelingsstructuur (of systematiek) wordt aangepast aan de grotere omvang van de garanties door de instelling van een kredietadviescommissie;

er wordt een kostendekkende premie in rekening gebracht.

De regeling geldt zowel voor MKB-bedrijven als niet MKB-bedrijven Daarbij is de garantie gemaximeerd op € 25 mln. Verder zijn garanties op aandelen uitgesloten. De regeling staat alleen open voor banken. Onder deze regeling kunnen behalve achtergestelde leningen ook niet achtergestelde leningen worden gebracht, al dan niet met zekerheden.

Gezien de aard en opzet van de regeling (o.a. ook grotere bedragen en grotere bedrijven) is de systematiek van een vaste risicopremie zoals die nu in de Groeifaciliteit wordt gehanteerd, niet adequaat, ook al vanwege staatsteunkaders. Om tot een kostendekkende, marktconforme opzet te komen wordt de vergoeding die banken aan de Nederlandse overheid verschuldigd zijn om een garantie te verkrijgen op basis van de systematiek, genoemd in artikel 3.12j, vastgesteld.

Voor de regeling, die in principe loopt tot 1 maart 2010, is in totaal een garantiebudget van € 1,5 mrd beschikbaar gesteld, waarvan € 1 mrd voor 2009.

2. Staatssteun

De hoofdlijnen van de regeling zijn aan de Europese Commissie voorgelegd. Deze heeft geconstateerd dat op basis van de door de Nederlandse overheid voorgelegde informatie de regeling geen staatssteun bevat.

3. Administratieve lasten

Omdat voor de tijdelijke uitbreiding de structuur van de Groeifaciliteit is gekopieerd, is de regeling qua administratieve lasten vergelijkbaar met de Groeifaciliteit. Aangenomen wordt dat de kosten als percentage van de verleende garanties zullen dalen vanwege de volgende factoren:

de banken die aan de Groeifaciliteit deelnemen zullen tevens aan de tijdelijke uitbreiding deelnemen. Dat betekent dat niet opnieuw een aanvraag gedaan hoeft te worden tot toetreding tot de regeling;

gezien de korte looptijd van de regeling zullen geen budgetten behoeven te worden aangevraagd.

Een belangrijk verschil met de bestaande Groeifaciliteit is dat niet met een vaste premie wordt gewerkt. Dit is noodzakelijk op grond van de staatssteunregels van de Europese Commissie. De nu gekozen oplossing sluit aan bij de interne informatiestromen bij de bank. Mede uit het oogpunt van beperken van administratieve lasten is gekozen voor deze oplossing in plaats van het laten maken van ratings van het risico dat de lening oplevert.

4. Financiële paragraaf

Het risico dat een garantie op grond van de uitbreiding van de Groeifaciliteit wordt aangesproken en de Staat schade zal lijden, wordt een percentage van de uitstaande garanties. Er wordt van uitgegaan dat de schade niet groter zal zijn dat aan provisies wordt ontvangen. Dit is een vereiste van de Europese Commissie. De provisies zullen worden gestort in een interne reserve bij het Ministerie van Financiën. Hieruit kunnen eventuele schades beter worden opgevangen.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, B en D

Teneinde de tijdelijke uitbreiding van de groeifaciliteit in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen onder te brengen, is de bestaande groeifaciliteit in een aparte paragraaf 2 van hoofdstuk 3 ondergebracht. De uitbreiding zelf is in paraaf 3 ondergebracht. In een nieuwe paragraaf 1 zijn de algemene bepalingen opgenomen. In paragraaf 4 zijn de bepalingen over formulieren voor paragrafen 2 en 3 te vinden.

Artikel I, onderdeel C

Door middel van dit artikel is een aantal correcties doorgevoerd in de bestaande Groeifaciliteit.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 3.12a

Dit artikel bevat onder andere de definitie van het begrip `lening’. Hieruit volgt dat de definitie van achtergestelde lening, zoals opgenomen in artikel 3.1, niet opgaat voor paragraaf 3. Dit hangt samen met de wijzigingen die binnen paragraaf 3 mogelijk zijn gemaakt. Subsidieverlening aan een bank is bijvoorbeeld niet alleen meer mogelijk in de vorm van een garantie op een achtergestelde lening maar ook op een niet achtergestelde lening. Daarnaast kan die lening al dan niet door enige vorm van zekerheid zijn gedekt. Door middel van het tweede lid is bepaald dat onder het begrip financier in paragraaf 3 alleen banken vallen. Zowel het begrip financier als het begrip bank zijn in het Kaderbesluit EZ-subsidies gedefinieerd.

Artikel 3.12b

Dit artikel bevat de kern van de tijdelijke uitbreiding van de Groeifaciliteit die in een nieuwe paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen is ondergebracht. Hierin wordt bepaald dat een bank subsidie kan ontvangen in de vorm van een garantstelling voor terugbetaling van een lening die de bank op grond van een overeenkomst aan een ondernemer heeft verstrekt voor de duur van de overeenkomst. Deze mag voor maximaal acht jaar zijn overeengekomen. Aangezien de tijdelijke uitbreiding gericht is op het mitigeren van de gevolgen van de kredietcrisis, zal het financieringen betreffen die gemiddeld tot circa 4 jaar zullen lopen. Indien bij het aflopen van de garantieperiode een bedrijf niet in staat is terug te betalen, staat de bank voor de keus om of de lening op te zeggen en aanspraak te maken op de garantie, of om voor eigen risico, zonder garantie, met de lening aan het bedrijf door te gaan. Om te voorkomen dat in deze gevallen de bank voor opzegging kiest teneinde nog aanspraak te kunnen maken op de garantie en te bevorderen dat de nog aanwezige kansen voor het bedrijf om er bovenop te komen benut worden, dient de maximale garantieperiode voldoende lang te zijn. Wat betreft deze tijdelijke regeling wordt verwacht dat de doorsnee lening die onder de garantie wordt gebracht een looptijd heeft van maximaal 4 jaar. Als na 4 jaar er terugbetalingsproblemen zijn heeft het bedrijf dan nog 4 jaar de tijd om de zaken weer op orde te brengen. Dit is in het voordeel van het gefinancierd bedrijf, de overheid en de betrokken bank.

Artikel 3.12c

Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 3.3 van de Groeifaciliteit (thans in paragraaf 2 opgenomen) en aangepast in verband met de verbreding in de tijdelijke uitbreiding met niet MKB-bedrijven.

Artikel 3.12d

Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 3.4 van de Groeifaciliteit (thans in paragraaf 2 opgenomen) en aangepast in verband met de ruimere mogelijkheden van de tijdelijke uitbreiding.

Artikel 3.12e

Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 3.5 van de Groeifaciliteit (thans in paragraaf 2 opgenomen) en aangepast in verband met de ruimere mogelijkheden van de tijdelijke uitbreiding. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de hoogte van de lening.

Artikel 3.12f

Dit is het enige artikel waarin een verwijzing naar een reeds bestaand artikel uit hoofdstuk 3 staat. De verwijzing heeft betrekking op de adviescommissie zoals ingesteld op grond van artikel 3.6. Om te voorkomen dat herhaling van de tekst van dat artikel plaatsvindt is opgenomen dat die Commissie, naast haar taken die reeds in artikel 3.6 vastgesteld zijn, ook de taak heeft om de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor aanvragen om garantstellingsovereenkomsten, bedoeld in de artikelen 22 en 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, in het kader van paragraaf 3.

Naast de adviescommissie Groeifaciliteit is voor paragraaf 3 een tweede adviescommissie van belang: de Kredietcommissie. Deze heeft de taak om de minister desgevraagd ten aanzien van de individuele aanvragen om garantstelling te adviseren.

Artikel 3.12g

In dit artikel is opgenomen dat in bijlage 3.6 een model is opgenomen voor een garantstellingsovereenkomst ten aanzien van leningen. Dit is het model dat moet worden gebruikt in het kader van de tijdelijke uitbreiding van de Groeifaciliteit.

Artikel 3.12h

Dit artikel bepaalt dat er in het kader van de tijdelijke uitbreiding van de Groeifaciliteit sprake is van een `wie het eerst komt, eerst maalt’ systeem, totdat het budget uitgeput is.

Artikel 3.12j
Eerste lid

De bank draagt aan de overheid over het gegarandeerde deel van de lening alle vergoedingen af die de bank aan het bedrijf in rekening brengt minus de kosten van funding en de kosten van het afsluiten en beheren van de lening.

Alle andere inkomsten van de bank, zoals een hoger dan nominale terugbetaling, worden 50–50 verdeeld.

Voor de fundingkosten wordt uitgegaan van de kosten die de banken hiervoor zelf maken in de vorm van Euribor plus een liquiditeitsopslag. Deze liquiditeitsopslag kan per bank en per lening verschillen en is gelijk aan de liquiditeitsopslag die de betreffende bank hanteert voor leningen met dezelfde looptijd die op diezelfde dag worden afgesloten, zonder gebruikmaking van de regeling. In het geval op die dag geen leningen zonder gebruikmaking van de regeling worden afgesloten, zal de liquiditeitsopslag worden bepaald aan de hand van de liquiditeitsopslagen van de aangrenzende dagen. In het geval dat de bank geen redelijke,liquiditeitsopslag kan verstrekken die goed inzichtelijk is voor de Staat en achteraf verifieerbaar is, zal teruggevallen worden op de premie die het ministerie van Financiën in rekening brengt voor de regeling voor staatsgaranties voor de uitgifte van schuldpapier van banken van 21 oktober 2008. Uitvloeisel van deze keuze is dat slechts roll over leningen mogelijk zijn in het kader van deze regeling. Bij roll over leningen wordt gewerkt met een rente die voor een deel variabel is (gekoppeld aan Euribor rente) en voor een deel vast. Voor de kosten van beheer van leningen wordt uitgegaan van een forfaitair percentage. Dit wordt op ¼% per jaar gesteld. Een eventueel door de bank met kredietnemer eenmalig overeengekomen afsluitprovisie komt tot een maximum van een half procent van de hoofdsom van de lening geheel toe aan de bank. Eventueel meer bedongen afsluitprovisie wordt tot de inkomsten van de bank uit de lening gerekend en valt evenals die andere inkomsten voor 50% aan de Staat toe.

Een voorbeeld ter verduidelijking:

Stel:

de fundingkosten zijn 4%;

de rente die aan bedrijf in rekening wordt gebracht is 7%;

de afsluitprovisie is 2%;

de aflossing door het bedrijf wordt op 105% gesteld.

In dit geval ontvangt de overheid per jaar 2,75% over het gegarandeerde deel van de lening (7% rente – 4% fundingkosten – 0,25% forfaitaire beheerskosten). Daarnaast ontvangt de overheid eenmalig: bij afsluiten 1,50% (2% in rekening gebrachte afsluitprovisie – 0,5% die voor rekening van de bank komen) en bij aflossing 5% over het gegarandeerde deel van de lening.

Tweede lid

Op de liquiditeitsopslag wordt een correctie toegepast ontleend aan de regeling voor staatsgaranties voor de uitgifte van schuldpapier van banken voor banken. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan het bezwaar dat banken met een goede positie ten aanzien van hun funding meer moeten afdragen aan de staat dan banken met een ongunstige positie ten aanzien van funding.

Vierde lid

In bepaalde gevallen kan de hoogte van de premie zoals die wordt vastgesteld volgens de beide eerste leden van dit artikel naar het oordeel van de minister niet in verhouding staan tot het risico of tot een evenwichtige verdeling van risico’s en premie tussen bank en overheid. Dat laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de bank naast de gegarandeerde lening ook andere financieringen verstrekt. In dat geval zou de bank de gelegenheid hebben de aan het bedrijf te verstrekken gegarandeerde lening te laag te prijzen in relatie tot het risico en dat op een ander deel van de financiering te compenseren. In zulk soort gevallen zal slechts een garantie verleend worden indien de bank akkoord gaat met een voorstel van de minister voor een hogere premie.

Artikel I, onderdeel F

Voor de tijdelijke uitbreiding van de groeifaciliteit dient een bank eerst een aanvraag om een garantstellingsovereenkomst in te dienen. Dit gebeurt met bijlage 3.5. Daarna kan tussen die bank en de Staat een garantstellingsovereenkomst worden gesloten. Hiervoor wordt bijlage 3.6 gebruikt. Dit is bepaald in artikel 3.12g. Vervolgens dient de bank aanvragen om (individuele) garantstellingen in. Dit vindt plaats middel het formulier opgenomen in bijlage 3.7. Deze volgorde blijkt uit artikel 3.12i waarin staat dat de minister een aanvraag om garantstelling afwijst indien de bank geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten of geen aanvraag voor het sluiten van een garantstellingsovereenkomst heeft ingediend.

Artikel II

Dit artikel wijzigt de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009. Dat is de regeling waar alle openstellingsdata en alle subsidieplafonds van de EZ-subsidieregelingen in opgenomen zijn. De regeling bevat een tabel met een rij per subsidiemogelijkheid. Aangezien met de wijzigingen zoals opgenomen onder artikel I een nieuwe subsidiemogelijkheid in het leven is geroepen, is een nieuwe rij in de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 toegevoegd.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven