De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 2.30, vierde lid,
van de Mediawet 2008 en artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen;
Besluit:
ARTIKEL I
De Mediaregeling 2008 wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt aan het slot
ingevoegd: bij het Commissariaat.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin
toegevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de
aanvraag voor erkenning van een educatieve media-instelling als bedoeld in
artikel 2.28 van de wet.
B
Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 3a Inrichting aanvraag erkenning
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bevat
voor zover beschikbaar de opgave van het door het Commissariaat vastgestelde
aantal leden van de omroepvereniging.
2. Een aanvraag gaat vergezeld van vier kopieën.
C
Na artikel 13 wordt een nieuw artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 13a Indiening begroting
De stichting Stimuleringsfonds Nederlandse culturele
mediaproducties, genoemd in artikel 2.125 van de wet, dient jaarlijks vóór 15 september een begroting in.
D
Na artikel 18 wordt een nieuw hoofdstuk
ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 4A. COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA
Artikel 18a Indiening begroting
Het Commissariaat dient jaarlijks vóór 15 september een
begroting in.
E
Na artikel 25 wordt een nieuw artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 25a Indiening begroting
Het Stimuleringsfonds dient jaarlijks vóór 15 september een
begroting in.
F
Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden:
Hoofdstuk 6. Slot- en overgangsbepalingen.
G
In hoofdstuk 6 wordt een nieuw artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 25b Indiening aanvraag voor erkenningperiode
2010–2015
In afwijking van artikel 3, eerste lid, dienen de
omroepverenigingen en de educatieve media-instelling, bedoeld in artikel 2.28
van de wet, de aanvraag voor een erkenning of voorlopige erkenning, bedoeld in
artikel 2.30 van de wet, voor de erkenningperiode die begint op 1 september
2010, in het tijdvak 27 juli tot en met 31 juli 2009 in bij het
Commissariaat.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Artikel I, onderdeel A
In het eerste lid van artikel 3 is verzuimd het tijdstip van
indiening van een aanvraag om erkenning van een instelling als educatieve
omroepinstelling te regelen. Voor een dergelijke aanvraag geldt hetzelfde
tijdstip als voor een aanvraag om (voorlopige) erkenning als omroepvereniging.
Die omissie wordt hersteld.
Aanvragen om een (voorlopige erkenning) worden ingediend bij het
Commissariaat voor de Media zoals dat van oudsher het geval is geweest. Op
grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zendt het
Commissariaat de aanvragen onmiddellijk door aan de minister die een beslissing
op de aanvragen neemt.
Artikel I, onderdeel B
Het eerste lid van het nieuwe artikel 3a sluit aan op het
voorschrift van artikel 2.27, eerste lid, van de Mediawet 2008 waarin is
vastgelegd dat de ledentelling plaatsvindt op een door de minister vast te
stellen peildatum. Voor de erkenningperiode 2010–2015 is de peildatum
vastgesteld op 1 april 2009. Er van uitgaande dat de ledentelling
overeenkomstig de bestaande praktijk is afgerond voordat de aanvragen worden
ingediend, wordt het door het Commissariaat voor de Media vastgestelde aantal
leden in de aanvraag vermeld.
Verder bevat artikel 3a het voorschrift dat een aanvraag vergezeld
gaat van vier kopieën. Deze kopieën zijn bestemd voor de minister en voor de
adviseurs, te weten het Commissariaat voor de Media, de raad van bestuur van de
NPO en de Raad voor cultuur.
Artikel I, onderdelen C tot en met E
De stichting Stimuleringsfonds Nederlandse culturele
mediaproducties, het Commissariaat voor de Media en het Stimuleringsfonds voor
de pers zijn zelfstandige bestuursorganen. Zij moeten op grond van artikel 26
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen jaarlijks een begroting bij de
verantwoordelijke minister indienen die daarvoor een datum moet vaststellen.
Bepaald is dat het Commissariaat voor de Media, het Stimuleringsfonds
Nederlandse culturele mediaproducties en het Stimuleringsfonds voor de pers hun
begroting vóór 15 september indienen. Daarmee lopen deze instellingen in de pas
met de landelijke publieke mediadienst, de Wereldomroep, het Muziekcentrum voor
de omroep en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid die de begrotingen
ook vóór 15 september moeten indienen. Voor alle instellingen die in de
Mediawet 2008 zijn gereguleerd, is dan een uniforme datum bepaald.
Artikel I, onderdelen F en G
Op 1 september 2010 gaat de nieuwe erkenningperiode in. De
procedure voor de erkenningverlening zal, mits de Tweede en Eerste Kamer hun
instemming met het wetsvoorstel betuigen, voor de nieuwe omroepverenigingen
worden uitgevoerd op basis van de nieuwe regels zoals die na de
inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in
verband met onder meer de erkenning en financiering van de publieke omroep
(Erkenningenwet; Kamerstukken II 2008–2009,
31 804, nr. 2)
komen te luiden. Het streven is dat dat wetsvoorstel voor het zomerreces van
2009 wordt afgerond en in het Staatsblad wordt gepubliceerd, zodat aanvragers
om een voorlopige erkenning rekening kunnen houden met de nieuwe regels. Het is
om die reden nodig de datum van indiening van de aanvragen voor de nieuwe
erkenningperiode enigszins op te schuiven, zodat de tijd tot aan het zomerreces
volledig kan worden benut om het wetsvoorstel af te ronden en de aanvragers in
geval van inwerkingtreding van het wetsvoorstel voor 27 juli 2009 in de
gelegenheid zijn hun aanvragen dienovereenkomstig in te richten.
Aanvragen kunnen alleen in de aangegeven periode worden ingediend.
Dat voorkomt voortijdige indiening. De uiterste datum van indiening van de
aanvragen (31 juli 2009) past nog in het tijdschema dat voorziet in
besluitvorming over de aanvragen uiterlijk 31 december 2009.
De Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H.A. Plasterk.