Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 februari 2009, nr. WJZ/100941 (8249), tot wijziging van de Mediaregeling 2008

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.30, vierde lid, van de Mediawet 2008 en artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Mediaregeling 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt aan het slot ingevoegd: bij het Commissariaat.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag voor erkenning van een educatieve media-instelling als bedoeld in artikel 2.28 van de wet.

B

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a Inrichting aanvraag erkenning

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bevat voor zover beschikbaar de opgave van het door het Commissariaat vastgestelde aantal leden van de omroepvereniging.

  • 2. Een aanvraag gaat vergezeld van vier kopieën.

C

Na artikel 13 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a Indiening begroting

De stichting Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties, genoemd in artikel 2.125 van de wet, dient jaarlijks vóór 15 september een begroting in.

D

Na artikel 18 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A. COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA

Artikel 18a Indiening begroting

Het Commissariaat dient jaarlijks vóór 15 september een begroting in.

E

Na artikel 25 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a Indiening begroting

Het Stimuleringsfonds dient jaarlijks vóór 15 september een begroting in.

F

Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden: Hoofdstuk 6. Slot- en overgangsbepalingen.

G

In hoofdstuk 6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25b Indiening aanvraag voor erkenningperiode 2010–2015

In afwijking van artikel 3, eerste lid, dienen de omroepverenigingen en de educatieve media-instelling, bedoeld in artikel 2.28 van de wet, de aanvraag voor een erkenning of voorlopige erkenning, bedoeld in artikel 2.30 van de wet, voor de erkenningperiode die begint op 1 september 2010, in het tijdvak 27 juli tot en met 31 juli 2009 in bij het Commissariaat.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A

In het eerste lid van artikel 3 is verzuimd het tijdstip van indiening van een aanvraag om erkenning van een instelling als educatieve omroepinstelling te regelen. Voor een dergelijke aanvraag geldt hetzelfde tijdstip als voor een aanvraag om (voorlopige) erkenning als omroepvereniging. Die omissie wordt hersteld.

Aanvragen om een (voorlopige erkenning) worden ingediend bij het Commissariaat voor de Media zoals dat van oudsher het geval is geweest. Op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zendt het Commissariaat de aanvragen onmiddellijk door aan de minister die een beslissing op de aanvragen neemt.

Artikel I, onderdeel B

Het eerste lid van het nieuwe artikel 3a sluit aan op het voorschrift van artikel 2.27, eerste lid, van de Mediawet 2008 waarin is vastgelegd dat de ledentelling plaatsvindt op een door de minister vast te stellen peildatum. Voor de erkenningperiode 2010–2015 is de peildatum vastgesteld op 1 april 2009. Er van uitgaande dat de ledentelling overeenkomstig de bestaande praktijk is afgerond voordat de aanvragen worden ingediend, wordt het door het Commissariaat voor de Media vastgestelde aantal leden in de aanvraag vermeld.

Verder bevat artikel 3a het voorschrift dat een aanvraag vergezeld gaat van vier kopieën. Deze kopieën zijn bestemd voor de minister en voor de adviseurs, te weten het Commissariaat voor de Media, de raad van bestuur van de NPO en de Raad voor cultuur.

Artikel I, onderdelen C tot en met E

De stichting Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties, het Commissariaat voor de Media en het Stimuleringsfonds voor de pers zijn zelfstandige bestuursorganen. Zij moeten op grond van artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen jaarlijks een begroting bij de verantwoordelijke minister indienen die daarvoor een datum moet vaststellen. Bepaald is dat het Commissariaat voor de Media, het Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties en het Stimuleringsfonds voor de pers hun begroting vóór 15 september indienen. Daarmee lopen deze instellingen in de pas met de landelijke publieke mediadienst, de Wereldomroep, het Muziekcentrum voor de omroep en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid die de begrotingen ook vóór 15 september moeten indienen. Voor alle instellingen die in de Mediawet 2008 zijn gereguleerd, is dan een uniforme datum bepaald.

Artikel I, onderdelen F en G

Op 1 september 2010 gaat de nieuwe erkenningperiode in. De procedure voor de erkenningverlening zal, mits de Tweede en Eerste Kamer hun instemming met het wetsvoorstel betuigen, voor de nieuwe omroepverenigingen worden uitgevoerd op basis van de nieuwe regels zoals die na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en financiering van de publieke omroep (Erkenningenwet; Kamerstukken II 2008–2009, 31 804, nr. 2) komen te luiden. Het streven is dat dat wetsvoorstel voor het zomerreces van 2009 wordt afgerond en in het Staatsblad wordt gepubliceerd, zodat aanvragers om een voorlopige erkenning rekening kunnen houden met de nieuwe regels. Het is om die reden nodig de datum van indiening van de aanvragen voor de nieuwe erkenningperiode enigszins op te schuiven, zodat de tijd tot aan het zomerreces volledig kan worden benut om het wetsvoorstel af te ronden en de aanvragers in geval van inwerkingtreding van het wetsvoorstel voor 27 juli 2009 in de gelegenheid zijn hun aanvragen dienovereenkomstig in te richten.

Aanvragen kunnen alleen in de aangegeven periode worden ingediend. Dat voorkomt voortijdige indiening. De uiterste datum van indiening van de aanvragen (31 juli 2009) past nog in het tijdschema dat voorziet in besluitvorming over de aanvragen uiterlijk 31 december 2009.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

Naar boven