Regeling van de Minister van Economische Zaken van 21 februari 2009, nr. WJZ/9036966, tot wijziging van de Subsidieregeling sterktes in innovatie en tot wijziging van de regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 4, 9, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, 18, 25 en 44 van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 5.1 wordt in de definitie van een FND-MKB-samenwerkingsverband na ‘uitvoering van een FND-MKB-innovatieproject’ ingevoegd: waarbij ten minste één van de partijen een in Nederland gevestigde MKB-ondernemer is.

B

In artikel 5.8, eerste lid, wordt ‘innovatieproject’ vervangen door: FND-haalbaarheidsproject.

C

Artikel 5.9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, kan de minister op aanvraag subsidie verstrekken aan een niet in Nederland gevestigde deelnemer in een FND-samenwerkingsverband.

D

In artikel 5.10 wordt ‘het FND-MKB-samenwerkingsverband’ vervangen door: het FND-samenwerkingsverband.

E

Artikel 5.19 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, kan de minister op aanvraag subsidie verstrekken aan een niet in Nederland gevestigde deelnemer in een FND-MKB-samenwerkingsverband.

F

In artikel 7.13 wordt ‘op volgorde van rangschikking’ vervangen door: binnenkomst.

G

In artikel 7.14 vervalt: en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 7.17.

H

Artikel 7.17 vervalt.

I

De titel ‘Hoofdstuk 9. Point One Boegbeeld § 1. Begripsbepalingen Point One Boegbeeld’ wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 9. POINT ONE

§ 1. Begripsbepalingen Point One

J

In artikel 9.11 wordt ‘Adviescommissie Boegbeeldprogramma’ vervangen door: Adviescommissie Point One Programma.

K

Artikel 9.14 komt te luiden:

Artikel 9.14

  • 1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate een Point One R&D-project meer bijdraagt aan:

    • a. de doelstellingen van bijlage 9.1;

    • b. een brede betrokkenheid van verschillende partijen bij het Point One R&D-project, met name van MKB-ondernemers;

    • c. de kwaliteit van de samenwerking in het Point One R&D-project met het oog op het bereiken van de Research & Development doelstellingen.

    • d. technologische- en procesinnovatie;

    • e. het duurzaam economisch perspectief, ten minste blijkend uit de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten alsmede het perspectief op arbeidsplaatsen of kennisuitwisseling met human capital.

  • 2. Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria a en b zwaarder dan de criteria c tot en met e.

L

In artikel 9.18, derde lid, wordt ‘€ 5.000.000’ vervangen door: € 25.000.000.

M

In artikel 10.1 wordt voor op alfabetische volgorde ingevoegd:

polymeren innovatieproject:

een innovatieproject bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, dat past binnen bijlage 10.1 en dat wordt uitgevoerd door een polymeren samenwerkingsverband;

polymeren samenwerkingsverband:

een innovatiesamenwerkingsverband, opgericht ten behoeve van de uitvoering van een polymeren innovatieproject bestaande uit ten minste vijf deelnemers, waarvan ten minste twee van de deelnemers in het polymeren samenwerkingsverband in Nederland gevestigde MKB-ondernemers zijn en de andere partijen zijn ofwel ondernemer ofwel onderzoeksorganisatie. Ten minste één van de deelnemende MKB-ondernemers is in Nederland gevestigd.

N

Na artikel 10.14 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4. Polymeren innovatieprojecten

Artikel 10.15

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een polymeren samenwerkingsverband dat een polymeren innovatieproject uitvoert.

Artikel 10.16

De penvoerder is een MKB-ondernemer.

Artikel 10.17
  • 1. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2. De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

  • 3. Het in artikel 5, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedoelde bedrag is € 300.000.

Artikel 10.18

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 10.19

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is vier jaar.

Artikel 10.20
  • 1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de subsidiabele kosten van het polymeren innovatieproject minder dan € 50.000 bedragen;

    • b. er geen daadwerkelijke inbreng van het MKB is;

    • c. het polymeren innovatieproject geen wezenlijke bijdrage levert aan:

      • 1°. de doelstellingen van het Polymeren Innovatie Programma, zoals opgenomen in bijlage 10.1;

      • 2°. technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

      • 3°. het creëren van economische waarde voor de deelnemers in het polymeren innovatieproject en de daarmee samenhangende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie;

    • d. deze wordt ingediend door een overheid of overheidsinstelling, tenzij het een onderzoeksorganisatie betreft.

  • 2. De afwijzingsgrond, genoemd in artikel 23, onderdeel a, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is niet van toepassing.

Artikel 10.21
  • 1. De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

ARTIKEL II

De bij de regeling sterktes in innovatie behorende bijlagen 8.1 en 10.1 worden gewijzigd of vervangen als volgt:

A

De bijlagen 8.1 en 10.1 worden gewijzigd als volgt:

1. In bijlage 8.1 wordt in paragraaf 3, getiteld Complexe specials, in de laatste zin, onder vervanging van ‘en’ door een komma toegevoegd: en Offshore Service Vessels.

2. In bijlage 10.1 wordt ‘Behorende bij de artikelen 10.1 en 10.13’ vervangen door: Behorende bij de artikelen 10.1, 10.13 en 10.20.

B

Bijlage 9.1 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage 1.

ARTIKEL III

De Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 wordt gewijzigd als volgt:

A

In de tabel in artikel 1, derde lid, wordt bij nummer 3.3, Subsidieregeling sterktes in innovatie, IOP’s, groep IPCR, in kolom 5: 15-03 t/m 15-04 en in kolom 6: € 4.000.000 ingevoegd.

B

In de tabel in artikel 1, derde lid, wordt bij nummer 3.15, Subsidieregeling sterktes in innovatie, Point One MKB-projecten, in kolom 5: 01-04 t/m 16-10 en in kolom 6: € 1.000.000 ingevoegd.

C

In de tabel in artikel 1, derde lid, wordt bij nummer 3.16, Subsidieregeling sterktes in innovatie, Point One R&D-projecten, in kolom 5: 02-03 t/m 11-05 en in kolom 6: € 7.000.000 ingevoegd.

D

In de tabel in artikel 1, derde lid, wordt bij nummer 3.17, Subsidieregeling sterktes in innovatie, Internationale Point One R&D-projecten, in kolom 5: 02-03 t/m 13-03 en in kolom 6: € 39.000.000 ingevoegd.

E

In artikel 1 wordt bij nummer 3.18, Subsidieregeling sterktes in innovatie, Polymeren haalbaarheidsprojecten, in kolom 5: 01-04 t/m 01-10 en in kolom 6: € 400.000 ingevoegd.

F

In artikel 1 wordt bij nummer 3.19, Subsidieregeling sterktes in innovatie, Polymeren MKB-innovatieprojecten, in kolom 5: 01-04 t/m 01-10 en in kolom 6: € 900.000 ingevoegd.

G

In artikel 1 wordt, na nummer 3.19, ingevoegd:

3.20

Subsidieregeling sterktes in innovatie (Polymeren innovatieprojecten)

10.15

15-05 t/m 01-10

900.000

ARTIKEL IV

Op aanvragen om subsidie, die vóór de inwerkingtreding van de onderdelen F, G, H en l van artikel I zijn ingediend en op subsidies die vóór die datum zijn verstrekt, blijven artikelen 7.13, 7.14 en 7.17 van de Subsidieregeling sterktes in innovatie van toepassing, zoals die onmiddellijk vóór dat tijdstip luidde.

ARTIKEL V

In afwijking van artikel 10 van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen subsidiabele kosten die zijn gemaakt na 31 december 2008 en vóór de indiening van aanvragen om subsidie op grond van artikel 9.17 van de Subsidieregeling sterktes in innovatie, eveneens voor vergoeding in aanmerking.

Artikel VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 februari 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE 1

Bijlage 9.1

Bijlage behorende bij de artikelen 9.2, 9.6, 9.7, 9.13 en 9.21

Point One Phase 2

1. Achtergrond en kader

Hoofdstuk 9 van de regeling sterktes in innovatie vormt een onderdeel van een breder programma ter versterking van de innovatie en de economische positie op het gebied van nano-elektronica, mechatronica en embedded systems, bekend onder de naam Point One. Het is een vervolg op de Point One Boegbeeld regelingen in de jaren 2006 t/m 2008

Nano-electronica, embedded systemen en mechatronica leveren gezamenlijk essentiele bouwstenen voor de high-tech samenleving van de toekomst. Het innovatieprogramma Point One is gestart op 28 april 2006 als programma voor embedded systemen en nano-electronica. Dit programma kreeg op 14 juli 2008 een krachtige nieuwe impuls doordat het werd versterkt met mechatronica en verdere intensivering van de interactie tussen industrie en kennisinstellingen.

Het doel van Point One is het creëren van een toonaangevend ecosysteem, leidend op wereldniveau, met betrekking tot nano-electronica, mechatronica en embedded systemen in Nederland, vergelijkbaar met dat van Sillicon Valley en complementair aan de grote clusters in Crolles, Dresden en Parijs.

Point One is een innovatieprogramma waarin toonaangevende industrie, kennisinstellingen, kleine en middelgrote ondernemingen en de overheid intensief samenwerken aan de ontwikkeling van nieuwe toepassingen voor nanoelectronica, embedded systemen en mechatronica. Centraal in het innovatieprogramma staan valorisatie en het behouden en versterken van de cutting edge kennisbasis. Daarvoor richt het programma zich actief op het samenbrengen van publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en de industrie. Uitgangspunt is de strategie die in het het progammadocument Point One Phase 2, ‘From good to great in Dutch Technologies’ is beschreven en nader is uitgewerkt in de Point One Phase 2 Multiannual Roadmap [hierna meerjarenroadmap] die jaarlijks wordt vertaald naar Point One Phase 2 Annual Plan [hierna: Annual Plan]. Deze strategie is gericht op een dynamisch ondernemersklimaat waarin open innovatie tussen grote en kleine partijen vanzelfsprekend is. Het Annual Plan wordt jaarlijks in nauwe samenspraak met het Ministerie van Economische Zaken vastgesteld en is te vinden op www.point-one.nl en www.senternovem.nl/pointone.

Kern van het Point One initiatief is het opbouwen van een hecht en dynamisch netwerk van grote en kleine bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties (hierna: Point One ecosysteem).

Een beter gebruik van elkaars kwaliteiten en expertise levert op termijn veel meer rendement en slagkracht op dan de grote investeringen die de publieke en private partijen nu doen. Hetzelfde geldt voor het opereren vanuit een internationaal onderscheidende focus en een heldere strategie. Een zwaartepunt binnen de regeling is het beter benutten van het innovatief potentieel van het MKB en het beter betrekken van het MKB in nationale en internationale netwerken.

Doel van het Annual Plan van Point One is het verstrekken van een integrale richtlijn voor onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten die gezamenlijk worden ondernomen door grote bedrijven, MKB’s, overheid, universiteiten en andere publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties.

Voor verdere versterking van het Point One ecosysteem zijn in het Annual Plan ook actielijnen gedefinieerd voor MKB, Human Capital en Universiteit-Industrie interactie.

Het Annual Plan is opgesteld op basis van de bijdragen van de Nederlandse partijen (industrie, kennisinstellingen, MKB) die werkzaam zijn op het terrein van embedded systemen, mechatronica en nano-elektronica en de reeds beschikbare internationale roadmaps van Catrene, ITEA2 en de Joint Technology Initiatives ENIAC en Artemis.

De uitvoering van het Annual Plan maakt het mede mogelijk om de ambities en programmadoelen van Point One te realiseren. Nadere informatie over het programmadocument Point One Phase 2, de meerjarenroadmap en het Annual Plan van Point One kunnen gevonden worden op www.point-one.nl of www.senternovem.nl/pointone.

In het Annual Plan is ervoor gekozen om onderzoek en ontwikkelings projecten te definieren op een beperkt aantal businesscases of toepassingsgebieden. Onderzoeksprojecten zullen dus niet alleen moeten voldoen aan de technologische kwalificatie, embedded systems, mechatronica of nanoelektronica ook zullen ze moeten referenen aan een van de genoemde toepssingsdomeinen. De toepassingsdomeinen uitgewerkt in het Annual Plan van Point One zijn (genummerd volgens het Annual Plan 2009:

  • 4.1 Gezondheid

  • 4.2 Energie

  • 4.3 ICT

    • 4.3.1. Halfgeleider front-end equipment

    • 4.3.2. Halfgeleider back-end equipment

    • 4.3.3. Industrial printing

    • 4.3.4. Halfgeleider ontwerp en architectuur

  • 4.4 Educatie en vermaak

  • 4.5 Transport, logistiek en veiligheid

Deze regeling heeft met name betrekking op de lijn voor onderzoek en ontwikkeling en vindt zijn uitwerking in het Point One programma. De lijn voor onderzoek en onwikkeling drie onderdelen:

a. MKB-projecten

Het doel is het verhogen van het aantal R&D-projecten in het MKB als wel het versterken van het innovatief MKB op het gebied van R&D. Middels een haalbaarheidsproject kan een MKB-ondernemer inzicht krijgen in de technologische en economische haalbaarheid van een idee of concept. Bij voldoende positieve uitkomsten kan het MKB-project daarmee mogelijk een vervolg krijgen in een R&D-project en de daarvoor benodigde optimale samenstelling van het samenwerkingsverband. Het project moet een eerste aanzet zijn tot een R&D-project zoals bedoeld in deze regeling met een duidelijke bijdrage aan de doelstellingen van Point One. Het resultaat van het haalbaarheidproject moet de definitieve start van het toekomstige R&D-project bepalen. Haalbaarheidsprojecten betreffen bureau-onderzoek en verkennend onderzoek. De doelgroep is het MKB in een samenwerkingsverband met het MKB, grote bedrijven of publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties. De subsidie aanvrager moet een MKB-ondernemer zijn en alleen MKB-ondernemers komen in aanmerking voor subsidie.

b. R&D-projecten

Het doel is verbreding en versterking van de technologische basis van het Point One ecosysteem op het gebied van nano-elektronica mechatronica en embedded systemen zoals beschreven in de meerjarenroadmap en Annual Plan 2009 van Point One. Een belangrijk aspect hierbij is het stimuleren en vergroten van de betrokkenheid van het innovatief MKB in het Point One Ecosysteem. De subsidie moet een impuls geven aan een meer structurele en strategische samenwerking. De opzet van brede consortia waarin op gemeenschappelijke basis R&D wordt uitgevoerd is hier de basis voor. De R&D-projecten moeten leiden tot concepten die uiteindelijk industrieel toepasbaar zijn. De projecten moeten breed van opzet zijn, waarin de industriële waardeketen, van publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties, MKB-clusters tot aan Original Equipment Manufacturers (verder OEMers), zo goed mogelijk is vertegenwoordigd. De samenwerkingsverbanden hebben een duidelijke inbreng van het MKB. Streefwaarde is dat 35% van het project en call budget wordt uitgevoerd door zij die een MKB onderneming in stand houden als bedoeld in aanbeveling 2003/361 EG en/of ondernemingen, niet zijnde MKB die een jaarlijkse omzet hebben van minder dan vijfhonderd miljoen Euro.

c. Internationale R&D-projecten

Het innovatieprogramma Point One kent een zeer internationale orientatie. Omdat nano-electronica en embedded systems wereldwijde markten zijn, is ook de kennis veelal over onze landsgrenzen te vinden. Om internationaal onze koppositie te behouden, op industrieel- en kennisgebied, is het daarom van groot belang om vanuit een sterk Nederlands ecosysteem R&D-projecten uit te voeren met buitenlandse partners. Binnen Point One vindt de internationale R&D-samenwerking met name plaats met Europese partners.

In 2007 en 2008 is onder de Point One boegbeeldregeling een start gemaakt met het subsidiëren van internationale R&D-projecten binnen het ITEA2, MEDEA+ en Catrene kader. In deze projecten wordt niet alleen technologische excellentie nagestreefd, maar ook wordt aangestuurd op de versterking van het Point One ecosysteem en de introductie van innovatieve MKBs in internationale netwerken. Deze lijn wordt voortgezet. Streefwaarde is dat minimaal 35% van het project en call budget wordt uitgevoerd door zij die een MKB onderneming in stand houden als bedoeld in aanbeveling 2003/361 EG of ondernemingen, niet zijnde MKB die een jaarlijkse omzet hebben van minder dan vijfhonderd miljoen Euro.

2. Doel en focus

Het hoofdstuk Point One in de Sterktes in innovatie regeling heeft tot doel op basis van een door de betrokken partijen in samenspraak met het ministerie van Economische Zaken opgestelde Annual Plan subsidie te verstrekken via twee tenders en één ‘eerst komt, eerst maalt’ subsidieregeling. In het Annual Plan van Point One wordt nader ingegaan op de toepassingsgebieden en doelstellingen van Point One. Een tweede belangrijke doelstelling is een bijdrage te leveren aan standaardisering en bredere toepassing van de ontwikkelde technologie in Point One verband. Als inhoudelijke uitgangspunten voor de R&D-projecten geldt dat het moet gaan om projecten van hoge kwaliteit en met een aansprekend karakter. Van belang is bovendien een brede opzet van het samenwerkingsverband met spelers aan zowel de publieke als private kant.

3. Subsidiabele kosten Internationale Projecten

In 2007 en 2008 is onder de Point One Boegbeeld regeling een start gemaakt met het subsidiëren van internationale R&D projecten. Technisch excellente projecten worden eerst op Europees niveau voorzien van een ITEA2, MEDEA+ en Catrene label en vervolgens bij SenterNovem ingediend tijdens een door SenterNovem te organiseren call. De gelabelde projectvoorstellen worden hierbij aanvullend getoetst aan de nationale subsidieregeling.

Dit trapsgewijze fundingssysteem leidt er toe dat excellente internationale R&D-projecten die goed passen binnen het Point One programma, niet kunnen starten zolang en doordat de overheid op nationaal niveau nog geen Point One tender heeft uitgeschreven.

De vertraging die door deze fundingssystematiek wordt veroorzaakt doet afbreuk aan het draagvlak voor het programmatisch innovatiebeleid. De financiële intensivering van de internationale samenwerking komt hierdoor onbedoeld onder druk te staan.

Op grond van artikel 15 Kaderbesluit, wordt voor Internationale Projecten daarom afgeweken van de regel dat uitsluitend projectkosten die na een aanvraag op grond van de MR Sterktes in Innovatie ontstaan voor een subsidie in aanmerking kunnen komen. Ook kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2009 tot aan de honorering van de aanvraag kunnen worden gesubsidieerd.

TOELICHTING

Algemeen

1. Algemeen

Deze wijzigingsregeling bevat een aantal correcties en verduidelijkingen binnen de regeling Sterktes in innovatie. Daarnaast wordt het hoofdstuk 10 Polymeren met een nieuw type project uitgebreid. Ten slotte worden openstellingsdata en subsidieplafonds bepaald.

2. Administratieve lasten

Het subsidiebeleid van het ministerie van Economische Zaken wordt via ministeriële regelingen, gebaseerd op het Kaderbesluit EZ-subsidies, vormgegeven. De regeling sterktes in innovatie geeft invulling aan het subsidiebeleid op het gebied van de innovaties die als krachtig worden gezien. Door het sterk regulerende karakter van het Kaderbesluit EZ-subsidies worden de administratieve lasten tot een minimum beperkt. De keerzijde van het Kaderbesluit EZ-subsidies is dat alternatieven met minder administratieve lasten op hoofdstukniveau niet altijd kunnen worden doorgevoerd omdat daarmee afbreuk wordt gedaan aan het achterliggende idee van harmonisatie van het Kaderbesluit en de administratieve lasten als geheel toenemen. Slechts bij hoge uitzondering zijn afwijkingen of alternatieven mogelijk.

Harmonisatie heeft voor de aanvrager merkbare reducties door:

  • Kostengrondslagen die aansluiten bij de bedrijfsvoering van de subsidie-ontvanger;

  • Vermindering van aantallen rapportages;

  • Eenvoudiger bevoorschottingsregime;

  • Geharmoniseerde en gestandaardiseerde formulieren;

  • Vermindering van verplichtingen gekoppeld aan ontheffingsverzoeken;

  • Eis van accountantsverklaring teruggebracht..

Op 18 december 2008 is de regeling sterktes in innovatie gepubliceerd (Staatscourant 2008, nr. 2129). De administratieve lasten waren toen nog niet te bepalen omdat de beleidsbudgetten nog niet waren vastgesteld. Dat is inmiddels wel het geval. Op 1 maart 2009 wordt de regeling sterktes in innovatie technisch gewijzigd en worden drie calls geopend. Eén voor hoofdstuk 3, IOP IPCR, één voor hoofdstuk 9 (Point One) en één voor hoofdstuk 10 (Polymeren). Daarnaast wordt bijlage 9.1 van de regeling aangepast en wordt een aantal technische wijzigingen doorgevoerd om de regeling sterktes in innovatie goed aan te laten sluiten bij de doelstellingen van de innovatieprogramma’s Maritiem, Food & Nutrition, Polymeren en Point One.

De administratieve lasten voor de subsidies in het kader van de regeling sterktes in innovatie zullen een daling laten zien ten opzichte van 2008. De in 2008 uitgevoerde nulmeting door de Regiegroep Regeldruk geeft concreet inzicht in de verkrijgingskosten. Een aantal daar gemeten instrumenten geven op zich nader inzicht in de lasten van de onderhavige regeling. Dit natuurlijk met de kanttekening dat in deze cijfers geen sprake is van een volle realisatie van de met het Kaderbesluit beoogde effecten. Als het gaat om een subsidie voor een innovatieproject dat via een tender wordt geselecteerd, geeft de regeling Food & Nutrition Delta fase 2 een indicatie met een relatieve last van 4,8%. Er wordt een verdere vermindering verwacht door met name automatische bevoorschotting. De tweede categorie van projecten betreft haalbaarheidsprojecten. De in 2008 gemeten regeling Food Nutrition Delta fase 2 Haalbaarheidsprojecten geeft een relatieve last van 8,27%. Er wordt een verdere vermindering verwacht door met name automatische bevoorschotting en het vervallen van de eis van een accountantsverklaring bij subsidies onder de € 125.000.

Binnen de regeling sterktes in innovatie gaat het kort samengevat om drie categorieën projecten:

  • 1. Grotere projectsubsidies met selectie volgens tendersystematiek

    In deze categorie is, afgezet tegen 2005, sprake van een zeer ingrijpende wijziging van de lasten. De bovengenoemde besparingsmaatregelen hebben hier bijna allemaal effect. Er zal bij de subsidies alleen zelden sprake zijn van het wegvallen van de accountantsverklaring omdat het hier in de meeste gevallen gaat om hoge subsidiebedragen. De tenders in de regeling sterktes in innovatie voldoen aan dit profiel.

  • 2. Kleine projectsubsidie met meting van tussenresultaten

    De afhandeling van kleinere projectsubsidies komt vergaand overeen met categorie 1. Wel is op het gebied van voorschotten een ingrijpend verschil. De hoogte van de bevoorschotting wordt niet aan de hand van mijlpalen in combinatie met de projectbegroting bepaald. De regeling zelf bevat het voorschotpercentage. Dit betekent dat voor kleinere subsidies met minder gedetailleerde begrotingen kan worden volstaan. Verwacht wordt ook dat de uitvoering meer op afstand zal blijven (marginalere toets voortgang) gezien het lagere financiële risico. Er zal meestal geen sprake zijn van een accountantsverklaring omdat de subsidie minder bedraagt dan € 125.000.

  • 3. Subsidie voor haalbaarheidsprojecten met meting van eindresultaat

    Het haalbaarheidsproject mondt uit in een afgeronde studie met conclusies. Een enkele maal is sprake van een praktijktest als onderdeel van de studie. De resultaten hiervan zijn ook terug te vinden in het eindrapport. Dit betekent dat een haalbaarheidsproject bij uitstek geschikt is voor toetsing op output van de subsidiabele activiteiten. Voor deze categorie zal vaak een voorschot ineens verstrekt worden gezien de korte doorlooptijd (< 12 maanden). Ook zal er doorgaans geen sprake zijn van tussenrapportages en een accountantsverklaring

Er is ook gezocht naar mogelijkheden om de administratieve lasten verder te verlichten.

Dat bleek in alle drie de gevallen juridisch niet haalbaar omdat voor de regeling sterktes in innovatie deze bepalingen op AMvB niveau (Kaderbesluit EZ-subsidies) zijn vastgelegd, zonder mogelijkheden om dit bij ministeriele regeling anders of nader in te vullen.

3. Begrijpelijke formulieren

Bij deze tenders wordt gewerkt met het modulair formulier dat in samenwerking met ACTAL is ontwikkeld dat dient als standaard voor alle EZ formuleren. Dat betekent dat ieder formulier op dezelfde wijze is ingedeeld. Het maakt de formulieren meer voorspelbaar. Daarnaast is ook gewerkt aan de begrijpelijkheid en het reduceren van informatievragen tot ‘need to know’. Dit ontwikkelingsproces is nog niet afgerond. Op basis van de formulieren die nu worden opgesteld volgens deze standaard zullen verdere verbeteringen kunnen worden doorgevoerd. Per regeling zal sprake zijn van zeer specifieke vragen om te komen tot goede gegevensverschaffing ten behoeve van de beoordeling. Op zich is dit iets wat per subsidiedoel zal verschillen. Ook hier is echter het idee dat via het signaleren van best practises en die breder bekend te maken de doeltreffendheid voor invuller en beoordelaar nog verder verbeterd kan worden. Het is op dit moment lastig in te schatten wat de reductie effecten hiervan zullen zijn. In ieder geval is uit eerste consultaties wel gebleken dat de begrijpelijkheid en uniforme presentatie de natuurlijke weerzin tegen het invullen van formulieren verminderd.

Hieronder wordt per relevant hoofdstuk een toelichting op de administratieve lasten gegeven.

4. Hoofdstuk 3 IOP’s

4.1 Algemeen

Er zijn in de regeling sterktes in innovatie noch inhoudelijke noch technische wijzigingendoorgevoerd. Op 1 maart 2009 wordt voor IOP IPCR via de regeling openstelling en budgetten een call geopend voor de periode 1 maart 2009–1 april 2009. Het beschikbare bedrag is € 4 mln.

4.2 Administratieve lasten

De totale administratieve lasten voor het oriënteren op, het verkrijgen van en het verantwoorden van subsidie komen voor de projecten neer op 7,79 procent van het beschikbare subsidiebedrag van € 4 mln. Ingeschat wordt dat in totaal 10 projecten zullen worden ingediend. Van deze projecten zullen er naar verwachting 5 worden gehonoreerd.

Per project zullen ongeveer 5 partijen betrokken zijn. Al deze aspecten meegenomen worden de totale administratieve lasten geraamd op € 311.460 of 7,79 procent van het beschikbare subsidiebedrag. Voor het IOP IPCR bedroegen in 2007 de totale administratieve lasten voor het oriënteren op, het verkrijgen van en verantwoorden van subsidie  € 230.540 of  7,10 procent van het subsidieplafond van € 3.250.000.

5. Hoofdstuk 5 Food & Nutrition Delta

Er is sprake van enkele correcties ten opzichte van de publicatie in de Staatscourant 2008, nr. 2129 van de regeling sterktes in innovatie. Deze hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.

6. Hoofdstuk 7 InnoWATOR

Er is sprake van enkele wijzigingen ten opzichte van de publicatie in de Staatscourant 2008, nr. 2129 van de regeling sterktes in innovatie. Deze hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.

7. Hoofdstuk 9 Point One

7.1 Algemeen

Hoofdstuk 9 van de regeling sterktes in innovatie vormt een onderdeel van een breder programma ter versterking van de innovatie en de economische positie op het gebied van nano-elektronica, mechatronica en embedded systems, bekend onder de naam Point One. Het is een vervolg op de Point One Boegbeeld regelingen in de jaren 2006 t/m 2008.

Door middel van deze regeling worden enkele technische wijzigingen in hoofdstuk 9 van de subsidieregeling sterktes in innovatie geïmplementeerd. De rangschikkingscriteria van de artikelen 9.13 en 9.23 worden geharmoniseerd. De voorwaarden waaraan de MKB-, R&D- en internationale R&D-deelnemers dienen te voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie blijven ongewijzigd. Daarnaast worden nieuwe subsidieplafonds voor aanvragen voor subsidies voor MKB-projecten en (inter)nationale R&D-projecten vastgesteld.

7.2 Administratieve lasten

De totale administratieve lasten voor het oriënteren op, het verkrijgen van en verantwoorden van subsidie komen voor de (inter)nationale R&D-projecten neer op 2,46 procent van het beschikbare subsidiebedrag van € 46 mln. In totaal wordt ingeschat dat 36 (inter)nationale R&D-projecten zullen worden ingediend. Van deze projecten zullen er naar verwachting 27 worden gehonoreerd. Per project zullen ongeveer 3 partijen betrokken zijn. Al deze aspecten meegenomen worden de totale administratieve lasten geraamd op € 1.132.350 of 2,46 procent van het beschikbare subsidiebedrag. In 2008 bedroeg het percentage 3,17 procent van het beschikbare subsidiebedrag van 15,7 mln.

Voor de MKB-projecten worden 15 aanvragen verwacht en kunnen 10 projecten waarschijnlijk in aanmerking komen voor subsidie. Hiermee komen de administratieve lasten voor deze projecten neer op € 42.900,– of 4,29 procent van het subsidieplafond van € 1 mln. In 2008 bedroeg het percentage 4,55 procent van het beschikbare subsidiebedrag van 0,5 mln. [Bron: Staatscourant 21 juli 2008, nr. 138]

8. Hoofdstuk 10 Polymeren

In 2008 bedroegen de totale administratieve lasten voor het oriënteren op, het verkrijgen van en verantwoorden van subsidie  € 58.335 of 4,86 procent van het subsidieplafond van € 1.200.000 voor polymeren MKB innovatieprojecten. Voor haalbaarheidprojecten bedroegen deze kosten  € 33.780 of 4,83 procent van het subsidieplafond van € 700.000 voor polymeren haalbaarheidsprojecten.

Nieuw in 2009 (t.o.v. 2008) is de toevoeging van de innovatieprojecten als mogelijkheid. Deze projecten hebben dezelfde doelstellingen, mogelijkheden, voorwaarden, subsidiepercentages, totaal budget en subsidiebedrag per project als MKB-innovatieprojecten op één belangrijk verschil na. innovatieprojecten moeten minimaal 5 deelnemers hebben (waarvan 2 MKB-deelnemers) en MKB-innovatieprojecten moeten minimaal 2 deelnemers hebben. Qua administratieve lasten verwachten wij dat het opstellen en indienen van een projectplan en begroting voor een innovatieproject meer tijd kost dan bij een MKB-innovatieproject. Bij de vaststelling van een innovatieproject zal echter veel minder vaak een accountantsverklaring nodig zijn, aangezien een subsidiebedrag van € 300.000 verdeeld moet worden over 5 deelnemers en pas bij het ontvangen van subsidie van € 125.000 of hoger per deelnemer een accountantsverklaring wordt gevraagd. Er is per innovatieproject de verwachting dat mogelijk de helft van de deelnemers een accountantsverklaring moet inleveren. Overall ontlopen de administratieve lasten elkaar niet veel: MKB-innovatieproject 4,43% en innovatieproject 4,12%.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A t/m F en I t/m K

Met deze onderdelen wordt een aantal correcties of technische wijzigingen doorgevoerd in verschillende hoofdstukken van de Subsidieregeling sterktes in innovatie.

Artikel I, onderdelen F t/m H

Met deze onderdelen wordt het systeem van ‘wie eerst komt, eerst maalt’ ingevoerd voor de internationale innoWATOR projecten (Hoofdstuk 7, paragraaf 3).

Artikel I, onderdelen M en N

Het doel van de polymeren innovatieprojecten is grotere clusters van (MKB)-bedrijven en eventueel onderzoeksorganisaties te ondersteunen in risicovolle innovatietrajecten ten behoeve van nieuwe producten en processen waarmee de bedrijven nieuwe onderscheidende producten met hogere toegevoegde waarde in de markt kunnen zetten. Het verschil met de polymeren MKB-innovatieprojecten wordt dan ook alleen gevormd door een minimum aantal deelnemers in een polymeren innovatieproject van vijf. Ook de polymeren innovatieprojecten moeten bestaan uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan. Voor de kaders waarin de polymeren innovatieprojecten moeten passen, wordt dan ook verwezen naar paragraaf 12.3 van de toelichting bij de regeling sterktes in innovatie. Ook in polymeren innovatieprojecten is de bijdrage van MKB-ondernemers essentieel voor de doelstellingen van het programma. Hierbij is het streven naar minimaal 20 procent van de totale werkzaamheden door het MKB als daadwerkelijke inbreng. Daarnaast dient een MKB-ondernemer penvoerder te zijn.

Artikel II, onderdeel A

In bijlage 8.1 worden vier ‘complexe specials’ genoemd als onderdeel van de strategische agenda van de Maritieme Maak Industrie. Het gaat om baggerschepen, patrouilleschepen, megajachten en short-sea-schepen. Hier wordt de complexe special ‘Offshore Service Vessel’ als vijfde aan toegevoegd. De overige vier blijven bestaan. De definitie van een ‘Offshore Service Vessel’ is: een drijvende constructie die bedoeld is voor het uitvoeren van dienstverlening op zee voor de offshore olie- en gaswinning en mijnbouw industrie, met name voor:

  • het verkennen van bodem en diepzee;

  • het boren en graven in de zeebodem;

  • het vervoeren en installeren van pijpleidingen en systemen;

  • het produceren en evt. opslaan en overslaan van mijnbouwproducten;

  • het onderhouden en verwijderen van installaties.

Artikel III, onderdelen A t/m G

Met deze onderdelen worden openingsdata en subsidieplafonds van diverse subsidieprogramma’s in de tabel van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 ingevoegd.

Artikel V

Dit onderdeel bevat specifiek overgangsrecht voor de Internationale POint One R&D-projecten. In 2007 en 2008 is onder de Point One Boegbeeld regeling een start gemaakt met het subsidiëren van internationale R&D projecten. Technisch excellente projecten worden eerst op Europees niveau voorzien van een ITEA2, MEDEA+ en Catrene label en vervolgens bij SenterNovem ingediend tijdens een door SenterNovem te organiseren call. De gelabelde projectvoorstellen worden hierbij aanvullend getoetst aan de nationale subsidieregeling. Dit trapsgewijze fundingssysteem leidt er toe dat excellente internationale R&D projecten, die goed passen binnen het Point One programma, niet kunnen starten zolang en doordat de overheid op nationaal niveau nog geen Point One tender heeft uitgeschreven. De vertraging die door deze fundingssystematiek wordt veroorzaakt doet afbreuk aan het draagvlak voor het programmatisch innovatiebeleid. De financiele intensivering van de internationale samenwerking komt hierdoor onbedoeld onder druk te staan. Op grond van artikel 15 Kaderbesluit, wordt voor Internationale Projecten daarom afgeweken van de regel dat uitsluitend projectkosten die na een aanvraag op grond van de MR Sterktes in Innovatie ontstaan voor een subsidie in aanmerking kunnen komen. Ook kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2009 tot aan de honorering van de aanvraag kunnen worden gesubsidieerd.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven