Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 januari 2009, nr. BVE/Stelsel/97923, houdende de landelijke standaarden voor de kwaliteit van de examens van de beroepsopleidingen (Regeling standaarden examenkwaliteit mbo)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 7.4.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1

De landelijke standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage behorende bij deze regeling.

Artikel 2

De Regeling standaarden examens beroepsonderwijs 2007–2008 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2008.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling standaarden examenkwaliteit mbo.

Deze regeling zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. Bijsterveldt-Vliegenthart.

BIJLAGE

Inleiding

Onderstaand worden 7 standaarden voor de examenkwaliteit gegeven. Bij elk van deze standaarden is een portret gevoegd. Deze portretten zijn zodanig opgebouwd dat wordt aangegeven wanneer toereikend aan een standaard wordt voldaan. Indien een standaard meerdere criteria omvat, wordt bij elk afzonderlijk criterium een portret gevoegd.

Standaard 1: Het beroepenveld heeft vertrouwen in de examenkwaliteit

Criterium: Vertrouwen beroepenveld examinering

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

Het representatieve beroepenveld heeft voldoende vertrouwen in de kwaliteit van de examinering.

De examencommissie vergewist zich met een gepaste frequentie en grondigheid van de voldoende mate van vertrouwen van het beroepenveld in de kwaliteit van de examinering. Zij treft zo nodig maatregelen om het vertrouwen van het beroepenveld in de kwaliteit van de examinering te verbeteren en ziet toe op de effectiviteit daarvan.

Het vertrouwen kan onder andere worden opgemaakt uit een representatief onderzoek, uit ervaringsgegevens die voortkomen uit de betrokkenheid van het beroepenveld bij de constructie en/of afname van de examens, of uit de gebleken tevredenheid van het beroepenveld over de kwaliteit van de net gediplomeerde nieuwe werknemer.

Standaard 2: De deskundigheid van betrokkenen is geborgd

Criterium: Borging deskundigheid

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De examencommissie vergewist zich met een gepaste frequentie en grondigheid van de deskundigheid van de betrokkenen bij examinering, bijvoorbeeld aan de hand van gegevens uit de constructie en vaststelling van exameninstrumenten, de beoordeling en afname van examens en deelnemerevaluaties. Zij ziet erop toe dat betrokkenen, zowel binnenschools als buitenschools, voldoen aan de door haar vastgestelde vereisten inzake de gewenste deskundigheid voor examinering. Zij maakt voor zichzelf inzichtelijk in welke mate de betrokkenen aan de deskundigheidscriteria voldoen, treft zo nodig verbetermaatregelen en ziet toe op de effectiviteit daarvan.

Er zijn wel elementen in de deskundigheid die verbeterd kunnen worden, maar er vallen als gevolg hiervan geen grote gaten in de examinering.

Standaard 3: Het exameninstrumentarium voldoet inhoudelijk aan de uitstroomeisen

Criterium 1: Dekkingsgraad

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De exameninstrumenten dekken de kwalificatievereisten die zijn aangegeven in het eindtermendocument of het kwalificatiedossier zodanig af dat recht wordt gedaan aan het integrale kwalificatieprofiel. Van een toereikende dekking is alleen sprake indien de examinering uitgaat van een toetsvorm die past bij het beheersingsniveau van de vereisten. Uitgangspunt voor de beoordeling van dekkingsgraad is dat alle vereisten uit het kwalificatiedossier onderdeel zijn van het examenprogramma. Er wordt over het geheel van het examen genomen geëxamineerd op het vereiste kwalificatieniveau.

  • Eindtermgerichte opleiding

    Minimaal 75% van de eindtermen van de deelkwalificatie is geëxamineerd met examens die qua inhoud en qua toetsvorm passen bij de eindtermen van de deelkwalificatie. Daarnaast is 100% van de eventuele, relevante wettelijke beroepsvereisten opgenomen in de examinering.

  • Competentiegerichte opleiding 1e generatie kwalificatiedossier

    Alle kerntaken en de bijbehorende relevante competenties (optellend tot minimaal 75% van de competenties) zijn geëxamineerd met examens die qua inhoud en qua toetsvorm passen bij die kerntaken en competenties. Daarnaast is 100% van de eventuele, relevante wettelijke beroepsvereisten opgenomen in de examinering.

  • Competentiegerichte opleiding 2de generatie kwalificatiedossier

    Minimaal 75% van de werkprocessen per kerntaak is geëxamineerd met examens die qua inhoud en qua toetsvorm passen bij de werkprocessen. Daarnaast is 100% van de eventuele, relevante wettelijke beroepsvereisten opgenomen in de examinering.

Criterium 2: Cesuur

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De cesuur in de exameninstrumenten ligt op een niveau, waarop de deelnemer gemiddeld voldoet aan de vereisten die in de exameninstrumenten zijn verwerkt. De puntentoekenning en -verdeling, en de wijze waarop het eindresultaat wordt berekend, doen niets af aan de betrouwbaarheid van de cesuur.

  • Eindtermgerichte opleiding

    • De cesuur van ieder exameninstrument ligt op een niveau waarop de deelnemer gemiddeld voldoet aan de vereisten die in de examinering zijn verwerkt. Dit niveau kan zijn aangegeven als ‘voldoende’ als ondergrens.

    • Er is sprake van een evenwichtige, niet oneigenlijke puntentoekenning die recht doet aan het belang van de eindtermen.

    • Er is bij een deelkwalificatie sprake van een weging van de opdrachten/toetsen onderling die geen afbreuk doet aan de gehanteerde cesuur.

    • De cesuur voor de zak/slaagbeslissing ten aanzien van het diploma is dat alle deelkwalificaties die verplicht zijn voor het behalen van het diploma, met gunstig gevolg zijn afgelegd.

  • Competentiegerichte opleiding gericht op 1e generatie kwalificatiedossier

    • De cesuur van ieder exameninstrument ligt op een niveau waarop de deelnemer gemiddeld voldoet aan de vereisten die in de examinering zijn verwerkt. Dit niveau kan zijn aangegeven als ‘voldoende’ als ondergrens.

    • Er is sprake van een evenwichtige, niet oneigenlijke puntentoekenning die recht doet aan het belang van de competenties en kerntaken.

    • Er is sprake van een weging van de opdrachten/toetsen onderling die geen afbreuk doet aan de bovengenoemde cesuur.

  • Competentiegerichte opleiding gericht op 2e generatie kwalificatiedossier

    • De cesuur van ieder exameninstrument ligt op een niveau waarop de deelnemer gemiddeld voldoet aan de vereisten die in de examinering zijn verwerkt. Dit niveau kan zijn aangegeven als ‘voldoende’ als ondergrens.

    • Er is sprake van een evenwichtige, niet oneigenlijke puntentoekenning die recht doet aan het belang van de werkprocessen.

    • Er is sprake van een weging van de opdrachten/toetsen onderling die geen afbreuk doet aan de gehanteerde cesuur.

Standaard 4: Het exameninstrumentarium voldoet aan de toetstechnische eisen

Criterium 1: Informatie deelnemer

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De exameninstrumenten bevatten voldoende informatie op grond waarvan de deelnemer weet wat er in het examen van hem verlangd wordt en welke punten hij waarmee kan behalen. De deelnemer weet wanneer hij wat moet doen om een voldoende te behalen. Dit betekent dat de beschrijving van opdracht en/of gewenst resultaat, de beoordelingscriteria, de wijze van beoordeling en de cesuurbepaling bekend zijn voor de deelnemer.

Criterium 2: Afnamecondities

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De exameninstrumenten bevatten voldoende informatie op grond waarvan voor de deelnemer en de beoordelaar duidelijk is onder welke omstandigheden een examen moet worden afgenomen. De te treffen voorbereidingen, de toegestane hulpmiddelen, de omschrijving van de context/setting van de examenopdracht en de inrichting van de examenlocatie zijn bekend voor de deelnemer en beoordelaar.

Criterium 3: Beoordelingsvoorschrift

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De exameninstrumenten zijn voorzien van een beoordelingsvoorschrift waaruit de beoordelaar duidelijk kan opmaken op grond waarvan een antwoord of prestatie van een deelnemer met een bepaalde (deel)score moet worden gewaardeerd. Er is beschreven hoe een zo objectief mogelijke beoordeling tot stand komt. Dit betekent dat het exameninstrumentarium de volgende zaken bevat:

  • een inhoudelijk correct antwoordmodel of een beoordelingsschema (met beoordelingscriteria)

  • een scoringsvoorschrift dat beschrijft welke antwoorden goed, gedeeltelijk goed en welke als fout moeten worden beschouwd, inclusief de daarbij behorende waardering (punten)

  • een beschrijving van hoe eventuele deelwaarderingen leiden tot een eindwaardering

  • een beoordelaarinstructie met algemene richtlijnen over de wijze waarop de prestaties van deelnemers beoordeeld moeten worden.

Standaard 5: De examenprocessen van afname, beoordeling en diplomering zijn deugdelijk

Criterium 1: De afname

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De afname verloopt deugdelijk. De examencommissie vergewist zich met een gepaste frequentie en grondigheid van het verloop van de afname van examens, bijvoorbeeld aan de hand van processen verbaal en/of deelnemerevaluaties. De examencommissie maakt voor zichzelf inzichtelijk of het examenproces naar wens verloopt, en analyseert wat mogelijke oorzaken zijn als processen niet naar wens verlopen.

Criterium 2: De beoordeling

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De beoordeling verloopt deugdelijk. De examencommissie vergewist zich met een gepaste frequentie en grondigheid van de beoordeling van examens, bijvoorbeeld aan de hand van resultatenanalyses, deelnemerevaluaties en gegevens uit (steekproefsgewijze) dubbele beoordelingen, op grond waarvan zij voor zichzelf inzichtelijk maakt of de beoordeling naar wens verloopt. Ook houdt zij bij wanneer zij beoordelingsresultaten aanpast en tot welke verbeteracties deze correcties leiden of hebben geleid. De examencommissie analyseert wat mogelijke oorzaken zijn als de beoordelingen niet naar wens verlopen.

Criterium 3: Diplomering en/of certificering

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

Diploma’s en certificaten worden op deugdelijke gronden afgegeven. De examencommissie vergewist zich daarvan. De examencommissie kan zich desgevraagd verantwoorden over haar besluiten in deze.

Standaard 6: De examenkwaliteit is voldoende geborgd

Criterium Kwaliteitsborging

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De examencommissie vergewist zich met een gepaste frequentie en grondigheid van de integrale kwaliteit van de examinering. Zij doet dit met medewerking van onafhankelijke deskundigen. De examencommissie legt van de uitkomsten van deze beoordeling verantwoording af aan belanghebbenden, treft zo nodig verbetermaatregelen en ziet toe op de effectiviteit daarvan.

Standaard 7: De instelling voldoet aan de wettelijke vereisten rondom examinering

Criterium Naleving wettelijke vereisten

Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de examinering overeenkomt met het volgende portret.

De opleiding voldoet aan de wettelijke vereisten betreffende:

  • informatie over het examen (in OER of ander document) (art. 7.4.8 en art. 7.4.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs);

  • de examencommissie (waar onder art. 7.4.5 en art. 7.4.8, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs);

  • de commissie van beroep examens (art. 7.5.1 en art. 7.5.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs);

  • de openbare verantwoording (art. 1.3.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs).

Normering per standaard

De kwaliteit van examinering van een opleiding wordt gewaardeerd aan de hand van standaarden. Deze standaarden kunnen worden beoordeeld met voldoende of onvoldoende.

Voldoende: De examenkwaliteit van een opleiding voldoet in voldoende mate aan de betreffende standaard als de examenkwaliteit ten minste overeenkomt met het in deze bijlage aangegeven bijbehorende portret of portretten. Wanneer een standaard meer dan één criterium omvat dient de examenkwaliteit voor elk afzonderlijk criterium overeen te komen met het bij dat criterium genoemde portret. In dat geval scoort een opleiding ‘voldoende’ op de standaard.

Onvoldoende: Als de examenkwaliteit van een opleiding niet overeenkomt met het in deze bijlage aangegeven bijbehorende portret of portretten (er ontbreken elementen of het voldoet niet aan alle bij de standaard genoemde criteria) dan wel het is onbekend of de examenkwaliteit overeenkomt met het bijbehorende portret of portretten (het kan niet worden aangetoond) dan voldoet de examenkwaliteit van een opleiding in onvoldoende mate aan de standaard. In dat geval scoort een opleiding ‘onvoldoende’ op de betreffende standaard.

Normering eindoordeel

De examenkwaliteit van een opleiding is voldoende wanneer vijf van de zeven standaarden voldoende zijn, waaronder in elk geval standaard 3 (de dekking van exameninstrumenten), 4 (de toetstechnische kwaliteit van exameninstrumenten), 5 (de examenprocessen) en 7 (de naleving van wettelijke vereisten).

TOELICHTING

Inleiding

De examens van beroepsopleidingen moeten voldoen aan landelijke standaarden voor de kwaliteit van de examens, op grond van artikel 7.4.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB).

De instelling dient zelf te bewaken dat de kwaliteit van de examens van door haar verzorgde beroepsopleidingen in voldoende mate voldoet aan de standaarden en waar nodig tijdig te verbeteren. Daarnaast dient de instelling jaarlijks publieke verantwoording af te leggen over de uitkomsten van de zelfevaluatie van de mate waarin de examens aan de standaarden voldoen (op grond van artikel 1.3.6 van de WEB).

Het externe toezicht op de kwaliteit van de examens in het mbo wordt uitgeoefend door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie). Aan de hand van de standaarden en de daarvan onderdeel uitmakende normering beoordeelt de inspectie of de examenkwaliteit van een opleiding onvoldoende of voldoende is.

In deze regeling worden de standaarden voor de kwaliteit van de examens in het beroepsonderwijs (inclusief de daarbij behorende normering) vastgesteld. De regeling werkt terug tot en met 1 augustus 2008.

Standaarden

Bij de Regeling standaarden examens beroepsonderwijs 2007–2008 is vermeld dat deze regeling aan het einde van het studiejaar 2007–2008 wordt geëvalueerd. Uit deze evaluatie, die door de inspectie is uitgevoerd, is onder meer het volgende gebleken:

  • de standaarden kunnen nagenoeg ongewijzigd blijven. Wel is geconstateerd dat de onderliggende portretten meer uitwerking vereisen, gelet op de vragen die instellingen hierover aan de inspectie stelden;

  • ook is gebleken dat afname, beoordeling en diplomering essentiële elementen zijn van de examinering, die in de voorgaande regeling onder verschillende standaarden waren opgenomen. Het is transparanter deze elementen in samenhang op te nemen onder een nieuw geformuleerde standaard;

  • door diplomering te expliciteren in een standaard wordt het voor instellingen inzichtelijker dat in geval van diplomering op basis van evc, ook de evc-rapportages en -procedures deugdelijk dienen te zijn.;

  • vast is komen te staan dat de waarde van het oordeel op met name het aspect transparantie minder direct gerelateerd was aan de kwaliteit van examinering, waarmee verbeteringen op dat vlak door instellingen niet zichtbaar bijdroegen aan de kwaliteit van examinering. Daarom zou transparantie terug dienen te komen bij verschillende standaarden (voor elke standaard moet de instelling feitelijk een transparante beschrijving hebben).

  • In het portret over de wettelijke beroepsvereisten moet rekening worden gehouden met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van o.a. de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake deregulering en administratieve lasten (DAL, Stb. 2008, 267). De plicht om een zogenaamde OER (onderwijs- en examenregeling) op te stellen is vervangen door de verplichting van het bevoegd gezag, zorg te dragen voor een goede organisatie van het onderwijs en de examens en voor volledige en tijdige informatie aan de deelnemers daarover.

  • De tevredenheid van de deelnemer over de kwaliteit van de examinering wordt reeds meegewogen bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs (criterium tevredenheid van de deelnemer). Hierdoor kan deze standaard komen te vervallen.

Naar aanleiding van vorenstaande punten zijn de standaarden op bepaalde punten aangepast en vernummerd. De ‘nieuwe’ standaarden 1, 2, 6 en 7 zijn ongewijzigd en komen overeen met de voormalige standaarden, met uitzondering van de vernummering. De ‘nieuwe’ standaarden 3, 4 en 5 zijn voorzien van enkele, reeds bij de vorige standaarden gehanteerde, criteria. Door de uitgewerkte beschrijving wordt de beoordeling echter transparanter. Daarbij is bij standaard 5 sprake van een hergroepering van criteria die bij de voorgaande regeling onder anders standaarden vielen, maar logischerwijs thuishoren bij de ‘nieuwe’ standaard 5. De ‘oude’ standaard 2 ‘de deelnemer is tevreden over de kwaliteit’ is komen te vervallen.

De ‘nieuwe’ examenstandaarden en de daarbij behorende normering betreffen uitdrukkelijk geen verzwaring ten opzichte van de examenstandaarden 2007–2008. Daarom is er ook geen bezwaar tegen de terugwerkende kracht van deze regeling.

In onderstaand schema wordt de relatie weergegeven van de standaarden in deze regeling met de standaarden zoals die golden bij de Regeling standaarden examens beroepsonderwijs 2007–2008.

Standaarden in deze regeling

 

Standaarden in vorige regeling 2007–2008

Standaard

Criteria

 

1. Vertrouwen beroepenveld

Vertrouwen beroepenveld

De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 1).

   

2. Deskundigheid

Borging deskundigheid

De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 3).

   

3. Exameninstrumenten inhoud

1. Dekkingsgraad

2. Cesuur

De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 4). De criteria waren ook in 2007–2008 opgenomen. De omschrijving is transparanter geworden.

   

4. Exameninstrumenten toetstechnische eisen

1. Informatie deelnemer

De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 4). De criteria waren ook in 2007–2008 opgenomen. De omschrijving is transparanter geworden.

2. Afnamecondities

 

3. Beoordelingsvoorschrift

   

5. Examenprocessen

1. Afname

Dit betreft een hergroepering van criteria die in de regeling 2007–2008 onder andere standaarden waren opgenomen. Het betreft een nadere explicitering. De drie criteria vormen gezamenlijk de criteria van de ‘nieuwe’ standaard 5 ‘examenprocessen’.

 

2. Beoordeling

 

3. Diplomering en/of certificering

   
  

De criteria 1 en 2 zijn overgenomen uit de regeling 2007–2008. Deze 2 criteria maakten deel uit van standaard 5, maar stonden daar niet op de juiste plek – standaard 5 ging immers alleen over toetstechnische zaken.

   
  

Criterium 3 is overgenomen uit de regeling 2007–2008.

  

Dit criterium maakte deel uit van standaard 8, maar was op die plaats onvoldoende belicht. De vermelding van dit criterium onder de standaard ‘Examenprocessen’ verbetert de zichtbaarheid van dit criterium en wijst instellingen nadrukkelijker daarmee op het belang ervan.

   
  

Alle drie deze criteria vielen in de regeling 2007–2008 binnen standaarden die volgens de normering ‘voldoende’ moesten zijn voor het eindoordeel ‘voldoende’.

   

6. Borging examenkwaliteit

Kwaliteitsborging

De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 7).

   

7. Naleving wettelijke vereisten

Naleving vereisten m.b.t.:

De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 8).

 

– informatie over het examen

 

– commissie van beroep examens

 
 

– examencommissie

 
 

– openbare verantwoording

 
   
  

De ‘oude’ standaard 2 ‘De tevredenheid van de deelnemers over de examinering’ is komen te vervallen. Dit aspect is wel opgenomen in het Kader risicoanalyse onderwijs van het Toezichtkader bve 2009 en maakt daarmee deel uit van de onderwijskwaliteit.

   
  

De ‘oude’ standaard 6 ‘De examineringsprocessen zijn transparant’ keert deels terug in standaard 5 ‘Examenprocessen’, en deels in standaard 6 ‘Borging examenkwaliteit’.

Normering

De normering vindt direct op het niveau van de standaard plaats. Per standaard wordt een oordeel uitgesproken op een tweepuntsschaal (onvoldoende-voldoende) met een duidelijke grens tussen onvoldoende en voldoende.

Per standaard is een beschrijving gemaakt van het oordeel ‘voldoende’: de zogenoemde portretten (zie de bijlage). De examenkwaliteit van een opleiding voldoet in voldoende mate aan de betreffende standaard als de examenkwaliteit overeenkomt met het in de bijlage aangegeven bijbehorende portret of portretten in geval van meerdere criteria. Per standaard dient aan alle bijbehorende criteria te worden voldaan. In het geval de examenkwaliteit niet overeenkomt met het portret dan wel portretten of indien het onbekend is of de examenkwaliteit overeenkomt met het portret dan wel portretten (het kan niet worden aangetoond), voldoet het examen in onvoldoende mate aan de standaard. Deze portretten vormen het referentiekader voor de beoordeling.

De kwaliteit van de examinering is voldoende wanneer vijf van de zeven standaarden voldoende zijn, waaronder in elk geval 3, 4, 5 en 7. Dit komt overeen met de normering zoals deze gold in de Regeling standaarden examens beroepsonderwijs 2007–2008.

Deze normering geldt voor zowel eindtermgerichte als competentiegericht opleidingen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven