De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op artikel 7.4.4 van de Wet
educatie en beroepsonderwijs;
Besluit:
Artikel 1
De landelijke standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4 van de Wet
educatie en beroepsonderwijs, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage
behorende bij deze regeling.
Artikel 2
De Regeling standaarden examens beroepsonderwijs 2007–2008 wordt
ingetrokken.
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot
en met 1 augustus 2008.
Artikel 4
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling standaarden
examenkwaliteit mbo.
De Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. Bijsterveldt-Vliegenthart.
BIJLAGE
Inleiding
Onderstaand worden 7 standaarden voor de examenkwaliteit gegeven.
Bij elk van deze standaarden is een portret gevoegd. Deze portretten zijn
zodanig opgebouwd dat wordt aangegeven wanneer toereikend aan een standaard
wordt voldaan. Indien een standaard meerdere criteria omvat, wordt bij elk
afzonderlijk criterium een portret gevoegd.
Standaard 1: Het beroepenveld heeft vertrouwen in de
examenkwaliteit
Criterium: Vertrouwen beroepenveld examinering
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
Het representatieve beroepenveld heeft voldoende vertrouwen in de
kwaliteit van de examinering.
De examencommissie vergewist zich met een gepaste frequentie en
grondigheid van de voldoende mate van vertrouwen van het beroepenveld in de
kwaliteit van de examinering. Zij treft zo nodig maatregelen om het vertrouwen
van het beroepenveld in de kwaliteit van de examinering te verbeteren en ziet
toe op de effectiviteit daarvan.
Het vertrouwen kan onder andere worden opgemaakt uit een
representatief onderzoek, uit ervaringsgegevens die voortkomen uit de
betrokkenheid van het beroepenveld bij de constructie en/of afname van de
examens, of uit de gebleken tevredenheid van het beroepenveld over de kwaliteit
van de net gediplomeerde nieuwe werknemer.
Standaard 2: De deskundigheid van betrokkenen is geborgd
Criterium: Borging deskundigheid
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De examencommissie vergewist zich met een gepaste frequentie en
grondigheid van de deskundigheid van de betrokkenen bij examinering,
bijvoorbeeld aan de hand van gegevens uit de constructie en vaststelling van
exameninstrumenten, de beoordeling en afname van examens en
deelnemerevaluaties. Zij ziet erop toe dat betrokkenen, zowel binnenschools als
buitenschools, voldoen aan de door haar vastgestelde vereisten inzake de
gewenste deskundigheid voor examinering. Zij maakt voor zichzelf inzichtelijk
in welke mate de betrokkenen aan de deskundigheidscriteria voldoen, treft zo
nodig verbetermaatregelen en ziet toe op de effectiviteit daarvan.
Er zijn wel elementen in de deskundigheid die verbeterd kunnen
worden, maar er vallen als gevolg hiervan geen grote gaten in de examinering.
Standaard 3: Het exameninstrumentarium voldoet inhoudelijk aan de
uitstroomeisen
Criterium 1: Dekkingsgraad
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De exameninstrumenten dekken de kwalificatievereisten die zijn
aangegeven in het eindtermendocument of het kwalificatiedossier zodanig af dat
recht wordt gedaan aan het integrale kwalificatieprofiel. Van een toereikende
dekking is alleen sprake indien de examinering uitgaat van een toetsvorm die
past bij het beheersingsniveau van de vereisten. Uitgangspunt voor de
beoordeling van dekkingsgraad is dat alle vereisten uit het kwalificatiedossier
onderdeel zijn van het examenprogramma. Er wordt over het geheel van het examen
genomen geëxamineerd op het vereiste kwalificatieniveau.
• Eindtermgerichte opleiding
Minimaal 75% van de eindtermen van de deelkwalificatie is
geëxamineerd met examens die qua inhoud en qua toetsvorm passen bij de
eindtermen van de deelkwalificatie. Daarnaast is 100% van de eventuele,
relevante wettelijke beroepsvereisten opgenomen in de examinering.
• Competentiegerichte opleiding 1e generatie
kwalificatiedossier
Alle kerntaken en de bijbehorende relevante competenties
(optellend tot minimaal 75% van de competenties) zijn geëxamineerd met examens
die qua inhoud en qua toetsvorm passen bij die kerntaken en competenties.
Daarnaast is 100% van de eventuele, relevante wettelijke beroepsvereisten
opgenomen in de examinering.
• Competentiegerichte opleiding 2de generatie
kwalificatiedossier
Minimaal 75% van de werkprocessen per kerntaak is
geëxamineerd met examens die qua inhoud en qua toetsvorm passen bij de
werkprocessen. Daarnaast is 100% van de eventuele, relevante wettelijke
beroepsvereisten opgenomen in de examinering.
Criterium 2: Cesuur
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De cesuur in de exameninstrumenten ligt op een niveau, waarop de
deelnemer gemiddeld voldoet aan de vereisten die in de exameninstrumenten zijn
verwerkt. De puntentoekenning en -verdeling, en de wijze waarop het
eindresultaat wordt berekend, doen niets af aan de betrouwbaarheid van de
cesuur.
• Eindtermgerichte opleiding
– De cesuur van ieder exameninstrument ligt op een niveau
waarop de deelnemer gemiddeld voldoet aan de vereisten die in de examinering
zijn verwerkt. Dit niveau kan zijn aangegeven als ‘voldoende’ als
ondergrens.
– Er is sprake van een evenwichtige, niet oneigenlijke
puntentoekenning die recht doet aan het belang van de eindtermen.
– Er is bij een deelkwalificatie sprake van een weging van de
opdrachten/toetsen onderling die geen afbreuk doet aan de gehanteerde
cesuur.
– De cesuur voor de zak/slaagbeslissing ten aanzien van het
diploma is dat alle deelkwalificaties die verplicht zijn voor het behalen van
het diploma, met gunstig gevolg zijn afgelegd.
• Competentiegerichte opleiding gericht op 1e
generatie kwalificatiedossier
– De cesuur van ieder exameninstrument ligt op een niveau
waarop de deelnemer gemiddeld voldoet aan de vereisten die in de examinering
zijn verwerkt. Dit niveau kan zijn aangegeven als ‘voldoende’ als
ondergrens.
– Er is sprake van een evenwichtige, niet oneigenlijke
puntentoekenning die recht doet aan het belang van de competenties en
kerntaken.
– Er is sprake van een weging van de opdrachten/toetsen
onderling die geen afbreuk doet aan de bovengenoemde cesuur.
• Competentiegerichte opleiding gericht op 2e
generatie kwalificatiedossier
– De cesuur van ieder exameninstrument ligt op een niveau
waarop de deelnemer gemiddeld voldoet aan de vereisten die in de examinering
zijn verwerkt. Dit niveau kan zijn aangegeven als ‘voldoende’ als
ondergrens.
– Er is sprake van een evenwichtige, niet oneigenlijke
puntentoekenning die recht doet aan het belang van de werkprocessen.
– Er is sprake van een weging van de opdrachten/toetsen
onderling die geen afbreuk doet aan de gehanteerde cesuur.
Standaard 4: Het exameninstrumentarium voldoet aan de toetstechnische
eisen
Criterium 1: Informatie deelnemer
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De exameninstrumenten bevatten voldoende informatie op grond
waarvan de deelnemer weet wat er in het examen van hem verlangd wordt en welke
punten hij waarmee kan behalen. De deelnemer weet wanneer hij wat moet doen om
een voldoende te behalen. Dit betekent dat de beschrijving van opdracht en/of
gewenst resultaat, de beoordelingscriteria, de wijze van beoordeling en de
cesuurbepaling bekend zijn voor de deelnemer.
Criterium 2: Afnamecondities
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De exameninstrumenten bevatten voldoende informatie op grond
waarvan voor de deelnemer en de beoordelaar duidelijk is onder welke
omstandigheden een examen moet worden afgenomen. De te treffen voorbereidingen,
de toegestane hulpmiddelen, de omschrijving van de context/setting van de
examenopdracht en de inrichting van de examenlocatie zijn bekend voor de
deelnemer en beoordelaar.
Criterium 3: Beoordelingsvoorschrift
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De exameninstrumenten zijn voorzien van een
beoordelingsvoorschrift waaruit de beoordelaar duidelijk kan opmaken op grond
waarvan een antwoord of prestatie van een deelnemer met een bepaalde
(deel)score moet worden gewaardeerd. Er is beschreven hoe een zo objectief
mogelijke beoordeling tot stand komt. Dit betekent dat het
exameninstrumentarium de volgende zaken bevat:
– een inhoudelijk correct antwoordmodel of een
beoordelingsschema (met beoordelingscriteria)
– een scoringsvoorschrift dat beschrijft welke antwoorden goed,
gedeeltelijk goed en welke als fout moeten worden beschouwd, inclusief de
daarbij behorende waardering (punten)
– een beschrijving van hoe eventuele deelwaarderingen leiden
tot een eindwaardering
– een beoordelaarinstructie met algemene richtlijnen over de
wijze waarop de prestaties van deelnemers beoordeeld moeten worden.
Standaard 5: De examenprocessen van afname, beoordeling en diplomering zijn
deugdelijk
Criterium 1: De afname
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De afname verloopt deugdelijk. De examencommissie vergewist zich
met een gepaste frequentie en grondigheid van het verloop van de afname van
examens, bijvoorbeeld aan de hand van processen verbaal en/of
deelnemerevaluaties. De examencommissie maakt voor zichzelf inzichtelijk of het
examenproces naar wens verloopt, en analyseert wat mogelijke oorzaken zijn als
processen niet naar wens verlopen.
Criterium 2: De beoordeling
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De beoordeling verloopt deugdelijk. De examencommissie vergewist
zich met een gepaste frequentie en grondigheid van de beoordeling van examens,
bijvoorbeeld aan de hand van resultatenanalyses, deelnemerevaluaties en
gegevens uit (steekproefsgewijze) dubbele beoordelingen, op grond waarvan zij
voor zichzelf inzichtelijk maakt of de beoordeling naar wens verloopt. Ook
houdt zij bij wanneer zij beoordelingsresultaten aanpast en tot welke
verbeteracties deze correcties leiden of hebben geleid. De examencommissie
analyseert wat mogelijke oorzaken zijn als de beoordelingen niet naar wens
verlopen.
Criterium 3: Diplomering en/of certificering
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
Diploma’s en certificaten worden op deugdelijke gronden
afgegeven. De examencommissie vergewist zich daarvan. De examencommissie kan
zich desgevraagd verantwoorden over haar besluiten in deze.
Standaard 6: De examenkwaliteit is voldoende geborgd
Criterium Kwaliteitsborging
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De examencommissie vergewist zich met een gepaste frequentie en
grondigheid van de integrale kwaliteit van de examinering. Zij doet dit met
medewerking van onafhankelijke deskundigen. De examencommissie legt van de
uitkomsten van deze beoordeling verantwoording af aan belanghebbenden, treft zo
nodig verbetermaatregelen en ziet toe op de effectiviteit daarvan.
Standaard 7: De instelling voldoet aan de wettelijke vereisten rondom
examinering
Criterium Naleving wettelijke vereisten
Een opleiding scoort ‘voldoende’ op dit criterium wanneer de
examinering overeenkomt met het volgende portret.
De opleiding voldoet aan de wettelijke vereisten
betreffende:
• informatie over het examen (in OER of ander document) (art.
7.4.8 en art. 7.4.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs);
• de examencommissie (waar onder art. 7.4.5 en art. 7.4.8,
vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs);
• de commissie van beroep examens (art. 7.5.1 en art. 7.5.2 van
de Wet educatie en beroepsonderwijs);
• de openbare verantwoording (art. 1.3.6 van de Wet educatie en
beroepsonderwijs).
Normering per standaard
De kwaliteit van examinering van een opleiding wordt gewaardeerd
aan de hand van standaarden. Deze standaarden kunnen worden beoordeeld met
voldoende of onvoldoende.
Voldoende: De examenkwaliteit van een opleiding voldoet in
voldoende mate aan de betreffende standaard als de examenkwaliteit ten minste
overeenkomt met het in deze bijlage aangegeven bijbehorende portret of
portretten. Wanneer een standaard meer dan één criterium omvat dient de
examenkwaliteit voor elk afzonderlijk criterium overeen te komen met het bij
dat criterium genoemde portret. In dat geval scoort een opleiding ‘voldoende’
op de standaard.
Onvoldoende: Als de examenkwaliteit van een opleiding niet
overeenkomt met het in deze bijlage aangegeven bijbehorende portret of
portretten (er ontbreken elementen of het voldoet niet aan alle bij de
standaard genoemde criteria) dan wel het is onbekend of de examenkwaliteit
overeenkomt met het bijbehorende portret of portretten (het kan niet worden
aangetoond) dan voldoet de examenkwaliteit van een opleiding in onvoldoende
mate aan de standaard. In dat geval scoort een opleiding ‘onvoldoende’ op de
betreffende standaard.
Normering eindoordeel
De examenkwaliteit van een opleiding is voldoende wanneer vijf
van de zeven standaarden voldoende zijn, waaronder in elk geval standaard 3 (de
dekking van exameninstrumenten), 4 (de toetstechnische kwaliteit van
exameninstrumenten), 5 (de examenprocessen) en 7 (de naleving van wettelijke
vereisten).
TOELICHTING
Inleiding
De examens van beroepsopleidingen moeten voldoen aan landelijke
standaarden voor de kwaliteit van de examens, op grond van artikel 7.4.4 van de
Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB).
De instelling dient zelf te bewaken dat de kwaliteit van de examens
van door haar verzorgde beroepsopleidingen in voldoende mate voldoet aan de
standaarden en waar nodig tijdig te verbeteren. Daarnaast dient de instelling
jaarlijks publieke verantwoording af te leggen over de uitkomsten van de
zelfevaluatie van de mate waarin de examens aan de standaarden voldoen (op
grond van artikel 1.3.6 van de WEB).
Het externe toezicht op de kwaliteit van de examens in het mbo
wordt uitgeoefend door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie). Aan
de hand van de standaarden en de daarvan onderdeel uitmakende normering
beoordeelt de inspectie of de examenkwaliteit van een opleiding onvoldoende of
voldoende is.
In deze regeling worden de standaarden voor de kwaliteit van de
examens in het beroepsonderwijs (inclusief de daarbij behorende normering)
vastgesteld. De regeling werkt terug tot en met 1 augustus 2008.
Standaarden
Bij de Regeling standaarden examens beroepsonderwijs 2007–2008 is
vermeld dat deze regeling aan het einde van het studiejaar 2007–2008 wordt
geëvalueerd. Uit deze evaluatie, die door de inspectie is uitgevoerd, is onder
meer het volgende gebleken:
– de standaarden kunnen nagenoeg ongewijzigd blijven. Wel is
geconstateerd dat de onderliggende portretten meer uitwerking vereisen, gelet
op de vragen die instellingen hierover aan de inspectie stelden;
– ook is gebleken dat afname, beoordeling en diplomering
essentiële elementen zijn van de examinering, die in de voorgaande regeling
onder verschillende standaarden waren opgenomen. Het is transparanter deze
elementen in samenhang op te nemen onder een nieuw geformuleerde
standaard;
– door diplomering te expliciteren in een standaard wordt het
voor instellingen inzichtelijker dat in geval van diplomering op basis van evc,
ook de evc-rapportages en -procedures deugdelijk dienen te zijn.;
– vast is komen te staan dat de waarde van het oordeel op met
name het aspect transparantie minder direct gerelateerd was aan de kwaliteit
van examinering, waarmee verbeteringen op dat vlak door instellingen niet
zichtbaar bijdroegen aan de kwaliteit van examinering. Daarom zou transparantie
terug dienen te komen bij verschillende standaarden (voor elke standaard moet
de instelling feitelijk een transparante beschrijving hebben).
– In het portret over de wettelijke beroepsvereisten moet
rekening worden gehouden met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van
o.a. de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake deregulering en administratieve
lasten (DAL, Stb. 2008, 267).
De plicht om een zogenaamde OER (onderwijs- en examenregeling) op te stellen is
vervangen door de verplichting van het bevoegd gezag, zorg te dragen voor een
goede organisatie van het onderwijs en de examens en voor volledige en tijdige
informatie aan de deelnemers daarover.
– De tevredenheid van de deelnemer over de kwaliteit van de
examinering wordt reeds meegewogen bij de beoordeling van de kwaliteit van het
onderwijs (criterium tevredenheid van de deelnemer). Hierdoor kan deze
standaard komen te vervallen.
Naar aanleiding van vorenstaande punten zijn de standaarden op
bepaalde punten aangepast en vernummerd. De ‘nieuwe’ standaarden 1, 2, 6 en 7
zijn ongewijzigd en komen overeen met de voormalige standaarden, met
uitzondering van de vernummering. De ‘nieuwe’ standaarden 3, 4 en 5 zijn
voorzien van enkele, reeds bij de vorige standaarden gehanteerde, criteria.
Door de uitgewerkte beschrijving wordt de beoordeling echter transparanter.
Daarbij is bij standaard 5 sprake van een hergroepering van criteria die bij de
voorgaande regeling onder anders standaarden vielen, maar logischerwijs
thuishoren bij de ‘nieuwe’ standaard 5. De ‘oude’ standaard 2 ‘de deelnemer is
tevreden over de kwaliteit’ is komen te vervallen.
De ‘nieuwe’ examenstandaarden en de daarbij behorende normering
betreffen uitdrukkelijk geen verzwaring ten opzichte van de examenstandaarden
2007–2008. Daarom is er ook geen bezwaar tegen de terugwerkende kracht van deze
regeling.
In onderstaand schema wordt de relatie weergegeven van de
standaarden in deze regeling met de standaarden zoals die golden bij de
Regeling standaarden examens beroepsonderwijs 2007–2008.
Standaarden in deze regeling | | Standaarden in vorige regeling 2007–2008 |
---|
Standaard | Criteria | |
---|
1. Vertrouwen beroepenveld | Vertrouwen beroepenveld | De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 1). |
| | |
2. Deskundigheid | Borging deskundigheid | De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 3). |
| | |
3. Exameninstrumenten inhoud | 1. Dekkingsgraad 2. Cesuur | De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 4). De criteria waren ook in 2007–2008 opgenomen.
De omschrijving is transparanter geworden.
|
| | |
4. Exameninstrumenten toetstechnische eisen | 1. Informatie deelnemer | De standaard is overgenomen uit de regeling
2007–2008 (‘oude’ standaard 4). De criteria waren ook in 2007–2008 opgenomen. De omschrijving is transparanter geworden.
|
2. Afnamecondities |
| 3. Beoordelingsvoorschrift |
| | |
5. Examenprocessen | 1. Afname | Dit betreft een hergroepering van criteria die in de regeling 2007–2008 onder andere standaarden waren opgenomen. Het betreft
een nadere explicitering. De drie criteria vormen gezamenlijk de criteria van de ‘nieuwe’ standaard 5 ‘examenprocessen’.
|
| 2. Beoordeling |
| 3. Diplomering en/of certificering |
| | |
| | De criteria 1 en 2 zijn overgenomen uit de
regeling 2007–2008. Deze 2 criteria maakten deel uit van standaard 5, maar stonden daar niet op de juiste plek – standaard
5 ging immers alleen over
toetstechnische zaken.
|
| | |
| | Criterium 3 is overgenomen uit de regeling
2007–2008.
|
| | Dit criterium maakte deel uit van standaard 8,
maar was op die plaats onvoldoende belicht. De
vermelding van dit criterium onder de standaard
‘Examenprocessen’ verbetert de zichtbaarheid van dit criterium en
wijst instellingen nadrukkelijker daarmee op het belang
ervan.
|
| | |
| | Alle drie deze criteria vielen in de regeling
2007–2008 binnen standaarden die volgens de normering ‘voldoende’ moesten zijn voor het eindoordeel ‘voldoende’.
|
| | |
6. Borging examenkwaliteit | Kwaliteitsborging | De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 7). |
| | |
7. Naleving wettelijke vereisten | Naleving vereisten m.b.t.: | De standaard is overgenomen uit de regeling 2007–2008 (‘oude’ standaard 8). |
| – informatie over het examen |
| – commissie van beroep examens | |
| – examencommissie | |
| – openbare verantwoording | |
| | |
| | De ‘oude’ standaard 2 ‘De tevredenheid van de deelnemers over de examinering’ is komen te vervallen. Dit aspect is wel opgenomen
in het Kader risicoanalyse onderwijs van het Toezichtkader bve 2009 en maakt daarmee deel uit van de onderwijskwaliteit.
|
| | |
| | De ‘oude’ standaard 6 ‘De examineringsprocessen zijn transparant’ keert deels terug in standaard
5 ‘Examenprocessen’, en deels in standaard 6 ‘Borging examenkwaliteit’.
|
Normering
De normering vindt direct op het niveau van de standaard plaats.
Per standaard wordt een oordeel uitgesproken op een tweepuntsschaal
(onvoldoende-voldoende) met een duidelijke grens tussen onvoldoende en
voldoende.
Per standaard is een beschrijving gemaakt van het oordeel
‘voldoende’: de zogenoemde portretten (zie de bijlage). De examenkwaliteit van
een opleiding voldoet in voldoende mate aan de betreffende standaard als de
examenkwaliteit overeenkomt met het in de bijlage aangegeven bijbehorende
portret of portretten in geval van meerdere criteria. Per standaard dient aan
alle bijbehorende criteria te worden voldaan. In het geval de examenkwaliteit
niet overeenkomt met het portret dan wel portretten of indien het onbekend is
of de examenkwaliteit overeenkomt met het portret dan wel portretten (het kan
niet worden aangetoond), voldoet het examen in onvoldoende mate aan de
standaard. Deze portretten vormen het referentiekader voor de beoordeling.
De kwaliteit van de examinering is voldoende wanneer vijf van de
zeven standaarden voldoende zijn, waaronder in elk geval 3, 4, 5 en 7. Dit komt
overeen met de normering zoals deze gold in de Regeling standaarden examens
beroepsonderwijs 2007–2008.
Deze normering geldt voor zowel eindtermgerichte als
competentiegericht opleidingen.
De Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. Bijsterveldt-Vliegenthart.