Besluit van de Minister van Justitie van 9 februari 2009, nr. 5572116/Justis/09, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Aanhoudings- en ondersteuningseenheid van het Korps Landelijke politiediensten (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar AOE/KLPD 2009)

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, zevende lid, en artikel 60, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. KLPD:

Korps landelijke politiediensten;

b. AOE:

Aanhoudings- en Ondersteuningseenheid van het KLPD;

c. de buitengewoon opsporingsambtenaar:

de buitengewoon opsporingsambtenaar te werk gesteld bij de AOE als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Het personeel afkomstig van de krijgsmacht, te werk gesteld bij de AOE van het KLPD, belast met de opsporing van strafbare feiten, is tevens aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van:

    • a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

    • b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

    • c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

  • 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 40 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

  • 1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket.

  • 2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het KLPD.

Artikel 6

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.

  • 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan eerst gebruik maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het uitoefenen van deze bevoegdheden.

  • 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

  • 4. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien.

Artikel 7

De Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar is van toepassing op de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na inwerkingtreding.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar AOE/KLPD 2009.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 februari 2009

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Dienst Justis, team BTR/BOA Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

TOELICHTING

In juni 2006 is een nieuw stelsel van speciale eenheden inwerking getreden. Hierbij is een stelsel gecreëerd met drie oplopende geweldsniveaus namelijk:

  • de regionale Aanhoudings- en Ondersteuningseenheden (AOE’en);

  • de bijzondere bijstandseenheden van de Dienst Speciale Interventies (DSI), de Unit Interventie en de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning;

  • de bijzondere bijstandseenheid van het Korps Mariniers van het Commando Zeestrijdkrachten, de Unit Interventie Mariniers.

Bij de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel is aangekondigd dat het anderhalf jaar na de inwerkingtreding zou worden geëvalueerd. Op 10 januari 2008 is de commissie ter evaluatie van de herinrichting van het stelsel van speciale eenheden van start gegaan, onder voorzitterschap van de oud Directeur-generaal rechtshandhaving, mr. Drs. C.W.M. Dessens. Op 22 april 2008 heeft de commissie haar eindrapport aangeboden aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Justitie. Bij brief van 14 juli 2008 heeft de minister van Justitie het rapport van de commissie met de kabinetsreactie aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Eén van de aanbeveling van de commissie is om te komen tot een zogenaamd ‘dakpanmodel’ waarin de drie verschillende geweldsniveaus gehandhaafd blijven. Dit ‘dakpanmodel’ biedt de mogelijkheid om de onderlinge uitwisselbaarheid van personeel te vergroten zodat er een samenhangend stelsel ontstaat waarin de verschillende geweldsniveaus elkaar onderling kunnen versterken. Om de door de commissie aanbevolen structurele personeelsuitwisseling en samenwerking tussen de DSI en de AOE’en daadwerkelijk gestalte te geven, is besloten om de mogelijkheid te creëren dat het personeel van de DSI zelfstandig kan optreden als Aanhoudings- en Ondersteuningseenheid.

Door middel van een organisatiebesluit van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) is er een landelijk inzetbare AOE opgericht die zelfstandig of in bijstand aan de regionale AOE’en kan worden ingezet. Hoewel er feitelijk sprake is van een personele unie tussen de DSI en de AOE van het KLPD blijven het juridisch twee gescheiden organisaties. Voor beide organisaties blijven de bestaande toestemmingslijnen, inzetprocedures en de bewapeningsregelingen dan ook onverkort van kracht.

De AOE van het KLPD heeft uitsluitend tot taak, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen, de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • Het verrichten van planmatige aanhoudingen,

  • het bewaken en beveiligen van politie-infiltranten,

  • het assisteren bij het bewaken en beveiligen van het transport van getuigen, verdachten of gedetineerden,

  • het assisteren bij het bewaken en beveiligen van objecten en

  • andere werkzaamheden waarvoor toestemming is verkregen van de Minister van Binnenlandse Zaken of Justitie.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Naar boven