Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende regels met betrekking tot de opleiding, de aanstelling, de examinering en de uitrusting van verkeersregelaars (Regeling verkeersregelaars 2009)

9 februari 2009

Nr. CEND/HDJZ-2009/86 sector AWW

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 12 en 13 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 33 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, de artikelen 56 en 58 van het BABW, artikel 30, tweede lid, van het RVV 1990 en artikel 5.3.51, tweede lid, en 5.3.61, derde lid, van het Voertuigreglement;

Besluit:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. contourmarkering:

opvallende markering die dient om de horizontale en verticale dimensie (lengte, breedte en hoogte) van een voertuig aan te geven;

b. evenement:

eenmalige of periodiek terugkerende activiteit met verkeersaantrekkende werking, die hetzij maximaal één dag duurt, hetzij zich uitstrekt over een aaneengesloten periode van meerdere dagen, voor zover het bevoegd gezag dat tot het houden van het evenement vergunning heeft verleend als voorwaarde heeft gesteld dat verkeersregelend wordt opgetreden;

c. eenmalige evenementenverkeersregelaar:

verkeersregelaar die ten behoeve van één evenement is aangesteld;

d. evenementenverkeersregelaar voor bepaalde tijd:

verkeersregelaar die ten behoeve van meerdere evenementen in een aaneengesloten periode van maximaal twaalf maanden is aangesteld;

e. getuigschrift:

door of namens een opleidingsinstituut afgegeven certificaat als bewijs dat het theorie- en het praktijkexamen in het kader van een opleiding tot verkeersregelaar met goed gevolg zijn afgelegd;

f. migrerende beroepsbeoefenaar:

migrerende beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, die in Nederland het beroep van transportbegeleider of verkeersregelaar met in het kader van het beroep verkeersregelende taken wenst uit te oefenen;

g. opvallende markering:

een inrichting die dient om een voertuig van de zij- of achterkant gezien meer zichtbaarheid te geven door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichtbron bevindt;

h. volledige contourmarkering:

een contourmarkering die de omtrek van het voertuig aangeeft door middel van een doorlopende lijn.

Artikel 2

Voor een aanstelling als verkeersregelaar komen uitsluitend in aanmerking:

  • a. personen, die het beroep van transportbegeleider wensen uit te oefenen;

  • b. personen, niet zijnde personen als bedoeld onder a, die in het kader van de uitoefening van hun beroep waar nodig verkeersregelende taken gaan verrichten, indien het verrichten van die taken naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegde gezag als hun hoofdwerkzaamheden moet worden beschouwd of moet worden geacht nauw verband te houden met de uitoefening van hun hoofdwerkzaamheden;

  • c. personen, die ten behoeve van één evenement of ten behoeve van meerdere evenementen in een aaneengesloten periode van maximaal twaalf maanden, eenvoudige verkeersregelende taken gaan verrichten.

§ 2 Opleiding

Artikel 3

  • 1. De opleiding tot verkeersregelaar, met uitzondering van de categorieën evenementenverkeersregelaars, bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Beide onderdelen worden afgesloten met een examen, met dien verstande dat het praktijkexamen niet plaatsvindt dan nadat het theorie-examen met goed gevolg is afgelegd.

  • 2. Het praktijkexamen wordt afgenomen in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de politie.

  • 3. Bij het praktijkexamen wordt de geschiktheid van de kandidaat om als verkeersregelaar als bedoeld in het eerste lid op te treden, beoordeeld aan de hand van de in bijlage 1 opgenomen criteria.

  • 4. Voor aanstelling als eenmalige evenementenverkeersregelaar dient een standaardinstructie te zijn gevolgd.

  • 5. Voor aanstelling als evenementenverkeersregelaar voor bepaalde tijd dient een uitgebreide theoretische instructie te zijn gevolgd.

Artikel 4

  • 1. Een getuigschrift wordt afgegeven nadat alle vereiste examens met goed gevolg zijn afgelegd.

  • 2. Op het getuigschrift worden in ieder geval opgenomen: naam, voorletters, geboortedatum en adres van de betrokkene, de datum van afgifte van het getuigschrift en de naam van de afgevende instantie. Het getuigschrift dient door de in artikel 3, tweede lid, bedoelde vertegenwoordiger te zijn voorzien van een waarmerk.

§ 3 Aanstelling transportbegeleiders en verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende werkzaamheden

Artikel 5

  • 1. Voor de aanstelling als transportbegeleider komen slechts in aanmerking personen die:

    • a. de leeftijd van 24 jaren hebben bereikt;

    • b. voldoen aan artikel 2.7.2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer dan wel in het bezit zijn van een geldig CCV-B-diploma Beroeps- en Eigen Goederenvervoer;

    • c. in het bezit zijn van een geldig rijbewijs voor de categorieën B, C en E;

    • d. in het bezit zijn van een getuigschrift dat op de dag van de aanvraag niet ouder is dan 6 maanden, of voorzover het betreft migrerende beroepsbeoefenaars, een certificaat waaruit blijkt dat met goed gevolg een proeve van bekwaamheid is afgelegd of een verklaring waaruit blijkt dat gedurende een periode van negen maanden een aanpassingstage als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, is doorlopen; en

    • e. in het bezit zijn van een met het oog op het optreden als transportbegeleider afgegeven verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die op de dag van de aanvraag niet ouder is dan twee maanden, of voorzover het betreft migrerende beroepsbeoefenaars, een hiermee overeenkomend document, afgegeven door het bevoegd gezag van de betrokken staat van oorsprong of herkomst.

  • 2. De in het eerste lid, onder d, bedoelde proeve van bekwaamheid wordt overeenkomstig artikel 3, tweede en derde lid, afgelegd bij een opleidingsinstituut in Nederland. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing. De in het eerste lid, onder d, bedoelde verklaring wordt afgelegd door de transportbegeleider onder wiens verantwoordelijkheid de stage is doorlopen.

Artikel 6

  • 1. Voor de aanstelling als verkeersregelaar met in het kader van het beroep verkeersregelende taken komen slechts in aanmerking personen die:

    • a. de leeftijd van tenminste 18 jaren hebben bereikt;

    • b. in het bezit zijn van een getuigschrift dat op de dag van de aanvraag niet ouder is dan 6 maanden, of voor zover het betreft migrerende beroepsbeoefenaars, een certificaat waaruit blijkt dat met goed gevolg een proeve van bekwaamheid is afgelegd of een verklaring waaruit blijkt dat gedurende een periode van negen maanden een aanpassingstage als bedoeld in artikel 1, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is doorlopen;

    • c. in het bezit zijn van een schriftelijke verklaring van de werkgever waaruit blijkt dat deze betrokkene in het kader van diens beroep wenst in te zetten als verkeersregelaar; en

    • d. in het bezit zijn van een met het oog op het optreden als verkeersregelaar met in het kader van het beroep verkeersregelende werkzaamheden afgegeven verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die op de dag van de aanvraag niet ouder is dan twee maanden of voor zover het betreft migrerende beroepsbeoefenaars, een hiermee overeenkomend document, afgegeven door het bevoegd gezag van de betrokken staat van oorsprong of herkomst.

  • 2. Verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken die in aanmerking komen voor een aanstelling ingevolge artikel 56, eerste lid, onder a, van het BABW, dienen in afwijking van het eerste lid, onder c, in het bezit te zijn van een verklaring van de werkgever waaruit blijkt dat deze betrokkene in het kader van diens beroep frequent in meerdere niet-aangrenzende gemeenten en niet uitsluitend in één provincie wenst in te zetten als verkeersregelaar. Deze verklaring is niet vereist voor de aanstelling van personen die als weginspecteur in dienst zijn van Rijkswaterstaat.

  • 3. De in het eerste lid, onder b, bedoelde proeve van bekwaamheid wordt overeenkomstig artikel 3, tweede en derde lid, afgelegd bij een opleidingsinstituut in Nederland. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing. De in het eerste lid, onder d, bedoelde verklaring wordt afgelegd door de verkeersregelaar onder wiens verantwoordelijkheid de stage is doorlopen.

Artikel 7

  • 1. De aanstelling van transportbegeleiders en verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken geschiedt voor een periode van vijf jaren en wordt vastgelegd in een aanstellingsbesluit. Bij de aanstelling kan een beperking in de uitoefening van de bevoegdheid worden opgelegd.

  • 2. In het besluit, bedoeld in het eerste lid, worden tenminste de volgende gegevens opgenomen: naam, voorletters, geboortedatum en adres van de betrokkene, de einddatum van de aanstelling, de naam van de afgevende instantie, het afgiftenummer en de eventuele beperkingen in de uitoefening van de bevoegdheid.

  • 3. Transportbegeleiders en verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken ontvangen tevens een aanstellingspas, die zij tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden bij zich dragen. Deze pas is vervaardigd van duurzaam en vochtbestendig materiaal. Op deze pas worden tenminste de volgende gegevens opgenomen: een pasfoto, de naam, de voorletters en de geboortedatum van de betrokkene, de einddatum van de aanstelling, de naam van de afgevende instantie, het afgiftenummer van het aanstellingsbesluit, de eventuele beperkingen in de uitoefening van de bevoegdheid, alsmede de bedrijfsnaam van de werkgever.

Artikel 8

  • 1. De aanstelling van transportbegeleiders en verkeersregelaars met in het kader van hun beroep verkeersregelende taken kan telkens voor een periode van vijf jaren worden verlengd, met dien verstande dat:

    • a. transportbegeleiders in het bezit zijn van een geldig CCV-B-diploma Beroeps- en Eigen Goederenvervoer dan wel voldoen aan artikel 2.7.2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer vervoer, in het bezit zijn van een geldig rijbewijs voor de categorieën B, C en E, en aannemelijk maken in het afgelopen jaar frequent als transportbegeleider te hebben opgetreden;

    • b. verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken, middels een schriftelijke verklaring van de werkgever aannemelijk maken in het afgelopen jaar in het kader van hetzelfde beroep frequent verkeersregelend te hebben opgetreden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verkeersregelaars zijn tevens in het bezit van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die op de dag van de aanvraag niet ouder is dan twee maanden.

  • 3. De in het eerste lid, onder b, en in het tweede lid bedoelde verklaringen zijn niet vereist voor de verlenging van de aanstelling van verkeersregelaars die als weginspecteur in dienst zijn van Rijkswaterstaat.

  • 4. De aanvraag tot verlenging wordt uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de geldigheid van de eerder afgegeven aanstelling ingediend.

§ 4 Aanstelling evenementenverkeersregelaars

Artikel 9

  • 1. Evenementenverkeersregelaars worden aangesteld per evenement of voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf maanden. Bij de aanstelling worden beperkingen in de uitoefening van de bevoegdheid opgelegd.

  • 2. Voor de aanstelling als evenementenverkeersregelaar voor bepaalde tijd komen in aanmerking personen die de leeftijd van tenminste 16 jaren hebben bereikt en die in het bezit zijn van een door de politie afgegeven instructieverklaring waaruit blijkt dat een uitgebreide theoretische instructie is gevolgd.

  • 3. Voor de aanstelling als eenmalige evenementenverkeersregelaar komen in aanmerking personen die de leeftijd van tenminste 16 jaren hebben bereikt en die in het bezit zijn van een instructieverklaring van de politie waaruit blijkt dat zij de standaardinstructie hebben gevolgd.

  • 4. Op de in het tweede en derde lid bedoelde instructieverklaringen worden vermeld: de naam, de voorletters en de geboortedatum van de kandidaat, alsmede de datum van de instructie en de naam van de instructeur.

Artikel 10

  • 1. Evenementenverkeersregelaars dienen voor elke inzet de specifiek daarop toegesneden instructie te hebben gevolgd.

  • 2. Instructies voor evenementenverkeersregelaars vinden plaats onder verantwoordelijkheid van de korpschef van het betrokken regionale politiekorps.

Artikel 11

  • 1. De aanstelling van evenementenverkeersregelaars voor bepaalde tijd geschiedt voor een periode van ten hoogste 12 maanden en wordt vastgelegd in een aanstellingsbesluit. Voor eenmalige evenementenverkeersregelaars kan per evenement worden volstaan met één algemeen aanstellingsbesluit, waarvan de daarbij als bijlage gevoegde groslijst met personalia van de betrokkenen deel uitmaakt.

  • 2. In de aanstellingsbesluiten, bedoeld in het eerste lid, worden per evenementenverkeersregelaar tenminste de volgende gegevens opgenomen: de naam, de voorletters, de geboortedatum en het adres van de betrokkene, de datum van afgifte, het afgiftenummer, de naam van de afgevende instantie en de beperkingen in de uitoefening van de bevoegdheid.

  • 3. Evenementenverkeersregelaars voor bepaalde tijd ontvangen tevens een aanstellingspas, die zij tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden bij zich dragen. Deze pas is vervaardigd van duurzaam en vochtbestendig materiaal. Op deze pas worden ten minste de volgende gegevens opgenomen: een pasfoto, de naam, de voorletters en de geboortedatum van de betrokkene, de einddatum van de aanstelling, het afgiftenummer van het aanstellingsbesluit en de naam van de afgevende instantie.

Artikel 12

Evenementenverkeersregelaars oefenen hun taak uit onder direct toezicht van de politie.

Artikel 13

Evenementenverkeersregelaars die jonger zijn dan achttien jaren worden bij de uitoefening van hun taak slechts ingezet op wegen waar in het algemeen niet sneller wordt gereden dan 50 km per uur en indien ter plaatse bij duisternis of slecht zicht voldoende openbare straatverlichting aanwezig is.

§ 5 Uitrusting

Artikel 14

  • 1. Tijdens de uitoefening van hun taak dragen verkeersregelaars, alsmede personen die optreden tijdens praktijklessen of praktijkexamens in het kader van een opleiding tot verkeersregelaar, voor de duur van hun werkzaamheden, respectievelijk van deze praktijklessen of het praktijkexamen, een jas of hes, die voldoet aan de omschrijving in bijlage 2.

  • 2. Transportbegeleiders maken voor het begeleiden van transporten waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 149 van de wet is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit, gebruik van een begeleidingsvoertuig dat voldoet aan de omschrijving in bijlage 3, onderdeel A.

  • 3. In het in het tweede lid bedoelde begeleidingsvoertuig zijn de hulpmiddelen, genoemd in bijlage 3, onderdeel B, aanwezig.

  • 4. Gedurende het in het tweede lid bedoelde transport wordt de in bijlage 3, onderdeel A, bedoelde verlichting gevoerd.

§ 6 Intrekking van de aanstelling

Artikel 15

  • 1. Het ingevolge artikel 56, eerste lid, van het BABW bevoegde bestuursorgaan kan de aanstelling intrekken indien:

    • a. de aan het bevoegde gezag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig dan wel in strijd met de waarheid blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b. de beschikking door het bevoegde gezag in strijd met de wettelijke voorschriften is afgegeven;

    • c. het bevoegde gezag, na schriftelijke advisering door de politie, van oordeel is dat de betrokken transportbegeleider, verkeersregelaar met in het kader van het beroep verkeersregelende taken of evenementenverkeersregelaar voor bepaalde tijd tijdens werkzaamheden in die hoedanigheid gedragingen heeft verricht waardoor het verkeer in gevaar is of kon worden gebracht of heeft gehandeld in strijd met voorschriften, gegeven bij of krachtens de wet;

    • d. indien zulks naar het oordeel van het bevoegde gezag nodig is in verband met verandering van wetgeving of gewijzigde omstandigheden of inzichten;

    • e. de transportbegeleider, verkeersregelaar met in het kader van het beroep verkeersregelende taken of evenementenverkeersregelaar voor bepaalde tijd daartoe een verzoek indient;

    • f. de transportbegeleider of verkeersregelaar met in het kader van het beroep verkeersregelende taken niet meer het beroep uitoefent ten behoeve waarvan de aanstelling is verleend.

  • 2. De intrekking van de aanstelling geschiedt schriftelijk.

§ 7 Overgangsrecht

Artikel 16

  • 1. Artikel 14, eerste lid, is gedurende vijf jaren na inwerkingtreding van deze regeling niet van toepassing op jassen en hessen die op de datum van inwerkingtreding van deze regeling in gebruik zijn bij verkeersregelaars.

  • 2. Artikel 14, tweede lid, is gedurende vijf jaren na inwerkingtreding van deze regeling niet van toepassing op begeleidingsvoertuigen die op de datum van inwerkingtreding van deze regeling feitelijk in gebruik zijn als begeleidingsvoertuig.

§ 8 Slotbepalingen

Artikel 17

De Regeling permanente eisen wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 2.10.21 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 9 Opvallende markering van begeleidingsvoertuigen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het BABW
Artikel 2.10.22

Op de installatie van opvallende markering op begeleidingsvoertuigen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het BABW, zijnde artikelen 2.10.16, eerste en derde lid, 2.10.17 en 2.10.18, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

De Regeling optische en geluidssignalen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, onderdeel 4, wordt ‘het motorvoertuig’ vervangen door: het motorvoertuig, niet zijnde een begeleidingsvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het BABW.

B

Artikel 5, onderdeel e, vervalt onder vernummering van de onderdelen f en g tot e en f.

Artikel 19

De Regeling verkeersregelaars wordt ingetrokken.

Artikel 20

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2009.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verkeersregelaars 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

BIJLAGE 1

Criteria, bedoeld in artikel 3, derde lid:

  • 1. De kandidaat-verkeersregelaar toont zich tijdens het praktijkexamen gedurende 15 minuten bedreven in het op adequate en veilige wijze regelen van het verkeer. Dit wordt aangetoond door het kiezen van de juiste positie(s) bij het geven van aanwijzingen aan de verkeersdeelnemers tijdens het regelen van het verkeer op een kruising waar het verkeersaanbod, naar het oordeel van de examinatoren, gelijkmatig is verdeeld over kruisende wegen en de intensiteit hiervan zodanig is dat bedoelde bedrevenheid in redelijkheid is vast te stellen.

  • 2. Voor de kandidaat-transportbegeleider geldt voorts het volgende:

    • hij demonstreert hoe te rijden achter en voor een transport;

    • hij demonstreert dat hij de verkeersregels kent en laat een veilig en daadkrachtig weggedrag zien;

    • hij toont aan verkeersborden en bewegwijzering te kunnen interpreteren;

    • hij toont aan inzicht te hebben in de verkeersrisico’s welke samenhangen met het gedrag van andere verkeersdeelnemers en in de verkeersrisico’s die het transport met zich meebrengt; en

    • hij toont aan in staat te zijn om het oponthoud voor het overige verkeer zo veel mogelijk te beperken en de doorstroming zo veel mogelijk te bevorderen.

BIJLAGE 2

De hes van de verkeersregelaar bestaat uit een fluorescerend gele bovenkant en een fluorescerend oranje onderkant. Het scheidingsvlak van deze kleuren bevindt zich ter hoogte van de onderkant van de armsgaten. Op dit scheidingsvlak is met retro-reflecterend grijs materiaal een rondom doorlopende streep van 50 mm breedte aangebracht. Een soortgelijke rondom doorlopende streep is ook horizontaal aangebracht op 50 mm boven de onderkant van het oranje deel van de hes. Tussen deze horizontale strepen zijn, op 50 mm uit het midden van de armsgaten, twee soortgelijke verticale strepen aangebracht, zodat een oranje rechthoek ontstaat. In deze rechthoek is met hetzelfde grijze materiaal van 50 mm breedte een driehoek aangebracht. Deze driehoek is zo groot mogelijk. De zijden en hoeken van deze driehoek raken de grijze strepen van de rechthoek niet. Tussen de rechthoeken aan de voor- en achterkant van de hes zijn op de delen onder de armsgaten, op gelijke afstand tussen de horizontale zijden van de rechthoek, twee doorlopende horizontale grijze strepen aangebracht.

De voor- en achterkant van de hes zijn gelijk, met dien verstande dat de hes aan de voorzijde een V-hals heeft. Als de hes aan de voorkant een opening heeft, dan zijn de grijze strepen en de driehoek niet zichtbaar onderbroken (door bijvoorbeeld een ritssluiting). De hes mag ook zonder opening aan de voorkant zijn uitgevoerd en wordt in dat geval dus over het hoofd aangetrokken. Op de jas/hes kan links op de borst een logo met de bedrijfsnaam geplaatst worden ter grootte van maximaal 11×11cm. Dit logo mag geen onderdelen van het retroreflecterende patroon afdekken.

De kleuren van de verkeersregelaarskleding bevinden zich binnen de hoekpunten van het betreffende gebied in het CIE-kleurendiagram. De coördinaten van deze hoekpunten voor de verschillende kleuren zijn weergegeven in tabel 2. De minimale luminantiefactor van het fluorescerend oranje bedraagt 0,40 cd/m2, voor het fluorescerend geel 0,70 cd/m2 en het retroreflecterend grijs 0,10 cd/m2. De minimale retroreflectiecoëfficiënten in cd/(lx.m2) zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel1 minimale retroreflectie coëfficiënten (cd/(lx.m2)):

Invalshoek/observatiehoek

20°

30°

40°

12’

330

290

180

65

20’

250

200

170

60

25

15

12

10

1°30’

10

7

5

4

Tabel 2 coördinaten CIE-kleurendiagram:

Kleur

Coördinaat nr

x- coördinaat

y-coördinaat

Fluorescerend orange

1

0,610

0,390

 

2

0,544

0,376

 

3

0,579

0,341

 

4

0,655

0,344

Fluorescerend geel

1

0,387

0,610

 

2

0,356

0,494

 

3

0,398

0,452

 

4

0,460

0,540

Retroreflecterend grijs

1

0,300

0,250

 

2

0,365

0,325

 

3

0,330

0,360

 

4

0,270

0,290

De jas van de verkeersregelaar heeft als romp de hierboven beschreven hes en heeft mouwen in dezelfde fluorescerend gele kleur als de bovenkant van de hes. Deze mouwen hebben rondom elk minimaal twee retroreflecterende grijze banden van 50 mm breedte, waarvan er zich één op 50 mm boven de onderkant van de mouw bevindt. In de hals van de jas mag een kraag zijn gezet.

De jas die gebruikt wordt door verkeersregelaars die in functie zijn als weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, is voorts voorzien van een horizontale blauwe band op de borst van 5 cm hoog, op het scheidingsvlak van geel en oranje, aan zowel onder- als bovenzijde begrensd door retroreflecterende banden van 5 cm hoog.

stcrt-2009-2326-001.pngstcrt-2009-2326-002.pngstcrt-2009-2326-003.png

BIJLAGE 3

Onderdeel A: eisen als bedoeld in artikel 14, tweede lid

  • 1) Het begeleidingsvoertuig heeft over een lengte van tenminste 2,50 meter een minimale daklijnhoogte van 1,75 meter.

  • 2) De kleur van de buitenzijde van het begeleidingsvoertuig is geel RAL 1003, 1004 of 1023.

  • 3) Het begeleidingsvoertuig is voorzien van geel zwaai- knipper- of flitslicht. Hieronder wordt verstaan verlichting, bestaande uit een set gele signaalverlichting. De verlichting is zodanig gemonteerd dat het signaal kan worden waargenomen rondom het voertuig vanaf een afstand van 25 m vanaf het voertuig, gemeten op 1,50 m boven het wegdek. Ter ondersteuning van de set mag aan de voorzijde van het voertuig symmetrisch ten opzichte van de lengteas van het voertuig op een hoogte tussen 0,40 m en 1,20 m boven het wegdek een set secundaire gele signaalverlichting zijn aangebracht. De zichthoek van de secundaire set is ten hoogste 90°. De secundaire set is alleen in werking wanneer de primaire signaalverlichting is ingeschakeld. De secundaire set mag separaat uitschakelbaar zijn.

  • 4) Het begeleidingsvoertuig is voorzien van een verlichte transparant als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel bb1, van het Voertuigreglement, welke zodanig op het voertuig is bevestigd dat deze aan de achterzijde goed zichtbaar is.

  • 5) Opvallende markering van het begeleidingsvoertuig

    Contourmarkering:

    Het begeleidingsvoertuig is voorzien van volledige contourmarkering aan de zijkanten en de achterkant die voldoet aan de volgende eisen:

    • De opvallende markering is zo dicht mogelijk bij de rand van het begeleidingsvoertuig aangebracht;

    • De opvallende markering wordt zo horizontaal en verticaal mogelijk aangebracht, aansluitend op de vorm, structuur, constructie en het gebruik van het begeleidingsvoertuig;

    • De afstand tussen de opvallende markering aan de achterkant en ieder verplicht remlicht moet ten minste 200 mm bedragen;

    • De kleur van de opvallende markering is wit of geel aan de zijkanten en rood, wit of geel aan de achterkant;

    • Het materiaal voor de contourmarkering voldoet aan ECE-reglement nr. 104, klasse C, en is geïnstalleerd overeenkomst hoofdstuk 2, titel 10, § 9 van de Regeling permanente eisen.

    Markering zijkanten:

    Binnen de contourmarkering zijn de zijkanten voorzien van een markering uitgevoerd als chevronpijlen die naar de voorzijde van het begeleidingsvoertuig zijn gericht, die voldoet aan de volgende eisen:

    • De afmetingen van het totale gemarkeerde gebied zijn minimaal 1,00 m in de lengterichting van het voertuig en minimaal 0,30 m hoog;

    • De breedte van de pijlen is 0,10 m, de kleur is afwisselend rood en geel;

    • Het materiaal voldoet aan ECE-reglement nr. 104, klasse E;

    • De markering is zodanig aangebracht dat deze geen nadelige invloed heeft op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende chevronpijlen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de contourmarkering uitmaken.

    Markering voorkant:

    De voorkant is voorzien van een diagonale markering, uitgevoerd in rode en witte lijnen, die voldoet aan de volgende eisen:

    • De oppervlakte van het gemarkeerd gebied is minimaal 0,50 m2;

    • De breedte van de lijnen is minimaal 0,10 m en maximaal 0,12 m;

    • De lijnen wijzen, onder een hoek van 45° naar boven gericht, symmetrisch naar het verticale mediaanlangsvlak van het voertuig;

    • Het materiaal voldoet aan ECE-reglement nr. 104, klasse E.

    Markering achterzijde:

    Binnen de contourmarkering is de achterzijde voorzien van een diagonale markering uitgevoerd in rode en witte lijnen, die voldoet aan de volgende eisen:

    • De oppervlakte van het gemarkeerd gebied is minimaal 0,50 m2;

    • De breedte van de lijnen is minimaal 0,10 m en maximaal 0,12 m;

    • De lijnen wijzen, onder een hoek van 45° naar boven gericht, symmetrisch naar het verticale mediaanlangsvlak van het voertuig;

    • Het materiaal voldoet aan ECE-reglement nr. 104, klasse E.

    Overige eisen:

    Elk afzonderlijk deel van het markeringsmateriaal is voorzien van een goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 5.3.57, zesde lid, van het Voertuigreglement.

  • 6) Het begeleidingsvoertuig mag aan de beide zijkanten zijn voorzien van een bedrijfsnaam of -logo. Deze aanduiding bedraagt op beide zijden ten hoogste 0,40 m bij 0,20 m.De aanduiding is niet retroreflecterend uitgevoerd.

  • 7) Het begeleidingsvoertuig is aan de voor- en achterkant voorzien van de aanduiding ‘convoi exceptionnel’. De aanduiding heeft een hoogte van ten hoogste 0,20 m en mag niet breder zijn dan het begeleidingsvoertuig. De aanduiding is niet retroreflecterend uitgevoerd.

Onderdeel B: eisen bedoeld als in artikel 15, derde lid

In het begeleidingsvoertuig zijn tenminste aanwezig:

  • een ingebouwde communicatie-installatie;

  • een mobiel station voor communicatie tussen de transportbegeleiders en de chauffeur van het exceptionele transport;

  • een GSM-telefoon;

  • een rolbandmeter van minimaal 20 meter;

  • een hoogtemeter van minimaal 5 meter;

  • acht pylonen of zogenaamde klapbakens;

  • rood/wit afzetlint;

  • een zaklantaarn met rode kegel;

  • een EHBO-set; en

  • een goed werkende brandblusser van minimaal 2 kg.

TOELICHTING

Algemeen

In artikel 58 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) is een aantal wijzigingen aangebracht in de grondslagen voor de ministeriële regeling ten aanzien van de aanstelling, opleiding en examinering van (toekomstige) verkeersregelaars. Tevens is bepaald dat eisen kunnen worden gesteld aan begeleidingsvoertuigen en de hulpmiddelen die daarin aanwezig moeten zijn. Deze wijzigingen hebben geleid tot aanpassing van de voorschriften omtrent verkeersregelaars zoals neergelegd in de Regeling verkeersregelaars van 11 april 2000. Omdat het een groot aantal wijzigingen betreft is ervoor gekozen een nieuwe regeling vast te stellen, onder gelijktijdige intrekking van de oude.

Voor een toelichting op de aanleiding tot deze wijzigingen wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit van 8 december 2008, houdende wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met wijzigingen op het gebied van verkeersregelaars alsmede enkele technische wijzigingen (Stb. 2009, 5).

De onderhavige regeling bevat technische voorschriften voor begeleidingsvoertuigen. Dit zijn reguliere bedrijfsauto’s als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel h, van het Voertuigreglement, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg, die gebruikt worden voor de begeleiding van exceptionele transporten. De ontwerp-regeling is derhalve gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienr. 2008/0029/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204). Dit heeft niet geleid tot opmerkingen.

Hoofdlijnen van de regeling

In de nieuwe regeling wordt duidelijker dan voorheen aangegeven welke categorieën verkeersregelaars worden onderscheiden. De reden voor dit onderscheid is gelegen in het feit dat de benodigde kwalificaties, taken en de daarmee samenhangende bevoegdheden uiteenlopen. Aan een transportbegeleider worden andere en hogere eisen gesteld dan aan een verkeersregelaar die eenmalig eenvoudige verkeersregelende taken verricht bij een evenement. Voor de omschrijving van het begrip exceptioneel transport is aangesloten bij de omschrijving in het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten. Tegen deze achtergrond worden, in lijn met de bestaande situatie, de volgende categorieën verkeersregelaars onderscheiden:

  • 1. transportbegeleiders, zijnde verkeersregelaars die exceptionele transporten begeleiden en er voor zorg dragen dat ondanks het exceptionele transport het overige verkeer op een veilige wijze kan blijven rijden.

  • 2. verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken. Transportbegeleiders zouden in beginsel onder deze tweede categorie kunnen worden geschaard, maar zijn hiervan expliciet uitgesloten in verband met hun specifieke bredere taak. De categorie verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken is een categorie waaronder diverse werknemers of beroepsbeoefenaars kunnen worden geschaard. Het gaat hier om personen, die in het kader van de uitoefening van hun beroep verkeersregelende taken verrichten, indien naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegde gezag het verrichten van die taken als hun hoofdwerkzaamheden moet worden beschouwd of moet worden geacht nauw verband te houden met de uitoefening van hun hoofdwerkzaamheden. Het tot aanstelling bevoegde gezag beoordeelt derhalve of degene die een verzoek tot aanstelling indient, onder deze categorie kan worden geschaard. Het tot aanstelling bevoegd gezag kan hier desgewenst de korpschef over raadplegen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan brandweerlieden of ambulancepersoneel. Dit wil evenwel niet zeggen dat een brandweerman moet zijn aangesteld als verkeersregelaar voor het geven van een aanwijzing nodig in verband met voor het uitrollen van een slang. Wanneer het evenwel nodig is dat een brandweerman gedurende een langere tijd dan nodig is voor dit soort kortdurende situaties aanwijzingen aan het verkeer geeft, dan moet hij zijn opgeleid als verkeersregelaar en als zodanig zijn aangesteld.

    Daarnaast kan in voorkomende gevallen bijvoorbeeld worden gedacht aan medewerkers van bedrijven die beroepsmatige verkeersregelaars verhuren en aan functionarissen van vervoerbedrijven die tot taak hebben bij storingen en bij ongevallen waarbij een bus of een tram is betrokken, op te treden. Verder valt te denken aan functies die speciaal zijn gecreëerd om de reguliere politie, die in verband met andere prioriteiten of in verband met gebrek aan mankracht voor de betrokken taken geen tijd (meer) heeft, te ontlasten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan binnen diverse politieregio’s functionerende toezichthouders. In toenemende mate bestaat de behoefte bij instanties of bedrijven aan de mogelijkheid van de inzet van personeel dat aanwijzingen geeft. Uitsluitend als het gaat om aanwijzingen die een feitelijk verkeersregelend optreden inhouden, kunnen deze personen voor een aanstelling als verkeersregelaar in aanmerking komen Deze personen kunnen, ter beoordeling van het tot aanstelling bevoegd gezag, desgewenst na advies van de korpschef, in aanmerking komen voor aanstelling als verkeersregelaar met in het kader van het beroep verkeersregelende taken. Aanstelling kan dan volgen indien aan alle daarvoor gestelde voorwaarden is voldaan.

    Tot slot worden de weginspecteurs die in dienst zijn van Rijkswaterstaat eveneens onder deze categorie geschaard. Dit zijn veelal incidentmanagers die landelijk werkzaam zijn en bij incidenten op bepaalde wegen verkeersregelende taken verrichten teneinde de doorstroming van het verkeer te bevorderen.

  • 3. De laatste categorie verkeersregelaars wordt gevormd door de evenementenverkeersregelaars. Dit zijn personen die bij evenementen eenvoudige verkeersregelende taken verrichten. Binnen deze categorie wordt in overeenstemming met de huidige praktijksituatie onderscheid gemaakt tussen:

    • a. personen die éénmalig voor één concreet aangegeven evenement kunnen worden ingezet, en

    • b. personen die voor een periode van maximaal twaalf maanden als verkeersregelaar worden aangewezen en die kunnen worden ingezet bij evenementen die in die periode vallen (de evenementenverkeersregelaar voor bepaalde tijd). In de praktijk bleek er veel behoefte te bestaan aan de mogelijkheid om als evenementenverkeersregelaar voor bepaalde tijd te kunnen worden aangesteld. Het komt vaak voor dat in een korte periode verschillende evenementen plaatsvinden waarvoor veelal dezelfde verkeersregelaars worden ingezet. Met als gevolg dat deze personen per evenement moesten worden geïnstrueerd en aangesteld. Mede ter voorkoming van deze omslachtige werkwijze en de daarmee voor alle betrokkenen gepaard gaande (extra) belasting, zowel voor de aanstellingsbevoegde instantie, als voor de merendeels vrijwillige evenementenverkeersregelaars, als voor de politie, is deze mogelijkheid gecreëerd.

      Ondanks het feit dat er voor langere tijd wordt aangesteld (tot maximaal twaalf maanden) is er voor deze groep – veelal vrijwilligers waarvoor het regelen van het verkeer geen dagelijks werk is – met name omdat er slechts onder direct toezicht van de politie wordt opgetreden, voor gekozen om te volstaan met een uitgebreide instructie in plaats van een volledige opleiding zoals die geldt voor de onder 1 en 2 genoemde verkeersregelaars.

Gelet op de taken en de bevoegdheden van de onder 1 en 2 genoemde verkeersregelaars, is een adequate opleiding en examinering van belang. Dit speelt zeker in een tijd waarin het verkeer drukker is geworden en er sprake is van een toenemende agressie. Er bestaat derhalve behoefte aan een uitgebreidere regeling dan in de oude Regeling verkeersregelaars was opgenomen. Aan de andere kant is ervoor gekozen een niet te ingewikkelde regeling op te zetten om op die manier een te grote lastendruk voor alle betrokkenen te voorkomen.

Een cruciaal verschil met de oude regeling is dat de opleiding van de onder 1 en 2 genoemde verkeersregelaars, mede naar aanleiding van de kerntakendiscussie die nu binnen de politie plaatsvindt, niet meer geschiedt onder verantwoordelijkheid van de korpschef van het betrokken regionale politiekorps of van het KLPD. In de onderhavige regeling is bepaald dat verkeersregelaars moeten beschikken over een getuigschrift waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een opleiding voor verkeersregelaars hebben gevolgd. Er worden geen inhoudelijke eisen aan de opleiding gesteld, maar er wordt wel aangegeven op welke aspecten kandidaat-verkeersregelaars bij het praktijkexamen worden getoetst. Van onderwijsinstellingen wordt verwacht dat zij zelf, in combinatie met de gestelde praktijkexameneisen, een goede kwaliteitswaarborg bieden. Bij het praktijkexamen heeft de politie een rol als mede-examinator. De politieacademie zal een vertegenwoordiger aanwijzen die als mede-examinator bij het praktijkexamen aanwezig zal zijn. Bij de beoordeling zal voornamelijk aandacht worden geschonken aan de vaardigheden in relatie tot verkeersveiligheidsaspecten, de kwaliteit van het regelen van het verkeer en het inzicht in het regelen daarvan.

Evenementenverkeersregelaars worden niet opgeleid, maar dienen een instructie te hebben gevolgd. Deze instructies worden in overeenstemming met de bestaande situatie gegeven onder verantwoordelijkheid van de korpschef van het betrokken regionale politiekorps. Achtergrond hiervan is dat deze verkeersregelaars slechts voor een korte periode worden aangesteld en deze categorie verkeersregelaars slechts een beperkte bevoegdheid heeft om eenvoudige verkeersregelende taken bij evenementen uit te voeren. Evenementenverkeersregelaars voor bepaalde tijd (maximaal 1 jaar) krijgen van de politie een wat uitgebreidere basisinstructie. Als bewijs dat evenementenverkeersregelaars de voorgeschreven instructies hebben gevolgd en om aangesteld te kunnen worden voor één evenement of voor bepaalde tijd ontvangen zij van de politie een instructieverklaring.

Bovenstaande betekent dat het iedereen, met inachtneming van de eisen gesteld in deze regeling, vrijstaat een opleiding voor de onder 1 of 2 genoemde categorieën verkeersregelaars aan te bieden. Toekomstige verkeersregelaars kunnen derhalve bij elk opleidingsinstituut hun opleiding volgen. Het is verder de verantwoordelijkheid van het opleidinstituut om een goed product aan te bieden. De eisen waaraan de kandidaten tijdens het praktijkexamen zullen worden getoetst, zijn wel in een bijlage bij de regeling opgenomen. Het ligt voor de hand dat de opleidingsinstituten hun opleidingen op deze eisen afstemmen.

Administratieve lasten

De Regeling verkeersregelaars 2009 leidt tot een reductie van de administratieve lasten, categorieën burgers en bedrijven. Voor de berekening van de administratieve lasten worden twee soorten verkeersregelaars onderscheiden: evenementenverkeersregelaars en beroepsmatige verkeersregelaars.

I Evenementenverkeersregelaars

Het regelen van verkeer bij evenementen betreft zeer eenvoudige verkeersregelende taken waarvoor het vereisen van een examen en een praktijkproef te zware en te veel lasten creërende instrumenten zijn. Daarom is ervoor gekozen, net als in de huidige praktijk, deze verkeersregelaars (zie IA en IB) een instructie te geven. Als bewijs dat men deze instructie gevolgd heeft en als eis om aangesteld te kunnen worden ontvangt men van de politie een instructieverklaring. Daarnaast dienen evenementenregelaars altijd direct voor aanvang van een evenement een op het evenement gerichte instructie te volgen. Deze instructie duurt maximaal 10 minuten en bestaat voornamelijk uit het aanwijzen van de plaats waar de regelaar moet gaan staan en de tekens die hij moet geven (bijvoorbeeld stopteken).

De administratieve lasten voor burgers en bedrijven zitten in het verkrijgen van de instructieverklaring en van de aanstelling. Dit zijn deels geen nieuwe lasten: onder de oude regeling was ook een aanstelling en instructie vereist. Een instructieverklaring werd echter niet afgegeven omdat de instructie altijd voor aanvang van het evenement werd gegeven. Onder de nieuwe regeling dient ten behoeve van aanstelling voor beide categorieën evenementenverkeersregelaars een instructieverklaring te worden afgegeven. Daarnaast vindt direct voor aanvang van elk evenement een instructie op de desbetreffende locatie plaats. Deze laatste (10 minuten-) instructie levert geen administratieve lasten op, omdat hiervan geen verklaring wordt gevraagd.

IA Evenementenverkeersregelaars die voor bepaalde tijd worden aangesteld

Het grootste deel van de lastenreductie die de nieuwe regeling met zich mee brengt is gelegen in de introductie van deze nieuwe categorie ‘evenementenregelaars voor bepaalde tijd’. Voor het regelen van verkeer bij een evenement diende onder de oude regeling per evenement een aanstelling als verkeersregelaar te worden aangevraagd en verleend. In de nieuwe regeling is, zoals aangegeven, de mogelijkheid gecreëerd om deze regelaars ook voor een periode van (maximaal) een jaar aan te stellen. Het jaarlijks benodigde aantal aanstellingen voor het regelen van verkeer bij evenementen wordt hierdoor naar verwachting met 40.000 gereduceerd (van 60.000 naar 20.000).

Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is ervoor gekozen om de maximale aanstellingstermijn te verruimen tot slechts een jaar, omdat deze evenementenverkeersregelaars maar weinig ervaring zullen opdoen met het regelen van verkeer en uit ervaring blijkt dat er veel verloop is onder deze groep die veelal bestaat uit vrijwilligers. Deze evenementenregelaars dienen, indien zij na dat jaar wederom verkeer wensen te regelen bij evenementen, opnieuw een uitgebreide instructie te volgen en een nieuwe aanstelling aan te vragen. De evenementenregelaar voor bepaalde tijd is een nieuw fenomeen waar nog geen ervaring mee op is gedaan. Mocht in de praktijk blijken dat het interval van een jaar verder verruimd kan worden zonder daar al te zware opleidingseisen tegenover te stellen, dan kan dit interval in de toekomst naar boven worden bijgesteld. Evenementenregelaars met een aanstelling voor één jaar krijgen een (uitgebreide) instructie die ongeveer 1 uur en 30 minuten duurt. Deze instructie wordt door de politie gegeven. Vervolgens moet een aanstelling worden aangevraagd bij de burgemeester. Deze werkzaamheden die verricht moeten worden om een aanstelling te kunnen krijgen, nemen ongeveer 45 minuten in beslag.

IB Evenementenverkeersregelaars die per evenement worden aangesteld

Evenementenregelaars die per evenement worden aangesteld, krijgen een (standaard-) instructie die ongeveer 30 minuten duurt. Deze instructie wordt door de politie gegeven. Vervolgens moet een aanstelling worden aangevraagd bij de burgemeester. Deze werkzaamheden die verricht moeten worden om een aanstelling te kunnen krijgen, nemen ongeveer 45 minuten in beslag. De organisator van een evenement dient, als het regelen van het verkeer in de vergunning (benodigd voor het organiseren van evenementen) vereist wordt, ervoor te zorgen dat hij het benodigde aantal mensen voor de instructie levert en overlegt met de politie over de plaats waar de instructie gegeven wordt.

II Beroepsmatige verkeersregelaars

Een andere reductie van administratieve lasten wordt als volgt bereikt. Er zijn in de nieuwe regeling in totaal 3 categorieën beroepsmatige verkeersregelaars die voor 5 jaar kunnen worden aangesteld:

  • 1. transportbegeleiders,

  • 2. overige verkeersregelaars met in het kader van hun beroep verkeersregelende taken die door het gehele land werkzaam zijn (waaronder weginspecteurs in dienst van Rijkswaterstaat),

    en

  • 3. verkeersregelaars met in het kader van hun beroep verkeersregelende taken die binnen de gemeentegrenzen c.q een aantal aaneengesloten gemeenten werkzaam zijn.

Op grond van de oude regeling werden verkeersregelaars, met uitzondering van transportbegeleiders en weginspecteurs in dienst van Rijkswaterstaat, aangesteld door de burgemeester van de plaats waar de werkzaamheden werden verricht. Voor verkeersregelaars die in veel verschillende gemeenten door het hele land werken, betekende dit onder de oude regeling dat men zich in iedere gemeente waar men wilde werken, moest laten aanstellen. Derhalve werd één persoon voor dezelfde werkzaamheden meerdere malen aangesteld, maar dan wel door verschillende burgemeesters in Nederland. In de nieuwe regeling vallen deze personen in categorie 2 en worden zij aangesteld door de minister. Zij mogen dan in heel Nederland hun werkzaamheden uitvoeren.

Het is ongewenst, ook vanuit het oogpunt van handhaving, om alle verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken een landelijke aanstelling te geven. Mensen die puur lokaal dan wel regionaal (bijvoorbeeld in een brandweerregio) werken, hebben ook geen landelijke aanstelling nodig. Bij werkzaamheden die structureel in één gemeente of één regio worden uitgevoerd, kunnen de burgemeesters het beste inschatten voor welke personen een aanstelling als verkeersregelaar relevant is. Door te kiezen voor bovengenoemde verdeling (structureel regio-overschrijdend werkzaam: aanstelling door minister, lokaal werkzaam: aanstelling door burgemeester), vindt er een geringe verzwaring van de uitvoeringslasten plaats met daartegenover een substantiële lastenverlichting voor verkeersregelaars. Het aantal aanstellingen voor deze groep neemt daardoor af van 8140 per jaar naar 1340. De administratieve lasten voor burgers en bedrijven vloeien voort uit de verplichting om een getuigschrift van het praktijkexamen te tonen. Beroepsmatige verkeersregelaars die een aanstelling krijgen voor vijf jaar, moeten net als in de oude regeling een praktijkexamen hebben afgelegd. Inclusief reistijd is de verkeersregelaar daar ongeveer anderhalf uur mee kwijt. Het praktijkexamen is in de nieuwe regeling ten opzichte van de oude regeling qua tijdsduur niet veranderd.

Voor de aanstelling benodigde documenten

Voor aanstelling als evenementenverkeersregelaar of beroepsmatige verkeersregelaar moet een aanvraag (schriftelijk) worden ingediend bij de minister of burgemeester. Hiervoor zijn de volgende documenten nodig:

  • a. het getuigschrift van de opleiding (zie boven) voor alle 5-jarige verkeersregelaars;

  • b. rijbewijs en CCV-B diploma voor verkeersregelaars uit categorie 1;

  • c. een instructieverklaring als bewijs dat de instructie is gevolgd, voor beide categorieën evenementenverkeersregelaars. Dit is een standaardverklaring die wordt afgegeven door de politie en die om aangesteld te kunnen worden als verkeersregelaar, moet worden meegezonden bij de aanvraag om aanstelling;

  • d. schriftelijke verklaring van de werkgever voor verkeersregelaars uit de categorieën 1 en 2. De werkgevers zullen over het algemeen meerdere verkeersregelaars in dienst hebben en hier een standaardbrief voor ontwikkelen, waardoor de tijd die gemoeid gaat met het aanmaken van een dergelijke verklaring te verwaarlozen is. Deze verklaring dient met de aanvraag tot aanstelling meegezonden te worden;

  • e. verklaring omtrent het gedrag voor verkeersregelaars uit de categorieën 1, 2 en 3. Deze verklaring wordt verkregen in de gemeente waarin men woonachtig is en dient te worden meegezonden met de aanvraag.

De documenten c t/m e zijn nieuw in de nieuwe regeling en leiden dus tot een toename van de administratieve lasten. Het verkrijgen van de documenten c t/m e kost de aanvrager in totaal circa 1,5 uur.

Wat ook een vermindering van lasten te weeg brengt, is dat verkeersregelaars uit de categorieën 2 en 3 eerst aan de korpschef een beoordeling moesten vragen, voordat ze een opleiding konden gaan volgen onder de oude regeling. De korpschef bepaalde of de aanvrager een dusdanig beroep uitoefende dat hij (na opleiding) verkeersregelende taken zou mogen verrichten. Voorbeelden hiervan zijn de brandweerman, de wegwerker en de plantsoendienst-medewerker. Het gaat hier om personeelsleden in dienst van het bedrijfsleven of overheid. Een exacte verdeling hiervan is niet bekend, daarom is in de berekening een aanname gedaan.

In de oude regeling gold hiervoor dus een aanvraagverplichting. Deze vervalt in de nieuwe Regeling. In de nieuwe regeling is deze aparte aanvraag vóór opleiding niet nodig. Het indienen van de voornoemde verklaring van de werkgever, die meegestuurd wordt met de aanvraag, is voldoende. Dit wordt in de nieuwe regeling in één slag tezamen met de andere vereiste documenten beoordeeld door de minister of door de burgemeester bij wie de aanstelling moet worden aangevraagd.

Het gaat dan om ongeveer 7.000 verkeersregelaars die 15 minuten nodig hebben voor het verkrijgen van de beoordeling.

Berekening administratieve lasten

Met onderstaande schema’s worden de administratieve lasten inzichtelijk gemaakt. In de schema’s staan de aantallen verkeersregelaars (voor de regelaars die voor vijf jaar worden aangesteld, wordt het aantal door vijf gedeeld om op die manier een vergelijkbaar aantal per jaar te krijgen), de uren die men kwijt is om een aanstelling te krijgen, en het totaal aantal uren.

Oude regeling

Soort

Aantal

Uren

Totaal uren

Evenementenregelaars eenmalig inclusief verzorgen benodigde bescheiden

60.000

1,0

60.000

Verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken (lokaal aangesteld) Totaal 8000 stuks waarvan 1.000 overheidspersoneel, inclusief het verzorgen van de benodigde bescheiden en beoordeling van de geschiktheid door de korpschef

7000

2,75

19.250

Transportbegeleiders inclusief het verzorgen van de benodigde bescheiden

80

2,5

200

Weginspecteurs in dienst van Rijkswaterstaat (overheidspersoneel) inclusief het verzorgen van de benodigde bescheiden

60

2,5

0

  

Totaal

79.450

Nieuwe regeling

Soort

Aantal

Uren

Totaal uren

Evemenentenregelaar eenmalig, inclusief het regelen van de benodigde bescheiden

20.000

1,25

25.000

Evenementenregelaar voor één jaar, inclusief het regelen van de benodigde bescheiden

10.000

2,25

22.500

Verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken (lokaal aangesteld). Totaal 2000 waarvan 50% overheidspersoneel, inclusief het regelen van de benodigde bescheiden

1.000

2,5

2.500

Verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken (landelijk aangesteld) inclusief het regelen van de benodigde bescheiden

500

2,5

1250

Transportbegeleiders inclusief het regelen van de benodigde bescheiden

80

2,5

200

Indicentmanagers (overheidspersoneel) inclusief het regelen van de benodigde bescheiden.

60

2,5

150

Beoordeling geschiktheid door korpschef

n.v.t.

 

0

 

totaal

 

41.450

Verdeling besparing AL burger en AL bedrijfsleven

Evenementenregelaars zijn over het algemeen vrijwilligers, dus burgers, maar het kan ook voorkomen dat organisatoren hiervoor beroepsmatige regelaars inhuren.

Ingeschat wordt dat de AL-besparing voor deze categorieën voor 80% aan de burgers en voor 20% aan het bedrijfsleven kan worden toegerekend. De overige beroepsmatige verkeersregelaars (inclusief transportbegeleiders), met uitzondering van weginspecteurs, vallen onder het bedrijfsleven:

AL besparing burgers is:

60.000 – (25.000 + 22.500) = 12.500 × 80% = 10.000 uur

AL besparing bedrijfsleven is:

Evenementenregelaars: 60.000 – (25.000 + 12.500)= 22.500 × 20% = 4.500

Beroepsmatige regelaars: 19.250 – (2.500 + 1.250) = 15.500

Transportbegeleiders:

Totaal: 20.000 uur

In geld is dat een besparing van € 45 × 20.000 = € 900.000.

Opzet van de regeling

In de algemene paragraaf zijn onder meer enkele definities opgenomen. De definitie van transportbegeleider en begeleidingsvoertuig zijn terug te vinden in het BABW. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de opleiding en examinering. In paragraaf 3 worden voorschriften gegeven omtrent de opleiding van verkeersregelaars. In de paragrafen 4, 5 en 6 worden de aanstelling en uitrusting van verkeersregelaars geregeld. Paragraaf 7 bevat bepalingen omtrent intrekking van de aanstelling. Tot slot bevat paragraaf 8 het overgangsrecht voor de begeleidingsvoertuigen en de kleding en paragraaf 9 de slotbepalingen, waaronder enkele wijzigingen in bestaande regelingen.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het overgangsrecht voor de op basis van de oude regeling verleende aanstellingen, is opgenomen in het Besluit van 8 december 2008 houdende wijziging van het BABW, het RVV 1990 en het Voertuigreglement in verband met wijzigingen op het gebied van verkeersregelaars alsmede enkele technische wijzigingen (Stb. 2009, 5). In dit besluit is bepaald dat de tot op het moment van inwerkingtreding van dit besluit afgegeven aanstellingen, hun geldigheid behouden voor de na inwerkingtreding nog resterende geldigheidsduur. Indien geen geldigheidsduur is gesteld, wordt deze gesteld op vijf jaren na inwerkingtreding van dit besluit. Aanvragen tot aanstellingen ingediend voor inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld volgens de voorschriften die golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn enkele definitiebepalingen opgenomen. Volledigheidshalve wordt erop gewezen dat de definitiebepalingen die in het RVV 1990, in het BABW en in het Voertuigreglement zijn opgenomen ook gelden voor de op die algemene maatregelen van bestuur gebaseerde regelingen. Voor de definitie van transportbegeleider en begeleidingsvoertuig wordt naar het BABW verwezen. In aanvulling hierop zijn in de Regeling verkeersregelaars 2009 definities opgenomen van verschillende categorieën verkeersregelaars. Voor de definitie van het begrip verkeersregelaar met in het kader van het beroep verkeersregelende taken is aansluiting gezocht bij een reeds bestaande categorie verkeersregelaars, zijnde verkeersregelaars die in het kader van de uitoefening van hun beroep te maken kunnen krijgen met de noodzaak van verkeersregelend optreden. Voor voorbeelden wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

Ter uitvoering van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties zijn op het gebied van de opleiding en aanstelling een aantal bepalingen opgenomen die van toepassing zijn op migranten uit Zwitserland en de EER. In artikel 1 is derhalve een definitie opgenomen van het begrip migrerende beroepsbeoefenaar.

Wat betreft de begrippen evenement en evenementenverkeersregelaar wordt het volgende opgemerkt. Een evenement kan één dag of korter dan een dag duren (bijvoorbeeld een optocht), dan wel meerdere dagen achter elkaar (bijvoorbeeld de Vierdaagse). Los van de duur wordt een bepaalde gebeurtenis pas een evenement in de zin van deze regeling, indien hiervoor een vergunning moet worden aangevraagd en het tot vergunningverlening bevoegd gezag de inzet van verkeersregelaars als voorschrift heeft verbonden aan de vergunning. Dit betekent dat evenementenverkeersregelaars niet mogen worden ingezet zonder toestemming van het tot vergunningverlening bevoegd gezag.

Artikel 2

In dit artikel wordt aangegeven welke personen voor een aanstelling als verkeersregelaar in aanmerking komen. Het betreft in de eerste plaats de personen van wie het de bedoeling is dat zij in de toekomst gaan optreden als transportbegeleider. Voor een aanstelling komen voorts in aanmerking personen die in het kader van de uitoefening van hun beroep zelfstandig waar nodig verkeersregelende taken moeten kunnen verrichten, waaronder de weginspecteurs in dienst van Rijkswaterstaat. De laatste groep betreft personen die eenmalig kunnen worden ingezet ten behoeve van een evenement, dan wel kunnen worden ingezet voor meerdere evenementen in een periode van maximaal twaalf maanden.

Het betreft een limitatieve opsomming. Andere personen dan de hier genoemde kunnen derhalve niet als verkeersregelaar worden aangesteld.

Artikelen 3 en 4

In artikel 3 wordt aangegeven dat de opleiding tot verkeersregelaar, met uitzondering van de evenmentenverkeersregelaars, bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Beide onderdelen worden afgesloten met een examen. Bij het praktijkexamen dient een vertegenwoordiger van de politie aanwezig te zijn. Die vertegenwoordiger zal in de praktijk een door de Politieacademie aangewezen politieambtenaar zijn, die hiertoe op verzoek van en in overleg met het betreffende opleidingsinstituut zal worden afgevaardigd.

De verdere praktische invulling hiervan zal in de praktijk geschieden door de Politieacademie in overleg met de branche. De kandidaat dient bij het praktijkexamen – nadat hij is geslaagd voor zowel theorie als praktijk – in het bezit te worden gesteld van een getuigschrift. Het getuigschrift wordt, bij positief oordeel van de bij het praktijkexamen aanwezige politieambtenaar, door hem geaccordeerd door middel van het plaatsen van een waarmerk van de politieacademie op het getuigschrift. De kandidaat dient bij zijn verzoek om aanstelling met behulp van het getuigschrift van het opleidingsinstituut aan te tonen dat hij de examens met goed gevolg heeft afgelegd. Aan de hand van dit waarmerk is het voor de tot aanstelling bevoegde instantie eenvoudig na te gaan of het praktijkexamen is afgelegd in aanwezigheid van de politie. Indien een getuigschrift niet is voorzien van dit waarmerk kan er geen aanstelling plaatsvinden.

Bij het praktijkexamen wordt beoordeeld of de kandidaat geschikt is om als verkeersregelaar op te treden. Beoordeling geschiedt aan de hand van de in bijlage I gestelde criteria. Bij de formulering van deze exameneisen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de eisen die in de loop der tijd door de branche zelf zijn ontwikkeld en die in het algemeen hun waarde hebben bewezen. In aanvulling op hetgeen ter zake reeds is opgemerkt in het algemene deel van deze toelichting wordt erop gewezen dat opleiders zich desgewenst kunnen beperken tot (een) bepaalde categorie(ën) verkeersregelaars. Het kan derhalve goed mogelijk zijn dat een opleider zich beperkt tot het opleiden van bijvoorbeeld transportbegeleiders. Voorts blijft het mogelijk dat een opleidingsinstituut de examinering uitbesteedt. Voor de betrokkenen bij de (praktijk)opleiding en de praktijkexamens is met de wijziging van artikel 82 van het RVV 1990 voorzien in de bepaling dat verkeersdeelnemers voor de duur van de praktijklessen en het praktijkexamens de aanwijzingen van deze personen moeten opvolgen (Stb. 2009, 5).

Voor evenementenverkeersregelaars wordt – afhankelijk van de termijn van aanstelling – volstaan met een standaard- of uitgebreide instructie. De instructie moet zijn gevolgd voordat tot aanstelling kan worden overgegaan. Een uitgebreide instructie omvat onder meer een gedetailleerde uitleg over onder meer verkeersregels, consequenties en gevolgen van verkeersregeling, de wijze van regelen en handelen en aansprakelijkheid. In een standaardinstructie worden deze onderwerpen meer oppervlakkig behandeld. Als bewijs dat evenementenverkeersregelaars de voorgeschreven instructies hebben gevolgd en om aangesteld te kunnen worden voor één evenement of voor bepaalde tijd ontvangen zij van de politie een instructieverklaring.

Na aanstelling dient bij elke inzet voor een evenement een specifiek op de inzet tijdens dat evenement gerichte instructie te worden gevolgd. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de artikelen 9 tot en met 12.

Artikel 5

In dit artikel wordt aangegeven welke personen in aanmerking komen voor een aanstelling als transportbegeleider. Het gaat hier om personen van 24 jaar of ouder, die in het bezit zijn van een getuigschrift dat op de dag van de aanvraag niet ouder is dan 6 maanden. Verder is het gewenst dat een transportbegeleider beschikt over de nodige rijervaring. Dit is van belang omdat op deze wijze de transportbegeleider bekend is met de problemen waarmee een bestuurder van een exceptioneel transport te maken kan krijgen, met alle voordelen van dien voor de uitvoering van zijn taak. Daarnaast kan in noodgevallen, bijvoorbeeld als er iets zou gebeuren met de bestuurder van het transport, de transportbegeleider inspringen om het transport te parkeren op een veilige plek. De derde en vierde eis hebben hierop betrekking. Als vijfde eis wordt gesteld dat betrokkene moet beschikken over een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan twee maanden, gerekend vanaf de dag van de aanvraag. Ter uitvoering van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is bepaald dat personen die in Zwitserland of een andere EER-lidstaat dan Nederland als transportbegeleider werkzaam zijn of hiertoe zijn opgeleid en die zich in Nederland willen vestigen en dit beroep hier willen uitoefenen, in Nederland niet nogmaals een opleiding hoeven te volgen. Wel dienen zij een proeve van bekwaamheid af te leggen. Deze proeve stemt inhoudelijk overeen met het in artikel 3 omschreven praktijkexamen. De migrant kan ervoor kiezen om geen proeve af te leggen. In dat geval dient in Nederland een aanpassingsstage te worden doorlopen.

Artikel 6

Voor verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende werkzaamheden wordt naast een minimumleeftijd eveneens een geldig getuigschrift geëist alsmede een verklaring omtrent gedrag. Voor deze categorie wordt als aanvullende eis gesteld dat zij middels een verklaring van de werkgever aantonen dat zij in het kader van hun beroep verkeersregelende taken moeten gaan verrichten. Een deel van de beroepsmatige verkeersregelaars is in het gehele land of in meerdere delen van het land werkzaam. Om deze reden is het niet wenselijk dat zij zich voor aanstelling bij de burgemeesters moeten vervoegen van de plaats waar zij werkzaamheden gaan verrichten. In het BABW is daarom bepaald dat verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende taken, die frequent in meerdere niet-aangrenzende gemeenten en niet uitsluitend binnen 1 provincie werkzaam zijn, door de minister worden aangesteld. Om deze reden is in artikel 10 ten aanzien van deze groep verkeersregelaars bepaald dat met de werkgeversverklaring aannemelijk moet worden gemaakt dat van betrokkene frequent inzet zal worden gevraagd in meerdere provincies en meerdere niet-aangrenzende gemeenten.

Voor weginspecteurs geldt dat zij geen verklaring van hun werkgever en evenmin een verklaring omtrent hun gedrag hoeven in te leveren. Deze laatste verklaring wordt reeds in het kader van hun aanstelling bij Rijkswaterstaat verlangd.

Artikel 7

De aanstelling van alle categorieën verkeersregelaars, met uitzondering van evenementenverkeersregelaars, geschiedt, bij beschikking van de bevoegde instantie, voor een periode van 5 jaren. Bij de aanstelling kan een beperking in de bevoegdheid worden opgelegd. Naast algemene beperkingen zoals het alleen voor de tijdsduur van bepaalde werkzaamheden verrichten van verkeersregelende taken, valt te denken aan meer individuele beperkingen zoals het niet zelfstandig mogen regelen van het verkeer op een kruising, het niet mogen geven van bepaalde aanwijzingen, het niet mogen uitvoeren van bepaalde handelingen en het beperken van de locatie waar de aanstelling van kracht is.

Dit artikel geeft voorts aan welke gegevens in het aanstellingsbesluit en op de aanstellingspas (in welke vorm die ook wordt afgegeven) moeten worden opgenomen. Van verschillende kanten is gevraagd een aanstellingspas mogelijk te maken met de vorm van een creditcard. Mede met het oog hierop is de vormgeving van de aanstellingspas vrijgelaten. Wel is bepaald dat het een duurzame pas moet zijn die weerbestendig is. Deze aanstellingspas moet derhalve zijn geplastificeerd of in de vorm van een creditcard worden afgegeven. Vanwege de handzaamheid gaat de voorkeur in de praktijk uit naar een creditcardformaat.

Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat verkeersregelaars de aanstellingspas op eerste vordering van de in artikel 159 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde personen behoorlijk ter inzage moet afgeven. Dit is geregeld in het BABW.

Artikel 8

De periode van aanstelling kan telkens voor 5 jaren worden verlengd, met dien verstande dat de aanvraag uiterlijk 6 maanden na het verstrijken van de geldigheid van de eerder afgegeven aanstelling, dient te zijn ingediend. Aan de verlenging zijn een aantal voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden beperken zich tot de meest noodzakelijke toetsingscriteria.

Onder andere dienen transportbegeleiders nog steeds in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Voorts wordt voor transportbegeleiders en verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende werkzaamheden (met uitzondering van weginspecteurs), wederom een verklaring omtrent gedrag geëist alsmede een verklaring van de werkgever waaruit blijkt dat in het afgelopen jaar frequent verkeer is geregeld. Er wordt vanuit gegaan dat de aanvrager, indien deze frequent het verkeer heeft geregeld, over een zodanige ervaring beschikt dat hij niet wederom opgeleid hoeft te worden.

Bij een latere indiening wordt de aanvraag niet meer gehonoreerd omdat niet is voldaan aan de voorwaarden. Betrokkene zal dan een aanvraag tot aanstelling moeten indienen conform artikel 5 of 6 van de regeling. Het ligt voor de hand dat verkeersregelaars die voor verlenging van hun aanstelling in aanmerking willen komen, tijdig de nodige stappen zetten. Op die manier kan worden bewerkstelligd dat de datum van ingang van de nieuwe aanstelling naadloos aansluit op de oude aanstelling. Volledigheidshalve wordt erop gewezen dat indien dat door omstandigheden niet mogelijk is, de betrokken verkeersregelaar in de periode gelegen tussen het einde van de zijn aanstelling en de ingangsdatum van de verlenging niet bevoegd is tot het verrichten van verkeersregelende taken. Hij beschikt dan immers niet over een geldige aanstelling. De beperking van de aanstelling tot een duur van 5 jaar lijkt wellicht een verzwaring van lasten. Gebleken is echter dat dit, ook al verplicht de oude Regeling verkeersregelaars hier niet toe, een aanstellingstermijn voor 5 jaar in de praktijk al algemeen gebruikt wordt. Het nu daadwerkelijk invoeren hiervan is dus niet meer dan het legaliseren van een in de praktijk goed werkende procedure.

Artikelen 9 tot en met 12

Binnen de categorie evenementenverkeersregelaars wordt onderscheid gemaakt tussen evenementenverkeersregelaars die eenmalig, dat wil zeggen voor één evenement, worden aangesteld en evenementenverkeersregelaars die voor maximaal twaalf maanden worden aangesteld en die gedurende die aanstellingsperiode voor plaatsvindende evenementen kunnen worden ingezet. Evenementenverkeersregelaars voor bepaalde tijd zijn bevoegd als zodanig op te treden tijdens alle evenementen die plaatsvinden gedurende de geldigheidsperiode van hun aanstelling. Zij functioneren onder direct toezicht van de politie en zijn beperkt in de uitoefening van hun bevoegdheid. Voor het verrichten van deze taken is het daarom niet nodig dat alle aanwijzingen, opgenomen in bijlage 2 bij het RVV 1990, worden gegeven. Vaak zal het geven van een stop- of oprijteken voldoende zijn. In het tweede lid wordt aangegeven wie voor een aanstelling als evenementenverkeersregelaar voor bepaalde tijd in aanmerking komen. Hierbij is dezelfde leeftijdsgrens gesteld als die tot nu toe gold. In het derde lid wordt aangeven wie in aanmerking komt voor aanstelling als evenementenverkeersregelaar voor één evenement. Ook voor deze categorie evenementenverkeersregelaars is aansluiting gezocht bij de oude regeling: personen vanaf zestien jaar kunnen daarvoor in aanmerking komen, na een instructie te hebben gevolgd.

Gelet op het feit dat het hier gaat om een eenmalige activiteit is ervan afgezien nadere eisen te stellen zoals een verklaring omtrent het gedrag. Voor evenementenverkeersregelaars wordt, afhankelijk van de termijn van aanstelling, volstaan met een standaard- of een uitgebreide instructie. De instructie moet zijn gevolgd voordat tot aanstelling kan worden overgegaan. Een uitgebreide instructie omvat onder meer een gedetailleerde uitleg over verkeersregels, consequenties en gevolgen van verkeersregeling, de wijze van regelen en handelen en onderwerpen als aansprakelijkheid en dergelijke. In een standaardinstructie worden deze onderwerpen meer oppervlakkig behandeld. Na aanstelling dient bij elke inzet voor een evenement een specifiek op de inzet tijdens dat evenement gerichte instructie te worden gevolgd. In deze instructie wordt het betreffende evenement in het algemeen toegelicht en wordt gedetailleerd ingegaan op specifieke problemen en eisen.

Ten aanzien van de evenementenverkeersregelaars voor één evenement geldt in feite de oude regeling: zij worden per evenement aangesteld. Wanneer bij evenementen grote aantallen verkeersregelaars worden ingezet, kan bij het aanstellingsbesluit een groslijst worden opgenomen, zodat niet voor elke verkeersregelaar afzonderlijk een aanstellingsbesluit behoeft te worden opgesteld. Deze categorie verkeersregelaars ontvangt geen aanstellingspas.

Artikel 13

Zoals eerder is aangegeven zijn evenementenverkeersregelaars beperkt in hun bevoegdheden. In dit artikel, dat ongewijzigd is overgenomen uit de oude Regeling verkeersregelaars, zijn enkele nadere voorwaarden opgenomen ten aanzien van minderjarige evenementenverkeersregelaars. Zij mogen alleen verkeersregelend optreden op wegen waar het verkeer in het algemeen niet harder rijdt dan 50 kilometer per uur. Het gaat daarbij om wegen waar over het algemeen geen gevaarlijke verkeerssituaties zijn te voorzien, zodat de inzet van deze minderjarigen verantwoord kan plaatsvinden. Wanneer bij duisternis of slecht zicht wordt opgetreden, dan dient op de desbetreffende weggedeelten voldoende straatverlichting aanwezig te zijn.

Artikel 14

Het is belangrijk dat verkeersregelaars als zodanig herkenbaar en zichtbaar zijn. Dit is van belang enerzijds voor de burger, die direct moet kunnen zien dat hij te maken heeft met iemand die bevoegd is verkeersregelende taken te verrichten. Anderzijds is het van belang voor de veiligheid van de verkeersregelaar zelf. Vandaar dat in het eerste lid kledingvoorschriften zijn opgenomen. Omdat alle verkeersregelaars op alle momenten van de dag goed zichtbaar moeten zijn, dienen zij tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden de voorgeschreven jas of hes te dragen. De precieze beschrijving van de jas of hes is opgenomen in bijlage 2 bij de regeling. Het bovenstaande geldt mutatis mutandis ook voor personen die tijdens hun opleiding dan wel praktijkexamen verkeersregelend bezig zijn. De regeling verbiedt niet het opnemen van een bedrijfslogo of bedrijfsnaam. Gebleken is dat met name diegenen die in de uitoefening van hun beroep als verkeersregelaar optreden er prijs op stellen dat ook op de voorgeschreven hesjes of jassen kan worden vermeld bij welke organisatie of welk bedrijf zij werkzaam zijn. Het opnemen van bedrijfslogo of bedrijfsnaam is daarom toegestaan, mits de herkenbaarheid als verkeersregelaar gewaarborgd blijft. Om deze reden is in de bijlage bij dit artikel bepaald dat de afmetingen beperkt moeten blijven tot maximaal 11 bij 11 cmIn het tweede lid is bepaald dat transportbegeleiders bij de uitvoering van hun werkzaamheden gebruik kunnen maken van een begeleidingsvoertuig. Een definitie van dit begrip is opgenomen in het BABW en luidt als volgt: een begeleidingsvoertuig is een bedrijfsauto als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel h, van het Voertuigreglement, die bestemd is voor de begeleiding van exceptionele transporten als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten. Het gaat derhalve om een bedrijfsauto en niet om een motorfiets. Hoewel met name op het onderliggend wegennet het gebruik van een motorfiets praktisch zou kunnen zijn, is omwille van de veiligheid van de transportbegeleider bepaald dat de motorfiets niet is toegestaan als begeleidingsvoertuig. In tegenstelling tot andere categorieën verkeersregelaars mogen transportbegeleiders of weginspecteurs in dienst van Rijkswaterstaat op bepaalde wegen wel vanuit het begeleidingsvoertuig respectievelijk voertuig aanwijzingen geven. Dit is bepaald in artikel 58a van het BABW. Voor een toelichting wordt naar dat besluit verwezen. Voor de andere categorieën verkeersregelaars geldt dat zij wel een motorrijtuig mogen gebruiken om zich van de ene plaats naar de andere te begeven, maar daar aangekomen moeten zij uit het motorrijtuig stappen, dan wel daar vanaf stappen, om hun taak te verrichten.

Omdat ook het begeleidingsvoertuig als zodanig herkenbaar en zichtbaar dient te zijn, zijn in bijlage 3 eisen opgenomen waar dat begeleidingsvoertuig aan dient te voldoen. De extra voorgeschreven verlichting dient gedurende het gehele transport te worden gevoerd.

Artikel 15

Bij de formulering van dit artikel is aansluiting gezocht bij de regeling zoals die tot nu toe bestond. Een enkel onderdeel is ten opzichte van de oude regeling gewijzigd. Zo is de intrekkingsgrond dat het praktische deel niet met succes is afgelegd, geschrapt nu in de nieuwe opzet van de Regeling verkeersregelaars 2009 ervoor is gekozen de verkeersregelaar pas als zodanig aan te stellen nadat hij zowel het theoretische als het praktische gedeelte van de opleiding heeft afgerond en als bewijs daarvan een getuigschrift kan overleggen.

Een van de gronden voor intrekking kan zijn dat het bevoegde gezag, na schriftelijk advies van de politie, van oordeel is dat de verkeersregelaar tijdens werkzaamheden in die hoedanigheid gedragingen heeft verricht waardoor het verkeer in gevaar is of kon worden gebracht of heeft gehandeld in strijd met voorschriften gegeven bij of krachtens de wet. Als de politie bijvoorbeeld regelmatig constateert dat een verkeersregelaar gedragingen verricht waardoor het verkeer in gevaar is of kon worden gebracht, dan kan zij de bevoegde instantie verzoeken de aanstelling in te trekken. Er is niet voor gekozen de werkgever een eigen mogelijkheid te geven om tot intrekking van de aanstelling over te gaan. Dat betekent niet dat de werkgever niets kan doen. Hij kan het tot aanstelling bevoegd gezag verzoeken om, onder vermelding van de overwegingen die aanleiding geven om tot intrekking van de aanstelling over te gaan, ten aanzien van een bepaalde verkeersregelaar tot intrekking van diens aanstelling over te gaan. Hoewel ervan mag worden uitgegaan dat een werkgever niet lichtvaardig tot een dergelijk verzoek zal overgaan, wordt op deze manier willekeur zoveel mogelijk uitgesloten.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. In het bijzonder kan worden gewezen op de artikelen 4:8 Awb e.v., op grond waarvan een bestuursorgaan, dat een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, de belanghebbende in beginsel (behoudens een aantal uitzonderingen) in de gelegenheid zal moeten stellen zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 16

Begeleidingsvoertuigen die in gebruik worden genomen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, dienen vanaf de datum van inwerkingtreding te voldoen aan de eisen opgenomen in bijlage 3, onderdeel A. Ten aanzien van op het moment van inwerkingtreding reeds in gebruik zijnde begeleidingsvoertuigen is in dit artikel een overgangsregeling opgenomen. Uiterlijk vijf jaren na inwerkingtreding van deze regeling dienen alle begeleidingsvoertuigen te voldoen aan de in bijlage 3, onderdeel A, omschreven eisen. Verder is een overgangsregeling opgenomen ten aanzien van de kleding die door de verkeersregelaars moet worden gebruikt. Kleding die op het moment van inwerkingtreding van de regeling in gebruik is, mag tot uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van de regeling worden gebruikt. Daarna mag uitsluitend kleding worden gebruikt die voldoet aan de nieuwe eisen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat voor de voertuigen van de ambtenaren van Rijkswaterstaat niets verandert. Deze voertuigen zijn ook niet aangemerkt als begeleidingsvoertuigen.

Artikel 17

Nu het gebruik van opvallende markering ook mogelijk wordt gemaakt voor bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg, ligt het voor de hand de eisen betreffende het aanbrengen van deze markering, zoals opgenomen in de Regeling permanente eisen voor bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg, van overeenkomstige toepassing te verklaren op voornoemde lichtere bedrijfswagens.

Artikel 18

In Bijlage 3 zijn de technische eisen opgenomen waaraan begeleidingsvoertuigen moeten voldoen om als zodanig herkenbaar en zichtbaar te zijn. In deze regeling is voorts bepaald dat de in de bijlage omschreven verlichting gedurende het transport moet worden gevoerd. Met het oog hierop is ervoor gekozen om de Regeling optische en geluidssignalen, wat betreft de verlichting, niet meer van toepassing te laten zijn op begeleidingsvoertuigen. Gelet op het bovenstaande wordt met wijziging van artikel 3, onderdeel 4, van de Regeling optische en geluidssignalen, voorkomen dat dat artikel van toepassing is op begeleidingsvoertuigen.

Artikel 19

Deze Regeling treedt in werking onder gelijktijdige intrekking van de oude Regeling verkeersregelaars.

Bijlage 1

In deze bijlage zijn de exameneisen opgenomen. Voor de transportbegeleider zijn aanvullende eisen geformuleerd die specifiek betrekking hebben op het functioneren als transportbegeleider. Ook voor de exameneisen is aansluiting gezocht bij hetgeen in de praktijk is ontstaan, zowel ten aanzien van de transportbegeleiders als ten aanzien van de overige verkeersregelaars.

Bijlage 2

In deze bijlage is een omschrijving opgenomen van de jas of hes waarvan de verkeersregelaar gebruik dient te maken bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Het ontwerp is gebaseerd op een onderzoek van TNO. Wat betreft het materiaal (kleurcodes, retroreflectie e.d.) is aangesloten bij NEN-EN 471. De eisen waaraan de kleding dient te voldoen, zijn de volgende: zichtbaarheid, zodat de verkeersregelaar zowel overdag als ’s avonds veilig zijn werk kan verrichten, gezag uitstralend en herkenbaarheid als verkeersregelaar (dus geen verwarring mogelijk met de kleding van politieagenten). Bij de uitvoering van de jas kan vrij worden gekozen voor o.a. materiaal, wind- en waterdichtheid en brandbestendigheid. Voor de weginspecteurs is aanvullend op de vormgeving van de standaardjas die voor alle verkeersregelaars geldt, een blauwe band op borsthoogte voorgeschreven. Dit is noodzakelijk om deze groep verkeersregelaars met extra bevoegdheden duidelijk herkenbaar te maken voor de politie.

De huidige jas is voorzien van een tekst ‘verkeersregelaar’. Onderzoek van TNO heeft uitgewezen dat deze tekst pas van heel korte afstand te lezen is. Op de nieuwe jassen heeft deze tekst daarom plaatsgemaakt voor een driehoek, een algemeen in het verkeer gehanteerd waarschuwingssymbool.

Bijlage 3

In deze bijlage zijn in onderdeel A de eisen opgenomen waaraan een begeleidingsvoertuig moet voldoen. Het gaat hier om eisen betreffende opvallende markering en verlichting. De voorschriften inzake opvallende markering vloeien voort uit de vigerende VN ECE-reglementen 48 en 104. Voor de verlichtingseisen is aansluiting gezocht bij VN ECE-reglement 65.

In onderdeel B is aangegeven welke hulpmiddelen in het begeleidingsvoertuig aanwezig moeten zijn.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven