Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 januari 2009, nr. TRCJZ/2009/198, houdende tijdelijke vrijstelling van de artikelen 26, eerste lid en 27, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt onder beschikking verstaan hetgeen daaronder in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt verstaan.

Artikel 2

Ingeval 2009 het jaar van toepassing is van de in artikel 24, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet bedoelde gebruiksnorm, is de landbouwer vrijgesteld van de voorwaarde, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van die regeling, indien wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a. ten hoogste vier jaren voorafgaand aan 1 maart 2009 zijn de waarde van de fosfaattoestand en de waarde van het stikstofleverende vermogen van de bodem van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond vastgesteld door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025; en

  • b. de landbouwer heeft vóór 1 februari 2009 schriftelijk opdracht gegeven tot de in onderdeel a bedoelde vaststelling en bewaart een schriftelijk bewijsstuk van deze opdracht als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 februari 2009 en vervalt op 31 december 2009.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling derogatie 2009 Meststoffenwet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 januari 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Bij beschikking nr. 2005/880/EG van de Europese Commissie van 8 december 2005 (hierna: de derogatiebeschikking) tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 324) heeft de Europese Commissie Nederland derogatie verleend van de in bijlage III, punt 2, van de Nitraatrichtlijn1 neergelegde gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen. De derogatie betreft een verhoging van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen voor bedrijven met een areaal dat voor ten minste 70 procent uit grasland bestaat tot 250 kilogram stikstof per hectare per jaar.

Aan de beschikking wordt uitvoering gegeven in de artikelen 24 tot en met 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Uitvoeringsregeling).

De verhoging is verbonden aan een aantal voorwaarden. Zo moet de landbouwer ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling de fosfaattoestand en het stikstofleverend vermogen van de tot het bedrijf behorende landbouwgrond laten vaststellen door middel van bemonstering en analyse door een geaccrediteerd laboratorium. Bovendien mogen de analyserapporten op 1 februari van het kalenderjaar waarin toepassing wordt gegeven aan de verhoogde gebruiksnorm, niet ouder zijn dan vier jaren.

De geaccrediteerde laboratoria hebben aangegeven dat als gevolg van de vorstperiode de bodembemonstering ruim een maand heeft stilgelegen, zodat het niet mogelijk is om vóór 1 februari 2009 de bemonstering en analyse volledig uit te voeren.

Als gevolg daarvan kunnen landbouwers die in de voorgaande vier jaar geen bodemanalyse hebben laten doen, buiten hun schuld om, niet tijdig voldoen aan de voorwaarde tot bodembemonstering en analyse. Om te voorkomen dat deze landbouwers met betrekking tot het jaar 2009 geen gebruik kunnen maken van de derogatie, is in de onderhavige regeling voor het kalenderjaar 2009 vrijstelling verleend van deze voorwaarde.

Aan de vrijstelling is de voorwaarde verbonden dat de bemonstering en analyse wordt uitgevoerd vóór 1 maart 2009. Daarnaast geldt met betrekking tot de bemonstering en analyse dat de opdracht aan het laboratorium hiertoe voor 1 februari 2009 gegeven moet zijn. Het schriftelijk bewijs hiervan moet in de administratie op het bedrijf aanwezig zijn.

De onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaat en dat minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. De reden hiervoor is dat het noodzakelijk is dat de regeling voor 1 februari 2009 in werking treedt, opdat landbouwers die wegens weersomstandigheden niet tijdig konden voldoen aan een van de derogatievoorwaarden, met betrekking tot het jaar 2009 toch gebruik kunnen maken van de derogatie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.


XNoot
1

Richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 375).

Naar boven