Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 28 januari 2009, nr. 2009/4, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1 Algemeen

In Nederland worden aan de grensdoorlaatposten grenscontroles verricht, om na te gaan of de betrokken personen, hun vervoermiddelen en de voorwerpen in hun bezit Nederland mogen binnenkomen dan wel verlaten. Daarnaast vindt buiten de grensdoorlaatposten om grensbewaking plaats, teneinde te voorkomen dat personen zich aan de grenscontroles onttrekken.

Met de inwerkingtreding van de SUO op 26 maart 1995 werden tussen de betrokken staten, waaronder Nederland, de grenscontroles aan de gemeenschappelijke binnengrenzen afgeschaft. Sindsdien betekent toegang tot Nederland in beginsel ook toegang tot de overige landen in het Schengengebied.

Met het Verdrag van Amsterdam (juni 1997, in werking getreden per 1 mei 1999) is het Schengenacquis – dat wil zeggen het Schengenakkoord, de SUO en de besluiten van het bij het SUO ingestelde uitvoerend comité – geïncorporeerd in de EU. Volgens artikel 1 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de EU, zijn de EU-lidstaten die het Schengenakkoord hebben getekend gemachtigd onderling een nauwere samenwerking aan te gaan binnen de werkingssfeer van het Schengenacquis. Deze samenwerking moet echter wel plaatsvinden binnen het institutionele en juridische kader van de Unie en van het EU-Verdrag en het EG-Verdrag.

Voor de uitvoering van de grensbewaking is ‘Schengen’ een geografisch begrip; er is wel een Schengengebied dat kan worden in- of uitgereisd, maar er zijn geen Schengenonderdanen. In A2/6.1 is aangegeven in welke opzichten de grenscontrole van passagiers afkomstig uit niet-Schengenstaten verschilt van die van passagiers afkomstig uit Schengenstaten. Voorts is van belang het begrip ‘personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij personenverkeer vallen’. In artikel 8.7 Vb is opgenomen welke personen hier precies onder vallen. Voor de nadere uitwerking van de (bepalingen inzake) personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallen wordt verwezen naar B10. Daarnaast is in A2/6.2.2 uitgewerkt hoe in het kader van toegang moet worden omgegaan met deze personen. Tot slot, ‘onderdaan van een derde land’ is iedereen die geen onderdaan is van de EU, de EER of Zwitserland en niet onder de toepassing van het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer van personen valt.

Op 15 maart 2006 is de SGC aangenomen. De SGC stelt, zoals is aangegeven in artikel 1 van deze Verordening, maatregelen vast die van toepassing zijn op het grenstoezicht ten aanzien van personen die de buitengrenzen van de lidstaten van de EU overschrijden. Deze Verordening is 13 april 2006 gepubliceerd en per 13 oktober 2006 in werking getreden, behalve artikel 34, dat per 14 april 2006 in werking is getreden. Deze Verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks van toepassing in alle EU-lidstaten die tot het Schengengebied behoren, alsmede in IJsland en Noorwegen. Met uitzondering van Cyprus maken per 21 december 2007 ook alle lidstaten die op 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden deel uit van het Schengengebied. Vanaf die datum is de SGC op deze landen van toepassing. Grenscontroles voor intra-Schengen land- en zeeverkeer worden per 21 december 2007 opgeheven. Vanaf 30 maart 2008 geldt dit ook voor het luchtverkeer. Met ingang van 12 december 2008 zijn de grenscontroles aan de landgrenzen met Zwitserland opgeheven en per deze dag is in Zwitserland het Schengenacquis van toepassing. Met ingang van 29 maart 2009 worden ook grenscontroles opgeheven voor het luchtverkeer.

A2 handelt enkel over de overschrijding van (Schengen)buitengrenzen. Binnengrenzen zijn de grenzen tussen de Schengenstaten onderling, waaraan geen grenscontrole plaatsvindt. Het operationeel vreemdelingentoezicht, MTV, dat in het gebied bij de Nederlandse binnengrenzen plaatsvindt, wordt besproken in A3.

Voor wat betreft de situaties waarin kan worden overgegaan tot een tijdelijke invoering van de grensbewaking aan de binnengrenzen, alsmede de wijze waarop gehandeld dient te worden, wordt verwezen naar Titel III, Hoofdstuk II, SGC. Voor de versoepeling van de controles wordt verwezen naar artikel 8 SGC.

B

Paragraaf A2/4.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.3.1 Het visumvereiste

Vreemdelingen die visumplichtig zijn en zich naar Nederland willen begeven voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden moeten in beginsel in het bezit zijn van een paspoort. Het paspoort dient te zijn voorzien van:

  • hetzij een geldig luchthaventransitvisum (A-visum), indien tijdens een tussenlanding verblijf in de internationale transitzone van een luchthaven wordt beoogd. Dit behelst geen verdere toegang tot het nationale grondgebied;

  • hetzij een geldig doorreisvisum (B-visum) indien doorreis door het Schengengebied of Nederland wordt beoogd, met een oponthoud van ten hoogste vijf dagen; of

  • hetzij een geldig reisvisum (C-visum), indien kort verblijf in het Schengengebied of in Nederland wordt beoogd.

De strekking van het (Schengen)visum is om de vreemdeling reeds vóór zijn komst naar Nederland aan een onderzoek te onderwerpen naar reisdoel, reispapieren, antecedenten en bestaansmiddelen.

Bij artikel 10 SUO is een eenvormig visum vastgesteld dat geldig is voor het gehele Schengengebied. De Schengenstaten geven het Schengenvisum af in de vorm van een sticker. Bepalingen omtrent visa zijn verder opgenomen in de GVI.

Bijzondere regels ten aanzien van afgifte van visa kunnen gelden op grond van een visumfacilitatieovereenkomst, welke is afgesloten tussen de EU en een derde land. Een visumfacilitatieovereenkomst vergemakkelijkt de afgifte van visa voor kort verblijf aan onderdanen van derde landen, op basis van wederkerigheid. Per 1 juni 2007 is de visumfacilitatieovereenkomst tussen de EU en Rusland van kracht.

Zie voor modellen van visa, afgegeven in het buitenland of aan de grens, de website van de vreemdelingenketen en bijlage 13 en BNL bijlage VI, GVI.

In hoofdstuk VI GVI en bijlage 9, 10, 11 en 13 GVI is aangegeven op welke wijze een visumsticker moet worden ingevuld en aangebracht.

Indien de vreemdeling langer dan drie maanden in Nederland wenst te verblijven en mvv-plichtig is, dient hij een D-visum (een mvv) dan wel een combinatievisum (D+C) aan te vragen (zie B1/1).

Vrijstelling van de visumplicht

Op basis van overeenkomsten tot afschaffing van de visumplicht van de Benelux- of Schengenstaten met derde landen, bestaan uitzonderingen op de visumplicht. Vrijgesteld zijn:

  • onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland (zie bijlage 1, onderdeel 1, BNL-kader, GVI);

  • onderdanen van de landen opgesomd in bijlage 1, II, onderdeel 1, GVI;

  • onderdanen van speciale administratieve regio’s in China opgesomd in bijlage 1, II, onderdeel 2, GVI;

  • houders van diplomatieke, officiële en dienstpaspoorten van de landen vermeld in bijlage 2, overzicht A, GVI;

  • vreemdelingen die houder zijn van een geldig, door een Schengenstaat afgegeven (verblijfs-)document opgesomd in bijlage 4 GVI (zie ook artikel 21 SUO);

  • houders van een reisdocument dat is afgegeven door een lidstaat van de EU aan vluchtelingen, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die rechtmatig verblijf hebben in die lidstaat; en

  • overige categorieën genoemd in GVI, bijlage 1, II, onderdeel 1, BNL-kader, zoals houders van een ‘crew member licence’ of een ‘crew member certificate’ (zie A2/6.2.5) en zeelieden (zie A2/6.2.7).

In aanvulling op bovenstaande kan een vreemdeling op grond van een visumfacilitatieovereenkomst worden vrijgesteld van de visumplicht. Ingevolge de visumfacilitatieovereenkomst tussen de EU en Rusland geldt vrijstelling van het visumvereiste ten aanzien van houders van een diplomatiek paspoort. In bepaalde gevallen kan bovendien op grond van een unilaterale regel van de visumplicht worden ontheven. Dit laatste geldt ook voor wat betreft het luchthaventransitvisum. Onderdanen van de landen opgesomd in bijlage 3 GVI zijn aan de transitvisumplicht onderworpen.

In artikel 2.4 Vb zijn bepalingen opgenomen over de omstandigheden waaronder (transit)passagiers van vliegtuigen, zonder in het bezit te zijn van het vereiste visum, toegang kan worden verleend (zie A2/6.2.6).

Tot slot, zoals is neergelegd in artikel 8.9 Vb, zijn personen die normaal gesproken visumplichtig zijn vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij een familielid zijn als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland die zijn recht inzake vrij verkeer uitoefent. Hierbij geldt als voorwaarde dat zij in het bezit moeten zijn van een geldige verblijfskaart afgegeven door één van de EU-/EER-landen of Zwitserland. (Hier wordt gedoeld op het document vermeld in artikel 10 van Richtlijn 2004/38 van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.)

C

Paragraaf A2/6.2.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.2.2.1 Overeenkomsten, betrokken landen en toepassingsgebied

Voor onderdanen van de Benelux-landen alsmede onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland (en hun familieleden) gelden op grond van de ter zake gesloten internationale overeenkomsten afwijkende – gunstigere – regels voor wat betreft toelating en verblijf. Ditzelfde geldt voor toegang en grenscontrole, waarvan de weigering van de toegang een bijzonder aspect is. Deze afwijkende regels vloeien voort uit:

  • de Benelux-overeenkomst;

  • de SUO;

  • de SGC;

  • het EG-verdrag en het EU-Verdrag en de daaruit voortvloeiende verordeningen en Richtlijnen;

  • de EER-overeenkomst;

  • de Overeenkomst EG-Zwitserland;

  • de GVI

Land

EU

Schengen

EER

België

Ja

Ja

Ja

Bulgarije

Ja

Nee

Ja

Cyprus

Ja

Nee

Ja

Denemarken

Ja

Ja

Ja

Duitsland

Ja

Ja

Ja

Estland

Ja

Ja

Ja

Finland

Ja

Ja

Ja

Frankrijk

Ja

Ja

Ja

Griekenland

Ja

Ja

Ja

Hongarije

Ja

Ja

Ja

Ierland

Ja

Nee

Ja

Italië

Ja

Ja

Ja

Letland

Ja

Ja

Ja

Liechtenstein

Nee

Nee

Ja

Litouwen

Ja

Ja

Ja

Luxemburg

Ja

Ja

Ja

Malta

Ja

Ja

Ja

Nederland

Ja

Ja

Ja

Noorwegen

Nee

Ja

Ja

Oostenrijk

Ja

Ja

Ja

Polen

Ja

Ja

Ja

Portugal

Ja

Ja

Ja

Roemenië

Ja

Nee

Ja

Slovenië

Ja

Ja

Ja

Slowakije

Ja

Ja

Ja

Spanje

Ja

Ja

Ja

Tsjechië

Ja

Ja

Ja

Verenigd Koninkrijk

Ja

Nee

Ja

IJsland

Nee

Ja

Ja

Zweden

Ja

Ja

Ja

Zwitserland

Nee

Ja

Nee

Het toepassingsgebied van het EU-Verdrag betreft de in Europa gelegen grondgebieden van de lidstaten van EU en de EER landen.

Bijzondere bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van het EU-Verdrag:

  • voor Nederland betekent dit dat de toepassing zich niet uitstrekt tot het grondgebied van Aruba en de Nederlandse Antillen;

  • voor wat Frankrijk betreft betekent dit dat de toepassing zich uitstrekt tot de zogeheten Franse overzeese departementen Martinique, Guadeloupe, Frans-Guyana en Réunion, in zoverre dat Franse ingezetenen van die departementen op grond van desbetreffende beschikking van de Raad van de EU kunnen deelnemen aan het vrij verkeer van personen en diensten;

  • voor wat Denemarken betreft betekent dit dat de toepassing zich niet uitstrekt tot de Faeröer. De Deense onderdanen die daar woonachtig zijn, worden niet als onderdanen van een lidstaat beschouwd;

  • voor wat het Verenigd Koninkrijk betreft zijn de communautaire bepalingen betreffende het vrije verkeer van personen en diensten niet van toepassing op de onderdanen van de Kanaaleilanden en van het eiland Man. Voor het vrij verkeer van personen en diensten wordt met een Brits onderdaan (‘British citizen’) gelijkgesteld een ‘British subject’ met aantekening in het paspoort: ‘holder has the right of abode in the United Kingdom’ of ‘holder is defined as an United Kingdom national for community purposes’.

D

Paragraaf C3/2.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2.1 Partijen bij Verordening 343/2003

De volgende landen zijn partij bij de Verordening 343/2003:

België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland.

Deze deelnemende landen zijn alle partij bij het Vluchtelingenverdrag en, behalve Nederland zelf, aldus aan te merken als 'ander land' in de zin van de wet.

Tussen deze landen wordt Verordening 343/2003 toegepast. Verordening 343/2003 komt hier in de plaats van de Overeenkomst van Dublin. Aangezien de Overeenkomst van Dublin verder geen praktische betekenis meer heeft, wordt deze hier verder buiten beschouwing gelaten.

E

Paragraaf C3/2.2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2.2 Overgangsrecht

Artikel 29 Verordening 343/2003 regelt het overgangsrecht tussen de Overeenkomst van Dublin en Verordening 343/2003.

Nieuwe lidstaten

Ten aanzien van de per 1 mei 2004 tien toegetreden lidstaten, zijnde Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië, geldt ten aanzien van Nederland het volgende overgangsrecht:

  • er kan een overname- of terugnameverzoek worden neergelegd door Nederland bij de nieuwe lidstaten wanneer de datum van de asielaanvraag in Nederland op of ná 1 mei 2004 ligt;

  • er kan een overname- of terugnameverzoek worden neergelegd door de nieuwe lidstaten bij Nederland wanneer de datum van de asielaanvraag in de nieuwe lidstaten op of ná 1 mei 2004 ligt.

De datum van de asielaanvraag is bepalend. In beide gevallen geldt, dat indien de reden van het leggen van het verzoek (illegale grensoverschrijding, eerdere asielaanvraag in het andere land en dergelijke) gelegen is in feiten of omstandigheden van vóór 1 mei 2004, dit niet afdoet aan de mogelijkheid een overname- of terugnameverzoek neer te leggen.

Ten aanzien van de per 1 januari 2007 toegetreden lidstaten Bulgarije en Roemenië geldt hetzelfde, met dien verstande dat voor 1 mei 2004 moet worden gelezen 1 januari 2007.

Denemarken

Denemarken heeft zich per 1 april 2006 alsnog gebonden verklaard aan Verordening 343/2003. Verordening 343/2003 wordt per 1 mei 2006 van toepassing verklaard tussen Denemarken, IJsland en Noorwegen.

De Commissie van de EU heeft, met betrekking tot de werking van Verordening 343/2003 tussen Denemarken en de andere lidstaten het overgangsrecht vastgesteld. Dit overgangsrecht houdt in:

  • Verordening 343/2003 is direct van toepassing vanaf het moment van toetreding tot Verordening 343/2003, zijnde 1 april 2006; en

  • de bepaling van de verantwoordelijkheid van de asielaanvraag is conform artikel 29 Verordening 343/2003, zij het dat de datum van 1 september 2003 dient te worden vervangen door 1 april 2006.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 januari 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Algemeen

Met ingang van 12 december 2008 past Zwitserland het Schengenacquis toe en zijn de grenscontroles met andere Schengenlanden opgeheven. Tevens is de Verordening 343/2003 (opvolger van de Overeenkomst van Dublin) met ingang van 12 december 2008 ook op Zwitserland van toepassing. Met ingang van 29 maart 2009 worden ook grenscontroles opgeheven voor het luchtverkeer met Zwitserland.

Artikelsgewijs

A

Met ingang van 12 december 2008 worden de grenscontroles aan de landgrenzen met Zwitserland opgeheven per deze dag is in Zwitserland het Schengenacquis van toepassing. Met ingang van 29 maart 2009 worden ook grenscontroles opgeheven voor het luchtverkeer.

B

In subparagraaf ‘Vrijstelling van de visumplicht’ is het woord Liechtenstein verwijderd omdat dit land deel uitmaakt van de EER

C

De volgorde van de SUO en de SGC is veranderd. Verder is de tabel vermeld dat Zwitserland deel uitmaakt van het Schengengebied.

D

Toegevoegd is dat de Verordening 343/2003 ook van toepassing is in Zwitserland.

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven