De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 9, vierde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 10, derde lid, artikel 16, vierde
lid en artikel 18, vierde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 7, derde lid, en artikel 10, derde lid,
van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen, en artikel 4, vierde lid en artikel 6, vierde lid, van het
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman;
Besluit:
ARTIKEL I
In artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer wordt ‘€ 2395,25’ vervangen door: € 2404,83.
ARTIKEL II
De Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 10, eerste lid, wordt ‘€ 2570,68’ vervangen door: € 2658,33.
B. In artikel 16, eerste lid, wordt ‘€ 2281,01’ vervangen door: € 2290,13.
C. In artikel 18, tweede lid, wordt ‘€ 285,21’ vervangen door ‘€ 301,38’, wordt ‘€ 2839,79’ vervangen door ‘€ 3000,83’, wordt
‘5680,71’ vervangen door ‘€ 6002,86’ en wordt ‘€ 9231,30’ vervangen door: € 9754,80’.
ARTIKEL III
In het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen wordt artikel 10, tweede lid, als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a en b wordt ‘€ 1307,08’ telkens vervangen door: € 1312,31.
2. In onderdeel c wordt ‘€ 653,53’ vervangen door: € 656,14.
3. In onderdeel d wordt ‘€ 543,90’ vervangen door: € 546,08.
ARTIKEL IV
In het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman wordt artikel 6, tweede lid, als volgt
gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 653,53’ vervangen door: € 656,14.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 543,90’ vervangen door: € 546,08.
ARTIKEL V
Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.
TOELICHTING
In de rechtspositieregelingen van politieke ambtsdragers is een onkostenvergoeding opgenomen voor aan de uitoefening van het
ambt verbonden kosten. Daarbij is bepaald dat deze vergoeding bij regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
met ingang van 1 januari van ieder jaar wordt aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september
daaraan voorafgaand.
De consumentenprijsindex voor 2009 is bepaald op 105,59. Voor 2008 was dit indexcijfer 105,19. Dit betekent dat de bedragen
van de ambtstoelage per 1 januari 2010 worden verhoogd met 0,4%. Onderhavige regeling geeft uitvoering aan de desbetreffende
bepalingen en wijzigt de vergoeding van de leden van de Tweede Kamer (artikel I), de leden van de Eerste Kamer (artikel II,
onderdeel B), de ministers en staatssecretarissen (artikel III) en de leden van de Raad van State, Algemene Rekenkamer en
de Nationale ombudsman en substituut-ombudsmannen (artikel IV).
Op grond van artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 kunnen kamerleden ervoor kiezen het kamerlidmaatschap
aan te merken als een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Op grond van artikel 9, tweede lid,
van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt
de vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten verhoogd met de voor die vergoeding verschuldigde loonbelasting.
Voor leden van de Tweede Kamer bedraagt de vergoeding op grond van artikel 9, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden
Tweede Kamer in dat geval in 2010 € 5010,06 per jaar. Voor leden van de Eerste Kamer bedraagt de vergoeding op grond van artikel 16,
tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer in dat geval in 2010 € 4771,11 per jaar.
Tevens worden met artikel II, onderdelen A en C, de bedragen in artikel 10, eerste lid, en 18, tweede lid, van de Wet vergoedingen
leden Eerste Kamer aangepast. artikel 10 ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen
treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. artikel 18, tweede lid, betreft de vergoeding voor verblijfkosten.
Voor leden van de Eerste Kamer die hebben gekozen voor het aanmerken van het kamerlidmaatschap als dienstbetrekking wordt
deze vergoeding op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer verhoogd met de verschuldigde
loonbelasting.
Met ingang van 1 januari 2010 bedragen de jaarlijkse vergoedingen, bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen
leden Eerste Kamer:
Reisafstand | Vergoeding art. 18, derde lid |
---|
0 km | € 627,88 |
10 km | € 6.251,73 |
75 km | € 12.505,95 |
150 km | € 20.322,50 |
De vergoeding voor verblijfkosten voor leden van de Tweede Kamer is geregeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer. Deze bepaling bevat een rekenregel, zodat in onderhavige regeling de bedragen niet gewijzigd hoeven te
worden. In artikel 8, vierde lid, is voorts bepaald dat de vergoeding wordt verhoogd met de verschuldigde loonbelasting, indien
het kamerlid kiest voor het aanmerken van zijn lidmaatschap als dienstbetrekking. Op grond van artikel 10 van de Wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer dienen wijzigingen in de bedragen van artikel 8 in de Staatscourant te worden bekend gemaakt. Om deze reden
volgt hieronder een overzicht van de jaarlijkse vergoedingen op grond van artikel 8, tweede en vierde lid, van de Wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer per 1 januari 2010.
Reisafstand | Vergoeding art. 8, tweede lid | Vergoeding art. 8, vierde lid |
---|
0 km | € 6.302,10 | € 13.129,38 |
10 km | € 10.487,40 | € 21.848,75 |
75 km | € 14.557,20 | € 30.327,50 |
150 km | € 19.531,40 | € 40.690,42 |
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.