Regeling aanpassing voor het jaar 2010 van de percentages voor de milieu-investeringsaftrek uit de Wet inkomstenbelasting 2001

22 december 2009

Nr. DB 2009-711 M

Directoraat-Generaal voor Fiscale ZakenDirectie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende na overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 3.52 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 3.42a, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden tot 1 januari 2011 ‘40 percent’, ‘30 percent’ en ‘15 percent’ vervangen door onderscheidenlijk ‘ 60 percent’, ‘50 percent’ en ‘35 percent’.

ARTIKEL II

1. De wijzigingen ingevolge artikel I van artikel 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn:

  • a. slechts van toepassing voor zover de belastingplichtige voldoet aan het op basis van de voorwaarden van de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis van 17 december 2008 (PbEU van 22 januari 2009, C 16/1) goedgekeurde Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen, bedoeld in de beschikking van de Europese commissie van 1 april 2009, N156/2009 (PbEU van 5 juni 2009, C125/8),

  • b. niet van toepassing op bedrijfsmiddelen die volgens het goedgekeurde Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen, bedoeld in de beschikking van de Europese commissie van 1 april 2009, N156/2009 (PbEU van 5 juni 2009, C 125/9), zijn uitgesloten van steun.

2. Bij de toets of met betrekking tot de hoogte van de te ontvangen steun is voldaan aan de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde voorwaarden, wordt:

  • a. een belastingplichtige in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 geacht voor diens gehele belastbare winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.2 van die wet tegen een tarief van 52% te worden belast;

  • b. een belastingplichtige in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geacht voor diens gehele belastbare winst tegen een tarief van 25,5% te worden belast.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 en vervalt op 1 januari 2011.

ARTIKEL IV

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanpassing voor het jaar 2010 van de percentages voor de milieu-investeringsaftrek uit de Wet inkomstenbelasting 2001.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.

BIJLAGE NEDERLANDS NATIONAAL KADER VOOR HET TIJDELIJK VERLENEN VAN BEPERKTE STEUNBEDRAGEN

Inleiding

Nederland is van mening dat de financiële crisis haar gehele reële economie negatief beïnvloedt, zowel op nationaal als lokaal niveau. Nederland denkt onder dit kader maatregelen te kunnen treffen die bijdragen aan het herstel van haar reële economie en op deze wijze een bijdrage leveren aan de vermindering van de huidige financiële en economische crisis. Raad en de Europese Commissie hebben besloten crisismaatregelen toe te staan. Op de Algemene Raad van 11 en 12 december 2008 is besloten om maatregelen te treffen die toegang tot financiering in de huidige crisis moeten vereenvoudigen.. Onder verwijzing naar punt 4.2.2 van het ‘de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis’ van 17 december 2008 (PbEU van 22 januari 2009, C 16/1) heeft Nederland het volgende nationale kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen opgesteld. Bij beschikking van 1 april 2009 met nummer N 156/2009 is dit kader door de Europese Commissie goedgekeurd op basis van artikel 87 3.b. van het EG verdrag.

Paragraaf 1: Verlening van beperkte steunbedragen

1 Op grond van dit kader kunnen Nederlandse overheidsinstellingen beperkte steunbedragen aan kleine, middelgrote of grote ondernemingen in heel Nederland verlenen in de kalenderjaren 2009 en 2010. Goedkeuring door de Europese Commissie van dit kader betekent dat de verlening van deze steun door Nederlandse overheidsinstellingen niet meer behoeft te worden genotificeerd op grond van de staatssteunregels uit het EG-Verdrag. De totale som die aan één onderneming verleend wordt zal een bedrag van € 500.000 niet overschrijden. De toepassingsmodaliteiten uit de volgende paragrafen zullen hierbij gelden.

2 Het vastgestelde maximumbedrag heeft betrekking op een subsidie. Bij de bepaling van de hoogte van de beperkte steun op grond van dit kader gaat het om bruto bedragen voor afdracht van belastingen en andere heffingen. De steun op grond van dit kader kan ook worden verleend in de vorm van leningen, garanties of andere vormen van transparante steun. Indien de steun in een andere vorm dan een subsidie wordt verleend wordt de steun bepaald op basis van het bruto subsidie equivalent.

Paragraaf 2: Toepassingsbereik

2.1 Vorm van de steun

  • 1. De maatregel is van toepassing op beperkte steun in Nederland. De beperkte steun is bestemd voor alle ondernemingen in alle sectoren met inachtneming van de in de volgende punten genoemde voorwaarden.

  • 2. Het gaat uitsluitend om transparante steun in de zin van artikel 2, punt 6 en artikel 5 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (PbEU van 9 augustus 2008, L 214/3),

Als transparante vormen van steun zijn in het bijzonder te beschouwen:

  • steun in de vorm van subsidies en rentesubsidies

  • steun in de vorm van leningen waarbij de referentierente op het tijdstip van het verstrekken van de lening geldt voor het berekenen van het subsidiebedrag.

  • garanties waarbij bij berekening van het bruto subsidie equivalent gebruik wordt gemaakt van de ‘safe harbour premium rates’ uit bijlage A van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis, zoals aangepast op 25 februari 2009.

2.2 Begunstigden

  • 1. Dit kader is van toepassing op kleine, middelgrote en grote ondernemingen. Kleine en middelgrote ondernemingen zijn ondernemingen als bedoeld in bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (PbEU van 9 augustus 2008, L 214/3).

  • 2. De maatregelen gelden voor alle economische activiteiten met de volgende uitzonderingen:

    • ondernemingen in de visserijsector

    • ondernemingen die landbouwproducten produceren

  • 3. Voor bedrijven die actief zijn op het gebied van verwerking en afzet van landbouwproducten geldt dit kader alleen als:

    • de steun niet is vastgesteld op basis van prijs en hoeveelheid die door de betrokken ondernemer op de markt worden gebracht en

    • de steun niet zodanig uitwerkt dat deze in het geheel of gedeeltelijk aan primaire producenten wordt doorgegeven.

  • 4. De maatregelen gelden alleen voor grote ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden waren in de zin van punt 2.1 van de reddings- en herstructureringsrichtsnoeren van de Commissie van 1 oktober 2004 (PbEU van 1 oktober 2004, C 244/2) en voor kleine en middelgrote ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden waren in de zin van artikel 1, punt 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 5. Ondernemingen die na 1 juli 2008 in moeilijkheden zijn gekomen kunnen wel gebruik maken van dit kader .

6 De maatregel geldt niet voor exportsteun en voor steun die binnenlandse producten een voordeel verschaft ten opzichte van ingevoerde producten.

Paragraaf 3: Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Dit kader treedt in werking op 1 april 2009 en eindigt op 31 december 2010. Steunverlening is tot op dat tijdstip mogelijk.

Paragraaf 4: Cumulering

  • 1. Beperkte steun in de zin van dit kader mag niet met de minimissteun (PbEU van 28 december 2006, L 379/)) voor dezelfde subsidiabele kosten worden gecumuleerd.

  • 2. Als een onderneming al de minimissteun ontvangen heeft voor 17 december 2008 mag het totaal bedrag van de beperkte steun op grond van dit kader en de ontvangen de minimissteun niet hoger zijn dan € 500.000 voor de periode tussen 1 januari 2008 en 31 december 2010 .

  • 3. Beperkte steun op grond van dit kader kan gecumuleerd worden met andere verenigbare steun of met andere vormen van gemeenschapsfinanciering mits de in de betreffende richtsnoeren of vrijstellingsverordeningen vastgestelde steunintensiteiten in acht worden genomen.

Paragraaf 5: Controle

  • 1. De overheidsinstelling die de steun verleent draagt er zorg voor dat de betrokken onderneming een verklaring, in schriftelijke of elektronische vorm, overlegt van alle de minimissteun en beperkte steun op grond van dit kader die de onderneming in het lopende belastingjaar heeft ontvangen. De verklaring moet tevens informatie bevatten waaruit genoegzaam blijkt dat de betrokken onderneming op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerde. De verklaring moet door de overheidsinstelling zijn ontvangen vóór dat zij de steun toekent.

  • 2. De overheidsinstelling zal geen beperkte steun verlenen dan nadat ze zich er van vergewist heeft dat het totale bedrag aan steun (inclusief de de minimissteun) voor de periode 1 januari 2008- 31 december 2010 het maximale bedrag van € 500.000 niet heeft overschreden.

  • 3. De bescheiden die met de steunverlening verband houden moeten gedurende 10 jaar vanaf het moment van het verlenen van de steun bewaard blijven en moeten alle gegevens bevatten die nodig zijn om te kunnen nagaan of aan de vastgestelde voorwaarden als bedoeld in punt 6 van Mededeling van de Commissie 2009/C16/01, PbEU van 22 januari 2009 voldaan is. Deze informatie zal tevens worden gebruikt ten behoeve van de in punt 6 genoemde monitoring en verslaglegging.

Paragraaf 6: Budget

Er is geen budget voor dit kader vastgesteld omdat op voorhand niet is aan te geven hoe vaak van dit kader gebruik gemaakt zal worden.

TOELICHTING

Met het oog op de bestrijding van de economische crisis heeft het kabinet ter stimulering van investeringen door het bedrijfsleven gelden voor de jaren 2009 en 2010 beschikbaar gesteld, waaronder € 30 miljoen voor de milieu-investeringsaftrek (hierna: MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (hierna: Vamil). Door een aanpassing van de percentages voor de MIA, het schrappen van Vamil-aftoppingen en door uitbreiding van de bedrijfsmiddelen die naast de MIA tevens voor de Vamil in aanmerking komen, is reeds voor een groot deel invulling gegeven aan het verruimde budget. Invulling van het restant zal voor het merendeel worden gerealiseerd door uitbreiding van de lijst van bedrijfsmiddelen zoals die wordt opgenomen in de bijlage Milieulijst 2010 bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009. Die uitbreiding is echter niet toereikend om de beschikbare middelen uit te putten. Daarom worden ingevolge de onderhavige regeling met ingang van 1 januari 2010 de verschillende percentages voor de milieu-investeringsaftrek vervangen door hogere percentages (een verhoging met 20 procentpunt). Daarbij geldt echter wel de eis dat moet zijn voldaan aan het goedgekeurde Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen (hierna: tijdelijke nationale kader), dat als bijlage bij deze regeling is opgenomen. De onderhavige wijziging regelt dat door de hiervoor genoemde verhoging voorwaardelijk te maken. Artikel 3.52, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bevat de wettelijke basis voor deze verhoging van de percentages. De ondernemer die niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de bij deze regeling verhoogde percentages, maar wel aan de overige voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor de percentages van 40 percent, 30 percent respectievelijk 15 percent.

De Mededeling van de Europese Commissie ‘Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU van 22 januari 2009, C16/1 e.v.) (hierna: het tijdelijke Europese kader) biedt de mogelijkheid aan de lidstaten om een nationaal kader te scheppen waarbinnen naast de bestaande staatssteunmogelijkheden nadere staatssteunmaatregelen kunnen worden getroffen. Bij beschikking van 1 april 2009 met nummer N 156/2009, PbEU van 5 juni 2009, C 125/8, is het door de Minister van Economische Zaken opgestelde Nederlands nationaal kader voor de verlening van steunbedragen door de Europese Commissie goedgekeurd op basis van artikel 87 3.b van het EG verdrag. Goedkeuring door de Europese Commissie van dit kader betekent dat de verlening van deze steun door Nederlandse overheidsinstellingen niet meer behoeft te worden genotificeerd op grond van de staatssteunregels uit het EG-Verdrag.

Volgens het tijdelijke nationale kader kan per kleine, middelgrote of grote onderneming als bedoeld in bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (PbEU van 9 augustus 2008, L 214/3) steun worden verleend tot een bedrag van € 500 000. Uitgezonderd zijn echter:

  • steun aan ondernemingen die op 1 juli 2008 in moeilijkheden verkeerden;

  • steun aan ondernemingen die behoren tot de visserijsector;

  • steun aan ondernemingen die landbouwproducten produceren;

  • exportsteun of steun waarbij binnenlandse producten worden bevoordeeld ten opzichte van ingevoerde producten.

Daarnaast geldt het tijdelijke nationale kader voor ondernemingen die actief zijn op het gebied van verwerking en afzet van landbouwproducten alleen als:

  • de steun niet is vastgesteld op basis van prijs en hoeveelheid die door de betrokken ondernemer op de markt worden gebracht, en

  • de steun niet zodanig uitwerkt dat deze in het geheel of gedeeltelijk aan primaire producenten wordt doorgegeven.

Verder is het niet mogelijk steun op basis van het tijdelijke nationale kader te verlenen indien de ondernemer steun heeft ontvangen op basis van de de-minimis regeling voor dezelfde kosten als waarvoor binnen het tijdelijke nationale kader steun wordt gevraagd. Als een ondernemer steun heeft ontvangen op basis van de de-minimis regeling voor andere kosten dan waarvoor binnen het tijdelijke nationale kader steun wordt gevraagd, wordt die ontvangen steun meegeteld voor het bepalen van het bedrag van € 500 000.

Omdat de steun transparant dient te zijn, hetgeen betekent dat de bruto-subsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend, wordt bij de toets of met betrekking tot de hoogte van de te ontvangen steun is voldaan aan de hiervoor bedoelde voorwaarden een ondernemer in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 geacht voor diens gehele belastbare winst uit onderneming tegen een tarief van 52% te worden belast. Daarbij is van belang dat een hogere investeringsaftrek leidt tot een lagere grondslag voor de MKB-winstvrijstelling, waardoor het voordeel van de MKB-winstvrijstelling kleiner wordt. Dit nadeel betreft met ingang van 1 januari 2010 12% van de investeringsaftrek. Bij de toets of met betrekking tot de hoogte van de te ontvangen steun is voldaan aan de steunvoorwaarden dient rekening te worden gehouden met dit effect van de MKB-winstvrijstelling. Per saldo betekent dit dat uitgedrukt als percentage van de winst vóór toepassing van de MKB-winstvrijstelling het in dit kader bij een ondernemer in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking te nemen tarief derhalve 45,76% bedraagt.

Bij de toets of met betrekking tot de hoogte van de te ontvangen steun is voldaan aan de steunvoorwaarden wordt een belastingplichtige in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geacht voor diens gehele belastbare winst tegen een tarief van 25,5% te worden belast.

De ondernemer die in aanmerking wenst te komen voor de verhoogde percentages moet bij de melding van zijn investering bij bureau Investeringsregelingen en Willekeurige Afschrijving (IRWA) van de Belastingdienst een schriftelijke modelverklaring bijvoegen waarin de ondernemer verklaart aan de gestelde voorwaarden van het tijdelijke nationale kader te voldoen en voorts inzicht geeft, indien van toepassing, in reeds ontvangen steun. Op grond van de door de ondernemer ingevulde en ondertekende verklaring wordt door SenterNovem vastgesteld of een ondernemer voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de bij deze regeling verhoogde percentages. SenterNovem brengt hierover advies uit aan de Belastingdienst.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.

Naar boven