Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 december 2009, nr. 2009-0000720700, tot wijziging van de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 in verband met de wijziging van het pensioenreglement ABP op het punt van de ingangsdatum van pensioenen en enkele andere aanpassingen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt in de definitie inkoop aanspraken ouderdomspensioen ‘overgangsbepaling C’ vervangen door: overgangsbepaling D.

B

In artikel 2, derde lid, wordt ‘geldt in afwijking van het eerste lid’ vervangen door: geldt in zoverre in afwijking van het eerste lid.

C

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘wegens het bereiken van onderstaande leeftijden’ vervangen door ‘op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de onderstaande leeftijden wordt bereikt’ en wordt ‘Leeftijd waarop het verlof ingaat’ vervangen door: Leeftijd.

2. In het derde lid wordt ‘bij het bereiken van de leeftijd van zestig jaar worden verleend’ vervangen door: worden verleend op de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.

3. In het vierde lid wordt ‘met ingang van de dag’ vervangen door ‘met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de dag’ en wordt ‘tot de dag waarop’ vervangen door: tot de eerste dag van de maand waarin.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

A. Algemeen

De aanleiding om wijzigingen aan te brengen in de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 vloeit voort uit het volgende:

  • bij de voorbereiding van de uitvoering van het overgangsrecht voor betrokkenen die geboren zijn in de periode vanaf 1 januari 1950 tot en met 31 december 1964 is gebleken dat verschillende ingangsdata van buitengewoon verlof in de regeling niet goed aansloten bij vergelijkbare data in het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP,

  • een wijziging in het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP per 1 januari 2010, en

  • enkele technische wijzigingen.

B. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B

Onderdelen A en B zijn technische wijzigingen. De wijziging in onderdeel A betreft een aanpassing aan een vernummering in het pensioenreglement ABP. De wijziging in onderdeel B betreft een tekstuele aanpassing om de tekst te verduidelijken.

Onderdeel C

De wijzigingen in onderdeel C betreffen alle wijzigingen van ingangsdata in het overgangsrecht.

Vanaf 2010 wordt de uittredeleeftijd voor substantieel bezwarende functies (SBF-functies) geleidelijk opgetrokken naar 60 jaar en 8 maanden. De betrokkenen in het overgangsrecht gaan vanaf 2010 met buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging en ontvangen gedurende dat verlof een uitkering op grond van artikel 6. De leeftijd waarop het verlof ingaat, loopt in de overgangsperiode op van 60 jaar en 1 maand naar 60 jaar en 7 maanden. Het verlof eindigt bij ontslag zodra men zelf in staat is uit de drie in de regeling genoemde pensioencomponenten de uitkering te financieren. Op deze ontslagdatum, die is gelegen voor de reguliere pensioeningangsdatum, kan de betrokkene zijn ABP-pensioen laten ingaan.

Tevens wordt er in onderdeel C geregeld dat in het eerste lid van artikel 6 voor het tijdstip van ingang van het verlof wordt aangesloten bij de bepalingen in het Algemeen Rijksambtenarenreglement waarin de ontslagleeftijd is geregeld voor betrokkenen die geboren zijn voor 1950 en voor betrokkenen die geboren zijn na 1964. Zij gaan met ontslag op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de leeftijd van 60 jaar respectievelijk de leeftijd van 60 jaar en 8 maanden wordt bereikt. In de regeling was echter bepaald dat het verlof ingaat op de dag dat de in de regeling genoemde leeftijd wordt bereikt. Voor de overgangscategorie wordt nu evenals in het Algemeen Rijksambtenarenreglement bepaald dat het verlof ingaat op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de leeftijd van 60 jaar en x maanden is bereikt. Hiermee wordt een onbedoeld verschil in uittreedmoment ongedaan gemaakt.

Bovendien wordt in onderdeel C geregeld dat in het derde lid van artikel 6 betrokkenen ervoor kunnen kiezen op dezelfde leeftijd uit te treden als betrokkenen die geboren zijn voor 1950. In de regeling was echter opgenomen dat betrokkenen het verlof in kunnen laten gaan vanaf het bereiken van de leeftijd van 60 jaar. Dit wordt hersteld door op te nemen dat het verlof kan worden verleend vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de leeftijd van 60 jaar is bereikt.

Tot slot wordt in onderdeel C geregeld dat het vierde lid van artikel 6 wordt aangepast aan een op 1 januari 2010 ingaande wijziging van het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP op het punt van de ingangsdatum van pensioenen. In het pensioenreglement wordt de reguliere pensioeningangsdatum veranderd van de dag waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt in de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Voor de uitvoerbaarheid door de Stichting Pensioenfonds ABP wordt ook de ontslagdatum gewijzigd in de eerste dag van de maand. Dit wordt dan de eerste dag van de maand volgend op de dag dat men zelf in staat is met de drie in de regeling genoemde pensioencomponenten de uitkering te financieren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven