De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
Handelend in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie;
Gelet op artikel 6, tweede lid, onder d, respectievelijk artikel 7, tweede lid, onder e, van de Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten 2002;
Besluit:
Artikel 1
Als onderwerpen op het terrein waarvan onderzoek wordt verricht als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder d, respectievelijk
artikel 7, tweede lid, onder e, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 worden in het belang van de nationale
veiligheid aangewezen:
a. Politieke intenties, activiteiten en opinies van regeringen, instellingen en inwoners van specifiek benoemde landen of regio’s
(politieke inlichtingen). Voor alle landen en regio’s van onderzoek geldt dat deze worden bezien vanuit de vraag wat de werkelijke
motieven van de belangrijkste actoren zijn, wat de feitelijke invloed is van de regering en welke doelen worden nagestreefd.
b Het tijdig onderkennen en signaleren van en reageren op ontwikkelingen in landen of regio’s die een potentiële dreiging ten
aanzien van de nationale veiligheid vormen (early warning / quick response). Hiertoe worden gevraagd en ongevraagd gegevens
verzameld over landen en regio’s die niet vallen onder artikel 1a.
Artikel 2
Dit geëvalueerde besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 en vervalt met ingang van 1 januari 2012.
Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.
TOELICHTING
Het besluit bepaalt de onderwerpen waarop de inlichtingentaak van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst zich richt conform artikel 6, tweede lid, onder d, respectievelijk artikel 7, tweede lid,
onder e, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002). Deze aanwijzing wordt aan beide diensten verstrekt.
Zij werken immers in deze aanwijzing in sterke onderlinge samenhang samen. De verstrekking van één aanwijzing aan beide diensten
ten aanzien van de genoemde onderwerpen beoogt een zorgvuldige afstemming en samenwerking tussen beide diensten en tot het
onverwijld delen van relevante informatie.
Gekozen wordt voor een aanwijzingsperiode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2012. Het besluit zelf kent geen rubricering. De
nadere uitwerking van artikel 1a is om redenen van nationale veiligheid vastgelegd in een bijlage bij dit besluit die Stg.
GEHEIM is gerubriceerd. Deze bijlage wordt jaarlijks geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd.
De onderwerpen van onderzoek zijn aangewezen om inlichtingen te verzamelen die de Nederlandse regering in staat stellen bij
het bepalen van standpunten over het buitenlands beleid en bij het voeren van internationale onderhandelingen, te beschikken
over de informatie die via andere, bijvoorbeeld diplomatieke, kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is. Het gaat hier om
het inwinnen van ontbrekende maar met het oog op de nationale veiligheid van belang zijnde gegevens die uitsluitend bij buitenlandse
inlichtingen- en veiligheidsdiensten voorhanden zijn of alleen maar met inspanningen van één of beide diensten verkregen kunnen
worden. Dit betekent dat de activiteiten van AIVD of MIVD complementair zijn aan de bestaande taken van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken en zijn vertegenwoordigingen in het buitenland.
Deze aanwijzing is onderdeel van het geheel aan activiteiten die de AIVD en de MIVD uitvoeren op grond van artikel 6, tweede
lid, respectievelijk artikel 7, tweede lid van de Wiv 2002. Het geheel aan activiteiten staat beschreven in de Stg. GEHEIM
gerubriceerde jaarplannen van de AIVD en de MIVD.
De inlichtingentaak betreffende andere landen moet niet alleen beoordeeld worden op onmiddellijk nut voor Nederland in enge
zin. Gezamenlijke Europese en bondgenootschappelijke of volkenrechtelijke inspanningen wegen eveneens mee bij de beantwoording
van de vraag of en in hoeverre een en ander in het belang is van de nationale veiligheid. De opbrengst van het onderzoek naar
de genoemde onderwerpen kan worden ingebracht in het kader van bilaterale en multilaterale samenwerking, uiteraard met inachtneming
van het terzake geldende kader van de Wiv 2002.
Het onderzoek zoals genoemd in artikel 1b is voor de regering van belang voor het achterhalen van niet direct zichtbare of
nog ongekende ontwikkelingen, danwel om, bij plotselinge, onverwachte ontwikkelingen of (dreigende) incidenten in andere landen,
ten aanzien van de beleidsrespons van de regeringen in andere landen op terroristische dreigingen en/of ten behoeve van het
uitvoeren van civiele missies met NLse overheidsdeelname, in staat te zijn om snel onderzoek te kunnen verrichten.
Conform artikel 18 van de Wiv 2002 kunnen alle voor het verrichten van het onderzoek beschikbare inlichtingenmiddelen en capaciteit
door de dienst(en) worden ingezet.
De Minister-President,
Minister van Algemene Zaken,
J.P. Balkenende.