TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
De onderhavige wijzigingsregeling strekt ertoe de noodzakelijke bepalingen ter uitvoering van de zogenoemde IOO-verordening1 op te nemen in de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij, de Regeling instandhoudingsmaatregelen
zeevisserij, de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 en de Regeling technische maatregelen 2000. Ook de ter
uitvoering van de Uitvoeringsverordening IOO2 noodzakelijke bepalingen worden door middel van de deze wijzigingsregeling opgenomen in de Regeling eisen, administratie
en registratie inzake uitoefening visserij en de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij. Tot slot voorziet de onderhavige
regeling in een technische aanpassing van artikel 25 van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening
visserij.
2. IOO-verordening
Met de IOO-verordening, die op 1 januari 2010 inwerking is getreden, is beoogd een communautair systeem tot stand te brengen
om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen met maatregelen
die de volledige bevoorradingsketen (vissen, overladen, verwerken, aanvoer en handel) ‘van net tot bord’ bestrijken. De verordening
strekt zich uit over IOO-visserijactiviteiten die worden verricht in de communautaire wateren, in de zeewateren onder de soevereiniteit
of de jurisdictie van derde landen en in volle zee. De omschrijving van IOO-activiteiten is opgenomen in de artikelen 2, onderdelen 2
tot en met 4, en 3, eerste lid. Deze activiteiten betreffen ten algemene:
– overtredingen van beheers- en instandhoudingsregels in nationale en internationale wateren,
– visserijactiviteiten in onder een regionale organisatie voor visserijbeheer vallende gebieden op volle zee die in strijd met
de regels van die organisatie, worden verricht door staatloze vaartuigen of vaartuigen die zijn geregistreerd in een niet
bij die organisatie aangesloten land, of
– visserijactiviteiten die in niet onder een regionale organisatie voor visserijbeheer vallende gebieden op volle zee worden
verricht en die onverenigbaar zijn met de verantwoordelijkheid die Staten krachtens internationaal recht dragen voor de instandhouding
van de visserijhulpbronnen.
In het licht van de voornoemde doelstelling zien de IOO-verordening opgenomen voorschriften op de volgende onderdelem:
1. een systeem van havenstaatcontrole waarbij IOO-vaartuigen van derde landen geen toegang krijgen tot EU-havens;
2. een verbod op de invoer van IOO-vis door van de vlaggenstaat een certificaat te eisen dat de vis legaal is gevangen;
3. ontwikkeling van een communautair alarmeringssysteem voor gevallen dat het vermoeden bestaat dat IOO-vis is opgespoord;
4. opstelling van een lijst van vaartuigen (al dan niet onder een EU-vlag varend) die betrokken zijn bij IOO-visserij;
5. verbod op de invoer van vis uit landen waarvan vaststaat dat zij niet meewerken aan de IOO-verordening.
Voorts bevat de verordening bepalingen over maatregelen die genomen moeten worden in elk van bovengenoemde gevallen.
Tezamen met de zogenoemde Controleverordening3 en de verordening (EG) nr. 1006/20084 vormt de IOO-verordening het nieuwe EU-controlesysteem voor visserijactiviteiten.
2.1. Havenstaatcontrole
De Controleverordening voorziet in een uitgebreid systeem om na te gaan of de vangsten van communautaire vissersvaartuigen
legaal zijn. Het is echter niet mogelijk op grond van deze verordening de vangsten van vaartuigen uit derde landen die in
de Gemeenschap worden ingevoerd, even streng te controleren en deze schepen vergelijkbare sancties op te leggen.
Om te voorzien in een adequate controle op het legale karakter van de door vaartuigen uit derde landen op het grondgebied
van de Gemeenschap aangelande visserijproducten, bevat hoofdstuk II van de IOO-verordening voorschriften over de toegang en
inspectie van vissersvaartuigen van derde landen in havens van lidstaten. Deze voorschriften houden met name in dat vissersvaartuigen
die de vlag van een derde land voeren, slechts toegang tot vooraf door de lidstaten aangewezen havens krijgen als zij voor
het binnenvaren van de haven een mededeling doen, waarbij ze precieze en door hun vlaggenstaat gevalideerde informatie moeten
verstrekken over het legale karakter van hun vangsten. Deze mededeling moet ingevolge artikel 6 van de IOO-verordening ten
minste drie werkdagen voor de geschatte aankomsttijd gedaan worden, behoudens indien het aanlandingen van verse visserijproducten
betreft, in welk geval de termijn op grond van artikel 1 van de Uitvoeringsverordening 4 uur bedraagt.
Vaartuigen uit derde landen die niet aan de in de verordening vastgelegde voorschriften voldoen, mogen de havens van de lidstaten
niet binnen, krijgen geen toegang tot de havendiensten en mogen geen activiteiten op het gebied van aanlanding, overlading
of be- of verwerking aan boord ontplooien.
Voorts moeten deze vaartuigen voordat de aanlandings- en overladingsactiviteiten beginnen, op grond van artikel 8 van de IOO-verordening
een aangifte indienen. Indien de op grond van de artikelen 9 en 10 van de IOO-verordening uitgevoerde haveninspecties uitwijzen
dat een vissersvaartuig van een derde land IOO-visserij heeft bedreven, verkrijgt dit vaartuig geen toestemming om zijn vangst
aan te landen of over te laden.
2.2. Vangstcertificaten
Op grond van de IOO-verordening is het verboden visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij met de Gemeenschap te
verhandelen. Om dat verbod doeltreffend te maken en te garanderen dat alle verhandelde visserijproducten die worden ingevoerd
in of uitgevoerd uit de Gemeenschap zijn geoogst in overeenstemming met de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen
en, in voorkomend geval, de andere relevante voorschriften die voor het betrokken vissersvaartuig gelden, voorziet hoofdstuk
II in een certificeringsregeling die geldt voor elke handel in visserijproducten met de Gemeenschap. Met de deze certificeringsregeling
kunnen visproducten beter worden getraceerd, hetgeen noodzakelijk is om te zorgen dat zo weinig mogelijk illegale vis op de
markt komt.
Invoer van visserijproducten in de Gemeenschap, met uitzondering van de producten die zijn opgenomen in bijlage I bij de IOO-verordening,
is op grond van artikel 12, tweede lid, van de IOO-verordening slechts toegestaan indien een certificaat wordt overgelegd.
Dat vangstcertificaat moet de in het vierde lid van voornoemd artikel opgenomen informatie bevatten waarmee het legale karakter
van de betrokken producten wordt aangetoond. Het certificaat moet ingevolge artikel 12, derde lid, van de IOO-verordening
door de vlaggenstaat van de vissersvaartuigen die de betrokken vis hebben gevangen, zijn gevalideerd. Op grond van artikel 20
van de IOO-verordening mogen vlaggenstaten uitsluiten vangstcertificaten valideren als zij de Commissie een kennisgeving hebben
verstrekt waarin onder meer is gecertificeerd dat de desbetreffende staat een relevante controleregeling heeft ingesteld.
Ook vangstdocumenten die zijn gevalideerd overeenkomstig een door een regionale organisatie voor visserijbeheer vastgestelde
vangstdocumentatieregeling worden ingevolge artikel 13 van de IOO-verordening als vangstcertificaat aangemerkt, onder de voorwaarde
dat de desbetreffende vangstdocumentatieregeling is opgenomen in bijlage V bij de Uitvoeringsverordening.
Ook bij indirecte invoer, waarvan sprake is indien visserijproducten voordat zij het grondgebied van de Gemeenschap bereiken
in een ander land dan de vlaggenstaat zijn vervoerd of be- of verwerkt, gelden op grond van artikel 14 specifieke eisen om
te garanderen dat op het grondgebied van de Gemeenschap geen andere producten aankomen dan die waarvan het legale karakter
door de vlaggenstaat is gevalideerd. Zo moet bij niet bewerkte producten naast het door de vlaggenstaat gevalideerde vangstdocument
gedocumenteerd bewijs worden overgelegd waaruit blijkt dat de visserijproducten geen behandelingen hebben ondergaan en dat
ze in het derde land onder toezicht van de bevoegde autoriteiten zijn gebleven. Bewerkte producten moeten vergezeld gaan van
een door het be- of verwerkingsbedrijf in dat derde land opgestelde en door de bevoegde autoriteiten van dat land bekrachtigde
verklaring en het oorspronkelijke vangstcertificaat of, indien de bewerkte zending een gedeelte van de vangst betreft, een
kopie van de desbetreffende oorspronkelijke vangstcertificaten.
De uitvoer van vangsten van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, moet op grond van artikel 15 van de IOO-verordening
eveneens vergezeld gaan van een vangstcertificaat indien dit in het kader van de samenwerking met derde landen is vereist.
Dit voorschrift geldt ook indien de visserijproducten worden uitgevoerd naar een derde land om daar een vorm van bewerking
te ondergaan, waarna ze opnieuw in de Gemeenschap worden ingevoerd. Zoals in het voorgaande is toegelicht is het ingevolge
artikel 14 van de IOO-verordening immers vereist dat de bewerkte producten indien ze opnieuw worden ingevoerd, voorzien zijn
van (een kopie van) het oorspronkelijk vangstcertificaat.
De gevalideerde vangstcertificaten moeten op grond van artikel 16 van de IOO-verordening door de importeur ten minste drie
werkdagen vóór de geschatte tijd van aankomst op de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Gemeenschap aan de bevoegde
autoriteit van de betrokken lidstaat worden overgelegd. Indien het transport plaatsvindt met een van de in bijlage VI bij
de Uitvoeringsverordening genoemde transportmiddelen kan de in die bijlage vermelde termijn worden gehanteerd.
Erkende marktdeelnemers behoeven de certificaten op grond van artikel 16, tweede lid, van de IOO-verordening niet te overleggen,
zij het dat zij deze documenten ter beschikking van de autoriteiten moeten houden met het oog op de controle overeenkomstig
het eerste lid van artikel 16 of de verificaties overeenkomstig artikel 17 van de IOO-verordening.
Indien niet voldaan is aan de in de IOO-verordening met betrekking tot het vangstcertificaat gestelde voorwaarden, wordt de
invoer van de desbetreffende visserijproducten op grond van artikel 18 van de IOO-verordening geweigerd.
Tot slot moeten bij de wederuitvoer van visserijproducten die onder dekking van een vangstcertificaat zijn ingevoerd, door
de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waaruit de wederuitvoer moet plaatsvinden de afdeling „wederuitvoer” van het vangstcertificaat
of van een kopie van dat vangstcertificaat wanneer de desbetreffende visserijproducten slechts een gedeelte vormen van de
ingevoerde producten, worden ingevuld.
2.3. Alarmeringssysteem, zwarte lijsten van IOO-vaartuigen en niet meewerkende derde landen
Om de controleautoriteiten in de lidstaten te helpen bij hun taak toezicht te houden op het legale karakter van de visserijproducten
die met de Gemeenschap worden verhandeld en ook om de communautaire marktdeelnemers te kunnen waarschuwen, voorziet hoofdstuk
IV van de IOO-verordening in een communautair alarmeringssysteem om, in voorkomend geval, informatie te verspreiden over gegronde
twijfel aan de naleving door bepaalde derde landen van de geldende instandhoudings- en beheersregels.
Voorts is in hoofdstuk V van de IOO-verordening voorzien in de bevoegdheid van de Commissie om een vaartuig dat de vlag van
een derde land voert, op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen te plaatsen, wanneer er op basis van de verkregen informatie
voldoende gronden zijn om te oordelen dat dat vissersvaartuig IOO-visserij heeft bedreven en dat de bevoegde vlaggenstaat
niet doeltreffend tegen die IOO-visserij is opgetreden. Ingevolge hoofdstuk VI van de IOO-verordening kan de Commissie derde
landen op de lijst van niet-medewerkende derde landen opnemen indien is komen vast te staan dat zij niet meewerken aan de
IOO-verordening.
2.4. Maatregelen
Ter beperking van verdere visserijactiviteiten door die vaartuigen, die zijn opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen,
treffen de lidstaten de in artikel 37 van de IOO-verordening opgenomen maatregelen. Ten aanzien van op de lijst van niet-
medewerkende derde landen gelden de in artikel 38 opgenomen maatregelen.
Omdat het onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, van essentieel belang is dat onderdanen van de
lidstaten effectief worden weerhouden van medewerking aan of ondersteuning van IOO-visserij door vissersvaartuigen die de
vlag van een derde land voeren en vissen buiten de Gemeenschap, gelden ten aanzien van die onderdanen de in hoofdstuk VIII
opgenomen maatregelen.
3. Controle en handhaving
De handhaving van de met deze wijziging in de in de aanhef genoemde regelingen opgenomen bepalingen geschiedt door de daartoe
door de Minister van LNV aangewezen ambtenaren van de Algemene Inspectie Dienst en mede met het oog op de handhaving van de
voorschriften van IOO-verordening door ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane. De strafbaarstelling
van overtreding van de bepalingen is opgenomen in de Wet op de economische delicten (WED). Overtreding van de bepalingen uit
deze regeling wordt op grond van artikel 1, onder 4 juncto artikel 6, eerste lid, onder 4 van de WED gestraft met een hechtenis
van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of een geldboete van vierde categorie. Voorts kunnen de bijkomende straffen, vermeld
in artikel 7, en de maatregelen, vermeld in artikel 8, worden opgelegd.
4. Vaste Verandermoment
Deze regeling treedt inwerking op 1 januari 2010. Daarmee wordt afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten
voor regelgeving inhoudende dat regelgelingen minimaal drie maanden voor inwerkingtreding gepubliceerd worden. Reden voor
de afwijking is dat de regeling strekt ter uitvoering van verordeningen die inwerking treden per 1 januari 2010.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Door dit onderdeel wordt in artikel 1, tweede lid, onderdeel i, van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake
uitoefening van de visserij een redactionele aanpassing doorgevoerd. Voorts worden de IOO-verordening en de Uitvoeringsverordening
aan de begripsbepalingen toegevoegd.
Artikel I, onderdeel B
Dit artikelonderdeel strekt tot wijziging van artikel 25 van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening
visserij. Hierdoor wordt zogenaamde ‘handelsvis’ uitgezonderd van de verplichting om bij alle op de afslag aanwezige vis de
herkomst per vaartuig te vermelden. Handelsvis is namelijk al voor de eerste keer verkocht in het buitenland. Hierdoor heeft
het controlemoment van de eerste verkoop plaatsgevonden in het buitenland, hetgeen wordt gestaafd door een EU-rechtelijk voorgeschreven
verkoopdocument.
Artikel I, onderdeel C
De door middel van dit onderdeel in de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij ingevoegde
de paragraaf 5a ziet op de uitvoering van het in paragraaf 2.2 toegelichte stelsel van vangstcertificaten uit de IOO-verordening.
In artikel 34a, eerste en tweede lid, een aantal verboden opgenomen die verband houden met de voorschriften die de IOO-verordening
aan de invoer van visserijproducten in de Gemeenschap stelt. Deze verboden zijn noodzakelijk met het oog op de handhaving
van de desbetreffende bepalingen in de IOO-verordening. Het derde lid beoogd te voorzien in een basis om de opslagkosten van
visserijproducten overeenkomstig artikel 17, zevende lid van de IOO-verordening ten laste te brengen van de marktdeelnemer.
Artikel 34b strekt ertoe de minister aan te wijzen als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de IOO-verordening,
bij wie de vangstcertificaten ingediend moeten worden alsmede de overige ter zake van de invoer in de Gemeenschap in de IOO-verordening
voorgeschreven documenten, zoals deze zijn toegelicht in paragraaf 2.2. In de praktijk zullen dit de ambtenaren van de rijksbelastingdienst,
bevoegd inzake douane, zijn.
Artikel 34c bevat de voorschriften die verband houden met de erkende marktdeelnemer, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van
de IOO-verordening. De voorschriften die specifiek zien op de aanvraag, verlening, schorsing en intrekking van de erkenning
zijn opgenomen in de artikelen 9 tot en met 30 van de Uitvoeringsverordening. De minister is ingevolge artikel 34c de bevoegde
autoriteit om erkenningen te verlenen en zo nodig te schorsen of in te trekken. Een aanvraag voor een erkenning dient derhalve
op grond van het tweede lid van dat artikel te worden ingediend bij de minister, overeenkomstig het model dat is opgenomen
in bijlage VII bij de Uitvoeringsverordening.
De artikelen 34d en 34d bevatten de verboden die noodzakelijk zijn met het oog op de handhaving van ter zake van de uitvoer
of wederuitvoer uit de Gemeenschap in de artikelen 15 en 21 van de IOO-verordening opgenomen voorschriften. De minister is
in deze artikelen aangewezen als bevoegde autoriteit om de vangstcertificaten voor uitvoer of het wederuitvoergedeelte op
het oorspronkelijk vangstcertificaat te valideren.
Artikel II
Door middel van de in dit artikel opgenomen wijzigingen van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, wordt voorzien
de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de in artikel 4 van de IOO-verordening opgenomen voorschriften
(artikel 9a, eerste lid), van de krachtens de artikel 36 door de Commissie vast te stellen noodmaatregelen (artikel 1a, tweede
lid) en van de krachtens de hoofdstukken VII en VIII van de IOO-verordening geldende maatregelen (artikel 9a tweede tot en
met vijfde lid).
Artikel III
De in artikel III opgenomen wijzigingen van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 strekken ertoe uitvoering
te geven aan de in paragraaf 2.1 toegelichte voorschriften over havenstaatcontrole op vissersvaartuigen uit derde landen.
Artikel IV
De door middel van artikel IV in de Regeling technische maatregelen 2000 doorgevoerde wijziging strekt ertoe een basis te
verschaffen om in voorkomend geval uitvoering te kunnen geven aan de in artikel 37, onderdeel 2, van de IOO-verordening genoemde
maatregel ten aanzien van een vissersvaartuig dat is opgenomen op de lijst van IOO-vaartuigen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.