Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2009, 20072 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2009, 20072 | Besluiten van algemene strekking |
21 december 2009
Nr. CEND/HDJZ-2009/1547 sector S&W
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op 2, eerste lid, onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat;
Besluit:
Als subsidieprogramma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat, wordt vastgesteld het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: rijden op waterstof, dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Dit besluit zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
C.M.P.S. Eurlings.
In dit subsidieprogramma wordt verstaan onder:
a. kaderregeling: Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat;
b. samenwerkingsverband: verband zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer aanvragers;
c. motorvoertuig: motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, niet zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet 1994;
d. ontwikkelingsproject: experimenteel ontwikkelingsproject project als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de kaderregeling, resulterend in een prototype en gericht op:
i. het laatste stadium van ontwikkeling van een motorvoertuig uitgerust met een brandstofcel voor het rijden op waterstof;
ii. het laatste stadium van de ontwikkeling van een brandstofcel voor motorvoertuig, of
iii. het laatste stadium van de ontwikkeling van een waterstofproductie-installatie voor lokaal gebruik door motorvoertuigen;
e. haalbaarheidsproject: milieu-haalbaarheidsproject als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel q, van de kaderregeling, uitsluitend gericht op het tot stand brengen van een rapport inzake de haalbaarheid van een eerste toepassingsproject, waarbij het gebruik van een of meer motorvoertuigen uitgerust met een brandstofcel of een verbrandingsmotor voor het rijden op waterstof wordt beproefd in een operationele praktijkomgeving;
f. adviesproject: innovatieadviesproject als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel g, van de kaderregeling;
g. eerste toepassingsproject: milieu-investeringsproject gericht op energiebesparing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel m, sub 2, van de kaderregeling, bestaande uit het door de aanvrager aanschaffen of voortbrengen en tevens installeren en in gebruik nemen van een of meer motorvoertuigen uitgerust met een brandstofcel of een verbrandingsmotor voor het rijden op waterstof in een operationele praktijkomgeving en het aanschaffen en in gebruik nemen van een voorziening die het mogelijk maakt dat de brandstoftanks van de betreffende motorvoertuigen met waterstof worden gevuld;
h. combinatieproject: combinatie van een of meer van de projecten genoemd in onderdeel e tot en met g;
i. adviescommissie: de adviescommissie duurzame mobiliteit als bedoeld in artikel 30 van de kaderregeling;
j. subsidieontvanger: aanvrager die een subsidie op grond van dit subsidieprogramma ontvangt.
Het onderhavige subsidieprogramma vloeit voort uit de innovatieagenda energie voor het thema duurzame mobiliteit- getiteld Proeftuinen voor Duurzame Mobiliteit. Dit subsidieprogramma beoogt om de toepassingen voor het rijden op waterstof door motorvoertuigen te stimuleren en de acceptatiegraad daarvan te bevorderen. Het programma is bestemd voor ondernemers. (zie ook paragraaf 2). Samenwerkingsverbanden kunnen een aanvraag indienen. Bij samenwerkingsverbanden kan een deel of de gehele keten bij het project betrokken raken. Dat zal de meeste leereffecten opleveren.
In deze paragraaf zijn, in aanvulling op de kaderregeling,de begrippen omschreven die in het subsidieprogramma voorkomen. Zo nodig wordt in het navolgende per begrip een toelichting gegeven.
Een motorvoertuig in de zin van dit subsidieprogramma is een motorrijtuig in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, met uitzondering van bromfietsen. Artikel 1 van de Wegenverkeerswet definieert motorrijtuigen als ‘alle voertuigen bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning’. Door deze ruime omschrijving is een zeer brede range van voertuigen onder de reikwijdte van het subsidieprogramma gebracht. Ook een mobiel werktuig is motorvoertuig in deze zin en valt derhalve onder de reikwijdte van het subsidieprogramma. Enkele voorbeelden (de opsomming is derhalve niet uitputtend) van een mobiel werktuig: heftruck, graafmachine, bulldozer, laadschop, shovel, wiellader, mobiele kraan, hoogwerker, tractor. Bromfietsen vallen niet onder de reikwijdte van het subsidieprogramma en zijn daarom in de begripsbepaling uitgezonderd. Gelet op het stadium van de ontwikkeling van waterstoftoepassingen worden toepassingen voor bromfietsen (nog) niet opportuun geacht. Volledigheidshalve zij vermeld dat een boot een vaartuig is en geen motorvoertuig en derhalve niet onder de reikwijdte van dit subsidieprogramma valt.
De kaderregeling kent ruime omschrijvingen van de begrippen experimenteel ontwikkelingsproject, milieu-haalbaarheidsproject, innovatieadviesproject en milieu-investeringsproject. Artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de kaderregeling maakt het mogelijk om in een subsidieprogramma onderdelen van projecten op te nemen die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Voor het onderhavige subsidieprogramma zijn de begripsomschrijvingen van de genoemde projectcategorieën inhoudelijk nader afgebakend en omschreven als ontwikkelingsproject, haalbaarheidsproject, innovatieadviesproject en eerste toepassingsproject.
Een ontwikkelingsproject heeft betrekking op het laatste stadium van ontwikkeling van de betreffende waterstoftoepassing en moet altijd resulteren in een prototype. Hiervoor is gekozen omdat de waterstoftoepassing in een operationele praktijkomgeving moet worden beproefd (combinatie met een haalbaarheidsproject) dan wel in een operationele praktijkomgeving moet worden aangeschaft (combinatie met een eerste toepassingsproject).
Zowel een haalbaarheidsproject als een eerste toepassingsproject moet, zoals opgenomen in de begripsomschrijving, betrekking hebben op een of meer motorvoertuigen die op waterstof rijden in een operationele praktijkomgeving. Een uitsluitend schriftelijke haalbaarheidsstudie is dus geen haalbaarheidsproject in de zin van dit subsidieprogramma.
De minister kan op aanvraag subsidie verlenen aan ondernemingen voor haalbaarheidsprojecten, eerste toepassingsprojecten en de volgende combinatieprojecten:
a. ontwikkelingsproject en haalbaarheidsproject;
b. ontwikkelingsproject en haalbaarheidproject en eerste toepassingsproject;
c. ontwikkelingsproject en eerste toepassingsproject;
d. ontwikkelingsproject en adviesproject en eerste toepassingsproject;
e. ontwikkelingsproject en haalbaarheidsproject en adviesproject en eerste toepassingproject;
f. haalbaarheidsproject en eerste toepassingsproject;
g. haalbaarheidsproject en adviesproject en eerste toepassingproject;
h. adviesproject en eerste toepassingsproject.
Aanvragers zijn beperkt tot ondernemingen. Een onderneming is in artikel 1 van de kaderregeling omschreven als iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Dit is een zeer ruim begrip. Decentrale overheden en andere publiekrechtelijke instellingen en organisaties kunnen ook onderneming in deze zin zijn, voor zover zij een economische activiteit uitoefenen. Zij kunnen derhalve als aanvrager in de zin van dit subsidieprogramma worden aangemerkt, indien zij optreden als marktpartijen.
Particulieren, dat wil zeggen natuurlijke personen die niet als onderneming handelen, zijn van subsidieverlening uitgesloten. Hiermee wordt beoogd de niet-professionele ontwikkelaars en bouwers van waterstoftoepassingen in voertuigen uit te sluiten. Opgemerkt zij dat eenmanszaken of vennootschappen onder firma wel een aanvraag kunnen indienen, omdat zij onder de begripsomschrijving van onderneming vallen.
Aanvragen kunnen ook worden ingediend door een samenwerkingsverband (zie ook paragraaf 8)
In deze paragraaf worden de voor subsidie in aanmerking komende projecten vermeld. De ontwikkelingsprojecten en adviesprojecten komen alleen voor een subsidie in aanmerking als onderdeel van een combinatieproject. Een ontwikkelingsproject kan in combinatie met een haalbaarheidsproject of een eerste toepassingsproject worden uitgevoerd. Een adviesproject kan alleen als onderdeel van een combinatieproject met een eerste toepassingsproject worden uitgevoerd en wel in het kader van advisering bij de uitvoering van een eerste toepassingsproject.
In het onderstaande zal nader worden ingegaan op de verschillende projecten en combinatieprojecten.
Zoals is aangegeven kunnen een haalbaarheidsproject en een eerste toepassingsproject als zelfstandige projecten voor een subsidie in aanmerking komen.
Het is de bedoeling dat in een haalbaarheidsproject de motorvoertuigen ter beschikking worden gesteld voor beproeving in een operationele praktijkomgeving. De motorvoertuigen worden in het kader van een dergelijk project derhalve niet door de subsidieontvanger aangeschaft om in de betreffende praktijksituatie operationeel te blijven.
Een eerste toepassingsproject moet ertoe leiden dat motorvoertuigen worden toegepast in een operationele praktijkomgeving. Bij dit project worden de voertuigen, zoals aangegeven in de begripsomschrijving, door de subsidieontvanger, tevens eindgebruiker, aangeschaft om in de betreffende praktijksituatie operationeel te blijven.
Een haalbaarheidsproject en een eerste toepassingsproject kunnen betrekking hebben op motorvoertuigen uitgerust met een brandstofcel of uitgerust met een verbrandingsmotor voor het rijden op waterstof. Naar verwachting zal vooral de toepassing van brandstofcellen relevant zijn, maar de toepassing van verbrandingsmotoren voor het rijden op waterstof wordt niet bij voorbaat uitgesloten.
Een haalbaarheidsproject en een eerste toepassingsproject kunnen ook voor een subsidie in aanmerking komen als combinatieproject. In een dergelijk combinatieproject zullen de voertuigen in eerste instantie in een operationele praktijkomgeving worden beproefd en vervolgens aangeschaft om in de betreffende praktijkomgeving operationeel te blijven. Een dergelijk combinatieproject is mogelijk, wanneer de vervolginvesteringen op basis van de voorziene resultaten van het onderdeel haalbaarheidsproject deel uitmaken van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit zal met zich mee brengen dat als de resultaten van het haalbaarheidsproject relevant anders uitvallen dan opgenomen in de aanvraag, het wenselijk zal zijn het onderdeel van de subsidie betreffende het eerste toepassingsproject van het combinatieproject niet uit te voeren conform de subsidiebeschikking. De subsidieontvanger zal dan op grond van artikel 35, tweede lid, van de kaderregeling een verzoek tot ontheffing moeten indienen van de verplichting het project overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening uit te voeren.
Een ontwikkelingsproject komt uitsluitend voor een subsidie in aanmerking indien dit project in een combinatieproject is opgenomen. Daarbij kan het gaan om het uitontwikkelen van waterstoftoepassingen voor motorvoertuigen, uitgerust met een brandstofcel voor het rijden op waterstof. Het kan ook gaan om het uitontwikkelen van een brandstofcel als zodanig. Tot slot kan het gaan om het uitontwikkelen van een waterstofproductie-installatie voor lokaal gebruik. Hierbij kan het gaan om productie van waterstof uit de daarvoor benodigde grondstoffen dan wel om het geschikt maken van waterstof, als restproduct van bestaande industriële activiteiten, voor het gebruik door motorvoertuigen. Alle relevante wetenschappelijke, technische, zakelijke of andere kennis en vaardigheden kunnen in het project worden aangewend. Met de uitvoering van het ontwikkelingsproject dient in alle gevallen een prototype te worden ontwikkeld. Dit blijkt ook al uit de begripsomschrijving. Opgemerkt zij dat de ontwikkeling van een commercieel bruikbaar prototype alleen is toegestaan, indien het ontwikkelde prototype het commerciële eindproduct is en het economisch niet rendabel is om dit alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te gebruiken. Bij een commercieel prototype worden de verwachte opbrengsten van de subsidiabele kosten afgetrokken (zie ook de toelichting op paragraaf 5).
Een ontwikkelingsproject kan geen betrekking hebben op de ontwikkeling van een verbrandingsmotor voor het rijden op waterstof. Dit volgt uit de begripsomschrijving van ontwikkelingsproject in paragraaf 1. Dit is zo bepaald omdat de ontwikkeling van brandstofmotoren als zodanig geen extra stimulans behoeft.
Een adviesproject komt uitsluitend voor een subsidie in aanmerking indien dit project in een combinatieproject is opgenomen waarin in ieder geval ook een eerste toepassingsproject is opgenomen. De activiteiten van het adviesproject dienen betrekking te hebben op advisering in het kader van de uitvoering van een eerste toepassingsproject, indien en voor zover de kosten voor die advisering niet tot de subsidiabele kosten van het eerste toepassingsproject als zodanig kunnen worden gerekend. In artikel 14 van de kaderregeling is aangegeven waar het in een adviesproject uitsluitend om kan gaan. Subsidie voor een adviesproject kan alleen aan een kleine of middelgrote onderneming worden verstrekt. Dat volgt uit de omschrijving van innovatieadviesproject in artikel 5, eerste lid, onderdeel g, van de kaderregeling.
Samenvattend kan worden gesteld dat een aanvraag voor een subsidie in ieder geval een haalbaarheidsproject of een eerste toepassingsproject moet bevatten. Een combinatieproject van beide is mogelijk en ook een combinatie met een ontwikkelingsproject en een adviesproject. Daarbij geldt dat een combinatie met een adviesproject alleen mogelijk is als ook een eerste toepassingsproject deel van de aanvraag uitmaakt, derhalve niet in combinatie met alleen een haalbaarheidsproject of met alleen een haalbaarheidsproject en een ontwikkelingsproject.
Een en ander betekent dat slechts twee projecten als zelfstandig uit te voeren projecten voor subsidie in aanmerking kunnen komen (haalbaarheidsprojecten en eerste toepassingsprojecten) en dat er acht subsidiabele combinatieprojecten mogelijk zijn. In onderstaande tabel is dit schematisch weergegeven. De verticale kolommen geven de subsidiabele projecten weer.
Projectsoorten | Zelfstandig subsidiabel | Subsidiabele combinatieprojecten | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ontwikkelingsproject | x | x | x | x | x | |||||
Haalbaarheidsproject | x | x | x | x | x | x | ||||
Adviesproject | x | x | x | x | ||||||
Eerste toepassingsproject | x | x | x | x | x | x | x | x |
De keuze voor een haalbaarheidsproject of eerste toepassingsproject, is mede afhankelijk van de vraag of de motorvoertuigen ter beschikking worden gesteld door producenten of leveranciers voor een beproeving in de dagelijkse praktijk (haalbaarheidsproject) of dat de voertuigen worden aangeschaft door eindgebruikers die de betreffende voertuigen in een operationele praktijkomgeving gaan aanpassen (eerste toepassingsproject) of een combinatie van beide projecten in een combinatieproject (eventueel mede in combinatie met een ontwikkelingsproject en/of een adviesproject).
1. De minister verleent geen subsidie aan een grote onderneming voor een ontwikkelingsproject of een haalbaarheidsproject, tenzij de betrokken onderneming bij de aanvraag schriftelijk aantoont dat als gevolg van de subsidie aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:
a. een wezenlijke toename van de omvang van het project;
b. een wezenlijke toename van de reikwijdte van het project;
c. een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de betrokken onderneming voor het project;
d. een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt voltooid.
2. De minister verleent geen subsidie aan een grote onderneming voor een eerste toepassingsproject, tenzij de betrokken onderneming bij de aanvraag schriftelijk aantoont dat zonder de subsidie niet voor het inzetten van waterstof zou worden gekozen. Daartoe verstrekt de betrokken onderneming gegevens die aantonen dat:
a. de referentiesituatie geloofwaardig is;
b. de subsidiabele kosten zijn berekend overeenkomstig artikel 18, tweede, vierde vijfde, zevende en achtste lid, van de kaderregeling;
c. de investering in het project zonder subsidie niet voldoende rendabel is, rekening houdend met de eventuele voordelen die de investering zonder subsidie met zich mee brengt, met inbegrip van de waarde van verhandelbare vergunningen die voor de betrokken onderneming beschikbaar komen na de milieuvriendelijke investeringen.
3. Als termijn waarbinnen het project moet worden voltooid als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel c, van de kaderregeling wordt vastgesteld 1 januari 2013.
Een aanvraag wordt, op grond van artikel 34, eerste lid, onderdeel a, afgewezen als die niet voldoet aan het bepaalde in de kaderregeling en dit subsidieprogramma. Onder andere moet ten tijde van de aanvraag voldoende aannemelijk zijn dat het project vóór 1 januari 2013 kan worden afgerond. In de beschikking tot subsidieverlening zal het tijdstip waarop het project moet zijn voltooid worden opgenomen (artikel 35 kaderregeling).
In artikel 34 van de kaderreling zijn nog meer weigeringsgronden opgenomen. Zo wordt een aanvraag afgewezen, indien de minister aanwijzingen heeft dat de aanvrager het project onvoldoende kan financieren. Voor de beoordeling van de haalbaarheid van de financiering wordt gekeken naar de eigen middelen die de aanvrager kan inzetten en naar de middelen waarvan de aanvrager aantoont dat derden die ter beschikking zullen stellen. Daarnaast wordt het bedrag van de aangevraagde subsidie meegenomen in de beoordeling. Voorts wordt de subsidie geweigerd indien de minister aanwijzingen heeft dat de technische, organisatorische of economische haalbaarheid van het project onvoldoende is. Ten slotte mogen de werkzaamheden voor het project niet zijn begonnen voor het indienen van de subsidieaanvraag. Voor die tijd mogen ook nog geen verplichtingen ten behoeve van het project zijn aangegaan. Dat heeft te maken met het stimulerend effect van de subsidie. Een verplichting onder opschortende voorwaarde van subsidieverlening mag derhalve wel worden aangegaan, inhoudende dat de overeenkomst, waarin de verplichting is vervat, niet tot stand komt door het enkele feit dat de subsidie niet wordt verleend. Ook mag ten aanzien van de subsidieontvanger geen uitstaand bevel tot terugvordering van staatssteun bestaan op grond van een eerdere beschikking van de Europese Commissie.
De weigeringsgrond van het eerste lid houdt verband met eisen die in de Algemene groepsvrijstellingsverordening aan steun aan grote ondernemingen worden gesteld. Er moet een stimulerend effect zijn vastgesteld voordat steun aan grote ondernemingen toelaatbaar is. Het eerste lid geeft aan hoe dit stimulerend effect kan worden vastgesteld.
De weigeringsgrond van het tweede lid houdt verband met eisen die in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming aan grote ondernemingen voor milieusteun worden gesteld. Er moet een stimulerend effect zijn vastgesteld voordat milieusteun aan grote ondernemingen toelaatbaar is. Het tweede lid geeft aan hoe dit stimulerend effect kan worden vastgesteld.
Ten tijde van de aanvraag moet aannemelijk zijn dat het project waarvoor subsidie wordt gevraagd voor 1 januari 2013 zal worden afgerond.
Daarnaast zijn ook de weigeringsgronden uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zo wordt de subsidie geweigerd indien er gegronde verwachting bestaat dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd en bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking, indien dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking, en in het geval van faillissement dan wel surseance van betaling, of indien daartoe een verzoek is ingediend.
Het subsidieplafond bedraagt € 5.000.000,–
1. De subsidie voor een haalbaarheidsproject, een eerste toepassingsproject of een combinatieproject bedraagt maximaal € 2.000.000,– per project.
2. De subsidie voor een haalbaarheidsproject bedraagt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, maximaal:
a. voor een grote onderneming: 50 procent van de subsidiabele projectkosten;
b. voor een middelgrote onderneming: 60 procent van de subsidiabele projectkosten;
c. voor een kleine onderneming: 70 procent van de subsidiabele projectkosten.
3. De subsidie voor een eerste toepassingsproject bedraagt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, maximaal:
a. voor een grote onderneming: 60 procent van de subsidiabele projectkosten;
b. voor een middelgrote onderneming: 70 procent van de subsidiabele projectkosten;
c. voor een kleine onderneming: 80 procent van de subsidiabele projectkosten.
4. De subsidie voor een adviesproject als onderdeel van een combinatieproject met een eerste toepassingsproject bedraagt maximaal 75 procent van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 200.000,– over een periode van maximaal drie jaar, ingaande op de datum waarop het project van start gaat;
5. De subsidie voor een ontwikkelingsproject als onderdeel van een combinatieproject bedraagt maximaal:
a. voor een grote onderneming: 25 procent van de subsidiabele projectkosten;
b. voor een middelgrote onderneming: 35 procent van de subsidiabele projectkosten;
c. voor een kleine onderneming: 45 procent van de subsidiabele projectkosten.
6. De subsidie voor een combinatieproject bedraagt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, maximaal het totaal van de subsidies per aanvrager per ontwikkelingsproject, haalbaarheidsproject, adviesproject of eerste toepassingsproject, berekend overeenkomstig de percentages van de subsidiabele projectkosten genoemd in het tweede tot en met vijfde lid.
7. In geval van een samenwerkingsverband worden de percentages van de subsidiabele projectkosten genoemd in het tweede tot en met vijfde lid voor elk van de aanvragers van het samenwerkingsverband afzonderlijk in aanmerking genomen met betrekking tot de projectkosten die door de betreffende aanvrager worden gemaakt.
In deze paragraaf zijn de maximale subsidiepercentages en subsidiebedragen opgenomen. De subsidiepercentages verschillen, met uitzondering van een adviesproject, al naar gelang de aanvrager een kleine, een middelgrote of een grote onderneming is. Zie voor het begrip onderneming de toelichting op paragraaf 2 en voor het onderscheid tussen kleine, grote en middelgrote onderneming de Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2008, L214). In de toelichting op artikel 1 van de kaderregeling is dit nader toegelicht. Een handzaam overzicht daarvan is te vinden op www.senternovem.nl/proeftuinen.
In geval van een combinatieproject dient de subsidie van de onderdelen van het combinatieproject apart te worden bepaald alvorens de subsidie voor het combinatieproject als geheel kan worden bepaald. Dit brengt met zich mee dat in de aanvraag voor een combinatieproject het activiteitenplan (projectbeschrijving) en de begroting de onderdelen van het combinatieproject duidelijk van elkaar worden onderscheiden. Voorts dienen in geval van een samenwerkingsverband in de aanvraag de door de verschillende aanvragers van het samenwerkingsverband te maken kosten afzonderlijk te worden vermeld. Hetzelfde geldt bij het verzoek om subsidievaststelling nadat het project is uitgevoerd (zie ook paragraaf 10).
Een eerste toepassingsproject is een milieu-investeringsproject gericht op energiebesparing als bedoeld in artikel 5, onderdeel m, sub 2, van de kaderregeling. Voor eerste toepassingsprojecten gelden dan ook de subsidiabele kosten als bepaald in artikel 18, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste lid van de kaderregeling en het subsidiepercentage als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel n, van de kaderregeling. Voor kleine en middelgrote ondernemingen zijn de verhogingen van toepassing als bepaald in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de kaderregeling. Dit alles geldt uiteraard ook als het eerste toepassingsproject onderdeel uitmaakt van een combinatieproject.
Voor een eerste toepassingsproject geldt op grond van artikel 18, tweede lid, van de kaderregeling, dat de subsidiabele kosten alleen de extra investeringskosten zijn die noodzakelijk zijn om de met het project beoogde energiebesparing te bereiken. Artikel 18, zevende lid, van de kaderregeling bepaalt dat de extra investeringskosten worden berekend exclusief de exploitatiebaten en -kosten die betrekking hebben op de extra investering en die zijn ontstaan in de voor de betreffende onderneming van toepassing zijnde periode. De in aanmerking komende subsidiabele kosten worden derhalve in twee fasen bepaald. Eerst worden de extra investeringskosten voor het bereiken van de energiebesparing als zodanig bepaald. Indien de extra investeringskosten niet gemakkelijk kunnen worden vastgesteld, dient dit te gebeuren door middel van een vergelijking met een referentiesituatie. De referentiesituatie is een technisch vergelijkbare investering die een lager niveau van milieubescherming biedt, die overeenstemt met de voorgeschreven communautaire normen, waarvan aannemelijk is dat zij zonder subsidie zou worden uitgevoerd en die uit zakelijk oogpunt een geloofwaardig alternatief is voor de met het project beoogde investering.
Vervolgens worden op grond van artikel 18, zevende lid, van de kaderregeling voor een kleine of middelgrote onderneming de extra exploitatiebaten en -lasten berekend die betrekking hebben op de extra investering gedurende de eerste drie jaar van de investering. Voor een grote onderneming die deelneemt aan het EU-systeem inzake CO2-emissiehandel is dat de eerste vier jaar van de exploitatie en voor een grote onderneming die daar niet aan deelneemt vijf jaar, tenzij de afschrijvingstermijn van de investering niet meer dan drie jaar bedraagt. Een positief saldo moet van de subsidiabele extra investeringskosten worden afgetrokken, een negatief saldo mag bij de subsidiabele extra investeringskosten worden opgeteld. Overigens mogen extra afschrijvingskosten en extra financieringskosten en rentevergoedingen niet worden meegenomen in de exploitatiekostenberekening. Financieringskosten en rentevergoedingen komen niet voor subsidie in aanmerking op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, van de kaderregeling. Door deze kosten wel in de exploitatiekostenberekening mee te nemen, zouden deze indirect alsnog subsidiabel worden gemaakt. Voor afschrijvingskosten geldt dat deze in feite investeringskosten zijn. Door de afschrijvingskosten in de exploitatiekostenberekening mee te nemen, zouden de investeringskosten voor dat deel indirect dubbel worden gesubsidieerd.
Indien de extra investeringskosten niet gemakkelijk zijn te bepalen en deze ook niet aan de hand van een referentiesituatie kunnen worden bepaald, kunnen er geen subsidiabele kosten worden bepaald en kan er ook geen subsidie worden verstrekt.
De aanvrager dient de referentiesituatie en het exploitatiesaldo aannemelijk te maken. Op het aanvraagformulier zijn daarover vragen opgenomen. Voor wat betreft de aanschaf van motorvoertuigen die op waterstof rijden is de referentiesituatie de aanschaf van vergelijkbare motorvoertuigen die traditionele brandstoffen (benzine of minerale diesel) als motorbrandstof verbruiken, derhalve moderne standaard motorvoertuigen.
Voorbeeld: een kleine onderneming schaft drie vrachtauto’s aan die op waterstof rijden. Stel, de meerprijs van een vrachtauto op waterstof bedraagt € 150.000,– in vergelijking met een moderne standaard vrachtauto. De extra investeringskosten ten behoeve van de energiebesparing bedragen daarmee € 450.000,–. Stel, de aanvrager investeert tevens voor € 15.000,– in een voorziening die het mogelijk maakt dat de vrachtwagens met waterstof worden gevuld. Deze investeringskosten zijn als extra investeringskosten ten behoeve van de energiebesparing aan te merken, omdat zonder deze voorziening de vrachtwagens niet van waterstof kunnen worden voorzien. De in aanmerking komende subsidiabele kosten bedragen daarmee in totaal € 465.000,–. Voor een kleine onderneming bedraagt de subsidie 80% van de subsidiabele kosten, dus € 372.000,–. Stel, de aanvrager vraagt als combinatieproject tevens subsidie aan voor een adviesproject voor de kosten van advisering in het kader van de uitvoering van het eerste toepassingsproject. Als de kosten van het adviesproject € 100.000,– zijn, bedraagt de subsidie 75% daarvan, maakt € 75.000,–. De totale subsidie voor het combinatieproject van eerste toepassingsproject en adviesproject bedraagt dan € 372.000,– + € 75.000,– = € 447.000,–.
Als de aanvrager aannemelijk maakt dat gedurende de eerste drie jaar (respectievelijk vier of vijf jaar, zie hiervoor) van de exploitatie een exploitatiekostennadeel bestaat in vergelijking met de referentiesituatie, dan mag dit exploitatiekostennadeel bij de subsidiabele kosten worden opgeteld. Of er een exploitatiekostennadeel bestaat is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uiteraard dient de besparing op traditionele brandstoffen in de berekening te worden meegenomen. Er kan per saldo derhalve ook een exploitatievoordeel ontstaan, dat van de subsidiabele kosten moet worden afgetrokken.
Voor de goede orde zij opgemerkt dat de eventuele investering in een waterstofproductie-installatie voor lokaal gebruik niet tot de subsidiabele kosten van een eerste toepassingsproject behoort. De volledige kosten van deze productie-installatie zijn niet altijd als extra investeringskosten ten behoeve van het milieu aan te wijzen in de zin van de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming. Immers, er bestaan ook productie-installaties voor traditionele brandstoffen. De investeringskosten van een lokale waterstofproductie-installatie zouden daarom moeten worden vergeleken met de investeringskosten van een vergelijkbare productie-installatie voor traditionele brandstof. Een vergelijkbare referentiesituatie is echter redelijkerwijs niet in aanmerking te nemen, omdat traditionele brandstoffen in grote raffinaderijen worden geproduceerd en niet op kleine schaal voor lokaal gebruik. Dit brengt met zich mee dat de investeringskosten van een waterstofproductie-installatie voor lokaal gebruik niet subsidiabel zijn. De ontwikkeling van het laatste stadium van een waterstofproductie-installatie voor lokaal gebruik kan voor dit subsidieprogramma uitsluitend onderdeel uitmaken van een ontwikkelingsproject, resulterend in een prototype.
Een ontwikkelingsproject dient te resulteren in een prototype. Indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te worden gebruikt mag het een commercieel bruikbaar prototype zijn (zie de toelichting op een experimenteel ontwikkelingsproject als bedoeld in artikel 5 van de kaderregeling).
De inkomsten die uit een commercieel prototype voortvloeien moeten op de subsidiabele kosten in mindering worden gebracht. Dit vloeit voort uit de definitie van experimentele ontwikkeling in de reeds genoemde Verordening (EG) nr. 800/2008 (de algemene groepsvrijstellingsverordening).
In geval van verkoop van het commerciële prototype is de omvang van de op de subsidiabele kosten in mindering te brengen inkomsten niet zonder meer gelijk te stellen aan de verkoopprijs. De verkoopprijs dient immers ter dekking van de volgende kosten:
1. de kosten van de experimentele ontwikkeling voorafgaand aan het laatste stadium van ontwikkeling, voor zover deze kosten niet met subsidie zijn of worden betaald;
2. de kosten van de experimentele ontwikkeling vanaf het laatste stadium van ontwikkeling, inclusief de ontwikkelingskosten die zijn toe te rekenen aan de bouw van het commerciële prototype en eventuele re-engineeringskosten. Dit zijn de kosten die in dit subsidieprogramma subsidiabel zijn gesteld. Dat volgt uit de begripsomschrijving van ontwikkelingsproject.
In geval van verkoop van het commerciële prototype dient de verkoopprijs derhalve te worden afgetrokken naar rato van het aandeel van de subsidiabele kosten als hiervoor bedoeld onder 2 in de totale experimentele ontwikkelingskosten (1+2).
In geval van exploitatie van het commerciële prototype door de ontwikkelaar zelf, dienen de voorziene inkomsten gedurende de economische levensduur van het commerciële prototype van de subsidiabele kosten te worden afgetrokken naar rato van het aandeel van de subsidiabele kosten als hiervoor bedoeld onder 2 in de totale experimentele ontwikkelingskosten a(1+2).
In elk geval dienen eventuele inkomsten die tijdens de projectperiode worden gegenereerd van de subsidiabele kosten te worden afgetrokken naar rato van het aandeel van de subsidiabele kosten als hiervoor bedoeld onder 2 in de totale experimentele ontwikkelingskosten (1+2).
1. De verdeling van de beschikbare gelden vindt plaats op basis van rangschikking van de subsidieaanvragen die in behandeling zijn genomen en niet zijn afgewezen.
2. De minister stuurt de aanvragen voor projecten als bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, die in behandeling zijn genomen en niet zijn afgewezen voor advies door aan de adviescommissie.
3. De adviescommissie geeft een negatief advies indien:
a. het project niet past binnen de doelstelling van het subsidieprogramma;
b. er onvoldoende vertrouwen bestaat in de slaagkans van het project, in de kans op vervolg bij een positief resultaat van het project, dan wel in de toepassingsmogelijkheden van het project, of
c. de in het project opgedane kennis over werkwijze, techniek en resultaten niet beschikbaar wordt gesteld aan andere belanghebbende partijen.
4. De adviescommissie geeft inzake de aanvragen voor projecten waarover zij geen negatief advies heeft gegeven een advies over de rangschikking aan de hand van de criteria, genoemd in het vijfde lid.
5. Het advies over de rangschikking als bedoeld in het vierde lid vindt plaats op basis van de volgende criteria:
a. leereffect: de mate waarin de samenhang tussen technologie, infrastructuur en regelgeving binnen een integrale projectopzet relevante kennis oplevert, zowel ten aanzien van de inhoudelijke projectaanpak als de samenwerking tussen relevante partijen;
b. vervolgpotentieel:
– de potentiële spin-off van het project voor de toepassing van rijden op waterstof, waaronder begrepen de potentiële reproduceerbaarheid van de inzet van de motorvoertuigen;
– de mate waarin het project bijdraagt aan een vermindering van de te investeren bedragen of aan een verbetering van het financiële rendement van de toepassing van waterstof;
– de mogelijkheden van gebruik na afloop van het project van de in het kader van het project ontwikkelde, beproefde of aangeschafte producten;
c. kennisoverdracht, communicatie en acceptatiegraad: de mate waarin het project bijdraagt aan publieke kennis en publieke inzichten met betrekking tot de aspecten die van belang zijn voor de toepassing van rijden op waterstof, de wijze waarop resultaten worden gecommuniceerd naar de diverse groepen waarvoor dit van belang is en de mate waarin het project een positieve bijdrage levert aan de acceptatiegraad van rijden op waterstof;
d. projectmanagement: de kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering van het project en het projectmanagement in het licht van de samenwerking tussen de bij het project betrokken partijen, opvolging en rapportage, risicobeheer, financieel management en stakeholder-management.
6. De criteria genoemd in het vijfde lid, onderdeel a en b, tellen elk voor 30 procent mee, de criteria genoemd in het vijfde lid, onderdeel c en d, elk voor 20 procent.
7. Indien twee of meer aanvragen na rangschikking op dezelfde plaats in de rangschikking terechtkomen en deze plaats samenvalt met het bereiken van het subsidieplafond, wordt door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.
8. De minister beschikt op de aanvragen, het advies van de adviescommissie in overweging nemende.
In dit subsidieprogramma is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslissing op de aanvragen te nemen op basis van rangschikking, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de kaderregeling. Daartoe worden de aanvragen voor advies doorgestuurd aan de adviescommissie duurzame mobiliteit als bedoeld in artikel 30 van de kaderregeling. De adviescommissie stelt een advies op binnen acht weken na het verzoek om advies en geeft de rangorde van de projecten aan (zie artikel 31 van de kaderregeling). De minister kan ingevolge de artikelen 3:49 en 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht in de beschikking tot subsidieverlening volstaan met een verwijzing naar het advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven, dan wel gemotiveerd afwijken van het advies van de commissie.
De adviescommissie kan op basis van de in het tweede lid genoemde criteria een negatief advies geven over een aanvraag voor een project. Het project komt dan, tenzij de minister gemotiveerd afwijkt van dit advies, niet voor subsidie in aanmerking en de aanvraag zal worden afgewezen.
De aanvragen voor projecten waarover de adviescommissie geen negatief advies heeft gegeven, worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de rangschikkingscriteria genoemd in het vijfde lid.
Er vindt één rangschikking plaats van alle projecten gezamenlijk. De nadruk van het subsidieprogramma ligt op het laten rijden van motorvoertuigen op waterstof in de dagelijkse praktijk. In haalbaarheidsprojecten worden de motorvoertuigen in een operationele praktijksituatie beproefd, in een eerste toepassingsproject worden de motorvoertuigen in een operationele praktijksituatie toegepast en in gebruik genomen. In een combinatieproject gebeurt beide. Voorts komen de ontwikkelingsprojecten en de adviesprojecten niet zelfstandig voor een subsidie in aanmerking, maar zijn zij onderdeel van een combinatieproject met een haalbaarheidsproject of een eerste toepassingsproject. Er is daarom inhoudelijk onvoldoende verschil tussen de verschillende projecten om deze afzonderlijk te rangschikken.
Als uitvoeringsinstantie als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel l, van de kaderregeling wordt aangewezen Agentschap NL, de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Economische Zaken.
In het Agentschap NL is de Dienst Uitvoering, een dienstonderdeel van het Ministerie van Economische Zaken opgenomen en daarin is opgenomen het agentschap SenterNovem van datzelfde ministerie. Het desbetreffende onderdeel van het Agentschap NL blijft als uitvoeringsinstantie uit praktisch oogpunt de komende tijd de naam SenterNovem nog op de website en in e-mailverkeer hanteren.
1. Een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld aanvraagformulier als bedoeld in bijlage A van dit subsidieprogramma en de daarbij behorende Excelbestanden zoals deze te vinden zijn op www.senternovem.nl.proeftuinen. Alle aanvragen moeten bij de aangewezen uitvoeringsinstantie zijn ontvangen uiterlijk op 31 maart 2010 te 12.00 uur.
2. Een subsidieaanvraag wordt gericht aan de minister en ingediend bij de aangewezen uitvoeringsinstantie te Utrecht.
3. Een aanvraag kan ook worden ingediend door twee of meer aanvragers gezamenlijk die aan de hand van een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst een samenwerkingsverband vormen. De aanvraag wordt ingediend door een van de aanvragers uit het samenwerkingsverband die als penvoerder de overige aanvragers vertegenwoordigt. Alle correspondentie over de subsidie wordt door de aangewezen uitvoeringsinstantie gevoerd met de penvoerder. Ook de uitbetaling van de subsidie, waaronder begrepen de uitbetaling van de eventuele voorschotten, geschiedt via de penvoerder. De penvoerder wordt door de andere aanvragers van het samenwerkingsverband gemachtigd om de subsidie aan te vragen, de correspondentie over de subsidie te voeren en de subsidie te ontvangen. De machtiging wordt bij de aanvraag gevoegd.
4. Een aanvraag bevat de wijze waarop wordt voorzien in de voor het project benodigde waterstof als brandstof voor de motorvoertuigen.
5. Indien voor de uitvoering van een project medewerking van een waterstofleverancier of een decentrale overheid gewenst of noodzakelijk is, bevat de aanvraag de wijze waarop daarin wordt voorzien.
6. Indien voor een motorvoertuig een goedkeuring is vereist voor toelating op de weg, bevat de aanvraag de wijze waarop de goedkeurende instantie wordt betrokken bij het proces van de totstandkoming van de waterstoftoepassing voor het betreffende motorvoertuig, voor zover relevant voor de goedkeuring.
Een aanvraag moet zijn ontvangen uiterlijk op 31 maart 2010 te 12.00 uur.
Aanvragen die daarna worden ontvangen, worden niet in behandeling genomen. Een aanvraag zal pas in behandeling worden genomen als deze voldoet aan alle wettelijke vereisten en voldoende gegevens bevat om de aanvraag te kunnen beoordelen. In geval van een incomplete aanvraag zal slechts eenmalig een korte termijn worden gegund om de aanvraag aan te vullen. Is de aanvraag daarna nog steeds incompleet, dan zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen.
Een per telefax of e-mail ingediende aanvraag geldt altijd als een incomplete aanvraag, omdat een originele handtekening ontbreekt, ook al is de aanvraag voor het overige misschien compleet. Met het indienen van een aanvraag per telefax of per e-mail kan derhalve alleen worden bereikt dat een aanvraag, zij het incompleet, nog op tijd bij de aangewezen uitvoeringsinstantie wordt ontvangen. De tijdige ontvangst van een per telefax of e-mail ingediende aanvraag kan door deze instantie echter niet worden gegarandeerd en komt voor rekening en risico van de aanvrager.
Het postadres van Agentschap NL te Utrecht is:
Agentschap NL
Proeftuinen duurzame mobiliteit
Postbus 8242
3503 RE Utrecht
E-mail: proeftuinen@senternovem.nl
telefoonnummer 030-239 3556
Fax: 030-231 6491
Het bezoekadres is:
Agentschap NL
Croeselaan 15
3521 BJ Utrecht
Informatie over het subsidieprogramma is ook te vinden op www.senternovem.nl/proeftuinen waar ook het aanvraagformulier kan worden gedownload. Nadere informatie over het subsidieprogramma en het aanvraagformulier zijn ook bij de aangewezen uitvoeringsinstantie te verkrijgen.
Aanvragen kunnen ook worden ingediend door een samenwerkingsverband. Een samenwerkingsverband kent een penvoerder die mede namens de andere deelnemers van het samenwerkingsverband optreedt en de subsidie ook mede voor de andere aanvragers ontvangt. De formele subsidierelatie ontstaat na subsidieverlening echter met alle leden van het samenwerkingsverband. In zoverre is elke deelnemer van het samenwerkingsverband een aanvrager. De aanvragers van het samenwerkingsverband ontvangen elk subsidie voor de door hen gemaakte en betaalde kosten in verband met de uitvoering van het betreffende project. De aanvragers van het samenwerkingsverband die niet investeren in voertuigen of andere hardware, zullen alleen subsidie kunnen ontvangen voor de kosten in verband met de uitvoering van een haalbaarheidsproject, al dan niet als onderdeel van een combinatieproject.
Een dergelijke aanvraag heeft meerwaarde omdat een project de grootste kans van slagen heeft en ook de meeste leereffecten genereert als de gehele keten in het samenwerkingsverband is vertegenwoordigd, zowel aanbod als vraagzijde en de waterstoflevering.
In de aanvraag moet worden opgenomen de wijze waarop wordt voorzien in de voor het project benodigde waterstof als brandstof voor de motorvoertuigen. Zonder een adequate waterstofvoorziening kunnen de voertuigen immers niet rijden. De kosten van de waterstofvoorziening als zodanig zijn echter niet subsidiabel, behoudens een voorziening voor het vullen van waterstof in de motorvoertuigen in een haalbaarheidsproject of eerste toepassingsproject en de ontwikkeling van een waterstofproductie-installatie voor lokaal gebruik, resulterend in een prototype, in een ontwikkelingsproject als onderdeel van een combinatieproject.
Indien het gewenst of noodzakelijk is dat een waterstofleverancier of decentrale overheid bij de uitvoering van het project is betrokken, dient de aanvraag de wijze te bevatten waarop daarin is voorzien. Betrokkenheid kan gewenst of noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld met het oog op eventuele kwaliteitseisen die aan waterstofinstallaties worden gesteld of eventueel vereiste vergunningen voor infrastructuur. Indien de waterstofleverancier of de decentrale overheid als aanvrager onderdeel uitmaakt van een samenwerkingsverband van aanvragers blijkt hun rol uit de aanvraag. Uiteraard moet dan wel uit de aanvraag blijken dat ook dan aan de eventuele kwaliteitseisen en de eventueel vereiste vergunningen wordt voldaan.
Het is te voorzien dat de motorvoertuigen die rijden op waterstof, indien daarvoor nog geen goedkeuring is verkregen, aan goedkeuring dienen te worden onderworpen alvorens zij op de weg worden toegelaten. In dat geval is het vereist dat de aanvraag voorziet in de wijze waarop de keurende instantie ter voorbereiding van de aanvraag tot goedkeuring wordt betrokken bij het proces van de totstandkoming van de waterstoftoepassing voor het betreffende motorvoertuig. Het is dus niet de bedoeling dat de aanvraag tot goedkeuring bij de goedkeurende instantie wordt gedaan, zonder dat de goedkeurende instantie bij de voorbereiding daarvan wordt betrokken. Op deze wijze kunnen mogelijke problemen in het kader van de goedkeuring in een vroeg stadium worden opgelost.
Voorschotten worden verstrekt overeenkomstig het bepaalde in artikel 44 van de kaderregeling.
Op grond van artikel 44 van de kaderregeling kunnen voorschotten worden verstrekt. Van deze mogelijkheid wordt voor dit subsidieprogramma gebruik gemaakt. Voorschotten worden op aanvraag verstrekt tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag en de aanvraag moet worden vergezeld van een halfjaarlijkse voortgangsrapportage. Voorschotten worden verstrekt over de tot de periode van de tussenrapportage gemaakte en, indien de aard van de kosten met zich meebrengt dat zij kunnen worden betaald, betaalde kosten. In die zin is er geen sprake van een voorschot in letterlijke zin, maar van een voorschot op de vaststelling van de subsidie. Een uitzondering wordt in artikel 44, vierde lid, van de kaderregeling gemaakt voor MKB-ondernemingen, die bij subsidieverlening een ambtshalve voorschot krijgen van maximaal 50% van het verleende subsidiebedrag tot een maximum van € 50.000,–. Dit ambtshalve voorschot wordt verstrekt over de projectkosten die tot de eerste tussenrapportage zijn begroot naar rato van de totale projectkosten.
Het voorschotformulier kan worden gedownload van de website van de aangewezen uitvoeringsdienst via www.senternovem.nl/proeftuinen.
1. De subsidieontvanger richt een aanvraag tot subsidievaststelling aan de minister en dient deze in bij de aangewezen uitvoeringsdienst met behulp van het formulier dat bij deze instantie verkrijgbaar is, en voor zover nodig, met gebruikmaking van het in artikel 45, derde lid, van de kaderregeling genoemde controleprotocol dat is opgenomen in bijlage B.
2. Ingeval van een samenwerkingverband wordt bij de aanvraag tot subsidievaststelling overeenkomstig artikel 45, derde lid, van de kaderregeling uitsluitend een accountantsverklaring overgelegd ten aanzien van de door individuele aanvragers van het samenwerkingsverband gemaakte en betaalde kosten, wanneer het bedrag van de subsidie waarvoor vaststelling wordt verzocht in verband met de door de betreffende individuele aanvrager gemaakte en betaalde kosten hoger is dan € 50.000,–.
Wanneer het project is afgerond moet op grond van artikel 45 van de kaderregeling binnen dertien weken daarna een vaststellingsverzoek worden ingediend. Dat moet middels een vaststellingsformulier dat bij de aangewezen uitvoeringsinstantie verkrijgbaar is of te downloaden is via www.senternovem.nl/proeftuinen.
Een haalbaarheidsproject is afgerond na oplevering van het rapport, een eerste toepassingsproject is afgerond nadat de motorvoertuigen in een operationele praktijkomgeving in gebruik zijn genomen. Dit volgt uit de projectomschrijvingen als vermeld in paragraaf 1. Eerder kan geen aanvraag tot subsidievaststelling worden ingediend. De omstandigheid dat een ontwikkelingsproject en een adviesproject alleen in een combinatieproject kunnen worden uitgevoerd, brengt met zich mee dat het vaststellingsverzoek voor een ontwikkelings- of adviesproject wordt ingediend tegelijk met het vaststellingsverzoek van het haalbaarheidsproject of het eerste toepassingsproject dat deel van het combinatieproject uitmaakt.
Artikel 45, derde lid, van de kaderregeling bepaalt dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling een accountantsverklaring wordt overgelegd, indien het bedrag waarvoor subsidievaststelling wordt verzocht € 50.000,– of meer bedraagt. Het controleprotocol is opgenomen in bijlage B. In geval van een samenwerkingsverband geldt dit drempelbedrag niet voor het totale subsidiebedrag waarvoor vaststelling wordt verzocht van alle aanvragers van het samenwerkingsverband tezamen, maar voor het subsidiebedrag waarvoor per aanvrager van het samenwerkingsverband om vaststelling wordt verzocht. Elke aanvrager van het samenwerkingsverband is een aanvrager voor wie het drempelbedrag van € 50.000,– geldt. Om dit drempelbedrag per aanvrager van het samenwerkingsverband te kunnen bepalen, is wel vereist dat het vaststellingsverzoek de gevraagde subsidiebedragen per aanvrager van het samenwerkingsverband duidelijk onderscheidt.
Voorbeeld: een samenwerkingsverband van vier aanvragersvraagt om subsidievaststelling, waarbij het voor aanvrager A gaat om een subsidiebedrag waarvoor vaststelling wordt gevraagd van € 23.000,–, voor aanvrager B € 49.000,–, voor aanvrager C € 50.000,– en voor aanvrager D € 77.000,–. Aanvragers A en B hoeven geen accountantsverklaring over te leggen voor de door hen gevraagde subsidie, omdat het subsidiebedrag waarvoor elk van beiden om vaststelling verzoekt lager is dan € 50.000,–. Aanvragers C en D moeten wel een accountantsverklaring overleggen voor de door hen gevraagde subsidie, omdat het subsidiebedrag waarvoor elk van beiden om vaststelling verzoekt € 50.000,– of meer bedraagt. Wel dienen A en B de door hen gemaakte en betaalde kosten op andere wijze te verantwoorden. Voor aanschafkosten en kosten van derden zal dat kunnen geschieden door bij het verzoek tot subsidievaststelling facturen en betaalbewijzen van de betreffende kosten over te leggen.
1. Op verzoek van de minister verstrekt de subsidieontvanger gedurende een periode van ten hoogste twee jaar na de beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 46 van de kaderregeling, informatie met betrekking tot de resultaten van het project. Voor de wijze waarop dit zal gebeuren wordt door de aangewezen uitvoeringsinstantie een format verstrekt bij de vaststellingsbeschikking.
2. De verplichting als genoemd in het eerste lid zal in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen.
Artikel 38, tweede lid, van de kaderregeling bepaalt dat de subsidieontvanger medewerking verleent aan een door of vanwege de minister ter zake van de toepassing en de effecten van een subsidieprogramma ingesteld evaluatieonderzoek. De in deze paragraaf geformuleerde verplichting is hiervan een uitwerking voor de subsidieontvanger van een eerste toepassingsproject of een combinatieproject.
Voorts zal naar verwachting gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid genoemd in artikel 38, eerste lid, van de kaderregeling. Dit artikel bepaalt dat de subsidieontvanger op verzoek van de minister medewerking verleent aan de openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van het project.
Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: rijden op waterstof
Dit formulier moet schriftelijk worden ingediend bij Agentschap NL (ook bekend onder de naam SenterNovem).
Postadres: | Postbus 8242, 3503 RE UTRECHT |
Bezoekadres: | Croeselaan 15, 3521 BJ UTRECHT. |
Dit subsidieprogramma wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat:
Aanbevolen wordt om alvorens het formulier in te vullen eerst de toelichting van dit formulier te lezen
Met dit aanvraagformulier kunt u een aanvraag voor subsidie indienen voor het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: rijden op waterstof. De voor subsidie in aanmerking komende projecten zijn:
A. Ontwikkelingsproject (uitsluitend als onderdeel van een combinatieproject)
B. Haalbaarheidsproject
C. Adviesproject (uitsluitend als onderdeel van een combinatieproject met tenminste een eerste toepassingsproject)
D. Eerste toepassingsproject
E. Combinatieproject (combinatie van twee of meer projecten genoemd onder A, B, C en D)
De begripsomschrijvingen van deze projecten zijn opgenomen in paragraaf 1 van het subsidieprogramma.
Als u al met het project bent gestart, heeft het geen zin om een subsidieaanvraag in te dienen. In dat geval kan voor het project geen subsidie worden verleend en wordt de aanvraag dus afgewezen. Gestart betekent dat u al met de projectwerkzaamheden bent begonnen of ten behoeve van het project al verplichtingen bent aangegaan.
Aandachtspunten bij het indienen van een aanvraag:
1. Ook indien u de aanvraag laat verzorgen door een tussenpersoon blijft u zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de verstrekte gegevens.
2. Het aanvraagformulier en de voorgeschreven bijlagen moeten volledig worden ingevuld.
3. Houd een kopie achter van het ingevulde formulier (volledig, inclusief bijlagen).
4. Een aanvraag kan alleen pro-forma per telefax of e-mail worden ingediend. Aanvragen moeten altijd per post worden ingediend om in behandeling te kunnen worden genomen.
5. Het aanvraagformulier moet van een originele handtekening worden voorzien.
6. Verstuur de aanvraag per post naar Agentschap NL in Utrecht.
Uw subsidieaanvraag moet bij de aangewezen uitvoeringsinstantie zijn ontvangen op 31 maart om 12.00 uur. Te laat ontvangen aanvragen worden afgewezen. Een aanvraag bestaat uit een volledig ingevuld aanvraagformulier met een originele handtekening van de aanvrager of diens gemachtigde, en alle bijbehorende bijlagen.
Stuur uw aanvraag schriftelijk en in tweevoud naar:
Agentschap NL(voorheen SenterNovem)
t.a.v. de afdeling Bereikbaarheid, Veiligheid en Geluid
Postbus 8242
3503 RE UTRECHT
U kunt de aanvraag ook bij de balie van de aangewezen uitvoeringsdenst (laten) inleveren op het volgende adres:
Croeselaan 15, 3521 BJ UTRECHT
Een complete subsidieaanvraag bestaat uit:
1. een volledig ingevuld aanvraagformulier voorzien van een originele handtekening;
2. een projectbeschrijving zoals in het aanvraagformulier omschreven;
3. de financiële gegevens overeenkomstig deel 3 van het aanvraagformulier:
a. de begroting van de projectkosten;
b. berekening van de subsidiabele projectkosten en het maximale subsidiebedrag;
c. onderbouwing van de subsidiabele projectkosten;
d. een eerste berekening van de besparingen en fiscale voordelen
In geval van een samenwerkingsverband van aanvragers dienen deze gegevens voor elke aanvrager afzonderlijk uit de financiële gegevens te blijken.
• Een onafhankelijke adviescommissie beoordeelt uw aanvraag. De adviescommissie ziet alleen de door u op papier gezette informatie, aangevuld met een analyse van de aangewezen uitvoeringsinstantie. De kwaliteit van uw projectvoorstel is daarom van groot belang.
• Een digitale versie van het aanvraagformulier kunt u vinden op de website: www.senternovem.nl/proeftuinen
• De projecten worden gerangschikt op basis van de criteria opgenomen in paragraaf 7 van het subsidieprogramma.
• Houd rekening met het volgende:
Indien voor uw aanvraag subsidie wordt toegekend én u maakt tegelijkertijd gebruik van fiscale stimuleringsregelingen zoals MIA/VAMIL of EIA ten behoeve van (een gedeelte van) dit project, zal na afloop van het project slechts een zodanig bedrag aan subsidie worden vastgesteld dat het totaal van de subsidie en uw fiscaal ontvangen voordelen niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane percentage van de totale subsidiabele projectkosten volgens dit subsidieprogramma.
• Indien u vragen heeft ten aanzien van het invullen van het aanvraagformulier kunt u contact opnemen met een adviseur van het Agentschap NL.
Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: rijden op waterstof
Niet invullen
Dossiernummer .....
Datum ontvangst .....
Voordat u dit aanvraagformulier invult:
Bent u al gestart met het project vóór het indienen van deze subsidieaanvraag?
Gestart betekent dat u al met de projectwerkzaamheden bent begonnen of ten behoeve van het project al verplichtingen bent aangegaan. In dat geval kan voor het project geen subsidie worden verleend en wordt de aanvraag volledig afgewezen. Het verder invullen van het aanvraagformulier heeft dan geen zin.
□ nee, vul het aanvraagformulier verder in.
1. Vul hier de kerngegevens van het project in. Hiervoor kunt u de gegevens overnemen van deel 3 van dit aanvraagformulier. Let op: bij een eventueel verschil telt de waarde zoals deze in deel 3 door u is aangegeven.
a. Type project :
□ Ontwikkelingsproject (uitsluitend als onderdeel van een combinatieproject)
□ Haalbaarheidsproject
□ Adviesproject (uitsluitend als onderdeel van een combinatieproject met tenminste een eerste toepassingsproject)
□ Eerste toepassingsproject
□ Combinatieproject
b. Projecttitel .....
c. Startdatum project ..... (dd/mm/jjjj)
d. Einddatum project ..... (dd/mm/jjjj)
e. Totale projectkosten* € .....
f. Subsidiabele projectkosten* inzake een Ontwikkelingsproject
(uitsluitend als onderdeel van een Combinatieproject) € .....
g. Subsidiabele projectkosten* inzake een Haalbaarheidsproject € .....
h. Subsidiabele projectkosten* inzake een Adviesproject
(uitsluitend als onderdeel van een combinatieproject met
tenminste een Eerste toepassingsproject) € .....
i. Subsidiabele projectkosten* inzake een eerste toepassingsproject € .....
j. Gevraagde subsidie* € .....
* Bij meerdere aanvragers vermeld hier het totaal van alle aanvragers
2.
Naam aanvrager .....
Adres
.....
Postcode ..... Plaats .....
Postbusnummer ..... Postcode ..... Plaats .....
Rechtsvorm ..... Bankrekeningnummer .....
Telefoon ..... Telefax .....
E-mailadres .....
Website .....
Indien sprake is van meerdere aanvragers in een samenwerkingsverband :
volgnummer van deze aanvrager (t.b.v. invullen deel 3) .....
3.
Tekeningsbevoegde
titel(s) ..... voorletter(s) ..... voorvoegsel(s) .....
Naam ..... □ heer □ mevrouw
Functie .....
4.
Contactpersoon
(met wie contact kan worden opgenomen over de inhoud van de aanvraag)
titel(s) ..... voorletter(s) ..... voorvoegsel(s) .....
Naam ..... □ heer □ mevrouw
Functie .....
Telefoon ..... Telefax .....
E-mailadres .....
Zo ja, betreft het dan:
□ een kleine onderneming
□ een middelgrote onderneming
□ een grote onderneming
De ondernemingsgrootte wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals deze zijn vastgelegd in de bijlage bij Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard. (Pb EU 2008, L 214). Voor een handzaam overzicht ziet: www.senternovem.nl/proeftuinen
6.
Indien het een grote onderneming betreft en een ontwikkelingsproject (als onderdeel van een combinatieproject) of een haalbaarheidsproject wordt uitgevoerd, voeg dan als bijlage een intern document bij waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:
a. een wezenlijke toename van de omvang van het project of de activiteit,
b. een wezenlijke toename van de reikwijdte van het project of de activiteit,
c. een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de betrokken onderneming voor het project of de activiteit,
d. een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt voltooid.
7.
Indien het een grote onderneming betreft en een eerste toepassingsproject wordt uitgevoerd, voeg dan als bijlage een intern document bij waaruit blijkt dat zonder de subsidie niet voor het milieuvriendelijker alternatief wordt gekozen. Verstrek daartoe gegevens die aantonen dat:
a. de gekozen referentiesituatie geloofwaardig is;
b. de subsidiabele kosten zijn berekend overeenkomstig artikel 18, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste lid van de kaderregeling;
c. de investering in het project zonder subsidie niet voldoende rendabel is, rekening houdend met de eventuele voordelen die de investering zonder subsidie met zich meebrengt, met inbegrip van de waarde van verhandelbare vergunningen die voor de onderneming beschikbaar komen na de milieuvriendelijke investering.
8.
Bent u ingeschreven bij de Kamer van Koophandel? □ ja □ nee
Zo ja, bij KvK te ..... Registratienummer .....
SBI-code aanvrager ..... Aantal werknemers .....
Geef een omschrijving van de activiteiten van uw bedrijf of organisatie
.....
.....
.....
.....
Voeg een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij de aanvraag waaruit de bevoegdheid van de ondertekenaar blijkt.
In geval van een samenwerkingsverband van twee of meer aanvragers treedt de aanvrager/penvoerder als vermeld in onderdeel B als penvoerder van het samenwerkingsverband op. De penvoerder vertegenwoordigt de andere aanvrager(s) van het samenwerkingsverband. De gegevens van de andere aanvrager(s) dient u hieronder vermelden. Indien het samenwerkingsverband uit meer dan twee aanvragers bestaat, dient u deze en de volgende bladzijde zo vaak als nodig is te kopiëren, in te vullen en met de aanvraag mee te sturen.
Let op! De andere aanvrager(s) van het samenwerkingsverband zijn verplicht de penvoerder van het samenwerkingsverband te machtigen om de subsidie mede namens hen aan te vragen, de correspondentie te voeren en ook de subsidie mede namens hen te ontvangen. De machtiging(en) dient/dienen bij de aanvraag te worden gevoegd.
9.
Naam aanvrager .....
Adres
.....
Postcode ..... Plaats .....
Postbusnummer..... Postcode ..... Plaats .....
Rechtsvorm ..... Bankrekeningnummer .....
Telefoon ..... Telefax .....
E-mailadres .....
Website .....
Tekeningsbevoegde
titel(s) ..... voorletter(s) ..... voorvoegsel(s) .....
Naam ..... □ heer □ mevrouw
Functie .....
Volgnummer van deze aanvrager (t.b.v. invullen deel 3) .....
Drijft de aanvrager een onderneming2?
□ ja □ nee
Zo ja, betreft het dan
□ een kleine onderneming
□ een middelgrote onderneming
□ een grote onderneming
De ondernemingsgrootte wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals deze zijn vastgelegd in bijlage I bij Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard. (Pb EU 2008, L 214). Voor een handzaam overzicht zie: www.senternovem.nl/proeftuinen
10.
Indien het een grote onderneming betreft en een ontwikkelingsproject (als onderdeel van een combinatieproject) of een haalbaarheidsproject wordt uitgevoerd, voeg dan als bijlage een intern document bij waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:
a. een wezenlijke toename van de omvang van het project of de activiteit,
b. een wezenlijke toename van de reikwijdte van het project of de activiteit,
c. een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de betrokken onderneming voor het project of de activiteit,
d. een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt voltooid.
11.
Indien het een grote onderneming betreft en een eerste toepassingsproject wordt uitgevoerd, voeg dan als bijlage een intern document bij waaruit blijkt dat zonder de subsidie niet voor het milieuvriendelijker alternatief wordt gekozen. Verstrek daartoe gegevens die aantonen dat:
a. de gekozen referentiesituatie geloofwaardig is;
b. de subsidiabele kosten zijn berekend overeenkomstig artikel 18, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste lid van de kaderregeling;
c. de investering in het project zonder subsidie niet voldoende rendabel is, rekening houdend met de eventuele voordelen die de investering zonder subsidie met zich meebrengt, met inbegrip van de waarde van verhandelbare vergunningen die voor de onderneming beschikbaar komen na de milieuvriendelijke investering.
12.
Is de andere aanvrager ingeschreven bij de Kamer van Koophandel?
□ ja □ nee
Zo ja, bij KvK te ..... Registratienummer .....
SBI-code aanvrager ..... Aantal werknemers .....
Geef een omschrijving van de activiteiten van uw bedrijf of organisatie
.....
.....
.....
.....
Voeg een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij de aanvraag waaruit de bevoegdheid van de ondertekenaar blijkt.
Dit onderdeel hoeft u alleen in te vullen indien u zich als aanvrager/penvoerder door een derde laat vertegenwoordigen, bijvoorbeeld een tussenpersoon of intermediair. Voeg in dat geval een machtiging aan deze vertegenwoordiger toe, waaruit blijkt dat deze gemachtigd is om namens u de subsidieaanvraag in te dienen en de correspondentie te voeren en (eventueel) de subsidie te ontvangen. Een voorbeeldmachtiging kunt u vinden op de website: www.senternovem.nl/proeftuinen
13.
Gemachtigde:
Naam bedrijf/organisatie
.....
Bezoekadres
.....
Postcode ..... Plaats .....
Postbusnummer ..... Postcode ..... Plaats .....
Contactpersoon titel(s) ..... voorletter(s) ..... voorvoegsel(s) .....
Naam ..... □ heer □ mevrouw
Functie .....
Telefoon ..... Telefax .....
E-mailadres .....
Website .....
Let op! De machtiging moet bij de aanvraag worden gevoegd.
14.
Korte projectbeschrijving
Geef hieronder in beknopt, in vier à vijf zinnen, de kern van het project weer. Indien aan het project subsidie wordt toegekend, zal de minister deze beschrijving gebruiken voor publicatiedoeleinden.
.....
.....
.....
.....
15.
Heeft u, of een van de andere aanvragers in geval van een samenwerkingsverband, voor het project of een deel daarvan subsidie aangevraagd of toegezegd gekregen onder een andere subsidieregeling van een ander bestuursorgaan3 of de Commissie van de Europese Gemeenschappen?
□ ja □ nee, ga verder met vraag 14
Zo ja, het betreft: □ een aanvraag □ een toezegging
van de subsidieregeling:
.....
ten bedrage van ..... : ..... (euro)
Voeg een kopie van de aanvraag of toezegging bij deze aanvraag en geef een korte toelichting.
Toelichting: .....
16.
In geval van een eerste toepassingsproject, ook als dat deel uitmaakt van een combinatieproject:
Zult u, of een van de andere aanvragers in geval van een samenwerkingsverband, voor het project of een of meer onderdelen daarvan een aanvraag indienen voor belastingvermindering op grond van de EIA (energie-investeringsaftrek), de MIA (milieu-investeringsaftrek) of de VAMIL (willekeurige afschrijving milieu-investering)?
□ ja □ nee
17.
Is de aanvraag voorzien van:
a. een projectbeschrijving conform deel 2 | □ ja |
b. deel 3a, 3b, 3c en/of deel 3d: berekening subsidiabele projectkosten en subsidiebedrag | □ ja |
c. deel 3e: (in geval van een eerste toepassingsproject) : berekening extra besparingen/opbrengsten en extra kosten | □ ja □ Nvt |
d. onderbouwing van de projectkosten, inclusief (tijd)plan en begroting | □ ja |
e. deel 3f: een ingevuld format voor ondernemingsgrootte | □ ja |
f. uittreksel van de KvK waaruit de tekeningsbevoegdheid blijkt | □ ja □ nvt |
g. in geval van een samenwerkingsverband: een machtiging van de andere aanvrager(s) aan de penvoerder | □ ja □ nvt |
h. een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst | □ ja □ nvt |
i. een machtiging van de penvoerder aan de gemachtigde | □ ja □ nvt |
j. een kopie van de aanvraag of subsidieverlening van een andere subsidieregeling van een ander bestuursorgaan of de Commissie van de Europese gemeenschappen | □ ja □ nvt |
k. een kopie van het meest recente jaarverslag | □ ja |
l. voor een grote onderneming: bijlagen als bedoeld in de punten 6 en/of 7, 9 en/of 10 | □ ja □ nvt |
In geval van meerdere aanvragers in een samenwerkingsverband: sluit de gegevens onder b, c, d, e, f, g, j, k, l voor alle aanvragers afzonderlijk bij.
Aldus naar waarheid ingevuld,
Naam ondertekenaar .....
Functie .....
Plaats .....
Datum .....
Handtekening .....
Als dit formulier wordt ondertekend door een ander dan de aanvrager moet een machtiging worden toegevoegd.
Geef een beschrijving van het project en voeg deze aan het aanvraagformulier toe. Volg voor de projectbeschrijving onderstaande elementen van het project.
De door u op te stellen projectbeschrijving moet de volgende elementen bevatten:
1. type project (vermeld in geval van een combinatieproject de projecttypen die worden gecombineerd)
2. de titel van het project
3. een samenvatting van het project
4. de achtergrond, aanleiding en doelstelling van het project
5. de wijze van uitvoering van het project (inclusief een activiteitenplan gekoppeld aan een tijdplan en een begroting per jaar van het project). Bij een samenwerkingsverband dient duidelijk te zijn welke aanvrager van het samenwerkingsverband welk deel van de begroting voor zijn rekening neemt.
6. de resultaten van het project
7. de projectorganisatie en samenwerking
8. de financiering van de projectkosten
9. in geval van een eerste toepassingsproject, ook als dat deel uitmaakt van een combinatieproject:
10. de referentiesituatie én de door het project te bereiken nieuwe situatie;
11. de slaagkans door middel van een beschrijving van de technische, organisatorische en financiële risico’s;
12. de volgende kwaliteitsaspecten van het project (de rangschikkingscriteria uit het subsidieprogramma):
a. leereffect (telt voor 30% in de beoordeling mee)
Hiermee wordt bedoeld de mate waarin de samenhang tussen technologie, infrastructuur en regelgeving integraal onderdeel uitmaakt van de projectopzet, zowel ten aanzien van de inhoudelijke projectaanpak als de samenwerking tussen relevante partijen;
b. vervolgpotentieel (telt voor 30% in de beoordeling mee)
Hiermee wordt bedoeld:
– de potentiële spin-off van het project voor de toepassing van rijden op waterstof, waaronder begrepen de potentiële reproduceerbaarheid van de inzet van de motorvoertuigen;
– de mate waarin het project bijdraagt aan een vermindering van de te investeren bedragen of aan een verbetering van het financiële rendement van de toepassing van waterstof;
– de mogelijkheden van gebruik na afloop van het project van de in het kader van het project ontwikkelde, beproefde of aangeschafte hard- en software;
c. kennisoverdracht, communicatie en acceptatiegraad (telt voor 20% in de beoordeling mee)
Hiermee wordt bedoeld de mate waarin het project bijdraagt aan publieke kennis en publieke inzichten met betrekking tot de aspecten die van belang zijn voor de toepassing van rijden op waterstof, de wijze waarop resultaten worden gecommuniceerd naar de diverse groepen waarvoor dit van belang is en de mate waarin het project een positieve bijdrage levert aan de acceptatiegraad van rijden op waterstof;
d. projectmanagement (telt voor 20% in de beoordeling mee)
Hiermee wordt bedoeld de kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering van het project en het projectmanagement in het licht van de samenwerking tussen de bij het project betrokken partijen, opvolging en rapportage, risico beheer, financieel management en stakeholder-management.
Sluit eventueel relevante bijlagen bij die voor de beoordeling van het project van belang kunnen zijn.
In de projectbeschrijving dient expliciet aangegeven te zijn:
– op hoeveel en welke motorvoertuigen het project betrekking heeft,
– dat het project wordt afgerond voor 1 januari 2013,
– dat het project tevens betrekking heeft op voldoende punten voor aflevering van waterstof,
– de wijze waarop wordt voorzien – indien van toepassing – in de gewenste of noodzakelijke betrokkenheid van een waterstofleverancier of decentrale overheid, anders dan als subsidieontvanger in het samenwerkingsverband.
In geval van een eerste toepassingsproject dient bij het aanduiden van de referentiesituatie duidelijk te worden gemaakt wat de praktijksituatie zou zijn indien u niet de waterstofvoertuigen zou gebruiken maar b.v. voertuigen met een conventionele aandrijving. De nieuwe praktijksituatie moet worden vergeleken met de referentiesituatie.
Deel 3a: berekening subsidiabele projectkosten en subsidiebedrag voor een ontwikkelingsproject
Deel 3b: berekening subsidiabele projectkosten en subsidiebedrag voor een haalbaarheidsproject
Deel 3c: berekening subsidiabele projectkosten en subsidiebedrag voor een adviesproject
Deel 3d: berekening subsidiabele projectkosten en subsidiebedrag voor een eerste toepassingsproject
Deel 3e: berekening extra besparingen/opbrengsten en extra kosten in de eerste drie, vier of vijf jaar van de exploitatie voor een eerste toepassingsproject
Deel 3f: onderbouwing van de projectkosten en een onderbouwing van de kosten van de referentiesituatie voor een eerste toepassingsproject
Deel 3g: de toets voor ondernemingsgrootte (door elke deelnemer in het project afzonderlijk in te vullen).
Voor het invullen vande delen 3a , 3b, 3c, 3d, en 3e kunt u Excelbestanden gebruiken. Deze Excelbestanden vindt u onder ‘Formulieren’ op de webpagina www.senternovem.nl/proeftuinen.
In de tekst van het subsidieprogramma treft u aan welk percentage subsidie per type project en per categorie onderneming maximaal aangevraagd kan worden. Welk percentage voor u van toepassing is, kunt u invullen en onderbouwen in deel 3a, 3b, 3c, 3d en 3f.
Voor de toets voor de ondernemingsgrootte wordt gebruik gemaakt van de criteria zoals deze zijn vastgelegd in bijlage II bij de Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard. (Pb EU 2008, L 214).
Ook indien de aanvraag (mede) wordt ingediend door een lagere overheid dient deze bijlage te worden ingevuld, indien deze als onderneming kan worden aangemerkt.
De betreffende bijlage en een stroomschema vindt u onder ‘Formulieren’ op de webpagina van www.senternovem.nl/proeftuinen
behorende bij
Accountantsverklaring
Betreffende het verzoek tot vaststelling van een subsidie uit hoofde van het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: rijden op waterstof
Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, die is belast met de controle van de, door de subsidieontvanger, bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (hierna te noemen VenW) in te dienen aanvraag om subsidievaststelling.
De controle kan worden uitgevoerd door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Reviewbeleid Ministerie van Verkeer en Waterstaat
De Departementale Auditdienst van het Ministerie van Verkeer van Waterstaat of een andere door deze dienst aangewezen accountant(sdienst) kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de Auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden1. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van het ministerie.
Voor de controle van de rechtmatigheid volgens dit protocolis de volgende wet- en regelgeving (incl. eventuele wijzigingen) van toepassing:
– Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat en daarbinnen met name de artikelen 11 tot en met 24;
– Het subsidieprogramma op basis waarvan de subsidie verleend is;
– Eventuele specifieke subsidievoorwaarden volgens de beschikking tot subsidieverlening met directe financiële gevolgen voor de subsidieverantwoording;
De controle dient te voldoen aan de zogenaamde nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die daarvoor door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) zijn vastgesteld.
Zonder de in voorgaande alinea geformuleerde voorschriften in te perken zijn voor de controle van specifieke financiële verantwoordingen ten behoeve van de vaststelling van bijdragen vanuit het Ministerie van VenW met name de volgende voorgeschreven controlewerkzaamheden van toepassing:
De accountant stelt een risicoanalyse op inzake het risico dat de specifieke financiële verantwoording een materiële fout bevat. Deze risicoanalyse wordt specifiek gemaakt voor deze controle; niet volstaan kan worden met een standaard analyse. In de risicoanalyse maakt de accountant zichtbaar welke (eventuele aanvullende) controles gericht op deze risico’s zullen worden uitgevoerd.
De accountant ontwikkelt op grond van de risicoanalyse een controleplan waarin zijn vastgelegd: de aard, de tijdsfasering en de omvang van de controlewerkzaamheden die door leden van het opdrachtteam moeten worden uitgevoerd om toereikende controle-informatie te verkrijgen om het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau te reduceren.
In het controleplan worden de feitelijk gebruikte controletolerantie (in relatie tot de financiële verantwoording) in euro’s vastgelegd. Hierbij wordt de goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2) vertaald naar toegepaste controletolerantie, waarbij de goedkeuringstolerantie het maximum is.
Bij de controle wordt vastgesteld of de in de financiële verantwoording opgenomen posten, met in achtneming van de gestelde marges (zie 2.2), rechtmatig (zie definitie 2.3) zijn besteed.
De accountant controleert of de financiële verantwoording voldoet aan de daarvoor gestelde eisen in de onder 1.3 genoemde wet- en regelgeving.
De accountant controleert de bij de aanvraag om subsidievaststelling verstrekte informatie op de volgende punten:
de juiste en volledige weergave van de door andere bestuursorganen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies (en indien van toepassing bijdragen van andere derden) ter zake van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten.
de juistheid van de verstrekte informatie over het al dan niet in aftrek kunnen brengen van de BTW.
De mededeling of de subsidieontvanger ten tijde van de beschikking tot subsidieverlening als een kleine of middelgrote onderneming moet worden aangemerkt in de zin van de bijlage 1 van de Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2008, L 214).
De accountant kan bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening. Een enkele verwijzing hiernaar is onvoldoende documentatie. In het controledossier voor de specifieke verklaring dienen deze werkzaamheden te worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier voor de specifieke verklaring moet zelfstandig bruikbaar zijn. Dit betekent dat de relevante stukken in dat dossier zelf opgenomen moeten worden en dat de informatie uit het jaarrekeningdossier voor dit doel gekopieerd en indien nodig bewerkt moet worden.
De accountant zorgt voor adequate controledocumentatie waaruit blijkt, dat de werkzaamheden conform het controleplan zijn uitgevoerd, wat de uitkomsten van de controle zijn alsmede dat deze zijn beoordeeld door de eindverantwoordelijke partner. Deze documentatie omvat in ieder geval stukken waaruit blijkt:
dat de cijfermatige juistheid van de verantwoording is nagegaan;
dat de verantwoording aansluit met de financiële administratie;
welke de aard en de omvang is van verrichte deelwaarnemingen op in de verantwoording opgevoerde kosten;
dat een cijferbeoordeling is uitgevoerd van de werkelijk verantwoorde kosten ten opzichte van de begrote kosten;
dat de accountant heeft gecontroleerd of de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de instelling – indien van toepassing2 – zijn nageleefd;
Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.
Een accountantsverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de meest waarschijnlijke fout in de financiële verantwoording niet groter is dan één procent van het totaal financieel belang van die verantwoording. De hierna vermelde tabel van toepassing.
Soort verklaring | Goedkeurend | Met beperking | Oordeelonthouding | Afkeurend |
---|---|---|---|---|
Fouten in de verantwoording | ≤ 1% | > 1% en ≤ 3% | N.v.t. | > 3% |
Onzekerheden in de controle | ≤ 3% | > 3% en ≤ 10% | > 10% | N.v.t. |
Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD).
Van een rechtmatigheidsfout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving (zie ook paragraaf 1.3).
Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat; saldering van fouten isdaarom niet toegestaan.
Van een rechtmatigheidsonzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende controle-informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Kortom als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de eisen.
Bij fouten in de verantwoording kan onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele fouten.
Van een incidentele fout is sprake als het een toevallige fout betreft. Kenmerkend voor incidentele fouten is dat in principe geen herhaling optreedt van de geconstateerde fout.
Van een structurele fout is sprake als de oorzaak van de fout is gelegen in (onderdelen van) het systeem van uitvoering, waardoor fouten met een (zeker) herhalingskarakter (kunnen) optreden. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op onzekerheden in de controles.
Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Omgaan met geconstateerde fouten en onzekerheden
Onderscheid moet gemaakt worden tussen materiële en niet-materiële fouten.
Materiële fouten, die niet worden gecorrigeerd, leiden tot een andere dan een goedkeurende strekking van de accountantsverklaring (cf. tabel par. 2.2).
Voor niet-materiële fouten, die bij de accountantscontrole blijken, is het uitgangspunt dat gevonden fouten in eerste instantie worden gecorrigeerd. Voor zover dat niet gebeurt, worden individuele fouten boven een belang van 0,1€ van het absolute financieel belang (dus geen saldering van uitgaven en inkomsten) van de financiële verantwoording door de accountant in zijn bevindingen rapport gerapporteerd. Het ministerie van VenW beoordeelt in hoeverre deze fouten tot correcties leiden.
De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een accountantsverslag, dat bestaat uit de volgende onderdelen:
accountantsverklaring: het format van deze verklaring is hieronder opgenomen en is afgeleid van de ‘Voorbeeldtekst HRA 3 sectie II hoofdstuk 10.3: accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector’ gehanteerd.
verslag van niet gecorrigeerde fouten: hierin rapporteert de accountant de gebleken niet-materiële fouten bij de controle, welke niet zijn gecorrigeerd, voor zover deze (per fout) de omvang van 0,1 € van het financieel belang van de financiële verantwoording overschrijden. Dit rapport heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. De aard en omvang van deze fouten worden vermeld. Deze rapportage kan (uitsluitend) achterwege blijven indien dergelijke fouten niet zijn gebleken.
10.3 Voorbeeldtekst basis goedkeurende accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing is.
Aan: Opdrachtgever
bij een aanvraag tot subsidievaststelling ingevolge het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: rijden op waterstof waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing is.
Afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Opdracht
Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte aanvraag tot subsidievaststelling ingevolge het subsidieprogramma...3 van ... (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) over de periode dd/mm/jj4 tot en met dd/mm/jj5 gecontroleerd. De aanvraag tot subsidievaststelling is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de entiteit6. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de declaratie te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, en het controleprotocol voor subsidies waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid Ven W van toepassing is. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de subsidiedeclaratie geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de aanvraag tot subsidievaststelling de financiële verantwoording ten bedrage van EUR ..... 7 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist en volledig weer, in overeenstemming met het controleprotocol van het Ministerie van VenW van toepassing op subsidieprogramma’s gepubliceerd onder de kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat en de relevante wet- en regelgeving genoemd in dit controleprotocol.
Indien sprake is van een investeringssubsidie dient in het oordeel aangegeven worden dat de gesubsidieerde voorzieningen in Nederland in gebruik zijn genomen.
Overige aspecten- beperking in het gebruik (en verspreidingskring)8
De subsidiedeclaratie van ... (naam entiteit) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor ... (naam entiteit) ter verantwoording aan ... (naam subsidiegever) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Het Subsidieprogramma Proeftuinen voor duurzame mobiliteit: rijden op waterstof, dat als bijlage bij dit besluit is opgenomen is een subsidieprogramma als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat (hierna: kaderregeling). De kaderregeling is op 20 mei 2009 goedgekeurd door de Europese Commissie1 en gepubliceerd in de Staatscourant van 13 juli 2009. De goedkeuring van de kaderregeling betekent dat voor een op grond daarvan vastgesteld subsidieprogramma als het onderhavige geen separate goedkeuring gevraagd hoeft te worden. Uiteraard blijft het subsidieprogramma binnen de grenzen van de kaderregeling. Voor het geldend recht ten aanzien van een subsidie op grond van het subsidieprogramma dient niet alleen naar de daarin opgenomen bepalingen gekeken worden, maar ook naar die van de bovenliggende kaderregeling. Daarnaast is de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van toepassing op de op grond van het subsidieprogramma te verlenen subsidies, voor zover in de kaderregeling niet van de Awb is afgeweken. Op grond van artikel 4:23 Awb wordt subsidie slechts op grond van een wettelijk voorschrift verstrekt dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt. Aan dit vereiste wordt voldaan doordat in de kaderregeling de vereisten voor de inhoud en totstandkoming alsmede de rechtsgevolgen van een subsidieprogramma geregeld zijn.
De kaderregeling maakt het mogelijk subsidie te geven in de vorm van subsidie (een geldbedrag), een kredietsubsidie of garantiesubsidie. Daarnaast kan op grond van de kaderregeling gekozen worden voor het uitgeven van vouchers die een tegenwaarde in subsidie vertegenwoordigen. In het onderhavige subsidieprogramma is gekozen voor de gebruikelijke subsidie (een geldbedrag). Voor het bereiken van de met het subsidieprogramma beoogde doelen is deze vorm het meest aangewezen.
Met de inzet van waterstof als motorbrandstof wordt de afhankelijkheid van fossiele brandstof op lange termijn aanzienlijk verminderd en is per direct lokaal volkomen emissieloos transport mogelijk, wat zeer positief uitwerkt op de lokale luchtkwaliteit. Het doel van het programma is om de introductie van waterstof in het vervoer in Nederland een impuls te geven door belemmeringen weg te nemen en de acceptatiegraad te bevorderen. Concreet beoogt het subsidieprogramma een ‘early market' voor waterstoftoepassingen te stimuleren, waarbij overheden en het bedrijfsleven worden gestimuleerd om als vrager of ‘launching customer’ van nieuwe toepassingen op te treden. Op die manier kan het programma een bijdrage leveren aan het verbeteren van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven gericht op de fabricage van bussen en vrachtwagens en de toeleverende industrie voor die sectoren, alsmede toeleveranciers voor de personenauto-industrie, de brandstoffenindustrie en tankstationbouwers.
Het kabinet heeft met het programma ‘Schoon en Zuinig' ambitieuze doelen geformuleerd om de uitstoot van CO2 terug te dringen. Voor de sector verkeer en vervoer is het doel de uitstoot van CO2 in 2020 met 30% ten opzichte van 1990 te reduceren. Een forse opgave, vooral omdat de mobiliteit de komende jaren nog verder zal toenemen. De overheid stimuleert daarom de aanschaf van schone en zuinige auto’s die nu al op de markt zijn via fiscale maatregelen. Bovendien wil de overheid de introductie van extreem zuinige, klimaatvriendelijke auto’s op de Nederlandse wegen versnellen. Klimaatverandering, energiezekerheid en luchtkwaliteit zijn urgente vraagstukken. Vraagstukken die volop in de belangstelling van marktpartijen staan en die ook volop kansen bieden. Het kabinet wil deze kansen benutten door Nederland te ontwikkelen tot een internationale proeftuin voor duurzame automobiliteit. Dat is de ambitie van het innovatieprogramma ‘De auto van de toekomst gaat rijden’. Doel van dat programma is om innovaties uit het laboratorium naar de markt brengen en de auto van de toekomst te laten rijden.
Bij brief van 3 juli 2008 is de Innovatieagenda Energie aan de Twee Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2007-2008, 31530 nr.1). Een van de thema’s van de Innovatieagenda is Duurzame Mobiliteit, dat voorborduurt op de beleidsvisie van het ministerie van Verkeer en Waterstaat ‘De auto van de toekomst gaat rijden’ van eind 2007. Het thema Duurzame Mobiliteit is concreet uitgewerkt in de vorm van het innovatieve programma Proeftuinen voor Duurzame Mobiliteit waarvoor door het kabinet € 30 miljoen beschikbaar is gesteld.
Met het Proeftuinenprogramma wordt beoogd de kloof te helpen overbruggen tussen ontwikkeling van duurzame innovaties rond voertuigmobiliteit en toepassing daarvan in de markt. Tegelijkertijd wordt beoogd een versnelling te geven aan het introduceren en opschalen van de toepassing van duurzame technologie in brede zin, tot en met het vergroten van de effectiviteit door ketens anders te managen. Dit gebeurt door het ondersteunen van praktijkprojecten, waarbij steeds grotere series voertuigen in de normale praktijksituatie wordt betrokken.
In dit kader ben ik voornemens om een aantal proeftuinenprogramma’s vast te stellen. De insteek is dat zowel publieke partijen (handelend als ondernemers) als private partijen subsidie kunnen aanvragen voor nader te omschrijven innovatieve projecten en praktijkproeven.
De nadruk komt te liggen op de praktijktoepassing van innovaties, om deze zo versneld naar de markt te brengen. De subsidieprogramma’s zijn bedoeld voor zowel aanbieders als gebruikers van automobiliteit: fabrikanten, toeleveranciers, importeurs, brandstofproducenten en wagenparkeigenaren. Beoogd wordt om partijen zoveel mogelijk in samenwerkingsverbanden te laten opereren, omdat het belangrijk is dat de gehele keten direct bij de uitvoering van de projecten betrokken is. Dit levert de meeste leereffecten op.
De overgang naar duurzame mobiliteit kan alleen slagen als overheid en marktpartijen samenwerken. Dat is de achterliggende gedachte van de vast te stellen subsidieprogramma’s Proeftuinen voor duurzame mobiliteit.
Het onderhavige Subsidieprogramma Proeftuinen voor duurzame mobiliteit: rijden op waterstof is het tweede subsidieprogramma in de rij van een aantal vast te stellen subsidieprogramma proeftuinen voor duurzame mobiliteit. Het is de ambitie van het kabinet om in Nederland een omgeving te scheppen waar met waterstof aangedreven voertuigen en mobiele werktuigen in de praktijk beproefd kunnen worden, zodat op termijn een deel van de vraag naar mobiliteit op deze manier duurzaam kan worden ingevuld. Deze technologie biedt uitzicht op zowel aanzienlijke energiebesparingen en reductie van CO2-uitstoot als op verduurzaming van het energiegebruik voor mobiliteit en bedrijvigheid. Acceptatie van de technologie speelt een rol naast de technologie zelf.
Degene die een operationeel probleem energie- en milieuvriendelijk door middel van toepassing van waterstof wil oplossen, ziet ontwikkelingen in de energievoorziening, de voertuig-aandrijftechnologie en de infrastructuur. Het aanbod varieert in de tijd, omdat de technologie zich snel en langs veel paden ontwikkelt en op Europees en mondiaal niveau de ontwikkeling intensief bevorderd wordt.
Ook in Nederland zijn partijen uit de gehele kolom bereid om in samenwerkingsverband projecten aan te gaan. Projecten bestaan uit een samenstel van productie en levering van waterstof, tankfaciliteiten, motorvoertuigen, vergunningverlening en exploitatie. De toepassing van waterstof wordt nader onderzocht in een zoveel mogelijk met de verwachte reguliere praktijk vergelijkbare omgeving. Om die praktijksituatie zo goed mogelijk te benaderen, zijn soms nog aan de projecten gerelateerde, afrondende ontwikkelingsactiviteiten nodig die ook door het subsidieprogramma ondersteund worden. Dit is het geval omdat waterstof in Nederland op de weg nog slechts incidenteel wordt toegepast.
Projecten die onder de reikwijdte van het subsidieprogramma kunnen vallen richten zich op de samenhang van de factoren die de acceptatievan het gebruik van waterstofkunnen versnellen en gaan dus verder dan de technologie alleen. Het grensverleggende aspect in de samenhang zal met name kunnen ontstaan door samenwerkingsverbanden van partijen met verschillende invalshoeken. Om het leereffect te maximaliseren zal niet alleen van de aanvragers verwacht worden dat zij een goede rapportage leveren over het project, maar zal daarnaast een aparte evaluatieopdracht aan een derde partij verstrekt worden om de leerervaringen vanaf de start van de projecten te verzamelen.
Met betrekking tot de administratieve lasten die voor de aanvrager met het aanvragen tot en met afronding van de subsidie gepaard gaan, geldt het volgende. In de fase voorafgaand aan de indiening van een aanvraag heeft de aanvrager te maken met het bekend raken met het onderhavige subsidieprogramma en het aanvraagformulier. Hij kan hierbij geholpen worden door de aangewezen uitvoeringsinstantie. Voor het doen van een aanvraag behoeft de aanvrager slechts het aanvraagformulier volledig in te vullen. Vervolgens is er een beheerfase. Deze fase begint wanneer de aanvrager een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen. Op dat moment ontvangen aanvragers die een MKB-onderneming zijn (kleine of middelgrote onderneming) ambtshalve een voorschot. Hieraan zijn voor de aanvrager geen administratieve lasten verbonden. Gedurende de looptijd van het project kan door indiening van een eenvoudig voorschotformulier een voorschot op de subsidie worden aangevraagd. Ten behoeve van kennisoverdracht en het waarborgen van de voortgang van het project wordt per halfjaar om een voortgangsrapportage gevraagd.
Bij de afronding van het project moet de aanvrager een eindrapport van het project opstellen en een verzoek om vaststelling van de subsidie indienen. Dit gebeurt door middel van een vaststellingsformulier. Voor projecten met deelnemers die een subsidie van meer dan € 50.000,– zullen ontvangen, is een accountantsverklaring vereist. Van de resultaten van het project dient de aanvrager een openbare publicatie of presentatie te doen.
Op basis van het kostenmodel is een berekening gemaakt van de administratieve lasten voor de aanvrager die voortvloeien uit dit subsidieprogramma.
Uit deze berekening blijkt dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totale beschikbare subsidiebudget ca.1,4 € bedraagt. Dit komt neer op een bedrag van € 69.814,– op het totale subsidiebudget van € 5.000.000,–.
Dit bedrag bestaat uit € 12.679,– aan kosten in de aanvraagfase, € 6.8480,– aan kosten in de beheerfase, € 50.115,– aan kosten in de vaststellingsfase van het subsidieproject, en € 540,–- aan administratieve lasten voor eventuele bezwaar- en beroepzaken.
Dit besluit is ter toetsing aan het adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) voorgelegd. Het College heeft besloten het besluit niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten.
In het subsidieprogramma wordt voor enkele projecten gebruik gemaakt van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008
waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard. Het betreft experimentele ontwikkelingsprojecten (in het subsidieprogramma als ontwikkelingsprojecten omschreven), milieu-haalbaarheidsprojecten (in het subsidieprogramma als haalbaarheidsprojecten omschreven) en innovatieadviesprojecten (in het subsidieprogramma als adviesprojecten omschreven). De milieu-investeringsprojecten (in het subsidieprogramma als eerste toepassingsprojecten omschreven) vallen onder de hiervoor genoemde goedkeurende beschikking van de Europese Commissie van 20 mei 2009 inzake de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat (Steunmaatregel nr. 456/08).
Het aanvraagformulier en het controleprotocol (bijlage A en B bij het subsidieprogramma) zijn tevens te downloaden op www.senternovem.nl/proeftuinen dan wel op te vragen bij aangewezen uitvoeringsdienst, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
C.M.P.S. Eurlings.
Voor thema en doel van dit subsidieprogramma en voor de gekozen vorm van subsidie wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit houdende vaststelling Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: rijden op waterstof.
Een onderneming is iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Onder omstandigheden kan bijvoorbeeld een stichting of een lagere overheid dus ook een onderneming zijn.
Een onderneming is iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Onder omstandigheden kan bijvoorbeeld een stichting of een lagere overheid dus ook een onderneming zijn.
Een bestuursorgaan is een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiek recht is ingesteld of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. Bekendste voorbeelden zijn de Staat (ministeries), provincies, gemeenten en waterschappen. Maar organen van overheidsstichtingen bijvoorbeeld kunnen ook als bestuursorgaan worden aangemerkt, als zij met enig openbaar gezag zijn bekleed.
Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft de Minister bij – commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt – het recht nadere inlichtingen in te winnen n.a.v. terzake ontvangen bescheiden.
Ook zijn onze Ministers bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. Onze Ministers zijn bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.
Bedrijven/instellingen die in totaal voor meer dan 50% gesubsidieerd worden door aanbestedende diensten zijn daarmee zelf ook aanbestedende dienst geworden.
Einddatum van het project waarvoor subsidie is verleend (zie hiervoor de beschikking tot subsidieverlening)
Afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals ‘het bestuur van de vennootschap’ (B.V./N.V.), ‘vereniging’, ‘stichting’ enz.
Het bedrag van de totale subsidiabele projectkosten waarover subsidie wordt aangevraagd conform het formulier ‘aanvraag tot subsidievaststelling’.
Deze paragraaf kan, vooruitlopend op de implementatie van ISA 800 (revised) optioneel worden toegepast.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-20072.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.