Besluit van 10 december 2009, no. 09.003474, tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Hoorn van 30 juni 2009, nummer 09.26360, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 oktober 2009, nr. BJZ 2009059058, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Gelezen de brief van het college van burgemeester en wethouders van Hoorn van 8 juli 2009, kenmerk 09.32813.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State gehoord (advies van 25 november 2009, no. W08.09.0448/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 december 2009, nr. BJZ 2009 064471,

Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Hoorn van 30 juni 2009, nummer 09.26360, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen, kadastraal bekend gemeente Hoorn, sectie I, no. 6776, 7072, 6777, 7560, 2362, 10033, 2953 en 8623 onderscheidenlijk de grondplannummers 1 tot en met 8.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen gronden zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Hoorn op 31 januari 2006 vastgestelde, en door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 3 oktober 2006 goedgekeurde globale bestemmingsplan ‘Bangert en Oosterpolder Herziening ex artikel 30 WRO’, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is met de uitspraak van 28 mei 2008 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden. Daarbij is de goedkeuring ten aanzien van een aantal plangedeelten vernietigd. Deze hebben geen betrekking op de in de onderhavige onteigening betrokken gronden. Burgemeester en wethouders hebben op 24 maart 2009 het uitwerkingsplan ‘Uitwerking Fase 4’ vastgesteld, verder te noemen: het uitwerkingsplan. Dit plan is op 21 augustus 2009 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland goedgekeurd. Aangezien dit plan ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening nog niet onherroepelijk was, is in het onteigeningsbesluit bepaald dat:

  • geen dagvaardingen als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet zullen worden uitgebracht alvorens het uitwerkingsplan ‘Uitwerking Fase 4’ met betrekking tot de onderhavige onroerende zaken onherroepelijk is geworden;

  • indien en voor zover het uitwerkingsplan ‘Utwerking Fase 4’ in hoogste instantie wordt vernietigd, en derhalve niet onherroepelijk wordt, komt het daarop betrekking hebbende besluit tot onteigening inzake de onderhavige onroerende zaken te vervallen.

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan

In het Streekplan Noord-Holland-Noord 2004–2014 heeft de gemeente Hoorn voor genoemde periode een taakstelling van 5000 woningen. Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van 3.200–3.400 woningen in het gebied Bangert en Oosterpolder. De aanleg zal gefaseerd plaatsvinden. In fase 1 en 2 zijn inmiddels 1.200 woningen gebouwd en bewoond. Deze fasen zijn gelegen in het noordelijk plangebied tussen de Dorpsstraat en de Westfrisiaweg. De komende vijf jaar zal fase 4 worden gerealiseerd. In deze fase is de bouw van 800 woningen voorzien. Deze zullen gelijktijdig met fase 3 worden gerealiseerd. In die fase is de aanleg van centrale voorzieningen zoals scholen en winkelcentra voorzien. De fasen 3 en 4 zijn gelegen in het plangebied tussen de Dorpsstraat en De Bangert. De te verwerven gronden zijn in het bestemmingsplan bestemd voor ‘Woondoeleinden (uit te werken) (WU)’ en ‘Gemengd Lint (uit te werken) (GLU)’ met de dubbelbestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’. In het uitwerkingsplan zijn de gronden bestemd voor ‘Woondoeleinden-1 (W1)’, ‘Woondoeleinden-2 (W2)’, ‘Woondoeleinden-3 (W3)’, ‘Groen (G)’, ‘Water-1 (WA-1)’ en ‘Verkeer (V)’. De bouw van de woningen zal als gevolg van de recessie in een iets lager tempo plaatsvinden. Daarvoor is een nieuwe aangepaste planning met de projectontwikkelaars opgesteld. De werkzaamheden die samenhangen met het bouwrijp maken van de gronden zijn al begonnen. In 2009/2010 zullen circa 150 woningen gebouwd worden. De oplevering van de eerste woningen wordt eind 2010 verwacht. De planning voor de rest van fase 4 is ongeveer 200 woningen per jaar. In 2013 moet fase 4 geheel gerealiseerd zijn.

In de door de gemeente Hoorn voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften, kaarten en toelichting. Uit het raadsbesluit blijkt dat de door onteigening te verwerven gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan.

Bedenkingen

Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet met ingang van 9 juli 2009 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen op het gemeentehuis van Hoorn. De algemene kennisgeving van de terinzagelegging heeft op 8 juli 2009 plaatsgevonden in het lokaal verschijnende ‘Het Westfries Weekblad’. De persoonlijke kennisgeving is geschied bij brieven van 3 juli 2009.

Tegen het raadsbesluit tot onteigening zijn bij Ons tijdig bedenkingen naar voren gebracht door:

  • mevrouw M. Schipper-Beerepoot, per adres Dorpsstraat 281 te Zwaag, per brief van 14 augustus 2009, beweerdelijk eigenaar van het perceel met grondplannummer 6 hierna: reclamant onder 1;

  • De heer E. Laan, wonende Dorpsstraat 258 A, per brief van 13 juli 2009, eigenaar van de grondplannummers 1, 2 en 3, hierna reclamant onder 2;

  • De heer T.P. Wiebering, wonende Dorpsstraat 274, per brief van 29 juli 2009, eigenaar van grondplannummer 5, hierna reclamant onder 3;

  • De heer N.A.C. Hoedjes namens de heer D. Oud, per brief van 19 augustus 2009, pachter van het perceel met grondplannummer 7, hierna reclamant onder 4.

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet, zijn reclamanten door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. Hiervan hebben reclamanten op 8 september 2009 gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

Reclamant onder 1 voert aan dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt nu de gemeenteraad heeft nagelaten te onderzoeken in hoeverre minnelijke verwerving tot de mogelijkheden behoort. Bij de beoogde verwerving van haar perceel zijn niet dezelfde financiële uitgangspunten gehanteerd als bij vergelijkbare situaties in het gebied. Indien een zelfde aanbod voor haar perceel was gedaan als in deze situaties dan was onteigening niet noodzakelijk.

Verder stelt reclamant onder 1 dat de raad ten behoeve van de ontsluitingsweg voor langzaam verkeer een aangrenzend perceel had kunnen kiezen dat reeds in eigendom bij de gemeente is. Reclamant onder 1 wil op haar perceel een woning bouwen. Indien de woonfunctie elders in de Dorpsstraat uitgebreid mag worden dan is er ook geen reden om een woning op haar grond te weigeren. De ruimtelijke ontwikkeling en het publiek belang versus haar belang als eigenaar zijn niet op een evenwichtige wijze door de raad afgewogen.

De urgentie ontbreekt aangezien de gemeente inmiddels is geconfronteerd met een aanzienlijke vertraging wat betreft de realisering van de woningbouw. De in de reactie op de zienswijzen gegeven planning is niet onderbouwd. Het is de vraag in hoeverre de op haar perceel gelegen bestemming binnen vijf jaar kan worden gerealiseerd, nog afgezien van de vraag wanneer het uitwerkingsplan onherroepelijk zal worden. Door burgemeester en wethouders is aan de gemeenteraad medegedeeld dat het project Bangert en Oosterpolder met een negatief resultaat zal worden afgesloten. Bijstelling van de plannen is dus zeer wel denkbaar.

Ten aanzien van de bedenking van reclamant onder 1 die ziet op het minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat uit het onderzoek en de overgelegde stukken blijkt dat vanaf 2004 is onderhandeld met reclamant onder 1. Vanaf eind 2007 zijn de onderhandelingen geïntensiveerd en zijn over en weer verschillende biedingen gedaan, dit heeft echter niet tot minnelijke overeenstemming geleid. Onder deze omstandigheden kan naar Ons oordeel niet worden staande gehouden dat de gemeente onvoldoende pogingen in het werk heeft gesteld om met reclamant onder 1 in minnelijk overleg te komen tot eigendomsoverdracht van haar grond. Tussen het financiële aanbod van de gemeente en de wensen van reclamant onder 1 ligt een zodanig verschil dat het vooralsnog onzeker is op welk tijdstip de onderhandelingen omtrent de minnelijke verwerving tot resultaat zullen leiden. Nu het ten tijde van het raadsbesluit tot onteigening aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft de raad in redelijkheid tot onteigening kunnen besluiten teneinde de tijdige uitvoering van het uitwerkingsplan te verzekeren.

Ten aanzien van de bedenkingen die zien op de locatie van de langzaamverkeerverbinding en de wens om een woning te bouwen op haar perceel overwegen Wij dat deze van planologische aard zijn en naar voren behoort te worden gebracht in het kader van de procedures die bij de totstandkoming van het uitwerkingsplan op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) gevolgd dienen te worden. Aan het raadsbesluit tot onteigening zijn de hierboven omschreven opschortende en ontbindende voorwaarden verbonden. In het geval dat de goedkeuring van het uitwerkingsplan door de Afdeling wordt vernietigd zal het raadsbesluit tot onteigening vervallen. Wij zijn van oordeel dat door deze aan het raadsbesluit tot onteigening verbonden voorwaarden de rechtszekerheid en de rechtsbescherming van reclamant onder 1 voldoende is gewaarborgd.

Ten aanzien van de bedenking dat de urgentie ontbreekt als gevolg van de vertraging in de realisering in de woningbouw verwijzen Wij naar hetgeen Wij hierboven onder ‘Noodzaak en urgentie’ hebben vermeld. Op grond van het daar gestelde en het uitgevoerde onderzoek hebben Wij geen redenen aan te nemen dat de in het uitwerkingsplan opgenomen bestemmingen niet binnen de daaraan te stellen termijn van vijf jaar kunnen worden gerealiseerd.

Alles overziende zijn Wij van oordeel dat de bedenkingen van reclamant onder 1 Ons geen aanleiding geven om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Reclamant onder 2 voert als bedenkingen tegen de voorgenomen onteigening van zijn gronden aan dat naar zijn mening er voor de op zijn percelen gelegen bestemmingen ‘Groen’ en ‘Wonen-1’ geen ruimtelijk ontwikkelingsbelang of huisvestingsbelang is dat de onteigening rechtvaardigt. Onder de bestemming ‘Groen’ vallen ook verkeers- en verblijfsdoeleinden. Het juridisch kader is op dit punt onduidelijk. Op de plankaart staat eveneens niet aangegeven dat er een langzaamverkeerverbinding ter hoogte van Dorpsweg 258 is gepland. Dit verkeer heeft al een goede verbinding via andere in het gebied gelegen wegen.

Verder hebben volgens reclamant onder 2 eerder in het gebied woningen met de bijbehorende ondergrond te koop gestaan. Deze had de gemeente aan kunnen kopen om daarover vervolgens de gewenste langzaamverkeerverbinding aan te leggen. Waarom deze verbinding nu precies over de percelen van reclamant onder 2 moet komen te liggen is niet duidelijk. Ook de noodzaak van een aantal doorsteken in het gebied wordt niet aangegeven.

Er is voor de onteigening geen urgentie. De woningbouwrealisatie in het gebied loopt ver achter bij de planning en de verkoop van al gerealiseerde woningen loopt terug. Ook staan er steeds meer al bestaande woningen te koop. De gemeente heeft de schaarste aan goedkope woningen zelf gecreëerd. In de eerdere fasen van het plan had de gemeente deze woningen al kunnen opnemen. Dat heeft zij echter zelf nagelaten. De door de gemeente aangevoerde stelling dat de economie weer zal aantrekken en de vraag naar woningen weer zal stijgen is niet onderbouwd. De urgentie ontbreekt eveneens omdat de gemeente het grootste deel van de daarvoor benodigde grond al in eigendom heeft. Daar kan dus al worden begonnen met de realisatie van de plannen. Daarmee is de woningbouwproductie al gewaarborgd. Op de lange termijn kan dan worden onderzocht of onteigening van de nog niet verworven gronden nog nodig is.

Naar de mening van reclamant onder 2 ligt het fietspad te dicht bij de woning. Daardoor is er meer kans op vandalisme en vermindering van de privacy en zal dit bovendien leiden tot een toename van de geluidsoverlast. Het fietspad is gelegen op een potentieel bouwkavel. Door daar een fietspad op te leggen wordt de realisatie van een woning gefrustreerd.

Ten aanzien van de bedenkingen die zien op de op zijn perceel gelegen bestemmingen, de locatie van de langzaamverkeerverbinding, de vermindering van de privacy, de toename van de geluidsoverlast, het verloren gaan van een potentiële bouwkavel voor een woning door de aanleg van het fietspad alsmede de noodzaak van een aantal doorsteken in het gebied overwegen Wij dat deze van planologische aard zijn en naar voren behoren te worden gebracht in het kader van de procedures die bij de totstandkoming van het uitwerkingsplan op grond van de WRO gevolgd dienen te worden. Aan het raadsbesluit tot onteigening zijn de hierboven omschreven opschortende en ontbindende voorwaarden verbonden. In het geval dat de goedkeuring van het uitwerkingsplan door de Afdeling wordt vernietigd zal het raadsbesluit tot onteigening vervallen. Wij zijn van oordeel dat door deze aan het raadsbesluit tot onteigening verbonden voorwaarden de rechtszekerheid en de rechtsbescherming van reclamant onder 2 voldoende is gewaarborgd.

Ten aanzien van het ontbreken van de urgentie als gevolg van de achterblijvende woningrealisatie en het terugvallen van de verkoop verwijzen Wij naar hetgeen Wij daarover bij reclamant onder 1 hebben overwogen.

Alles overziende zijn Wij van oordeel dat de bedenkingen van reclamant onder 2 Ons geen aanleiding geven om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Reclamant onder 3 voert als bedenkingen tegen het raadsbesluit tot onteigening aan dat de urgentie ontbreekt omdat als gevolg van de recessie minder nieuwbouwwoningen worden verkocht in de Bangert en Oosterpolder. De gemeente heeft in het gebied genoeg gronden in eigendom zodat de woningbouwproductie grotendeels gewaarborgd is. De ligging en grootte van zijn perceel zijn daarvoor van ondergeschikt belang.

Reclamant onder 3 voert verder aan dat de geboden prijs in geen verhouding staat tot eerdere verkoopbedragen van vergelijkbare objecten.

Reclamant onder 3 is op 8 september 2009 gehoord. Tijdens het horen heeft reclamant aangegeven dat er inmiddels minnelijke overeenstemming met de gemeente aangaande de verwerving van zijn perceel is bereikt. Door de gemeente is dit bevestigd. Naar aanleiding hiervan worden de door reclamant onder 3 aangevoerde bedenkingen buiten behandeling gelaten.

Reclamant onder 4 voert allereerst aan dat hij niet eerder in staat was om zijn zienswijzen tegen de onteigening van het perceel met grondplannummer 7 bij de gemeente in te dienen. Tot op heden heeft hij van de gemeente nog geen formeel aanbod gehad. De gemeente heeft wel eerder contact met hem als pachter gehad, pas in het gesprek van 19 augustus 2009 is hem een eerste aanbod gedaan voor een totale schadeloosstelling. Dat aanbod was echter volstrekt onvoldoende gezien de waarde en het gebruik van de pachtovereenkomst.

Uit het ter zake ingestelde onderzoek en de overgelegde stukken is gebleken dat reclamant geen zienswijzen tegen het onteigeningsplan bij de gemeenteraad heeft ingediend. Op grond van artikel 84, derde lid, van de onteigeningswet kunnen belanghebbenden die tijdig hun zienswijzen bij de gemeenteraad hebben ingediend, schriftelijk bij Ons bedenkingen naar voren brengen tegen het raadsbesluit tot onteigening. Nu reclamant onder 4 geen zienswijzen heeft ingediend bij de gemeenteraad is hij niet ontvankelijk in zijn bij Ons ingediende bedenkingen. In dit verband overwegen Wij voorts, dat in het kader van de door Ons te nemen beslissing omtrent de goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening overigens ook een ambtshalve toetsing plaatsvindt.

Overige overwegingen

Per brief van 8 augustus 2009, kenmerk VGO/MH-09.37900, heeft de gemeente aangegeven dat met de eigenaren van het perceel met grondplannummer 8, kadastraal bekend gemeente Hoorn, sectie I, no. 8623, minnelijke overeenstemming is bereikt. Ten aanzien van dit perceel zal de goedkeuring dan ook worden onthouden.

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Hoorn worden geacht, dat de gemeente de eigendom verkrijgt van de overige in het raadsbesluit tot onteigening aangewezen percelen. Er bestaan ook voor het overige geen redenen om aan het raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

het besluit van de raad van de gemeente Hoorn van 30  juni 2009, nummer 09.26360, goed te keuren, behalve voor zover dit ziet op het perceel kadastraal bekend gemeente Hoorn, sectie I, no. 8623, aan welk gedeelte van het raadsbesluit Wij de goedkeuring onthouden.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente Hoorn zal worden bekendgemaakt. Dit besluit zal tevens met het raadsbesluit tot onteigening in de Staatscourant worden geplaatst (www.officielebekendmakingen.nl).

Den Haag, 10 december 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

RAADSBESLUIT

De Raad van de gemeente Hoorn;

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 juni 2009;

en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen, welke motiveringen hierbij integraal overgenomen worden;

gelet op het bepaalde in Titel IV van de Onteigeningswet en de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

  • de gemeente Hoorn voor de uitvoering van het in de raadsvergadering van 31 januari 2006 vastgestelde bestemmingplan ‘Bangert en Oosterpolder Herziening ex artikel 30 WRO’, en het in de collegevergadering van 24 maart 2009 vastgestelde ontwerp uitwerkingsplan ‘Uitwerking fase 4’, dient te beschikken over de onroerende zaken, zoals vermeld op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplantekening en lijst van onroerende zaken;

  • dat de onderhandelingen om bij minnelijke overeenkomst de eigendom van de vorenbedoelde gronden te verwerven tot nu toe niet tot eigendomsverwerving door de gemeente Hoorn heeft geleid;

  • het plan tot onteigening ingevolge het bepaalde in de Onteigeningswet met ingang van 2 april 2009 tot en met 13 mei 2009 gedurende zes weken bij het loket Bouwen, Wonen en Ondernemen in het stadhuis, ter inzage heeft gelegen;

  • van deze tervisielegging tevoren, op 1 april 2009, publicatie heeft plaatsgevonden in het Westfries Weekblad, op het mededelingenbord en op de website van de gemeente, waarbij is gewezen op de mogelijkheid voor belanghebbende om gedurende voornoemde termijn van tervisielegging mondeling en/of schriftelijk van de zienswijzen te doen blijken;

  • de eigenaren van de in het onteigeningsplan opgenomen onroerende zaken en eventuele bekende derde-belanghebbenden bij schrijven van 27 maart 2009 van de start van de onteigening in kennis zijn gesteld;

  • toepassing is gegeven aan de procedure als vervat in de Algemene wet bestuursrecht zoals deze sinds 1 januari 1994 (gewijzigd per 1 juli 2005) in artikel 80 van de Onteigeningswet is opgenomen;

  • binnen deze termijn van tervisielegging een zienswijze is ingekomen van:

    • mevrouw E.A.M. Schipper namens de erven van de heer C.J. Schipper en door mevrouw M. Schipper-Beerepoot, per adres Dorpsstraat 281 te Zwaag;

    • de heer E. Laan, wonende te Zwaag aan de Dorpsstraat 258 A;

    • de heer T.P. Wiebering, wonende te Zwaag aan de Dorpsstraat 274.

besluit:

  • 1. Ten aanzien van de ingediende zienswijzen:

    • de zienswijze van mevrouw E.A.M. Schipper namens de erven van de heer C.J. Schipper en van mevrouw M. Schipper-Beerepoot, per adres Dorpsstraat 281 te Zwaag ontvankelijk doch ongegrond te verklaren;

    • de zienswijze van de heer E. Laan, wonende te Zwaag aan de Dorpsstraat 258 A ontvankelijk doch ongegrond te verklaren;

    • de zienswijze van de heer T.P. Wiebering, wonende te Zwaag aan de Dorpsstraat 274 ontvankelijk doch ongegrond te verklaren.

  • 2. Ten name van de gemeente Hoorn, in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting (artikel 77 van de Onteigeningswet), ter uitvoering van het bestemmingsplan ‘Bangert en Oosterpolder Herziening ex artikel 30 WRO’ en het uitwerkingsplan ‘Uitwerking Fase 4’, ter verkrijging van het eigendom, vrij van alle lasten en rechten, te onteigenen: (een gedeelte van) de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Hoorn, sectie I, nummers 6776, 7072, 6777, 7560, 2362, 10033, 2953 en 8623, zoals vermeld op het bij dit besluit behorende grondplantekening en lijst van onroerende zaken waarop zijn vermeld het grondplannummer, de te onteigenen grootte, de kadastrale nummers en de grootte van de te onteigenen onroerende zaken alsmede de naam van de kadastrale eigenaar, volgens de kadastrale registratie;

  • 3. Te bepalen dat:

    • a. Geen dagvaardingen als bedoeld in artikel 18 van de Onteigeningswet zullen worden uitgebracht alvorens het uitwerkingsplan ‘Uitwerking Fase 4’ met betrekking tot de onderhavige onroerende zaken onherroepelijk is geworden;

    • b. Indien en voor zover het uitwerkingsplan ‘Uitwerking Fase 4’ in hoogste instantie wordt vernietigd, en derhalve niet onherroepelijk wordt, komt het daarop betrekking hebbende het besluit tot onteigening inzake de onderhavige onroerende zaken te vervallen;

    • c. Indien en voor zover de in dit besluit bedoelde onroerende zaken niet c.q. niet tijdig door de gemeente Hoorn bij wege van minnelijke verwerving vrij van alle lasten en rechten in eigendom zijn verkregen, in rechte de (vervroegde) onteigening wordt gevorderd en dat alsdan terzake namens de gemeente een rechtsgeding wordt gevoerd in eerste aanleg en – zonodig – in hoger beroep en cassatie, zowel eisende als – zonodig – verwerende, het instellen van bijzondere rechtsmiddelen en procesgangen ter uitvoering van dit besluit daaronder begrepen, waaronder in het bijzonder het – indien nodig – ten name van de gemeente in rechte verzoeken om benoeming van derden als bedoeld in artikel 20 van de Onteigeningswet;

    • d. Gedurende de gehele onteigeningsprocedure door de gemeente getracht zal worden de in dit besluit bedoelde onroerende zaken minnelijk te verwerven.

  • 4. Dit besluit bekend te maken overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. 

Hoorn, 30 juni 2009

De griffier,

De voorzitter,

LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

Behorend bij het Raadsbesluit van 30 juni 2009

Grond plan nummer

Kadastraal bekend gemeente Hoorn

Grootte perceel

Te onteigenen grootte

Ten name van

sectie

nummer

als

ha.a.ca

ha.a.ca

1

I

6776

Bedrijvigheid (kas) terrein (teelt - kweek)

00.89.60

00. 79.56

Gerechtigde

EIGENDOM

De heer EDUARD LAAN

Dorpsstraat 258A

1689 GK ZWAAG

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT ONBEKEND

       

2

I

7072

Erf - tuin

00.04.50

00.04.50

Gerechtigde

EIGENDOM

De heer EDUARD LAAN

Dorpsstraat 258A

1689 GK ZWAAG

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT ONBEKEND

       

3

I

6777

Bedrijvigheid (kas) terrein (teelt - kweek)

00.18.65

00.18.65

Gerechtigde

EIGENDOM

De heer EDUARD LAAN

Dorpsstraat 258A

1689 GK ZWAAG

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT ONBEKEND

       

4

I

7560

Terrein (teelt - kweek)

00.50.20

00.50.20

Gerechtigde

EIGENDOM

JOHAN WOKKE B.V.

Bevelandseweg 152

1703 AX HEERHUGOWAARD

       

5

I

2362

Wonen erf - tuin

00.40.00

00.25.04

Gerechtigde

EIGENDOM BELAST MET VRUCHTGEBRUIK

De heer TIMOTHEUS PETRUS WIEBERING

Dorpsstraat 274

1689 GK ZWAAG

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT ONBEKEND

       
      

Gerechtigde

Onbekend aandeel in VRUCHTGEBRUIK

De heer JACOBUS WIEBERING

Dorpsstraat 274

1689 GK ZWAAG

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon: Mevrouw DIVERA MARIA BENNIS

       
      

Gerechtigde

Onbekend aandeel in VRUCHTGEBRUIK

Mevrouw DIVERA MARIA BENNIS

Dorpsstraat 274

1689 GK ZWAAG

Overleden 7-12-2008

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon: De heer JACOBUS WIEBERING

       

6

I

10033

Terrein (teelt - kweek)

00.17.20

00.13.77

Gerechtigde

EIGENDOM

De heer CORNELIS JOHANNES SCHIPPER

Dorpsstraat 310

1689 GL ZWAAG

p/a Dorpsstraat 281

1689 GE ZWAAG

Overleden op: 11-5-2003

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon: Mevrouw MARTHA BEEREPOOT

Dorpsstraat 281

1689 GE ZWAAG

       

7

I

2953

Berging-stalling (garage-schuur) erf - tuin

02.22.50

01.94.54

Gerechtigde

EIGENDOM

Mevrouw GRIETJE GEZIENA HEIDEMA

Boeier 64

1771 GP WIERINGERWERF

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon: De heer MICHIEL KROEZE

       

8

I

8623

Erf - tuin

00.05.60

00.04.39

Gerechtigde

EIGENDOM

De heer JACOB BALK

Bangert 56

1695 CN BLOKKER

       
      

Aantekening recht

BURGERLIJKE STAAT GEHUWD

Betrokken persoon: mevrouw JOHANNA DALEBOUT

Naar boven