Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 9 december 2009, nr. 5589296/09/DJI, houdende wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, in verband met het creëren van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum voor de bijzondere opvang van gedetineerden die forensische zorg behoeven

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 14, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

Gezien het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming van 8 juni 2009 (kenmerk CR 35/1064323/09/AvB/CS);

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. forensische zorg: geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en verstandelijk gehandicaptenzorg verleend in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum als bedoeld in artikel 20c.

B

Na artikel 20b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20c Penitentiair Psychiatrisch Centrum

In het Penitentiair Psychiatrisch Centrum kunnen gedetineerden worden geplaatst ten aanzien van wie:

  • a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd;

  • b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden door de toevoeging van een nieuw artikel (artikel 20c) in verband met het creëren van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum voor de bijzondere opvang van gedetineerden die forensische zorg behoeven. Deze bepaling geeft de criteria voor de plaatsing in één van de als Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) aangewezen inrichtingen of afdelingen. De PPC’s worden overigens als huis van bewaring en als gevangenis aangewezen (op grond van artikel 9 van de Penitentiaire beginselenwet) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van artikel 14 van de Penitentiaire beginselenwet).

De aanleiding voor deze wijziging wordt gevormd door het programma Modernisering Gevangeniswezen en het programma Vernieuwing Forensische Zorg. Eén van de uitgangspunten van die programma’s is het vergroten van de kwantiteit en de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg aan gedetineerden, en het realiseren van een betere aansluiting op de zorg in de instellingen voor geestelijke gezondheidszorg na detentie. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van de recidive. Om op een doelmatige manier maatwerk te kunnen bieden binnen het gevangeniswezen, worden op termijn verschillende van de bestaande kleinschalige afdelingen voor bijzondere opvang die voorzien in psychiatrische zorg en diagnostiek geconcentreerd in een vijftal grootschaligere PPC’s1. Het betreft de huidige Forensische Observatie- en Begeleidingsafdeling (FOBA), de Individuele Begeleidingsafdelingen (IBA), het Penitentiair Selectie Centrum (PSC) en de Verslaafden Begeleidingsafdeling (VBA). Deze afdelingen gaan gefaseerd op in de PPC’s en de verwachting is dat er tot in 2010 nog dergelijke voorzieningen zullen zijn.

Gevolg van de concentratie is dat meerdere doelgroepen voor plaatsing in een PPC in aanmerking komen. Het gaat om gedetineerden met verschillende specifieke psychiatrische stoornissen, alsmede om gedetineerden met verslavingsproblematiek en om gedetineerden met een (licht) verstandelijke handicap. Vaak komen deze problemen in combinatie voor (co-morbide problematiek). De zorg die in de PPC’s aan deze doelgroepen wordt verleend is hier samengevat in de term ‘forensische zorg’2, en omvat crisisinterventie, behandeling en begeleiding. Omdat er in het gevangeniswezen vaak sprake is van diffuse, niet op voorhand te classificeren problematiek, kunnen ook gedetineerden worden geplaatst ter observatie, zodat een diagnose kan worden gesteld.

De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform het bepaalde in artikel 15 van de Penitentiaire beginselenwet door de selectiefunctionaris genomen. Daaraan voorafgaand brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft, aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. Mede gelet op de verwijzing in het eerste lid van artikel 15 naar de uitgangspunten van de tenuitvoerlegging die zijn verwoord in artikel 2, tweede, derde en vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, wordt bij de selectie rekening gehouden met het belang van de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij van de gedetineerde. Bij een gelijk aanbod in de PPC’s van de voor de betreffende gedetineerde benodigde zorg en beveiliging, wordt dan ook gestreefd naar het onderbrengen van de betrokkene in een PPC dat zo dicht mogelijk bij de regio van herkomst of vestiging na detentie is gelegen. Door gebruik te maken van de regionale netwerken die het PPC daar heeft opgebouwd, kan continuïteit van zorg worden gerealiseerd; dat wil zeggen dat zorgtrajecten die al voor detentie waren gestart zoveel mogelijk worden voortgezet, en verdere behandeling in een voorziening van geestelijke gezondheidszorg (GGz) plaatsvindt in aansluiting op de detentieperiode.

Een concept van deze wijzigingsregeling is voor advies voorgelegd aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. De Raad heeft aanbevolen de toelichting aan te vullen met de nadere werkafspraken omtrent de selectie van gedetineerden die forensische zorg behoeven, aangezien de PPC’s vooralsnog naast de bestaande inrichtingen of afdelingen voor bijzondere opvang functioneren, terwijl tevens de uitplaatsing van de gedetineerde naar een GGz-instelling, op grond van artikel 15, vijfde lid, of artikel 43, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, in overweging komt.

De werkafspraken houden in dat primair een inschatting wordt gemaakt of een gedetineerde in een GGz-instelling kan worden geplaatst. Daartoe worden onder meer de beheersaspecten, de kans op maatschappelijke onrust of ontvluchting, het in verband daarmee benodigde niveau van beveiliging overwogen, en de aanwezigheid van geschikte plaatsen bij de GGz-instellingen. Ook de instemming van de gedetineerde is essentieel, alsmede, indien de vrijheidsbeneming is gebaseerd op een bevel tot voorlopige hechtenis of indien bij het vonnis een executie-indicator is afgegeven, het (zwaarwegende) advies van het openbaar ministerie. Op de tweede plaats wordt de plaatsing in een PPC overwogen. Daarbij wordt gestreefd, zoals hierboven uiteengezet, naar plaatsing in een PPC in ‘de eigen regio’ van de gedetineerde. Voor het plaatsen van vrouwelijke gedetineerden en voor zogenaamde ‘crisisplaatsen’ is echter een landelijke plaatsing aangewezen. Ten slotte kan in de overgangsperiode, waarin de resterende afdelingen voor bijzondere opvang gefaseerd opgaan in PPC’s, nog worden gekozen voor plaatsing op één van deze afdelingen voor bijzondere opvang. Dit kan aangewezen zijn in het geval van bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld in het kader van continuïteit van zorg, aansluiting op de lokale zorgketen of als het PPC in de oprichtingsfase nog niet kan voldoen aan de zorg- of beveiligingsbehoefte van de gedetineerde. Plaatsing in een PPC verdient evenwel de voorkeur boven de plaatsing op een afdeling voor bijzondere opvang die zich in een afbouwfase bevindt, om zoveel mogelijk gebruik te maken van het verbeterde zorgniveau en de expertise waarmee de PPC’s reeds zijn toegerust.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel B

De forensische zorg wordt verleend in een als inrichting of afdeling voor bijzondere opvang aangewezen PPC. Indien nog onvoldoende duidelijkheid bestaat over de (forensische) zorgbehoefte van de gedetineerde, kan de gedetineerde op grond van artikel 20c, onder b, op een (afdeling van het) PPC worden geplaatst voor nadere observatie en diagnostiek.

Wat betreft de plaatsing in een PPC door de selectiefunctionaris staat voor de betrokken gedetineerde de rechtsgang open ingevolge het bepaalde inzake de bezwaar- of verzoekschriftprocedure en het indienen van een beroepschrift (hoofdstukken IV, paragraaf 2, en XIII, van de Penitentiaire beginselenwet).

Uiteraard kan tegen alle beslissingen van de directeur van het PPC, of het nu gaat om een daadwerkelijke overbrenging naar een andere afdeling binnen het PPC, of om een wijziging in het zorg- en behandelingsniveau, hetgeen een beperking in de rechten en vrijheden van de gedetineerde met zich kan meebrengen, beklag en beroep worden ingesteld (ingevolge de hoofdstukken XI en XII van de Penitentiaire beginselenwet).

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak.


XNoot
1

Zie mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 9 december 2008 (kamerstukken II, 2008-2009, 24587, nr. 310).

XNoot
2

Deze term is ontleend aan het wetsvoorstel Forensische zorg dat momenteel wordt voorbereid. Te zijner tijd zullen de Penitentiaire beginselenwet en de onderliggende regelingen, waaronder de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, daar waar nodig, aan de wet Forensische zorg worden aangepast.

Naar boven