Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 december 2009, nr. 96744, houdende wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s en de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten in verband met de aanwijzing van Q-koorts en maatregelen ter bestrijding van Q-koorts

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 15, tweede lid, onderdelen a en c, en derde lid, 17 en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van artikel 2, onderdeel ab, door een punt, vervalt onderdeel ac.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 2, onderdeel ab, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • ac. Q-koorts.

ARTIKEL II

De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 5.1.1, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. referentieaantal:

het aantal geiten en schapen op het bedrijf, dat de houder in 2009 heeft verstrekt op grond van artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, tenzij wordt aangetoond dat in plaats van dit aantal een ander aantal in beschouwing behoort te worden genomen:

  • 1. als gevolg van het feit dat het aantal, verstrekt op grond van artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, niet overeenkomt met het aantal dat gebruikelijk gehouden wordt bij de ten tijde van de verstrekking op grond van artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren in het bedrijf aanwezige capaciteit, of

  • 2. als gevolg van vestiging of uitbreiding na het verstrekken van de gegevens op grond van artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, maar uiterlijk op 9 december 2009.

B

Artikel 5.1.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 5.1.5

  • 1. De artikelen 5.1.5a en 5.1.6 tot en met 5.1.11 zijn van toepassing op bedrijven in de periode gerekend vanaf het tijdstip waarop de verdenking van besmetting met Q-koorts op grond van artikel 24 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met artikel 2 van het Besluit verdachte dieren is ontstaan tot het moment waarop de verdenking is beëindigd op grond van artikel 24 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met artikel 4, onderdeel b, van het Besluit verdachte dieren.

  • 2. De artikelen 5.1.5a tot en met 5.1.11 zijn van toepassing op bedrijven in de periode vanaf het tijdstip waarop op het bedrijf een besmetting met Q-koorts op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel d, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is geconstateerd tot het moment waarop de aanwezigheid van Coxiella burnetii gedurende 12 maanden niet is aangetoond in de tankmelk, afkomstig van het bedrijf.

  • 3. De artikelen 5.1.5a en 5.1.7 zijn van toepassing op bedrijven waar meer dan 50 schapen of geiten gehouden worden ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie en die gelegen zijn binnen een straal van vijf kilometer rondom een bedrijf als bedoeld in het tweede lid, in de periode, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Bedrijven als bedoeld in het derde lid worden op de hoogte gesteld van de aanvang en het einde van de periode, bedoeld in het derde lid.

C

Na artikel 5.1.5 worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5.1.5a

  • 1. Het is verboden schapen of geiten te houden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het referentieaantal, bedoeld in artikel 5.1.1, onderdeel f, niet wordt overschreden.

Artikel 5.1.5b

  • 1. Het is verboden geiten of schapen te insemineren of te laten bevruchten.

  • 2. Het is verboden geiten of schapen op zodanige wijze te houden dat bevruchting van geiten kan plaatsvinden.

  • 3. Het is verboden op een bedrijf waar geiten of schapen aanwezig zijn of dat bestemd is om geiten of schapen te houden, sperma van geiten of schapen voorhanden te hebben, in voorraad te hebben, te bewaren, op te slaan, te gebruiken, te ontvangen of af te leveren.

ARTIKEL III

Deze regeling wordt aan de media bekend gemaakt en treedt op 9 december 2009, om 19.00 uur in werking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Algemeen

Onderhavige wijziging voorziet in wijzigingen met betrekking tot Q-koorts. Aanleiding voor de wijziging vormen de ontwikkelingen met betrekking tot Q-koorts. Ten eerste wordt de aanwijzing van Q-koorts als besmettelijke dierziekte in Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s gewijzigd. Voorts bevat de wijzigingsregeling extra maatregelen voor zowel van besmetting verdachte en besmette bedrijven als voor niet-besmette bedrijven die dichtbij een besmet bedrijf gelegen zijn. Deze maatregelen zijn er op gericht om te voorkomen dat het aantal geiten en schapen op geiten- en schapenhouderijen in besmette gebieden groter wordt. Op deze wijzigingen wordt hierna nader ingegaan.

Wijziging rechtsbasis aanwijzing Q-koorts als besmettelijke dierziekte

Met artikel I wordt de rechtsbasis voor de aanwijzing van Q-koorts als besmettelijke dierziekte gewijzigd. De aanwijzing was tot op heden gebaseerd op artikel 15, tweede lid, onderdeel a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Op grond van dit artikel kan een besmettelijke dierziekte worden aangewezen als sprake is van een ziekte die zich snel kan uitbreiden, ernstige schade kan berokkenen aan de betrokken diersoort en niet of niet volledig kan worden voorkomen of bestreden met normale bedrijfsmiddelen. Vanwege de ontwikkelingen met betrekking tot Q-koorts is deze rechtsbasis niet langer opportuun.

Met artikel I, onderdeel B, is Q-koorts aangewezen op grond van artikel 15, tweede lid, onderdeel c van de GWWD. De gevolgen van Q-koorts voor de mens rechtvaardigen een dergelijke aanwijzing. Ingevolge dit artikel kan een besmettelijke dierziekte worden aangewezen als de ziekte naar het oordeel van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een ernstig gevaar voor de volksgezondheid oplevert.

Van een dergelijk gevaar is sprake met betrekking tot Q-koorts. Recentelijk heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een epidemiologische relatie gelegd tussen een melkgeitenbedrijf dat besmet is met Q-koorts en een groot cluster humane zieken. Mede hierdoor gaan deskundigen er vooralsnog vanuit dat de bron van de humane uitbraak van Q-koorts zich in Nederland bevindt in de melkgeiten en melkschapenhouderij. Sinds 2007 is er in Nederland sprake van een groeiend aantal humane zieken en een zich uitbreidend gebied. Dit ondanks alle maatregelen die in 2007, 2008 en 2009 zijn genomen. Het ongrijpbare karakter van de Q-koorts uitbraak in Nederland noodzaakt nu tot aanvullende maatregelen om waar mogelijk verdere verspreiding van de bacterie in Nederland te voorkomen. Om verdergaande maatregelen te kunnen rechtvaardigen wordt Q-koorts aangewezen op grond van artikel 15, tweede lid, onderdeel c van de GWWD. Q-koorts wordt op deze grond aangewezen omdat de ziekte naar het oordeel van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een ernstig gevaar voor de volksgezondheid oplevert. De reden voor het aanmerken van Q-koorts als een ernstig gevaar voor de volksgezondheid ligt dus primair in het voorzorgsprincipe besloten.

De aanwijzing van Q-koorts op grond van artikel 15, tweede lid, onderdeel c van de GWWD brengt met zich dat de maatregelen die ter bestrijding van Q-koorts worden genomen vanaf heden in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden genomen (artikel 17, derde lid GWWD). Hiermee wordt de gezamenlijke betrokkenheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten aanzien van de maatregelen ter bestrijding van Q-koorts tot uitdrukking gebracht.

Geen toename aantal geiten en schapen in besmette gebieden

Voorts bevat de wijzigingsregeling extra maatregelen voor zowel van besmetting verdachte en besmette bedrijven als voor niet-besmette bedrijven die binnen een straal van vijf kilometer van een besmet bedrijf gelegen zijn. Het gaat om bedrijven die meedoen aan de tankmelkmonitoring op grond van artikel 5.1.2. Dat zijn bedrijven met meer dan 50 schapen of geiten die gehouden worden ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie. Vanaf 1 oktober 2009 geldt voor houders van meer dan 50 melkgeiten of melkschapen een verplichting om deel te nemen aan de tankmelkmonitoring. Ook bij houders van minder dieren kan Q-koorts voorkomen. De bedrijven met meer dan 50 dieren vormen echter een groter risico voor de omgeving volgens de deskundigen. De maatregelen zijn er op gericht om te voorkomen dat het aantal geiten en schapen op geiten- en schapenhouderijen in besmette gebieden groter wordt. Bevriezing van het aantal geiten en schapen in besmette gebieden is uit voorzorg gewenst zolang niet bewezen is dat vaccinatie effectief is vanwege de hiervoor beschreven epidemiologische relatie tussen een melkgeitenbedrijf met Q-koorts en een groot cluster humane zieken en de vragen die er nog zijn met betrekking tot de precieze wijze van verspreiding van de Q-koorts bacterie.

De wijzigingsregeling bevat de volgende maatregelen om te voorkomen dat het aantal geiten en schapen in de besmette gebieden toeneemt.

Uit artikel 5.1.7 (nieuw) juncto artikel 5.1.5 (nieuw) volgt dat van besmetting verdachte geiten- en schapenhouderijen, besmette geiten- en schapenhouderijen en niet-besmette geiten- en schapenhouderijen binnen een straal van vijf kilometer van een besmet bedrijf uitsluitend schapen en geiten mogen aanvoeren voorzover deze gevaccineerd zijn en voorzover het referentieaantal dat voor het bedrijf geldt niet wordt overschreden. In artikel 5.1.5, onderdeel f, is gedefinieerd dat onder referentieaantal moet worden verstaan het aantal geiten en schapen, dat de houder heeft opgegeven in het kader van de zogenaamde novembertelling (artikel 37, tweede lid, Regeling identificatie en registratie van dieren), dit tenzij de houder aantoont dat in plaats van dit aantal een ander aantal in beschouwing behoort te worden genomen of wel als gevolg van het feit dat het aantal, verstrekt op grond van artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren niet overeenkomt met het aantal dat gebruikelijk gehouden wordt bij de ten tijde van de verstrekking in het bedrijf aanwezige capaciteit of wel als gevolg van vestiging of uitbreiding na het verstrekken van de gegevens op grond van artikel 37, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, maar uiterlijk op 9 december 2009. Op deze wijze wordt voorkomen dat het aantal geiten en schapen op bedrijven in besmette gebieden als gevolg van aanvoer van nieuwe geiten en schapen groter wordt.

Voor van besmetting verdachte geiten- en schapenhouderijen en besmette geiten- en schapenhouderijen geldt op grond van artikel 5.1.5a een fokverbod. Op niet-besmette geiten- en schapenhouderijen binnen een straal van vijf kilometer van een besmet bedrijf is fokken met de geiten- en schapen toegestaan, zolang het referentieaantal dat voor het bedrijf geldt daarna niet overschreden wordt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven